Raadsvergadering 3 juli 2003
18-
uiteindelijk uit al die meningen het college de conclusies heeft getrokken zoals die nu voorliggen. Het
college heeft ons een marsroute gepresenteerd waar wij ja tegen kunnen zeggen. Wij denken dat het
college hiermee nog niet de oplossing voor de eeuwigheid heeft gecreëerd en dat is maar goed ook.
Het college heeft hier de lijnen uitgezet om de komende periode te komen tot een verantwoorde
uitwerking van een aantal zaken zoals die in het raadsvoorstel zijn opgenomen. En daarmee blijft die
betrokkenheid van de raad van Soest ook op vele fronten, als het gaat om het verkeer in Soest,
aanwezig. Verkeer is niet iets wat zich beperkt tot Soest. Als er sprake zal zijn van verkeerstoename in
de toekomst, dan zal dat niet alleen in Soest zijn. Dat betekent ook dat daar waar in Soest er op dit
moment een beperkte of misschien zelfs wel bijna-geen verkeersprobleembeleving is, die op andere
plaatsen in het land zeker aanwezig is. Als daar sprake is van toenames, zoals we misschien moeten
aannemen vanuit dit raadsvoorstel, of misschien wel sprake is van scenario's waarbij naar de verdere
toekomst het verkeersgebruik wel eens zou kunnen afnemen, dan zul je heel andere ontwikkelingen
gaan zien en dat beseffend zullen we juist ook hier in Soest anders moeten denken over verkeer,
anders om moeten gaan met verkeer, moeten beseffen dat verkeer niet alleen maar is van hoe gaan we
om met het leiden van auto's door ons dorp, hoe gaan we om met het plaatsen van auto's in ons dorp,
maar hoe gaan we om met alternatieve vormen van verkeer. Hoe kunnen we stimuleren dat juist die
problemen zoals die misschien in de toekomst ons gaan brengen, dat we die zo op kunnen lossen dat
we de prachtige waarde die we hier juist in dit dorp hebben, de schitterende natuur, de woonbeleving,
de leefbaarheid, dat we die op een dusdanige manier kunnen waarborgen, kunnen neerzetten, kunnen
handhaven naar de toekomst toe, dat we daarmee Soest zoveel mogelijk dat mooie Soest kunnen laten
blijven wat het nu is. Dat betekent: nadenken over hoe kan de fiets een veel belangrijkere rol gaan
spelen in onze mobiliteit? Hoe kunnen we openbaar vervoer zo regelen dat dat oplossingen kan bieden
waar dat nu eerder nog in een hele hoop belevingen problemen oplevert. Dat zijn zaken die laten zich
niet van vandaag op morgen regelen, maar daar zal steeds meer onze aandacht zich op moeten richten
in plaats van in een beperkte visie van hoe kunnen we verkeer leiden?
Voorzitter, wij denken dat ook op dat punt het voorstel van het college belangrijke aanknopingspunten
biedt en wij denken ook dat u als college daar zeker mee aan de gang zal gaan. Wij vinden dit voorstel
een goed voorstel. Daarbij moet ik aantekenen dat de kern voor ons in onderdeel c. zit. Daar waar u
zegt: de hoofdwegenstructuur in aansluiting op de opdracht die u hebt gekregen vanuit het
raadsprogramma, die handhaven we zoals die nu is. Dat betekent dat we dat doen op dit moment.
Politiek heeft niet het imago van standvastigheid en duidelijkheid. Dat weten we allemaal. We weten
ook allemaal dat een nieuwe raad vaak weer een nieuwe realiteit is. We weten ook dat dat vaak
zwabberbeleid genoemd wordt. En in dat opzicht was punt g. voor ons ook geen noodzakelijkheid. Het
voorstel zoals dat hier ligt, voorzitter, is een voorstel waar de fractie van Gemeentebelangen Groen
Soest van zegt dat we een goede uitwerking hebben gegeven aan het onderdeel van het
raadsprogramma met betrekking tot de hoofdwegenstructuur. Dank u wel.
Heer ROEST (D66): Voorzitter, mag ik voor de duidelijkheid een vraag stellen aan de heer Van
Wuijckhuijse? Hoor ik, meneer Van Wuijckhuijse, u ten aanzien van punt g. zeggen: geen
noodzakelijkheid, maar betekent dat dat het er wel in mag blijven staan wat hem betreft, of zou hij het
college ook willen verzoeken om dat te schrappen?
Heer VAN WUIJCKHUIJSE (GGS): Voorzitter, ik wacht de reactie van het college op mijn betoog af.
Ik heb aangegeven waar voor ons de kern zit en ik heb aangegeven waar voor ons de minder
noodzakelijke punten zitten.
VOORZITTER: Ik kan concluderen dat de raad in eerste termijn gesproken heeft. Dan zou het college
niet uitgebreid gaan reageren op uw beschouwing, want het is aan de raad te reageren op eikaars
beschouwing. Alleen zijn er bij mijn weten een drietal feitelijke vragen gesteld aan het college, in het
bijzonder wethouder Verkeer, wethouder Witte. En als u ermee instemt, zou ik graag die drie of vier
punten, als u daar de ruimte voor geeft, van een reactie willen voorzien. Diverse fracties hebben daar
naar gevraagd, zodat daarna we ons even beraden op de orde. Maar eerst even een reactie van
wethouder Witte. Ik zie aan uw knikken dat u daarmee instemt