Raadsvergadering 18 april 2002 - 18- bezuinigen. En ik denk dat we moeten gaan zoeken naar een model dat actief informatie verstrekken, dat staat ook in de verklaring, door het college kan leiden tot een helder inzicht. Dat men ook weet, als men ergens gaat bezuinigen, wat de gevolgen zijn. En daar komt dan bij, dat zal de komende maanden duidelijk zijn, dat we niet alleen te maken hebben met een nieuw stelsel en het dualisme, maar dat bij dualisme ook hoort een ander soort begroting. En die zal de komende maanden zichtbaar worden. Ingewikkelde termen zullen de komende maanden wel duidelijk worden. Dan praten we over een programmabegroting, een productenraming, paragrafen die die dingen bij elkaar koppelen, en ik zie mevrouw Mann ai knikken. Zij wist het dus eerder dan andere leden van de raad, dat is ook iets om een keer op te merken, om daar eens over te praten. Het lijkt mij heel goed dat op die manier dus een hele heldere situatie ontstaat van: wat doe je, wanneer, en wat zijn de resultaten. Niet alleen omdat we het zelf dan in deze zaal goed kunnen begrijpen, maar dat het ook duidelijker wordt voor de burger, want daar komt het woord toch weer terug, dat wij, ik vind het een modewoord, doorzichtig dan wel transparant, kies maar welk woord u het mooiste vindt, dat wij doorzichtige zaken kunnen stellen. Het tweede element waarvan ik zeg: ja, ik neem niet alles tot mij wat mij gezegd wordt, is als ik drie sprekers op een rijtje noem, enerzijds mevrouw Huberts, ik moet met de dames beginnen, anderzijds de heer Van Wuijckhuijse en aan de andere kant de heer Koning. Ik denk dat wij als college ervan uit moeten gaan, dat wij niet méér mogen waarmaken dan onze eigen ambities die wij zelf ook kunnen waarmaken. Waarom ik nou - het is niet willekeurig dat ik drie namen heb genoemd - vind dat ik het zo naar voren moet brengen, enerzijds als wij reageren op de belangen van ouderen, en ik ben blij dat wij in Soest voordat de heer Melkert erover begon, al een coördinerend wethouder voor ouderenzaken hadden, dat wij allereerst die mensen niet moeten voorstellen wat wij niet kunnen waarmaken. En ik heb genoteerd: de heer Van Wuijckhuijse zegt heel scherp: overleggen is goed, wat de gemeente zelf kan waarmaken. Mevrouw Huberts zegt: aardig gezegd: landelijke partij, daarmee geeft men aan dat bepaalde zaken niet locaal geregeld kunnen worden, op een ander niveau nodig moeten zijn. En dan schrik ik van de heer Koning, die nog localer is dan locaal, ik zeg het bewust zo, dat wij in Soest even kunnen uitmaken wat landelijk niet gelukt is. Daar schrik ik van, want het doet veronderstellen dat wij in vorige situaties, dat een vorig college, niet heeft willen oplossen wat ze had moeten oplossen met betrekking tot de zorg voor wachtlijsten. Ik zeg klip en klaar, een woord uit zijn achterban, als wij noemen zorgoverleg, en dan heb ik gezegd en de termijn lukte niet om nog voor deze bijeenkomst, voor deze raadsvergadering de mensen bij elkaar te krijgen, als we praten over zorgoverleg, dan praat je met al diegenen die een zorg aanbieden, waar wij mee overleggen vanuit onze eigen positie, wat kan de gemeente wei, wat kan de gemeente niet, moet de gemeente het procedureel begeleiden, moet de gemeente stimuleren, faciliteren, situaties creëren met andere gemeenten, situaties creëren met een RIO, met een WVG-situatie, met een Gewest, al dat soort zaken, dat kun je alleen maar ingaan als je goed beseft watje eigen positie is. En vanuit die rol, en dat kan voor meer situaties gelden dan beleid, wil ik het overleg ingaan. En ik kan nooit garanderen als je afhankelijk bent van anderen, maar ik geef u wel aan, dat in de loop van dit jaar zicht moet zijn, wat ik zelf zou willen, op wat wij zelf kunnen bereiken, stimuleren met betrekking tot ouderenbeleid in de breedste zin van het woord. Ik heb gesproken over financiën, ik heb gesproken over datgene wat in het eerste hoofdstuk stond van de collegeverklaring met betrekking tot ouderen, over onderschrijding en dan het vrijwilligerswerk. Ik weet, ik zat niet in die commissie, dat de commissie twee keer heeft gesproken over een aanzet inzake de waardering, niet direct in financiële zin, voor het vrijwilligerswerk. En dat is niet makkelijk geweest voor degenen in die commissie. Want vrijwilligerswerk is heel breed. Je hebt te maken met vrijwilligers in de sport, vrijwilligers in de zorg, en nog andere vormen van zorg. Dat kun je niet even bij elkaar vegen. Logisch, dat de vorige commissie daar niet helemaal uit kon komen. Er is dus een hele goede periode geweest, het vorige Jaar van de Vrijwilliger, om de vrijwilligers te waarderen. Dat jaar is voorbij, en dan nu? De draad oppakken hebben wij gezegd. We gaan wederom aan de gang met de nota Vrijwilligerswerk, met wat meer kennis van zaken ten opzichte van een tijdje terug en in overleg met al diegenen die al eerder hebben gesproken over vrijwilligerswerk, hoe wij dat kunnen waarderen en vertalen naar een nieuwe nota, maar weer met het besef: wat kan de gemeente zelf wel, en niet. Wij pleiten er niet voor, ik althans niet, om je hand te overspelen. Kwaliteitsimpuls. Daar hebben wij een paar zinnen over gezegd, in reactie op datgene wat naar voren is gebracht tijdens het lijsttrekkersoverleg. En ik neem aan dat het is getekend, meneer Koning, namens het CDA, in volle bewustheid dat men wist wat bedoeld werd met kwaliteitsimpuls, want de gedetailleerde uitgaven zijn nu bekend, we gaan het alleen vertalen in concrete situaties, wat hier en

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 2002 | | pagina 101