Raadsvergadering 17 oktober 2001
-38-
zijn. Maar, onze begroting is natuurlijk wat dat betreft altijd een magere begroting, we hebben weinig
reserves. Dus we kunnen ook weinig anders. Ik denk dat we daar rekening mee moeten houden. We
moeten dus ook niet denken dat als er eens een keer wat meer binnenkomt dat dat allemaal maar vrij
besteedbaar is, want je zal er toch altijd wel een klein beetje vet op moeten laten zitten om eventuele
tegenvallers op te vangen. Op dit moment, de tweede wijziging, is er een reëel bedrag opgenomen voor
het jaar 2002. En dan moeten we wel afwachten hoe natuurlijk CAO-ontwikkelingen verder gaan, hoe
inflatie gaat en het is ook niet allemaal zo datje elk bedrag gewoon kan doorrekenen in procenten van de
begroting, want sommige dingen zijn prijsgevoelig, andere zijn loongevoelig, en sommige zijn een
mengsel van dat. En ik ben ontzettend blij dat we dat niet allemaal hoeven uit te rekenen elke keer, want
dat zou een ongelooflijke rekenexercitie zijn. Maar op dit moment denk ik dat we met name over de
problematiek waar de heer Van Vuuren en u over spreken, een duidelijke uitleg geven hoe we op basis van
de huidige gegevens hem aanpassen en dat doen we eigenlijk elk jaar bij die tweede wijziging, op deze
manier.
Dan is er een opmerking gemaakt over het nieuw voor oud. Ja, ik moet u teleurstellen, ik bedoel, het klinkt
zo prachtig, en vooral als de raad nou, of het college zou zeggen: nou laten we eens iets voorstellen om dat
te doen. Maar ik denk niet dat dat zo kan. Het telefoonboek dat is één ding, dat is over nieuw beleid. Maar
we hebben in het kader van een financiële situatie van een aantal jaren geleden het hele gemeentelijke
beleid doorgespit. Punt voor punt. En vervolgens met elkaar besloten dat we een aantal dingen eruit
zouden schrappen. Dat was niet eens om wat nieuws te gaan doen, maar gewoon omdat we de zaak
moesten inkrimpen. En wat blijkt: op het moment dat er iets meer ruimte komt, en zelfs voor dat moment,
komt de raad met het idee: we laten het toch maar weer terugdoen. Schoolzwemmen is een
schoolvoorbeeld. En ik denk dat iedereen zijn eigen beeld heeft van wat kan er wel en wat kan er niet. En
de begroting is al wat dunner, dus ik hoop dat de fracties zelf en natuurlijk geeft het ambtelijk apparaat
daar elke ondersteuning bij. maar zelf zeggen van als ik het nou zo doorlees in dat grote boek, zou er toch
makkelijk wat daar van af of daar wat minder, vraag dan aan het apparaat: wat heeft dat voor
consequenties. Maar u moet daar toch uw eigen politieke afweging in maken. En als u zegt: daarvoor is de
begroting te grofmazig, u weet het. u krijgt allemaal, per fractie nog een aantal van de boeken met de
bijlagen, waar je dat soort dingen ook in terug kunt vinden. Dat is dan toch de manier om te kijken of je
ruimte kan scheppen voor dingen die je minder belangrijk vindt.
Heer ROEST (D66): Voorzitter, mag ik heel eventjes interrumperen? Natuurlijk moeten wij ons politieke
beleid afwegen, dat doen wij ook met die lijst van nieuw beleid. Daar heeft iedere fractie een worsteling
mee en geeft daar zijn accenten in aan. Dat kun je in dat boek terugvinden. Maar, de kennis van de raad
over allerlei activiteiten die er zijn is waarschijnlijk niet zo indringend als die van het college. En mijn
vraag is dus, dat is ook een voorzet aan het college, om dat te doen. Misschien kunt u zeggen: we gaan de
mogelijkheden verkennen. Ik wil niet zover gaan dat u zegt van: we hebben 350.000,-- nieuw beleid en
er moet ook 350.000,- aan besparingen zijn, maar het is een zorg van de raad, waar we bijvoorbeeld het
merendeel van nieuw beleid aan inderdaad logische veiligheidsvoorzieningen weg hebben gegeven, dat
dat nieuwe beleid, wat zo essentieel is voor een gemeente, je krijgt het nu eigenlijk ook weer
gepresenteerd vandaag, een heleboel nieuw beleid, dat we dat nieuwe beleid ruimte geven. Dat zijn de
plantjes die groeien in de gemeente en die we dus eigenlijk een beetje moeten koesteren.
Wethouder BLOMMERS: Ja maar meneer Roest, ik moet u ook zeggen, als u die beeldspraak even door
wil trekken, dat het een dagelijkse taak is van een gemeentebestuur om te wieden. Maar het bepalen welk
plantje mag opgroeien en welke eruit getrokken wordt, is toch van de raad hoor. Wij wieden wel, wij
kijken wel van kan het niet wat minder. Ik verzeker u dat collegebeslissingen over het algemeen gaan
over: kan het niet wat minder. En ik geloof niet dat ik ooit heb meegemaakt: kan het wat meer. Wij
proberen dat al. Dat is de eerste slag die gewonnen is. Op het moment dat wij ruimte hebben gevonden, is
het makkelijker om het aan u te presenteren. Rekent u maar dat wij dat wel doen. Maar het werkelijke
afwegen waardoor je een beetje substantieel iets mee kan doen, dat zou, in mijn overtuiging en wie weet
dat het allemaal anders en mooier gaat volgend jaar. maar het zou naar mijn overtuiging toch eigenlijk