.V, I mm mé m* 11 m m m a s a m mm mm B iü w w p* 11 gf PBP Ons WeekprastJ©. Cumulatie. M pp Jli WÊ. HIJ li W „Parlementen zijti verouderd en verdwijnen",, zegt GRAAF HERMANN KEYSERLING* Graaf Keyserling, bekend om zijn orgineele ideeën, heeft een arti kel geschreven over het parlemen taire stelsel, dat om verschillende redenen merkwaardig kan worden genoemd. Curiositeitshajve geven wij enkele zijner stellingen in het volgende weer: Wat kunnen wij van de toekomst ver wachten? Is het mogelijk om de sluiers op te lichten en een blik te werpen op wat er komen gaat? M.i. wel. En naar mijn meening zal de werekl in de toekomst be» langrijk verschillen van de tegenwoordige. Naar mijn meerling zuilen In de toe komst de meeste parlementen verdwijnen. Als ze nog blijven bestaan, ztillen ze in elük geval hemels'breea verschillen van wat oorspronkelijk door Engeland in de mode is gebracht. Deze strooming doet zich thans reeds gelden. In sommige landen wordt het werk, dat tot dusver door alle afgevaardigden gezamenlijk was verricht verdeeld onder hen, die daarvoor de beste capaciteiten hebben. Ook -in Duitsehland rs men ertoe over gegaan om werkzaamheden van groot na tionaal belang toe te vertrouwen aan be gaafde personen, die voor hun officie Ie positie in het land niet onafhankelijk zijn. Ik ben van meenmg, dat dergelijke spe cialisten gaandeweg alle belangrijke vragen van den dag zullen behandelen en dat in de toekomst de parlementen niet meer zul len wezen dan eerbied waardige instelliln- limgen, die er op papier mooii uitzien. Als een noodzakelijk gevolg van deze {ingrijpende verandering voorzie ik een nieuwe regeerende klasse, een nieuwe aris tocratie, maar dan niet in beteekenis, we|ï- ke thans nog aan dit woord wordt ge hecht. Ik verwacht een aristocratie van het intellect, de meest begaafden en ontwik kelden van het land, de mannen met den ru'msten blik In regeeringszaken. Ik geloof niet, aat de utopie der Ver- eenigde Staten van Europa ooit verwe zenlijkt zal worden, omdat zij In haar diepste kern antogonisch staat tegenover het individuaïts-me, dat elk land van ons werelddeel typeert. De cultuur der Ver- eenigde Staten van Amerika is geheel ver schillend met de onze. Die staten zijn in hooge mate collectief, terwijl elke Euro- peesche staat in hooge mate individualiisi- tiisch is. Ik kan me niet voorstellen, hoe die unie ooit tot stand zou kunnen ko men, tenzij de Sovjets een groot gevaar voor ons werelddeel zouden worden. In dat geval zou het misschien mogelijk we zen. Een economische federatie der Eirro- pieesche Staten is echter iets geheel anders en ik verwacht wel, dat wij in de toe komst iets in dien geest In Europa zullen aantreffen. Er zullen een aantal economi sche ententes worden gevormd tusschen landen in eenzelfde gedeelte van Europa, weBke een zeer nuttig strijdmiddel zullen blijken tegen de dumping, waardoor Rus land onze markten tracht te ondermijnen. Eigenlijk is de Russische dumping een verblijdend verschijnsel, want daardoor zal de economische samenwerking tusschen de andere Europeesche staten ongetwijfeld spoediger tot stand komen. In de toekomst zal Rusland trouwens geen sovjet-unie meer zijn, de tegenwoor. dige tirannie zal plaats maken voor een andere m.inderheids-regeering, die voor alle partijen beter ^al wezen. Een demo cratisch land kan Rusland nooit worden, iin het Russisch karakter ligt een zeker mysticisme, üat zich tegen eiken vorm van democratie verzet. De revolutie heeft den regeeriirigsvorm niet zoomaar veran derd als wij meenen. Rusland is altijd geregeerd door een minderheid, vroeger door den Tsaar en zijn gunstelingen, thans door de 'bolsjewisten. Over een jaar of dertig zal mi. Rusland een land van klei ne boeren zijn, dat op syndicalistische wijze wordt bestuurd. De kwestie: „mo narchie of re-publiek" is in dit verband van weinig belang. Zalfs thans is het reeds duidelijk, dat het bolsjewisme moet ondergaan, want de tegenwoordige Russische jeugd begrijpt de Ideologie ervan niet meer. Toen de grootgrondbezitters de macht in handen- hadden, was het gemakkelijk om te spie ken van klassenstrijd, doch nu allen één stand vormen, heeft het woord klassen strijd zijn beteekenis verloren. Als de Rus sische jeugd ihans nog een ideaal heeft, behalve de wensoh om in leven te blijven, dan -is het Amerikaansche ideaal van een hoogen levensstandaard. Zij hebben meer dan genoeg van de armoede ten het gebrek, welke zij thans Leidien. Het bolsjewisme in zijn tegenwoordigen vorm zal verdwij nen, zoodra de leiders van thans uitge storven zijn. Van de andere belangrijke revolutie in Europa de fascistische zal ik slechts dit zeggen, dat zij van blijvenden aard zal wezen. Er is niets nieuws in en als men de Italiaansche geschiedenis bestu deert, vindt men tal van verschijnselen, welke op dezelfde ideologie zijn geba seerd. Tusschen het Italië en Rienzi en de Condottieri en het .Italië van Benito Mussol:nie, vindt men vele punten van overeenkomst. De toekomst van Engeland zie ik zeer donker in. Frankrijk is misschien het land met de beste vooruitzichten voor de toe komst, dank zij zijn economische organi satie. Duitschland is altijd al in zeer moei lijke omstandigheden geweest na den oor- Jog, doch nu des te meer, aangezien het geen geld meer kan leenen Van Europa. Dit feit en niets anders is het, wat op het opgen'bli'k de vrede, kan bewaren, want hef heeft in tegenstelling met de andere lan den goud in zijn schatkelders en zou dit in Duitschland kunnen beleggen. Alle? hangt er nu van af, of Frankrijk zoo ver standig zal wezen, om dat te doen en tevens in zijn koloniën werkgelegenheid te verschaffen voor de Duitsche wetkl'oo- zen. Ei' is geen duurzame vrede denkbaar, wanneer de Duitsche jeugd geen licht zie# in de toekomst. "een' hekje zetten om ai fe onbezonnen kinderen hun handjes niet te laten bran den, verrijzen er langs den rijweg op de trottoirs hekjes. De renbaan moet afge sloten worden. En dan krijgen we voet gangers-overwegen, die slechts enkele lut tele oogenblikken betreden mogen worden. De voetganger, antiek overblijfsel van een vorige generatie, mag achter hekjes loopen. Het grootste gedeelte van de stad is verboden domein voor hem geworden. Dit domein is stormenderhand door „het verkeer" veroverd. Nog heeft de voetgan ger zijn trottoir, waar hij zich zonder le vensgevaar kan overgeven aan het gebruik maken van zijn onderdanen. We zien echter al een toekomstbeeld verrijzen, waarin de menschen het gebruik van hun beenen hebben afgeleerd. De voetganger sterft uit en zelfs de pas opgerichte bond 'ter behartiging van de belangen der voetgangers zal "dit uit stervingsproces niet kunnen tegenhouden. HET LIED VAN DE WEEK HET SPROOKJE Da wereld kent geen sprookjes meer^ In alle wijken wordt geleden Moeizaam veikregen zekerheden - Ontglijden ons nu telkens weer* De wereld kent geen sprookjes meer, wèl vele werkelooze handen, Oogen waanim geen hoop meer brandt en 't Aantal stijgt nog iedere 'keer. De wereld kent geen sprookjes meer, want wie nog werkt wil werkend blijven, Wkt kan zijn nuchterheid verdrijven? „Blfijft boven water" is de leer. De wereld kent geen sprookjes meer, 0* kleine burger kent slechts zorgen^ Zijn loon vermindert} led're mor-gen Brengt nieuw geto'o: 't oude zeer. Maar als December aan de straat, Die 'Jdeur van 't sprookje geven gaaf, Als ondanks kou en narigheid, St. Nic'laas-stemming ons verblijdt, D&n voelt een leder plotseling aan, Dat hij dat niiet voorbij kan gaan, D2ui komt gezelligheid en vreugd, Eén avond terug bij oud en jeugd. De wereld kent geen sprookjes meer,;.»? Dün vinden we het sprookje we ei*. De voetganger. Eens, het klinkt haast als een sprookje, maar het is toch werkelijk waar en 't is niet eens zoo heel lang geleden, was de voetganger de beheerder van de straat. De straat was er voor den voetganger en ook de buitenwegen waren voor den voetgan ger aangelegd. De groote helrwegen, we denken bijv. aan de met een vooruitzien- den biik door Napoleon uitstekend aan gelegde wegen, waren bestemd vod* het voetvolk in de eerste plaats. Er is een tijd geweest, dat de voetgan ger zich zonder levensgevaar op straat kon begeven. Zijn oor werd niet door helsche klanken verontrust en in 't on gunstigste geval waren het welluidende paardentrambellen, zooals die nog hier en daar in het Zuiden van ons land worden aangetroffen, die hem vriendelijk te ken nen gaven, op zijn gemak even uit te wijken. Trottoirs waren een overbodige luxe, voetpaden bestonden niet om de eenvou dige reden, dat alle straten en wegen voor den voetganger waren. We kunnen het bijna niet gelooven en toch was deze toestand vijftig-zestig jaar geleden nog algemeen. Tegenwoordig is de straat en de weg verboden terrein voor den voetganger. Als hij heel "braaf "is, mag hij er, als het niet anders kan, heeL eventjes gebruik van ma ken om over te steken. Als hij niet lood recht oversteekt, maakt hij zich' aan een overtreding schuldig. Als ze het heel goed met hem voor hebben en er worden ook nog ouderwetsche autoriteiten gevonden, die zich om het wel en wee van den Voet ganger bekommeren, dan mag hij onder toezicht van een verkeersagent de straat of den weg oversteken. Maar over 't algemeen wordt de voet ganger als de groote lastpost beschouwd, die zoo spoedig mogelijk dient zorg te dragen, dat hij van den aardbodem ver dwijnt. De b enzi ne wagen, d i e is de alleen - heerscher van den weg geworden. Voor hem moet alles wijken. Natuurschoon, stadsschoon, monumenten. En de voet ganger. Met een claxon of een sirene mag hij hem van zijn domein verjagen. Als hij zich niet haast, dan 'zal hij het voelen. Zóó voelen, dat een andere auto hem moet wegbrengen, om zijn hardhóo- righeid óf nalatigheid te overdenken. In de hoofdstad hebben we eenigen tijd geleden een voetgangersweek gehad. Werd de voetganger daar in zijn oude rechten hersteld? O neen. De voetganger, editie „anno 1932", moet worden opgevoed. Hem moet geleerd worden, op de trottoirs te blijven, niet op den rijweg te loopen, zoo- als we baby leeren, niet bij de kachel te i^imen. En zooals we ook om de kachel In de couranten zien wij geregeld woor den verschijnen, die wij te voren nimmer of slechts zeer zelden hoorden. Nieuwe woorden, die eeii nieuw begrip, een nieu we gedachte, een nieuwe handeling of een nieuw ding aanduiden. Vooral in tij den van gisting, van boeiend geestesleven en wilde schommelingen, zooals wij die thans meemaken, ontstaan er nieuwe be grippen niet alleen, maar ook nieuwe normen. Nieuwe normen, die eens, tientallen ja ren terug, nog onbezonnen, revolutionair, de menschheidvijandige gedachten waren, zijnde nu iets vanzelfsprekends en gemeen goed der massa geworden. Het tempo van den tijd bemoeit zich niet met politieke leuzen. Beweegt de algemeene conjunc tuur zich tijdelijk in dalende lijn, dan zal niets en niemand daaraan ontkomen en ontkomen mogen. Wij hebben de afgeloopen drie jaar in een afgaand economisch getij geleefd. Zij, die het diepst in het geld zwommen heb ben, die lang weinig of geen last hadden van dat afgaand getij, dreigen nu ook aan den grond te raken. Tot hen, die het geld maar voor het grijpen hadden, be hoorde lang de Staat. De Staat was de spreekwoordelijke rijkaard geworden, die niet op een millioentje meer ot minder keek. De Staat was de multimillionair, die het breed had en het dus ook breed kon laten hangen. Er zijn tijden geweest, dat het voor den buitenstaander, die alleen maar de tol mocht betalen voor het recht, het bur gerschap van den Staat te dragen 'n bur gerrecht, dat in vele gevallen met de di verse directe en indirecte belastingen zeer duur betaald wordt den schijn had, dat de Sjg_at als tolgaarder wel zeer on-* bezonnen met de tolpenningen omsprong. De dienaren van den Staat genoten in sommige gevallen een belooning, die ver uitstak boven de Ioonen en salarissen, wel ke in het particuliere bedrijf werden uit betaald. De Staat was een goede, doch ook een goedgeefsche werkgever, wat men van een multi-millionair niet anders kan verwachten. Maar deze multi-millionair schijnt wel eens te vergeten, dat hij opereert met het geld van de gemeenschap. Zeker, we we. ten, dat de Staat de belichaming van de gemeenschap is. Helaas, maar al te dik wijls heeft het er den schijn van, dat de Staat een onafhankelijke instelling is. De Staat werkt met de gelden van zijn burgers. En die burgers mogen er ook een woordje over meespreken. I Dit meespreken geschiedt middels de I door het volk gekozen afgevaardigden in de Eerste en Tweede Kamer, de Provin ciale Staten en de Gemeenteraden. De afgevaardigden, die de belangen van hun kiezers behartigen, houden er een po litiek standpunt op na. Zij voelden het als een roeping om voor de belangen van de gemeenschap, belangen zooals zij die interpreteerden, op te komen. Maar deze roeping dreigt te vergaan in het geld, dat zij als schadeloosstelling ont vangen om zich geheel en ai te kunnen geven aan den dienst der gemeenschap. Schadeloosstelling. Zoo behoorde het te zijn. Maar in den loop der jaren is het euvel der cumulatie bij de afgevaardigden van het volk binnen geslopen. Het volk in 'één van de staats- of gemeente-instellin gen vertegenwoordigen, werd bij velen be roep linplaats Van roeping. Wij zullen de laatsten zijn om van de volksvertegen woordigers te verlangen, dat zij van hun idealen alleen zullen leven, maar wel geldt ons protest hen, die uit die idealen een vet baantje hebben weten te creëeren. De heer Braat is één van de eersten ge weest, die op den misstand van de cumu latie, de opeenhooping van salarissen, pen sioenen, uitkeeringen en schadeloosstellin gen bij één enkel persoon heeft gewezen. Hij heeft dit misschien op een primitieve, onparlementaire wijze gedaan, de misstan den, die hij hekelde, waren er niet min der ernstig om. Beroepspolitici hebben dit aan de kaak stellen van het leegpompen der staatskas demagogie genoemd. Dit is teekenend. Teekenend is ook, dat er in de volksvertegenwoordiging op het oogenblik nog slechts zeer schoorvoetend over dit euvel wordt gesproken. De heer Bierema liet de afgeloopen week bij de algemeene beschouwingen een forsch geluid hooren en zelde, dat de cumulatie door velen als een teeken van corruptie wordt beschouwd. En daarom moet men niet uit bezulnigings- overweglngen er een einde aan maken,, maar het als een uitwas uitsnijden. Zoo is het. Het geeft geen pas, dat men ten koste van de gemeenschap vorste lijke inkomens toucheert, die men, vóór dat men deze gemeenschap diende, ook niet verdiende. Men behoeft het als volks vertegenwoordiger niet slechter, doch ze ker niet luxueuser te krijgen dan tevoren. Nieuwe tijden, nieuwe normen, schre ven we in het begin van dit artikel. Zij, die het volk uit roeping dienen, hebben er rekening mee te houden, dat de tegenwoordige maatschappij versobering eischt, ook van hen. Het maximum aan belooning, uit welken hoofde ook, dai uit de schatkist aan één persoon kan en mag worden uitgekeerd, zal vastgesteld, resp. herzien moeten wor den. Zij, die bezuiniging en versobering voorschrijven, mogen ook zichzelf niet ver geten. VOOR ONZE SCHAKERS PROBLEEM No. 11330a2 van STAMMA. Zwart: 2 flft c d Wit: f g De diagramstand in cijfers luidt als volgt: Zwart K h3, T h2. Wit K gl en 1 pion op f7. Zwart begint en forceert re mise. VOOR ONZE DAMMERS PROBLEEM No. 11330b2 van ED. WAGENAAR Zwart: 10 m pp ÉtU WW/a WW. Wit: 10 De diagramstand in cijfers luidt als volgt: Zwart 7, 10, 12, 13, 14, 16, 18, 19, 21, 35. Wit 23, 27, 28, 29, 32, 40, 42, 43, 47, 48. Wit begint en wint. TUINBOUW, PLUIMVEE, ENZ. Een muizenvanger die onze hulp noodig heeft. De egel is geen schadelijk dier, zoo als velen meenen; hij is zelfs zeer nuttig, doorrdat hij allerlei soorten van onge dierte verdelgt. Slechts bij uitzonderingen vreet hij afgevallen vruchten aan; deeenig- ste schade, welke hij soms veroorzaakt is het opeten van eieren of jongen van op den grond nestelende vogels. Het is 'daar om niet uitgesloten, dat hij wel eens een kuiken tot zijn prooi maakt, doch deze schade weegt niet op tegen het vele nut, dat hij sticht, en bovendien kan men er zijn maatregelen tegen nemen. Men dient echter in het oog te houden, dat de traag en lomp schijnende egel in werkelijkheid een zeer behendig jager op ratten en mui zen is. In zijn jachtgebied roeit hij ze i/n korten tijd geheel uit. Verder eet hij alle levende dieren op, die hem voor zijn spit sen snuit komen; een bijzondere voor liefde heeft hij voor adders, naakte- en huisjesslakken, rupsen, wormen, engerlin gen, veenmollen, vlinders, sprinkhanen, ke vers, kikvorschen, kakkerlakken niets is voor hem veilig. Hij loert niet op mui zen, zooals een kat doet, maar hij graaft ze op uit hun gangen. Dit nuttige dier kan men gemakkelijk blijvend irn zijn tuin houden, wanneer men op een afgelegen plekje dicht struikgewas (Iaat ontstaan, door er b.v. een paar rozen struiken en kruisbessen 'te planten. Een .egel voelt zich aangetrokken tot dergelijke schuilplaatsen en zoekt ze dadelijk op. Ook steenhoopen mogen zich In zijn gunst verheugen. In den winter heeft hij eehter een verblijfplaats noodig, die vrij Is aan vorst, want kou kan hij slecht verdragen. Wanneer men hem niet hindert, wordt hij spoedig minder schuw en door menschen, die hij eenmaal kent, Iaat hij zilch nlef van zijn bezigheden afhouden. Gewestelijke Varkenscentr. Utrecht Toewijzing der biggenmerken Het bestuur der Gewestelijke Varkens- centrale Utrecht brengt het volgende te uwer kennis: Toewijzing der biggenmerken. Zonder regeling der teelt is het onmo gelijk da varkens fokkerij en -houderlj blij vend loomend te make'n, daar trtfbrekffng van de teelt spoedig zou volgen en de nrijs doen dalen. Om tot eene feeltregeling te komen is besloten voor lederen varkensfokker een beperkt aantal gewone biggenmerken be schikbaar te stellen. Voor de biggen, die de fokker boven het toegewezen aantal wil laten merken moet f 5.— per stuk voor het merken betaald worden. Het houden van ongemerkte varkens bo ven 10 K.G. is verboden. Zooals uit het onderstaande zal blijken, Is een verschil, wat de toewijzing van het aantal biggenmerken betreft, gemaakt tus schen houders van respectievelijk 1, 2. 3, 4 en 5 of meer fokzeugen; immers bij het toewijzen van een gelijk aantal b:gger per fokzeug, zouden de houders van een klein aantal zeugen in een relatief ongans?igc positie komen, wat dooi- den thans gevolg- den weg is vermeden. Het aantal toe te wijzen biggenmerken voor biggen, geboren van 1 Öctober 1932 tot 1 April 1933 bedraagt voor houders van fokzeugen: Fokzeugen. Biggenmerken Totaal toe te per zeug wijzen merken een 8 8 twee 6,5 13 drie 6 18 vier 5 3/4 23 vijf 5,6 28 en voor elke fokzeug meer, mogen telkens vijf biggenmerken per zeug toegewezen worden. Voor de bepaling van het aantal toe te wijzen biggenmerken wordt uitgegaan van het aantal fokzeugen van de inventarisatie 1932. In gevallen, dat bij de inventarisatie een te hoog of te laag aantal fokzeugen aanwezig was, kan hiervan worden afge weken ter beoordeellng van de plaatselijke commissie, waarbij dan echter de redenen dienen te worden vermeld. De toewijzing van de biggenmerken van de leden der plaatselijke commissie en de merkers geschledi door het Gewestelijk bestuur op voordracht van de plaatselijke commissie. Regeling Huisslachting 1933. Van hen, die in de maand Januari 1933 willen slachten en in aanmerking wen seh en te komen voer een acte van vrij stelling, moeten de aanvragen voor het verkrijgen van een zoodanige akte vóór 1 December 1932 in het bezit der Ge westelijke Varkenscentrale „Utrecht" zijn. Zij, die gedurende den verderen loop van het jaar 1933 voor vrijstelling in aan merking wenschen te komen, moeten de aanvragen indienen vóór 1 Januari 1933. Een ieder wordt in zijn eigen belang verzocht dit voorschrift stipt na te komen, daar anders de akte van vrijstelling niet tijdig in het 'bezit van den aanvrager kan zijn. De akte van vrijstelling dient ter ge meente-secretarie getoond te worden. Op de aanvrage dient vermeld te wor den, hoeveel varkens de aanvrager in 1933 wenscht te slachten, terwijl ook het kalen derjaar (1933) moet worden ingevuld. In herinnering wordt gebracht, dat zij, die een varken willen slachten, een gezins inkomen mogen hebben van niet meer dan f2500.voor het slachten van 2 varkens een gezinsinkomen van niet meer dan f2000.—, terwijl in dit geval het ge zin moet bestaan uit tenminste vijf per sonen. Voor 3 varkens meet het gezins inkomen niet meer dan f2000.— zijn en het aantal personen minstens 9; instellin gen die rechtspersoon zijn, kunnen voor elke vier personen een varken slachten, terwijl verder dooi de betrokkenen aan alle eischen van de Crisis-varkensbescbik- king moet woraen voldaan. Deze eischen zijn reeds eerder bekend gemaakt. Voor de aanvragen voor het jaar 1933 moet door den aanvanger 25 cent vooor ad ministratiekosten worden betaald aan den distr.icts.seeretarIs of het lid der Plaatse lijke Commissie, die deze aanvrage uitreikt. Op de aanvrage moet worden vermeld, da# de betaling is geschied en wel zoo, da# op den rechter benedenhoek van het for mulier het woord „betaald" moet voorko men benevens de handteekening van deu distriets-secretaris of het commissielid. In dien dit niet is geschied, kan de aanvrage niet worden behandeld. 'N WIJS WOORD VOOR IEDEREN DAQ MAANDAG. Leer door het voorbeeld van anderen wat gij doen moet en wat gij hebt te ver mijden. Het gedrag van anderen moet een les voor ons zijn. DINSDAG. Als de toorn zwijgt begint het berouw te spreken. ZONDAG. De rijke leert de wereld, de arme leert het leven kennen. WOENSDAG. Maar al te dikwijls wordt verstandig handelen harteloosheid genoemd. DONDERDAG. Wie voortdurend zich ergert aan een niets, vernietigt zich zelf en strekt anderen tot de grootste ergernis. VRIJDAG. Velen verstaan onder onafhankelijkheid niets anders dan te mogen doen wat zij niet doen moesten. ZATERDAG. Voor de tijdgenooten is menige zaak slechts een zucht, die voor Het nageslacht groeit tot een schreeuw.

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1932 | | pagina 4