ri WEEK-ILLUSTR ATIE fg - SORSTRR NIEUWSBrAD 55S t •„BUinjq" A\naaj uap piu SueSuio uap ubb uauuaA\ uajaoui sjnajae aSipSnaf jbbm 'pue|ui|i] qn afqhq uag \iajpjBuqaads sjb Avnaaj aa •(<8az 'uhz jsaaA\aS aiBBj uaa qoo jaoui pa" leSanoa •<(pBi|aS £uj|apueqaq ui uaajajqae Subj jbb[ uaSau juaqed uaa suaa qaq qj" :jajqoa •aufiz smqj Jnn uaq iuo pfiqB jaoiu q; jubav 'jaiu qr ubjj pp 'uaajq" :piaqiajpjued aa j^uaiBq 3} p JB6i[ iuo uo;p;s jaq jbbu |3av jaqaz af bS ubp 'njq isinqj jnn J|3 IUO pil OABUBA AMIOJA af JUIOq 'OOj" (jajapuB ap ,ucp jaujajq si poA auaa A\fi" :uaSSaz ubbjjooa poiu af 'ajap -ub jbbi| uBp s; jajoojS poA auaa jeeq pp 'uaSSaz auisp a;p uaSaj nu af unq aoq" 'ap -uaipaq uap uaSaj uoojpd ap laz '„pzg" 'PBJBddB pp uba piaqjBBq|iapo ap uea sj jaqaz §aa pAv jajqop ap jo uaz •f!J 9ZU0 Japoa pop paqpq ubb afqcq ppj -si uajojsaSjm ubbjjooa ajqaizaaz joopjBEAv 'uapuoAaSjm uaqqaq aj jajsaoj uaa jjaaA\aq 'pauiuiBQ 'sjjy jauaqaunyv aQ -jaaui ajqaizaaz uaar> qqDBjqaS uapjOA\ aSojp pq do 'jSaaA\ uoj g'g pp 'uouBq jaq jaoui qoq apuaAfup uaa p^y -jjbba ap ui azap ajqBBjaS 'uaspA jbbu uapjBBfq UBA J3SjiA\noq uaa uba uajaoAjaA jaq jooq (JuaopioA pz pq jo 'PPJsaSuBB }ua.§BS.iaaqjaAjqoni ajsjaa ap s; amjoppo uj ■iiajuaSesjaaqjaAjqanq •I(pSBBW 3JJBAV2 aa" uba pjBBA\aq jpjoA\ sjuajiaaq ap SunaAapaAo suaSjOA jbba\ 'aiuopjBo u! t<jBJjasjuow" J3) -soopjjaq do afqhq uaa japuoja;pj •uapspui jaq ubb afdaojS uaa jsBBUjaq-j -uapuiA uau -unq aqisod uaa jaojfipq^BUi fid -dBqasjBBiu-jaSjnq ap. u: fiz jepdo 'jqaBquiB japuB jo uaa ui puapo -aS qoo pfjijsuarp unq apuajnp -a3 uappjos uapjOAv puspSug uj wp •pSpsaAaS si uapuEjs aqe jooa pajisjaAiun uaa utjbba\ ua jpupaq oSBOjqo a; qaiz jEp 'AvnoqaS jip uauBquauiy ap uaiuaou '(<deqasuaja^\ Jap pduiaj aa" •aijBJjsuouiap uaa uaAoqjaijq -puBjq uaa fjq uapuoA\aS uba jaoAjaA jaq jooa jqauaSui qoo uaScA\ ajBq jpaq jaaA\puBjq aqasjina aa Man (tot zijn vrouw, die de trap af valt): „Ah, dat herinnert mij er juist aan. Heb ben wij al naar dat hotel voor wintersport geschreven?'' Punch. Huisbaas: „Is uw kelder nu waterdicht?" Huurder: „Ik geloof het wel. Er staat nu al een paar maanden twee voet water in, en er is nog geen druppel weggeloopen". Vader: „En Kareltje, ben je vanmorgen met moeder bij den tandarts geweest?" Kareltje: „Ja, vader". „En heb je geschreeuwd?" „Neen hoor, heelemaal niet". „Dan ben je een flinke jongen geweest. Hier heb je een kwartje. Heeft-ie je veel pijn gedaan?" „Heelemaal niet!" „Hoe kan dat nu?" „Hij was niet thuis!" Hij: „Maar zou je niet kunnen Iééren om van mij te houden?" Zij: „Ik geloof het niet, Dick". Hij: „Ik vreesde het al wel.... je bent te oud om te leeren". Eerste oudheidkundige (die pas een rijke, maar bejaarde vrouw heeft getrouwd): „En wat zeg je wel van mijn vrouwtje?" Tweede Oudheidkundige: „Waar heb je die opgegraven?" Ook Berlijn heeft zijn wolkenkrabbers. Een Engelsche studentjes bezitten in dezen tijd een bijzondere Mascotte. 12 verdiepingen tellend huis. zien wij een groepje met haar Kerst-kalkoen. I. Teun en Pietje. Teun Mest en Pietje Deftigheer Waren al heel lang trouwe vrinden, Ze vochten wel eens met elkaar, Maar konden 't saam toch héél goed vinden. Teun Mest zijn vader was een boer, Een zware baas op houten klompen; Hij werkte altijd op het land En at zijn brood met dikke hompen. Lehman en Bauman zijn intieme zaken vrienden. Op zekeren dag hebben zij weer een zakengesprek. „Er zijn honderd manie ren om geld te verdienen", zegt Lehman. „Ja", antwoordt Bauman, „maar er is slechts één eerlijke manier!" „En welke is die dan?" „Zie je wel", zegt Bauman, „ik dacht wel, dat je die niet kende!" Vriend: „En wat heeft je vader je op je verjaardag gegeven?" Bandy: „Een veiligheidsscheerapparaat". Vriend: „Maar jij bent toch veel te jong om je te scheren?" Bandy: „Ja zie je, nu gebruikt vader het zoolang tot dat ik het noodig heb". Passing Show. No. 3. De overgrootvader is 90 jaar, de grootvader 60 jaar en de vader 30 jaar. No. 4. De naald. No. 5. De hoed. No. 6. De andere helft. De laatste weken ontvang ik van mijn nichtjes en neefjes zooveel raadsels ter plaatsing, dat ik van jullie een beetje ge duld moet vragen wat betreft het wachten tot het zoo ver is. Ieder krijgt een beurt. De plaatsing geschiedt echter, als ze geschikt zijn, op volgorde van ontvangst. Dat is het eerlijkste, vinden jullie zelf ook niet? Allen zijn schijnbaar aangelokt door den mooien prijs, die elk kind van mij krijgt, zoodra er van haar of hem 25 raadsels zijn gepubliceerd. Alle inzend(st)ertjes komen dan ook on getwijfeld vroeg ot laat hiervoor in aanmer king, mits ze zooveel mogelijk zelf bedachte of op rijm gestelde en keurig netjes geschre ven raadsels (met volledige vermelding van je naam, adres, leeftijd en eventueele S' iiuilnaam) inzenden. Ik wensch jullie daarbij allemaal veel ge noegen en veel succes. Daag. TANTE FREDY. DE LOTGEVALLEN VAN TEUN MEST EN PIETJE DEFTIGHEER Teun woonde in een boerderij, Te midden van kippen en van koeien, Je hoorde daar van 's morgens vroeg; Tot 's avonds laat de beesten loeien. Piet huisde in een groot kasteel Met veel kamers en lange gangen, En aan de wanden zag je er Veel mooie schilderijen hangen. Daar stonden pracht'ge menschen op Met groote ronde witte kragen; En altijd zetten z' een gezicht, Alsof ze Piet iets wilden vragen. Maar nimmer spraken ze een woord, Die stijve, deftige figuren, Hun oogen stonden altijd maar Naar één en 't zelfde ding te turen. Nadruk verboden. Wordt vervolgd. Boksleeraar (tot toegetakelde leerling): „Zoo, nu heeft u uw eerste les gehad. Heeft u soms nog iets te vragen, doet u het dan maar!" Leerling: „Jaehzou ik de volgen de lessen soms per brief kunnen krijgen?" Kleine Meijer (die in de tram tusschen twee vervaarlijke dikke dames zit en er bijna geheel achter schuil gaat, tegen den con ducteur): „Zeg, wil je me aan de eerstvol gende halte even uitgraven?" „Kijk, dat kleine mannetje daar. Hij is on derwijzer in de etiquette op het doofstomme instituut". „Wat geeft hij daar voor onderricht?" Hij leert de leerlingen niet met hun han den veel te spreken". Passing Show. Student: „Och beste oom, leen mij alsje blieft voor een maand honderd pop, anders moet ik ze van een woekeraar leenen, en die vraagt voor één maand minstens tien gulden rente". Oom: „Hier heb je die tien gulden rente, leen die honderd gulden nu maar van dien woekeraar". Zij (bij het uitlaten van haar verloofde): „Mijn schat!" Hij: „Mijn engel!" Vader (boven aan de trap): „Mijn gasre- kening!" De pa van Pietje Deftigheer, Hij: „Ik zou wel eens willen weten,waar- Droeg steeds een jas met fladderpandjes; om de menschen in de maan een man, én Een gouden bril stond op zijn neus geen vrouw zien". En ringen had hij aan zijn handjes. Zij: „Omdat hij 's nachts buitenshuis is". Uit het wetboek der wellevendheid. Het behoort tot den goeden toon luidruch tigheid zooveel mogelijk te vermijden. Daar om nies en hoest niet luid en niet zonder hand of zakdoek voor den mond of neus te houden. Bij sterk hoesten en niezen (ver- koudheids-aanvallen) ga men niet in gezel schap, men doet er niemand een pleizier mee. Gebruik uw zakdoek zoo weinig mogelijk; het beste is hem in gezelschap in het geheel niet te gebruiken. Ongepast is het u ermee af te wenden ot te bukken. Breid uw zakdoek niet uit als een vlag voor u hem gebruikt en steek hem niet in uw broekzak, maar in den zak van uw jas of rok. Het moderne dames zakdoekje is zoo klein, dat het gemakkelijk in een sierlijk taschje of in het ceintuur is onder te brengen. Begaat iemand in gezelschap in uw tegen- genwoordigheid een of ander gezelschaps- fout, neem er dan niet de minste notitie van. Handel evenzoo indien gijzelf de fout begaat. Bij militaire oefeningen te Meester Cornelis (Ned.-Indië), werd een aanval gedaan op een kamponghuisje, daar men vermoedde, dat hier een bendehoofd met volgelingen huisde.

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1927 | | pagina 5