Raadsvergadering 18 december 2003
wat dat betreft is het natuurlijk ook nog wel heel kenmerkend dat jij mij de les moest lezen over de
bomen aan de Soesterbergsestraat en langs de provinciale weg. Want dat hadden we 14 jaar geleden
natuurlijk nooit kunnen denken. Dank je wel. Het ga je goed.
Applaus.
VOORZITTER: Hans, je hebt veel geluisterd zag ik aan je houding. Volgens mij de hoogste tijd om
zelf het woord te voeren. En daarbij geef ik je ook graag, in ieder geval op dit punt, het laatste woord.
Heer VAN WUIJCKHUIJSE (GGS): Dank. Dank voor alle vriendelijke, aardige, hartelijke,
prikkelende en dierbare woorden. Dank ook voor uw bemoeienis in de bemiddeling naar een
koninklijke onderscheiding. Maar ik dank u vooral voor de samenwerking die zovele momenten
mogelijk is geweest en naar mijn idee noodzakelijk is om hier als raad op een goede manier te kunnen
functioneren. Want soms word ik badend in het zweet wakker en vraag ik mij af hoe dat verder moet
in Soest met zom gemeenteraad. Als lid van die gemeenteraad heb ik me jaren sterk gemaakt voor de
positie van de raad als hoofd van de gemeente. En dan wordt in vier jaar tijd niet alleen het dualisme
ingevoerd, maar ook nog eens de gekozen burgemeester als een nieuw soort mini-regeringsleider
vanuit Den Haag geparachuteerd boven alle gemeenten van Nederland.
Op 1 januari a.s. neem ik afscheid als lid van de gemeenteraad van Soest. Met veel plezier heb ik in de
afgelopen bijna 14 jaar geprobeerd vanuit de factie van Gemeentebelangen Groen Soest een bijdrage
te leveren aan de Soester politiek. En met name daar waar de positie van de politiek in het algemeen
en die van de Soester raad in het bijzonder in het geding is, zou ik de gemeenteraad nog een paar
woorden willen meegeven.
En vanuit een groot vertrouwen in de rede en met een diep wantrouwen, Ellen refereerde daar al aan,
tegenover al het historisch gezag doe ik dat dan graag bij deze.
Democratie en politiek zijn merkwaardige fenomenen. Plaats en tijd gebonden lijken ze nooit af. Er is
altijd wel wat aan te doen. Daarbij lijkt het ook wel een onderdeel van onze volksaard om de
verbetering, we noemen dat nu bestuurlijke vernieuwing, als een doel op zich te zien. Het verhogen
van de lat in morele kwesties, perfectie als doel formuleren en het bij voortduring projecteren van
nonnen en waarden op het handelen, ook van anderen, zijn trekken waaruit onze protestantse
achtergrond spreekt.
Maar als puntje bij paaltje komt, verandert het politiek bestuurlijke systeem toch maar knap moeilijk
en langzaam. Allerlei krachten duwen en trekken, liefst tegengesteld, zodat de uiteindelijke
plaatsverandering zo beperkt mogelijk is.
Deze twee zaken zijn met elkaar in tegenspraak: de hang naar verbetering aan de ene kant, en de
beperkte plaatsverandering anderzijds. En deze tegenstelling is naar mijn overtuiging één van de
redenen waarom de Nederlandse politiek in een snelkookpan lijkt te zitten. En de druk in die pan
neemt behoorlijk toe.
Een andere belangrijke reden lijkt daarvoor de vervlakking van het politiek ideologisch profiel. In de
Hollandse constellatie van coalitiepolitiek is het zoeken naar de grootste gemene deler een tot vak van
politicus verheven bezigheid. Toch is dit naar mijn mening niet de belangrijkste oorzaak voor de
ideologische grijsheid van de Nederlandse politiek. Dat ligt veel meer in de institutionalisering van het
volksvertegenwoordigerschap.
De helft tot driekwart van de volksvertegenwoordigers in Nederland wordt door de overheid betaald.
De ambitie naar een mooie bestuurlijke carrière in het publiek bestel begint met een lidmaatschap van
een politieke partij. Want voor vele functies bij onze overheid is het lidmaatschap van zo'n politieke
partij minimaal behulpzaam, te vaak noodzakelijk. Politieke partijen zijn daamiee een vorm van
banenmarkt geworden waar functies worden verdeeld zonder verkiezing of controle.
De politieke cultuur en bestuurscultuur zijn daarmee de afgelopen decennia in sterke mate vermengd.
Politici, of eigenlijk: volksvertegenwoordigers, worden bestuurders en andersom. Vechtend voor het
coalitiebelang ontstaat een verambtelijkte politiek naar binnen gekeerd. Procesmatig met zichzelf en
koopkrachtplaatjes bezig, zonder voldoende oog voor werkelijkheid en menselijke maat.
Hiermee vormt zich een vervreemding van kiezers die het effect van de snelkookpan versterkt.
Toenemende pressie vanuit belangengroepen en media maakt dat politici zich steeds meer richten op
het wegnemen van die druk in plaats van zich te richten tot hun electoraat, de kiezer van de straat.