m
m
ma
m
J
m
nm
m
m
ta
s
m
m
m
■I
mm
m
m
m
m
s
mm
De „kleine man" op den achtergrond.
B
m
A
iü
Een Meisjesgezicht
k
Mi
§i
18
ff w
§P ÜPi
B
Brieven uit Snsulinde.
-
gig pp
wé.
Wat doet Koning Victor Emanuel van Italië eigenlijk?.
Hij stoort niemand...! jmag steken". Deze liefde voor den klei
nen koning, met de grijze knevel is niet
alleen gebaseerd op het feit, dat hij al
Wie „Italië" zegt, moet zonder twijfel
onmiddellijk aan Mussolini denken, aan
den Dnce met het hooge voorhoofd en
den machtigen vooruitspringenden energie
kin. Maar wie denkt als er van „Ita
lië" sprake is aan den Italiaanschen
koning?
Italië en de Duce dat is voor ons
(hoe men ook tegenover het Fascisme
staateen onscheidbare éénheid ge
worden en zal het waarschijnlijk ook blij
ven, zoolang deze man „die geschiedenis
maakt" blijft leven. Italië echter en Vit-
torio Emanuele zouden theoretisch' el
kaar kunnen missen. Practisch is het
echter gebleken wel eenigszins anders te
zijn en ziet 't Italiaansche volk in zijn ko
ningshuis nog steeds een symbool, dat
zelfs Mussolini in zijn meest-revolutionaire
jaren niet durfde aan te tasten en terzijde
te schuiven. Hoe dan ook de ror, die
de Italiaansche koning thans nog speelt,
is van zoo'n ondergeschikt belang, dat
hij feitelijk geheel overbodig lijkt te zijn.
Hij is slechts de kleine man, in den scha
duw van den grooten.
Maar hij is er nu eenmaal, de kleine
King. Hij is niet noodig, maar ook niet
overbodig. Hij stoort niemand en wordt
door niemand gestoord. Stil en beschei
den leeft hij nu reeds tien jaar in den
schaduw van den Duce, waarin hij zon
der afgunst (en zelfs misschien een beet
je bewonderend) den door hoogere mach
ten erkenden leider leerde zien.
Kan dit pak nog gekeerd worden?
De vraag „wie regeert er in Italië?" is
sedert 10 jaar reeds geen problemen meer.
Sedert het leger der Zwarthemden zege
vierend binnentrok heeft de thans 63-ja-
rige Vittorio Emanuele van het Huis van
Savoye zich uit het gehëele staatsbestuur
teruggetrokken. Slechts de buitenlandsche
politiek inteeresseert hem somtijds nog
ivel; en verder zit hij achter zijn munten
verzameling, die meer dan 100.000 exem
plaren telt of schrijft hij aan zijn numis
matisch werk, dat reeeds tot 7 banden
aangegroeid is. Dikwijls ook is hij op
reis.
Dit reizen, dit zwerven door zijn heer
lijk, schoon vaderland is een tweede le
vensbehoefte van hem geworden. Slechts
zeer zelden echter geeft hij er aan toe,
want hij is zeer spaarzaam, bijna op het
gierige af. Een aardige anecdote, die men
aan het hof dikwijls achter de hand hoort
fluisteren, karakteriseert deze spaarzaam
heid, zonder dat wij echter voor de waar
heid kunnen instaan: „Koning Vittorio
ging met zijn echtgenoote Elena, een vroe
gere princes van Montenegro, met een
zwaar hart naar den kleermaker" omdat
het kruis van ai zijn broeken volkomen
doorgesleten was", zooals zijn kamerdie
naar wist te vertellen. Klein en grommig
staat hij voor den meeester, die hem stof
fen voor een nieuwe costuum voorlegt.
En als hij eindelijk de goedkoopste stof
heeft gekozen, vraagt hij aan zijn gema
lin: „Zeg eens, Elena, kan men die ook
keeren
De verjaardagstaart.
Zooals wij reeds zeidendeze aardige
anecdote behoeft niet beslist op waarheid
te berusten, maar historisch daarentegen
is de volgende gebeurtenis:
„Toen gedurende den oorlog verschil
lende officieren door den Koning op een
feestbanket uitgenoodigd waren in het
Quirinaal (het koninklijk paleis te Rome,
waar ook tegenwoordig nog alle plech-
statige gebeurtenissen plaats hebben),
moesten zij na afloop daarvan steeds nog
een bezoek aan een goed restaurant bren
gen, daar zij hongerend van den tafel des
..kor.ipgs opstonden. Daarom verwenderden
"zij 'zich zeer, tóen op zekeren dag bij de
kof Te een stuk taart gepresenteerd werd.
Toen de kleine Vittorio, 'n onschuldig
kereltje in 'n grandiose generaals-uniform,
hun verwondering bemerkte, verzekerde hij
glimlachend: „Ja, ja, Heeren. Vandaag
krijgen wij taart, omclat het de verjaardag
is van den vorst van Piemont (kroon
prins Umberto). Maar morgen, mijne hee
ren" en hij rekte zich in zijn volle klein
te uit„morgen is het afgeloopen met
de taart."
Maar buitengewoon populair.
Eenvoudig, evenals hij zelf, moeten ook
de gasten van Vittorio Emanuele zijn.
Men mag in de Villa Savoye in gewoon
colbertcostuum verschijnen, als men door
den Ré wordt opgecommandeerd (van 'n
„uitnoodiging" in den gewonen zin des
woords is natuurlijk geen sprake) tot een
<Ser vele artistieke soirees. Ook de gast
steer zélf verschijnt in zulke avonden in
Qoodgewone burgerkleeding; de goudge
rande kepi inet pluim zet hij slechts op,
wanneer de almachtige regeeringschef in
het Palazzo Venezia wenscht, dat de ko
ning aan een parade of een andere offi-
cieele plechtigheid deelneemt, of zich' „ver
toont".
En dat is vrij veel het geval. Mussolini
weet wel, waarom hij de kleine koning
zoo veelvuldig op den voorgrond schuift
Het is merkwaardig, hoe geliefd deze ko
ning Victor Emanuel III bij zijn volk is,
hoewel ieder kind in Italië weet, dat „de
zakdoek van den koning het éénige is,
waar Mussolini zijn forsche neus niet in
zijn paleizen, alsmede de Capodimonte in
Napels, aan den staat schonk, doch meer,
omdat hij leeft als een eenvoudige burger,
zonder veel gepraat en vertoon. Ook de
jonge Fascist zingt de „marcia reale", den
koningsmarsch, enthousiast mede, daar hij
instinctief voelt, dat het een buitengewoon
sympathieke en rechtvaardige figuur is,
die op, den troon zit. En misschien ook
wel een beetje, omdat het volk altijd mee
voelt met hen, die schijnen te worden on
derdrukt.
Want 'dat is zeker: zoo goed als de
verhouding tusschen Vittorio Emanuele en
den Duce schijnbaar voor de buitenwereld
moge zijn, zoo verafschuwt de koning in
zijn hart dezen dictator, die hem in de
schaduw van zijn aanmatigenden persoon
heeft gesteld. Hij is den koning veel te
luid, te bedrijvig, te eigenwijs, om ooit
een nauwer contact met hem te zoeken.
En hetzelfde geldt voor den kroonprins,
den naar het voorbeeld van den Prins
van Wales eeuwig lachenden „Sonny
Boy-op-reis-spelenden" 28-jarigen troonop
volger
„Deze afschuwelijke oorlog"
Maar ter zake. Wat doet de Itali
aansche koning eigenlijk?
Hij is zeer gelukkig aan de zijde van
zijn vroeger zoo schoone gemalin Elene
van Montenegro, de „Koningin der zwar
te bergen"; hij is een ijverige, bijna harts
tochtelijke muntenverzamelaar; 's morgens
om vijt uur staat hij op, gaat zoolang
de weersgesteldheid het toelaat om ze
ven uur op de forellenvangst, rijdt eenigen
tijd paard, want hij is een goed ruiter,
die veel rijdt; hij maakt ondanks zijn 63-
jaren nog steeds morgengymnastiek, gaat
graag naar het theater en hoort graag
goede muziek. En verder wil hij met
rust gelaten worden. Hij heeft genoeg
van de politiek, sedert „Cadorna met zijn
parapluie hem in dezen afschuwelijken oor
log dreef". Hij is dankbaar, als de breed
geschouderde Duce niet te zien is. En
angst voor het behoud van zijn troon be
hoeft hij ook al niet te koesteren; want
het Fascisme heeft de revolutionaire ten-
denzen tenminste in Italië reeds
lange terzijde geschoven.
Tien jaar heeft hij in de schaduw ge
leefd, zeer zeker. Maar in die schaduw
heeft hij. beslist gelukkiger geleefd, dan
in de zon, belast met zorg en verantwoor
delijkheid voor een geheel volk.
Hij stoort niemand en dat is
het jaar 1932 misschien de meest ko
ninklijke loftuiting voor een onkoninklij-
ken koning.
(Nadruk verboden).
De brieven uit Holland staan gewoon
lijk vol met verhalen over de „malaise".
Nu, hoe de brieven uit Indië er in meer
derheid uitzien, weet ik wel niet, maar
ik stel me toch zoo voor, dat er ook heel
percentage te verlagen. Het gevolg ïs 'n
vrij groot overcompleet van werkkrachten.
Heel wat Europeesche employé's zijn zoo
doende op wachtgeld gesteld. Bovendien
zijn heel wat fabrieken er toe overgegaan,
maar eenvoudig weg, voor >n paar jaar,
de heele productie stop te zetten. Ter ty
peering: van de 12 fabrieken rondom
Djokja, zullen er naar verteld wordt
stuks dit jaar nog worden stopgezet.
Ai die werkeloos geworden menschen
moeten nu maar zien, den moeilijken tijd
door te worstelen. Heel wat zijn gepensio
neerd, anderen op wachtgeld gesteld, ja,
maar toch voor 'n Europeaan is 't duur
leven in Indië en velen zijn 't zoo goed
gewend geweest.
Verhuizen toch' al in Indië zoo veel
vuldig bij voortdurend vlottende bevol
king is nu aan de orde van den dag,
maar de reis gaat gewoonlijk nu van de
rijke, naar 'n armere buurt.
Over de tabak, die hier op Java vrij
wel niet voorkomt, moet ik wel kort zijn
om de eenvoudige reden, dat ik van den
tegenwoordigen toestand in de „tabaksge
bieden" niet heel veel afweet. De prijzen
zijn nogal gedaald, maar toch niet naar
verhouding met andere producten. WeJ
hoorde ik, dat er heel veel Javaansch'e koe-
lie's uit Deli worden teruggestuurd, maar
of de oorzaak daarvan ligt in productie
beperking, weet ik niet.
Vooral de kleine cultures of bergcul-
tures echter, hebben het hard 'te verant
woorden. O, dat is waar ook, daar heb ik
daarjuist de kina bij de „groote cultures"
gerekend en dat, terwijl ik op de H.B.S
vroeger het rijtje nog wel zoo goed had
ingepompt: „Kleine cultures zijn: kina,kof
fie, thee, cacao, rubber en nootmuskaat".
Kina is dus één der „kleine cultures", al is
de productie zoo formidabel groot én be
langrijk, dat ze zich veel beter thuis zou
den voelen in dit opzicht tenminste
bij de groote.
Al die andere „kleintjes" zijn werkelijk
klein en al heel lang ziekelijk. Vanwege
de schommelingen in de marktprijzen heb
ben de planters hier meestal de gewoonte,
op hun ééne onderneming al die kleintjes
tezamen te brengen; lukt 't eene niet, dan
maken ze dat jaar wat meer werk van 't
andere. Maar op 't oogenblik lukt noch
het één, noch het ander, kun je wel zeg
gen, ai zijn er natuurlijk graden. Werden
vroeger de producten maar naar Tandjong
Priok gebracht en daar gemakkelijk ver
handeld, nu zit er dikwijls niets anders
op, dan 't naar Amsterdam te brengen en
op de beurs te verhandelen.
Al die narigheid in groote en kleine
cultures heeft natuurlijk z'n terugslag op
de handelsbedrijven, de spoorwegen, de
winkels, enfin op heel de rest. Ook daar
ontslag, loonsverlaging en strenge bezui-
niging. Tot overmaat van ramp komt 't
Gouvernement (noodgedwongen) het aan
tal werkeloozen nog vergrooten, door be
zuiniging op zijn personeel, vooral op de
onderwijzers. Heel wat scholen, openbare
en bijzondere, zijn gesloten, subsidies zijn
ingetrokken of beperkt, alle salarissen zijn
verlaagd.
Zoo zijn er dus hier in Indië ook heel
wat slachtoffers van de vreeselijke malaise.
Ik sprak nog maar alleen van de Europea
nen; hetzelfde geldt ongeveer voor de In
do's, die over het algemeen de lagere post
jes bij ondernemingen en "bedrijven inne
men, met minder tevreden zijn, maar ook
minder te verliezen hebben.
voorzien wordt, waarna men hem in ruwe'
kluiten laat liggen. Juist op de groote
kluiten kan de vorst zijn verwerende
kracht ten volle uitoefenen, zoodat het
glad harken, dat in het voorjaar noodig
is, thans geheel en al onjuist zou wezen.
Spit niet in natte aarde.
Toch zijn er .gevallen, waarin het split
ten en bemesten van den grond in den
herfst 'en winter beter achterwege kan
worden gelaten, m.1. wanneer de stand
van het grondwater in den winter zeel
hoog is. Men heeft dan de kan-s, dat de
mest door het grondwater wordt opge
lost en het kostbare plantenvoedsel word!
weggezogen naar diepere lagen van den
bodem. En het spitten wordt natuurlijk
achterwege gelaten, wanneer de grond
dioor regen of sneeuw modderig is ge
worden.
Dikwijls wordt de raad gegeven, den
grond twee of drie spaden diep om te
werken; voor vele doeleinden is dit in
derdaad aan te bevelen en voor sommige
zelfs noodzakelijk. Een harde, ondoordrin.
bare ondergrond kan daardoor meer ge
schikt worden gemaakt, terwijl in andere
gevallen de vruchtbaarheid van den grond
toeneemt, wanneer men verschillende la
gen van den bodem met elkaar vermengt,
b.v. een kleverige, kernachtige bovenlaag
met een zandigen onderlaag of zandgrond
met klei. Vooral bij het opnieuw bebou
wen van grond, die langen tijd braak
heeft gelegen, is deze bewerking nood
zakelijk; het meerdere werk zal ruim
schoots worden vergoed.
Krachtig veevoeder in het bosciï.
Iets over giftige paddestoelen.
Van de groote hoeveelheden paddestoe
len, welke elk jaar in onze bosschen op
schieten, wordt slechts een zeer klein ge
deelte door de menschen verbruikt. Bijna
alles gaat onbenut verloren, hoewel het al
thans als veevoeder goede diensten zou
bewijzen. Er zijn n.I. tal van dieren, die
groote liefhebbers van paddestoelen zijn.
Elke deskundige weet, dat vliegen, mug
gen en kevers of hun larven de padde-
soelen dikwijls beschadigen en dat zoo
wel de eetbare als de giftige soorten me
nigmaal door slakken zijn aangevreten.
Allerlei wildsoorten eten echter eveneens
met voorliefde paddestoelen, ook die, wel
ke voor menschen vergiftig zijn. Dit geldt
vooral van herten, wilde zwijnen, hazen
en konijnen, maar ook van vossen, das
sen, marters en eekhoorntjes. Ook honden
en katten eten soms paddestoelen, even
als kraaien en ander pluimvee. Eteze die
ren zouden dat natuurlijk niet doen, als
het schadelijk voor hen was.
De vrees voor de giftige paddestoelen
heeft echter langen tijd de menschen er
van weerhouden om het goedkoope kracht
voer, dat de paddestoelen voor ons verte
genwoordigen, te benutten. Het is bewe
zen, dat paddestoelen een uitstekend kip
penvoer vormen en ook vóór konij'ntjes
zeer goed zijn. Er is herhaaldelijk op ge
wezen, dat voor varkens gekookte padde
stoelen een veel hoogere voedingswaarde
hebben dan aardappels, terwijl door proe
ven is nagegaan, op welke wijze men zich
tegen vergiftiging der huisdieren kan be
schermen.
De vrees vopr giftige paddestoelen, die
niet te groot kan zijn, waar het menschen
betreft, is veelal ongegrond als het gaat
om dieren. Deze zijn veel minder gevoe-
Dan tenslotte de Javanen zelf. Ook die lig voor vergiftiging dan menschen. Als
W LIED VAN DE WEEK
ZONSVERDUISTERING
Heel 'de stad stond vol met menschen
Met 'n stuk berookte glas,
En met scheef gezakte monden
Toen er zonsverduistering wasi
Slagersjongens, winkeljuffies,
Dienders, venters, heel 'de stad,
Stond nu in de lucht te gapen
Wat er voor de zon wel zat?
'Als je iemand op, wou bellen,
Moest je foeteren wat je kon,
Want de juffrouw der centrale
Keek door 't glaasje naar de zoiï.
Presenteerde je 'n wissel:
Man, verdwijn toch met daf ding^óC
'Al de klerken staan te kijken
Naar de zonsverduistering.
„Kijk es", riep 'n slagersjongen,
„Wat 'n kanjer voor de zon",
En hij gapt vlak naast 'n diender
'n Pekelharing uit 'n ton.
In de keuken gulpt de melk
Sissend op de kachelplaat,
„'t Stel" staat rustig zwart te sfoomen#,
Want „ons Jans" staat op, de straafl
Boven uit het Iedikantje
Duikelt er 'n zuigeling,
"Want z'n moessie, door hef glaasje,
Kijkt naar de verduistering.
„Man, kom ook eens even kijken,
Wat 'n akelig zwart machien".
„Mensch, dat heb ik, laatst in Indië,
Wel tien keer per dag gezien."
verliest nimmer zijn frissche teint en soe*<
pele gaafheid, wanneer men voor de ver
zorging van het gelaat „Zij"-Crême ge
bruikt. In prijzen van 20-30-45 en 75 cent.
VOOR ONZE SCHAKERS
t. .1 kennen de malaise. Hun taal is er 'n paar men eenvoudig alle paddestoelen verza-
wat jammerklachten over „malaise" in zul-! ,1 i 1 a
J nieuwe woorden rijker door geworden. Tot meld, zonder zich erom te bekommeren
len staan. Indië is niet meer het land van
de „batige sloten". Er wordt hier, ook
onder Europeanen en Indo's, heel wat ar
moede, dikwijls „stille armoede" geleden.
De groote massa der Javanen is al
thans sinds de O.-I. Compagnie, maar
mogelijk nog meer onder hun eigen sul
tans arm, ontzaglijk arm, maar ze zijn
er aan gewend en kunnen van 'n „schijn
tje" leven.
Het zwaarst drukt de malaise, dunkt
me, óp heel veeF Europeanen, tenminste
die voelen het 't meest. Zij zijn het altijd
zoo royaal gewend geweest in Indië. De
bloeitijd van de kleinere cultures ligt al
wel ver achter ons, maar de groote
suiker, kina en tabak hebben in plm.
1920 nog 'n geweldig bloeijaar meege
maakt. De aandeelen stegen enorm. Die
van de groote Preanger kinafabriek ston
den op boo Nu las ik juist in de krant,
dat diezelfde groote fabriek dit jaar geen
dividend zal uitkeeren. In de suiker werd
ook geweldig verdiend en omdat die cul
tuur op Java zoo overheerscht, steeg nu
daarmee ook de algemeene levensstand
aard. Immers in de suiker kreeg je 'n flink
traktement, plus nog 'n koninklijke tan
tième, wie zou er dan nog voor 'n mager
salarisje in Gouvernementsdienst treden
(de magerheid is relatief, geachte lezers).
En G. G. van Limburg Stirum gaf 'n
flinke toeslag op de salarissen. Hoe „ko
ninklijk" zoo'n tantième soms kon zijn
dat is nauwelijks te gelooven. Zoo werd
mij voor waar verteld, dat 'n zekere ad
ministrateur van 'n groote suikerfabriek,
ik meen in 1920, 'n tantième thuis kreeg
van 'n half millioen, waarop cle man zoo
verstandig was onmiddellijk z'n pensioen
aan te vragen en met de eerste gelegen
heid naar Europa terug te keeren. Dat
was de befaamde „goeie, ouwe tijd", maar
nü staan de zaken heel anders. Uit vrees
voor 'n elkaar doodconcurreeren, hebben
de suikerhandelaren een overeenkomst ge
troffen ik meen zelfs, dat 't Gouverne
ment er aan te pas is gekomen om 'de
productie ieder voor zich tot 'n bepaald
de dessaman toe spreekt van de „mangsa of zij misschien giftig zijn, wordt het gif
mlèsèt", en van „wa-hèl", 'n nabootsing
van ons „wachtgeld", wat 'n verjavaan-
sching is van ons „malaise-tijd". Onder
de dessa-menschen zijn het vooral de door
de fabrieken ontslagen koelie's, die te lij
den hebben van de malaise. De groote
massa leeft tenslotte van de rijstbouw op
eigen sawah's, en die kunnen dus rustig
jes door alle malaise heen leven. Toch voe
len ze de misère wel, doordat ze voor
hun overproductie, bij de Chineesché op-
koopers niet meer de oude prijzen kun
nen maken. Een dessa-man beweerde mij
eens, op 't oogenblik maar f4.voor
100 K.G. rijst te krijgen, terwijl de klap
pers (oftewel kokosnoten) op veel plaat
sen nog geen cent per stuk opbrengen.
Nu moet men al 'die prijzen beschouwen
in 't Javaansch milieu: 'ii dessa-man kan
van 'n cent óf zeven per dag gemakkelijk
leven of eerlijker, hij doet het ermee;
5 cent voor 'n bordje rijst, nog 2 cent
voor toespijs en de man is klaar, want
heel veel dessa-menschen nemen niet
meer als één maaltijd per dag (natuur
lijk ook niet uit weelde).
TUINBOUW, PLUIMVEE, ENZ.
Grondbewerking in den herfst.
Laat de vorst diep in de aarde dringen.
Een goede behandeling spaart mest niet.
Geen enkel onbeplant stuk land mag
onbewerkt den winter doorkomen. De late
herfst en het begin van den wuiter vormen
de geschikte tijd om den grond te be
werken en van mest te voorzien, n>et al
leen omdat er nu toch geen gewassen
op' staan en er ongehinderd aan kan wor
den gewerkt, maar voornamelijk omdat
de winterkoude de verschillende bestand-
de'eien van den bodem doet verweren.
Hoe dieper de vorst op den grond kan
inwerken, hoe vruchtbaarder de grond
wordt. Een vau de voornaamste regels
van den tuinbouw is dan ook, dat de
grond in den herfst omgespit en van mesi
vanzelf wel zoo verdund, dat de dieren er
tegen kunnen. Voor alle veiligheid kan
men de paddestoelen koken en het water
wegwerpen; de giftigheid wordt daardoor
zoozeer verminderd, dat de dieren zelfs
paddestoelen van één enkele, zeer giftige
soort zonder gevaar kunnen eten. Konij
nen, marmotten, pluimvee en geiten eten
ze graag, terwijl de melk van met giftige
paddestoelen gevoederde geiten onschade
lijk is gebleken voor menschen. Voor var
kens, die rauwe paddestoelen eenvoudig
niet eten, moet men de gekookte en afge
goten paddestoelen fijnstampen.
'N WIJS WOORD VOOR ÏEDEREN DAG
ZONDAG.
Leer door het voorbeeld van anderen wat
gij doen moet en wat gij hebt te vermij
den. Het gedrag van anderen moet een
les voor ons zijn.
MAANDAG.
Als de toorn zwijgt begint het berouw
1e spreken.
DINSDAG.
De rijke leert de wereld, de arme leert
het leven kennen.
WOENSDAG.
Maar ai te dikwijls wordt verstandig
handelen harteloosheid genoemd.
DONDERDAG.
Wie voortdurend zich ergert aan een
niets, vernietigt zich zelf en strekt anderen
tot de grootste ergernis.
VRIJDAG.
Velen verstaan onder onafhankelijkheid
niets anders dan te mogen .doen wat zij
niet doen moesten.
ZATERDAG.
Voor de tijdgenooten is menige zaak
slechts een zucht, die voor het nageslacht
groeit tot een schreeuw.
OPLOSSING PROBLEEM
van PHILIDOR
De diagramstand was: Wit K gl, D 05*
T al, 1 fl, P dó en vijt pionnen op a2,
b3, f2, g2 en h2. Zwart K hl, D d7, Ti
a8, T c8, L e7 en vier pionnen op, a7s
b6, g7 en h7.
Weenink schrijft in zijn bekend stan
daardwerk: „Men kan natuurlijk allerlei
matstellingen „typisch" vinden en zoo zou
den in deze groep heel wat problemen
ondergebracht kunnen worden: spiegel-
matten, mat op langen afstand, enz. Ik
beperk mij tot het aanbieden van een
voorbeeld, dat ieder kent zonder te weten,
dat dit van Philidor afkomstig is. Hoogst
waarschijnlijk is dit „stikmat" of „ver
stikt" mat ouder, hoewel men gerust kan
aannemen, dat Philidor het zelf compo
neerde. Tevens is dit vraagstuk interessant
als probleem-voorlooper, want het is een
netjes uitgebalanceerde partijstelling, die
bekend staat als: Philidor's „nalaten
schap".
VRAAGSTUK
van J. HARTONG, A'dam.
"Zwart: 6
abcd e fgh
Wit: 6
De diagramstand in cijfers behoort fe
zijn: Wit K dS, T e6, T f8, L h3 en
twee pionnen op d5 en h2. Zwart K g5
en vijt pionnen op dó, gó, h4, h5 en h7P
Wit speelt en geeft mat in drie zetten.
VOOR ONZE DAMMERS
VRAAGSTUK
van PH. J. HAM, Antwerpen
Zwart: 11.
x
Wé
m
Wit: 11
De diagramstand in cijfers behoort te
zijn: Zwart 11 schijven op 812, 15, 17,
21, 24, 25, 27 en 28. Wit 11 schijven
op 19, 23, 30, 32, 34, 36—39, 43 en 44.
Wit speelt hier en wint.