.V,
I
mm
mé
m*
11
m
m m
a s a
m mm
mm
B iü
w w
p*
11 gf
PBP
Ons WeekprastJ©.
Cumulatie.
M
pp
Jli WÊ. HIJ
li W
„Parlementen zijti verouderd en verdwijnen",,
zegt
GRAAF HERMANN KEYSERLING*
Graaf Keyserling, bekend om zijn
orgineele ideeën, heeft een arti
kel geschreven over het parlemen
taire stelsel, dat om verschillende
redenen merkwaardig kan worden
genoemd.
Curiositeitshajve geven wij enkele
zijner stellingen in het volgende
weer:
Wat kunnen wij van de toekomst ver
wachten? Is het mogelijk om de sluiers
op te lichten en een blik te werpen op wat
er komen gaat? M.i. wel. En naar mijn
meening zal de werekl in de toekomst be»
langrijk verschillen van de tegenwoordige.
Naar mijn meerling zuilen In de toe
komst de meeste parlementen verdwijnen.
Als ze nog blijven bestaan, ztillen ze in
elük geval hemels'breea verschillen van wat
oorspronkelijk door Engeland in de mode
is gebracht. Deze strooming doet zich
thans reeds gelden. In sommige landen
wordt het werk, dat tot dusver door alle
afgevaardigden gezamenlijk was verricht
verdeeld onder hen, die daarvoor de beste
capaciteiten hebben.
Ook -in Duitsehland rs men ertoe over
gegaan om werkzaamheden van groot na
tionaal belang toe te vertrouwen aan be
gaafde personen, die voor hun officie Ie
positie in het land niet onafhankelijk zijn.
Ik ben van meenmg, dat dergelijke spe
cialisten gaandeweg alle belangrijke vragen
van den dag zullen behandelen en dat in
de toekomst de parlementen niet meer zul
len wezen dan eerbied waardige instelliln-
limgen, die er op papier mooii uitzien.
Als een noodzakelijk gevolg van deze
{ingrijpende verandering voorzie ik een
nieuwe regeerende klasse, een nieuwe aris
tocratie, maar dan niet in beteekenis, we|ï-
ke thans nog aan dit woord wordt ge
hecht. Ik verwacht een aristocratie van het
intellect, de meest begaafden en ontwik
kelden van het land, de mannen met den
ru'msten blik In regeeringszaken.
Ik geloof niet, aat de utopie der Ver-
eenigde Staten van Europa ooit verwe
zenlijkt zal worden, omdat zij In haar
diepste kern antogonisch staat tegenover
het individuaïts-me, dat elk land van ons
werelddeel typeert. De cultuur der Ver-
eenigde Staten van Amerika is geheel ver
schillend met de onze. Die staten zijn
in hooge mate collectief, terwijl elke Euro-
peesche staat in hooge mate individualiisi-
tiisch is. Ik kan me niet voorstellen, hoe
die unie ooit tot stand zou kunnen ko
men, tenzij de Sovjets een groot gevaar
voor ons werelddeel zouden worden. In
dat geval zou het misschien mogelijk we
zen.
Een economische federatie der Eirro-
pieesche Staten is echter iets geheel anders
en ik verwacht wel, dat wij in de toe
komst iets in dien geest In Europa zullen
aantreffen. Er zullen een aantal economi
sche ententes worden gevormd tusschen
landen in eenzelfde gedeelte van Europa,
weBke een zeer nuttig strijdmiddel zullen
blijken tegen de dumping, waardoor Rus
land onze markten tracht te ondermijnen.
Eigenlijk is de Russische dumping een
verblijdend verschijnsel, want daardoor zal
de economische samenwerking tusschen de
andere Europeesche staten ongetwijfeld
spoediger tot stand komen.
In de toekomst zal Rusland trouwens
geen sovjet-unie meer zijn, de tegenwoor.
dige tirannie zal plaats maken voor een
andere m.inderheids-regeering, die voor
alle partijen beter ^al wezen. Een demo
cratisch land kan Rusland nooit worden,
iin het Russisch karakter ligt een zeker
mysticisme, üat zich tegen eiken vorm
van democratie verzet. De revolutie heeft
den regeeriirigsvorm niet zoomaar veran
derd als wij meenen. Rusland is altijd
geregeerd door een minderheid, vroeger
door den Tsaar en zijn gunstelingen, thans
door de 'bolsjewisten. Over een jaar of
dertig zal mi. Rusland een land van klei
ne boeren zijn, dat op syndicalistische
wijze wordt bestuurd. De kwestie: „mo
narchie of re-publiek" is in dit verband
van weinig belang.
Zalfs thans is het reeds duidelijk, dat
het bolsjewisme moet ondergaan, want
de tegenwoordige Russische jeugd begrijpt
de Ideologie ervan niet meer. Toen de
grootgrondbezitters de macht in handen-
hadden, was het gemakkelijk om te spie
ken van klassenstrijd, doch nu allen één
stand vormen, heeft het woord klassen
strijd zijn beteekenis verloren. Als de Rus
sische jeugd ihans nog een ideaal heeft,
behalve de wensoh om in leven te blijven,
dan -is het Amerikaansche ideaal van een
hoogen levensstandaard. Zij hebben meer
dan genoeg van de armoede ten het gebrek,
welke zij thans Leidien. Het bolsjewisme
in zijn tegenwoordigen vorm zal verdwij
nen, zoodra de leiders van thans uitge
storven zijn.
Van de andere belangrijke revolutie in
Europa de fascistische zal ik slechts
dit zeggen, dat zij van blijvenden aard
zal wezen. Er is niets nieuws in en als
men de Italiaansche geschiedenis bestu
deert, vindt men tal van verschijnselen,
welke op dezelfde ideologie zijn geba
seerd. Tusschen het Italië en Rienzi en
de Condottieri en het .Italië van Benito
Mussol:nie, vindt men vele punten van
overeenkomst.
De toekomst van Engeland zie ik zeer
donker in. Frankrijk is misschien het land
met de beste vooruitzichten voor de toe
komst, dank zij zijn economische organi
satie. Duitschland is altijd al in zeer moei
lijke omstandigheden geweest na den oor-
Jog, doch nu des te meer, aangezien het
geen geld meer kan leenen Van Europa. Dit
feit en niets anders is het, wat op het
opgen'bli'k de vrede, kan bewaren, want hef
heeft in tegenstelling met de andere lan
den goud in zijn schatkelders en zou dit
in Duitschland kunnen beleggen. Alle?
hangt er nu van af, of Frankrijk zoo ver
standig zal wezen, om dat te doen en
tevens in zijn koloniën werkgelegenheid
te verschaffen voor de Duitsche wetkl'oo-
zen. Ei' is geen duurzame vrede denkbaar,
wanneer de Duitsche jeugd geen licht zie#
in de toekomst.
"een' hekje zetten om ai fe onbezonnen
kinderen hun handjes niet te laten bran
den, verrijzen er langs den rijweg op de
trottoirs hekjes. De renbaan moet afge
sloten worden. En dan krijgen we voet
gangers-overwegen, die slechts enkele lut
tele oogenblikken betreden mogen worden.
De voetganger, antiek overblijfsel van
een vorige generatie, mag achter hekjes
loopen. Het grootste gedeelte van de stad
is verboden domein voor hem geworden.
Dit domein is stormenderhand door „het
verkeer" veroverd. Nog heeft de voetgan
ger zijn trottoir, waar hij zich zonder le
vensgevaar kan overgeven aan het gebruik
maken van zijn onderdanen.
We zien echter al een toekomstbeeld
verrijzen, waarin de menschen het gebruik
van hun beenen hebben afgeleerd.
De voetganger sterft uit en zelfs de
pas opgerichte bond 'ter behartiging van
de belangen der voetgangers zal "dit uit
stervingsproces niet kunnen tegenhouden.
HET LIED VAN DE WEEK
HET SPROOKJE
Da wereld kent geen sprookjes meer^
In alle wijken wordt geleden
Moeizaam veikregen zekerheden -
Ontglijden ons nu telkens weer*
De wereld kent geen sprookjes meer,
wèl vele werkelooze handen,
Oogen waanim geen hoop meer brandt en
't Aantal stijgt nog iedere 'keer.
De wereld kent geen sprookjes meer,
want wie nog werkt wil werkend blijven,
Wkt kan zijn nuchterheid verdrijven?
„Blfijft boven water" is de leer.
De wereld kent geen sprookjes meer,
0* kleine burger kent slechts zorgen^
Zijn loon vermindert} led're mor-gen
Brengt nieuw geto'o: 't oude zeer.
Maar als December aan de straat,
Die 'Jdeur van 't sprookje geven gaaf,
Als ondanks kou en narigheid,
St. Nic'laas-stemming ons verblijdt,
D&n voelt een leder plotseling aan,
Dat hij dat niiet voorbij kan gaan,
D2ui komt gezelligheid en vreugd,
Eén avond terug bij oud en jeugd.
De wereld kent geen sprookjes meer,;.»?
Dün vinden we het sprookje we ei*.
De voetganger.
Eens, het klinkt haast als een sprookje,
maar het is toch werkelijk waar en 't is
niet eens zoo heel lang geleden, was de
voetganger de beheerder van de straat. De
straat was er voor den voetganger en ook
de buitenwegen waren voor den voetgan
ger aangelegd. De groote helrwegen, we
denken bijv. aan de met een vooruitzien-
den biik door Napoleon uitstekend aan
gelegde wegen, waren bestemd vod* het
voetvolk in de eerste plaats.
Er is een tijd geweest, dat de voetgan
ger zich zonder levensgevaar op straat
kon begeven. Zijn oor werd niet door
helsche klanken verontrust en in 't on
gunstigste geval waren het welluidende
paardentrambellen, zooals die nog hier en
daar in het Zuiden van ons land worden
aangetroffen, die hem vriendelijk te ken
nen gaven, op zijn gemak even uit te
wijken.
Trottoirs waren een overbodige luxe,
voetpaden bestonden niet om de eenvou
dige reden, dat alle straten en wegen voor
den voetganger waren.
We kunnen het bijna niet gelooven en
toch was deze toestand vijftig-zestig jaar
geleden nog algemeen.
Tegenwoordig is de straat en de weg
verboden terrein voor den voetganger. Als
hij heel "braaf "is, mag hij er, als het niet
anders kan, heeL eventjes gebruik van ma
ken om over te steken. Als hij niet lood
recht oversteekt, maakt hij zich' aan een
overtreding schuldig. Als ze het heel goed
met hem voor hebben en er worden ook
nog ouderwetsche autoriteiten gevonden,
die zich om het wel en wee van den Voet
ganger bekommeren, dan mag hij onder
toezicht van een verkeersagent de straat
of den weg oversteken.
Maar over 't algemeen wordt de voet
ganger als de groote lastpost beschouwd,
die zoo spoedig mogelijk dient zorg te
dragen, dat hij van den aardbodem ver
dwijnt. De b enzi ne wagen, d i e is de alleen -
heerscher van den weg geworden. Voor
hem moet alles wijken. Natuurschoon,
stadsschoon, monumenten. En de voet
ganger. Met een claxon of een sirene
mag hij hem van zijn domein verjagen.
Als hij zich niet haast, dan 'zal hij het
voelen. Zóó voelen, dat een andere auto
hem moet wegbrengen, om zijn hardhóo-
righeid óf nalatigheid te overdenken.
In de hoofdstad hebben we eenigen tijd
geleden een voetgangersweek gehad. Werd
de voetganger daar in zijn oude rechten
hersteld? O neen. De voetganger, editie
„anno 1932", moet worden opgevoed. Hem
moet geleerd worden, op de trottoirs te
blijven, niet op den rijweg te loopen, zoo-
als we baby leeren, niet bij de kachel te
i^imen. En zooals we ook om de kachel
In de couranten zien wij geregeld woor
den verschijnen, die wij te voren nimmer
of slechts zeer zelden hoorden. Nieuwe
woorden, die eeii nieuw begrip, een nieu
we gedachte, een nieuwe handeling of
een nieuw ding aanduiden. Vooral in tij
den van gisting, van boeiend geestesleven
en wilde schommelingen, zooals wij die
thans meemaken, ontstaan er nieuwe be
grippen niet alleen, maar ook nieuwe
normen.
Nieuwe normen, die eens, tientallen ja
ren terug, nog onbezonnen, revolutionair,
de menschheidvijandige gedachten waren,
zijnde nu iets vanzelfsprekends en gemeen
goed der massa geworden. Het tempo van
den tijd bemoeit zich niet met politieke
leuzen. Beweegt de algemeene conjunc
tuur zich tijdelijk in dalende lijn, dan zal
niets en niemand daaraan ontkomen en
ontkomen mogen.
Wij hebben de afgeloopen drie jaar in
een afgaand economisch getij geleefd. Zij,
die het diepst in het geld zwommen heb
ben, die lang weinig of geen last hadden
van dat afgaand getij, dreigen nu ook
aan den grond te raken. Tot hen, die het
geld maar voor het grijpen hadden, be
hoorde lang de Staat. De Staat was de
spreekwoordelijke rijkaard geworden, die
niet op een millioentje meer ot minder
keek. De Staat was de multimillionair, die
het breed had en het dus ook breed kon
laten hangen.
Er zijn tijden geweest, dat het voor
den buitenstaander, die alleen maar de tol
mocht betalen voor het recht, het bur
gerschap van den Staat te dragen 'n bur
gerrecht, dat in vele gevallen met de di
verse directe en indirecte belastingen zeer
duur betaald wordt den schijn had,
dat de Sjg_at als tolgaarder wel zeer on-*
bezonnen met de tolpenningen omsprong.
De dienaren van den Staat genoten in
sommige gevallen een belooning, die ver
uitstak boven de Ioonen en salarissen, wel
ke in het particuliere bedrijf werden uit
betaald. De Staat was een goede, doch
ook een goedgeefsche werkgever, wat men
van een multi-millionair niet anders kan
verwachten.
Maar deze multi-millionair schijnt wel
eens te vergeten, dat hij opereert met het
geld van de gemeenschap. Zeker, we we.
ten, dat de Staat de belichaming van de
gemeenschap is. Helaas, maar al te dik
wijls heeft het er den schijn van, dat de
Staat een onafhankelijke instelling is.
De Staat werkt met de gelden van zijn
burgers. En die burgers mogen er ook
een woordje over meespreken.
I Dit meespreken geschiedt middels de
I door het volk gekozen afgevaardigden in
de Eerste en Tweede Kamer, de Provin
ciale Staten en de Gemeenteraden.
De afgevaardigden, die de belangen van
hun kiezers behartigen, houden er een po
litiek standpunt op na. Zij voelden het
als een roeping om voor de belangen van
de gemeenschap, belangen zooals zij die
interpreteerden, op te komen.
Maar deze roeping dreigt te vergaan in
het geld, dat zij als schadeloosstelling ont
vangen om zich geheel en ai te kunnen
geven aan den dienst der gemeenschap.
Schadeloosstelling. Zoo behoorde het te
zijn. Maar in den loop der jaren is het
euvel der cumulatie bij de afgevaardigden
van het volk binnen geslopen. Het volk
in 'één van de staats- of gemeente-instellin
gen vertegenwoordigen, werd bij velen be
roep linplaats Van roeping. Wij zullen de
laatsten zijn om van de volksvertegen
woordigers te verlangen, dat zij van hun
idealen alleen zullen leven, maar wel geldt
ons protest hen, die uit die idealen een
vet baantje hebben weten te creëeren.
De heer Braat is één van de eersten ge
weest, die op den misstand van de cumu
latie, de opeenhooping van salarissen, pen
sioenen, uitkeeringen en schadeloosstellin
gen bij één enkel persoon heeft gewezen.
Hij heeft dit misschien op een primitieve,
onparlementaire wijze gedaan, de misstan
den, die hij hekelde, waren er niet min
der ernstig om. Beroepspolitici hebben dit
aan de kaak stellen van het leegpompen
der staatskas demagogie genoemd. Dit is
teekenend. Teekenend is ook, dat er in de
volksvertegenwoordiging op het oogenblik
nog slechts zeer schoorvoetend over dit
euvel wordt gesproken. De heer Bierema
liet de afgeloopen week bij de algemeene
beschouwingen een forsch geluid hooren
en zelde, dat de cumulatie door velen als
een teeken van corruptie wordt beschouwd.
En daarom moet men niet uit bezulnigings-
overweglngen er een einde aan maken,,
maar het als een uitwas uitsnijden.
Zoo is het. Het geeft geen pas, dat
men ten koste van de gemeenschap vorste
lijke inkomens toucheert, die men, vóór
dat men deze gemeenschap diende, ook
niet verdiende. Men behoeft het als volks
vertegenwoordiger niet slechter, doch ze
ker niet luxueuser te krijgen dan tevoren.
Nieuwe tijden, nieuwe normen, schre
ven we in het begin van dit artikel.
Zij, die het volk uit roeping dienen,
hebben er rekening mee te houden, dat de
tegenwoordige maatschappij versobering
eischt, ook van hen.
Het maximum aan belooning, uit welken
hoofde ook, dai uit de schatkist aan één
persoon kan en mag worden uitgekeerd,
zal vastgesteld, resp. herzien moeten wor
den. Zij, die bezuiniging en versobering
voorschrijven, mogen ook zichzelf niet ver
geten.
VOOR ONZE SCHAKERS
PROBLEEM No. 11330a2
van STAMMA.
Zwart: 2
flft
c d
Wit:
f g
De diagramstand in cijfers luidt als
volgt: Zwart K h3, T h2. Wit K gl en 1
pion op f7. Zwart begint en forceert re
mise.
VOOR ONZE DAMMERS
PROBLEEM No. 11330b2
van ED. WAGENAAR
Zwart: 10
m
pp
ÉtU WW/a WW.
Wit: 10
De diagramstand in cijfers luidt als
volgt: Zwart 7, 10, 12, 13, 14, 16, 18, 19,
21, 35. Wit 23, 27, 28, 29, 32, 40, 42, 43,
47, 48. Wit begint en wint.
TUINBOUW, PLUIMVEE, ENZ.
Een muizenvanger die onze
hulp noodig heeft.
De egel is geen schadelijk dier, zoo
als velen meenen; hij is zelfs zeer nuttig,
doorrdat hij allerlei soorten van onge
dierte verdelgt. Slechts bij uitzonderingen
vreet hij afgevallen vruchten aan; deeenig-
ste schade, welke hij soms veroorzaakt is
het opeten van eieren of jongen van op
den grond nestelende vogels. Het is 'daar
om niet uitgesloten, dat hij wel eens een
kuiken tot zijn prooi maakt, doch deze
schade weegt niet op tegen het vele nut,
dat hij sticht, en bovendien kan men er
zijn maatregelen tegen nemen. Men dient
echter in het oog te houden, dat de traag
en lomp schijnende egel in werkelijkheid
een zeer behendig jager op ratten en mui
zen is. In zijn jachtgebied roeit hij ze i/n
korten tijd geheel uit. Verder eet hij alle
levende dieren op, die hem voor zijn spit
sen snuit komen; een bijzondere voor
liefde heeft hij voor adders, naakte- en
huisjesslakken, rupsen, wormen, engerlin
gen, veenmollen, vlinders, sprinkhanen, ke
vers, kikvorschen, kakkerlakken niets
is voor hem veilig. Hij loert niet op mui
zen, zooals een kat doet, maar hij graaft
ze op uit hun gangen.
Dit nuttige dier kan men gemakkelijk
blijvend irn zijn tuin houden, wanneer men
op een afgelegen plekje dicht struikgewas
(Iaat ontstaan, door er b.v. een paar rozen
struiken en kruisbessen 'te planten. Een
.egel voelt zich aangetrokken tot dergelijke
schuilplaatsen en zoekt ze dadelijk op.
Ook steenhoopen mogen zich In zijn gunst
verheugen. In den winter heeft hij eehter
een verblijfplaats noodig, die vrij Is aan
vorst, want kou kan hij slecht verdragen.
Wanneer men hem niet hindert, wordt hij
spoedig minder schuw en door menschen,
die hij eenmaal kent, Iaat hij zilch nlef
van zijn bezigheden afhouden.
Gewestelijke Varkenscentr. Utrecht
Toewijzing der biggenmerken
Het bestuur der Gewestelijke Varkens-
centrale Utrecht brengt het volgende te
uwer kennis:
Toewijzing der biggenmerken.
Zonder regeling der teelt is het onmo
gelijk da varkens fokkerij en -houderlj blij
vend loomend te make'n, daar trtfbrekffng
van de teelt spoedig zou volgen en de nrijs
doen dalen.
Om tot eene feeltregeling te komen is
besloten voor lederen varkensfokker een
beperkt aantal gewone biggenmerken be
schikbaar te stellen. Voor de biggen, die
de fokker boven het toegewezen aantal
wil laten merken moet f 5.— per stuk voor
het merken betaald worden.
Het houden van ongemerkte varkens bo
ven 10 K.G. is verboden.
Zooals uit het onderstaande zal blijken,
Is een verschil, wat de toewijzing van het
aantal biggenmerken betreft, gemaakt tus
schen houders van respectievelijk 1, 2. 3, 4
en 5 of meer fokzeugen; immers bij het
toewijzen van een gelijk aantal b:gger per
fokzeug, zouden de houders van een klein
aantal zeugen in een relatief ongans?igc
positie komen, wat dooi- den thans gevolg-
den weg is vermeden.
Het aantal toe te wijzen biggenmerken
voor biggen, geboren van 1 Öctober 1932
tot 1 April 1933 bedraagt voor houders
van fokzeugen:
Fokzeugen. Biggenmerken Totaal toe te
per zeug wijzen merken
een 8 8
twee 6,5 13
drie 6 18
vier 5 3/4 23
vijf 5,6 28
en voor elke fokzeug meer, mogen telkens
vijf biggenmerken per zeug toegewezen
worden.
Voor de bepaling van het aantal toe te
wijzen biggenmerken wordt uitgegaan van
het aantal fokzeugen van de inventarisatie
1932. In gevallen, dat bij de inventarisatie
een te hoog of te laag aantal fokzeugen
aanwezig was, kan hiervan worden afge
weken ter beoordeellng van de plaatselijke
commissie, waarbij dan echter de redenen
dienen te worden vermeld.
De toewijzing van de biggenmerken van
de leden der plaatselijke commissie en de
merkers geschledi door het Gewestelijk
bestuur op voordracht van de plaatselijke
commissie.
Regeling Huisslachting 1933.
Van hen, die in de maand Januari 1933
willen slachten en in aanmerking wen
seh en te komen voer een acte van vrij
stelling, moeten de aanvragen voor het
verkrijgen van een zoodanige akte vóór
1 December 1932 in het bezit der Ge
westelijke Varkenscentrale „Utrecht" zijn.
Zij, die gedurende den verderen loop
van het jaar 1933 voor vrijstelling in aan
merking wenschen te komen, moeten de
aanvragen indienen vóór 1 Januari 1933.
Een ieder wordt in zijn eigen belang
verzocht dit voorschrift stipt na te komen,
daar anders de akte van vrijstelling niet
tijdig in het 'bezit van den aanvrager kan
zijn.
De akte van vrijstelling dient ter ge
meente-secretarie getoond te worden.
Op de aanvrage dient vermeld te wor
den, hoeveel varkens de aanvrager in 1933
wenscht te slachten, terwijl ook het kalen
derjaar (1933) moet worden ingevuld.
In herinnering wordt gebracht, dat zij,
die een varken willen slachten, een gezins
inkomen mogen hebben van niet meer
dan f2500.voor het slachten van 2
varkens een gezinsinkomen van niet meer
dan f2000.—, terwijl in dit geval het ge
zin moet bestaan uit tenminste vijf per
sonen. Voor 3 varkens meet het gezins
inkomen niet meer dan f2000.— zijn en
het aantal personen minstens 9; instellin
gen die rechtspersoon zijn, kunnen voor
elke vier personen een varken slachten,
terwijl verder dooi de betrokkenen aan
alle eischen van de Crisis-varkensbescbik-
king moet woraen voldaan. Deze eischen
zijn reeds eerder bekend gemaakt.
Voor de aanvragen voor het jaar 1933
moet door den aanvanger 25 cent vooor ad
ministratiekosten worden betaald aan den
distr.icts.seeretarIs of het lid der Plaatse
lijke Commissie, die deze aanvrage uitreikt.
Op de aanvrage moet worden vermeld, da#
de betaling is geschied en wel zoo, da#
op den rechter benedenhoek van het for
mulier het woord „betaald" moet voorko
men benevens de handteekening van deu
distriets-secretaris of het commissielid. In
dien dit niet is geschied, kan de aanvrage
niet worden behandeld.
'N WIJS WOORD VOOR IEDEREN DAQ
MAANDAG.
Leer door het voorbeeld van anderen
wat gij doen moet en wat gij hebt te ver
mijden. Het gedrag van anderen moet een
les voor ons zijn.
DINSDAG.
Als de toorn zwijgt begint het berouw
te spreken.
ZONDAG.
De rijke leert de wereld, de arme leert
het leven kennen.
WOENSDAG.
Maar al te dikwijls wordt verstandig
handelen harteloosheid genoemd.
DONDERDAG.
Wie voortdurend zich ergert aan een
niets, vernietigt zich zelf en strekt anderen
tot de grootste ergernis.
VRIJDAG.
Velen verstaan onder onafhankelijkheid
niets anders dan te mogen doen wat zij
niet doen moesten.
ZATERDAG.
Voor de tijdgenooten is menige zaak
slechts een zucht, die voor Het nageslacht
groeit tot een schreeuw.