JACOB VAN RUISDAEL
Een dichter met het penseel
Hij is onze grootste landschapsschilder
Het Js deze maand 250 jaar geleden,
dat onze grootste Nederlandsche land
schapschilder, Jacob van Ruisdael, is
gestorven.
Wij gelooven niet, dat er onder onze
imoderne kunst-critici één is, die zulk
•een goed en typeerend overzicht
Iheeft geschreven van Ruisdael's werk
als de kort geleden gestorven kunste
naar Just Havelaar.
Wij meenden er goed aan te doen
•enkele door hem over Ruisdael's werk
.-geschreven indrukken in dit herden
kingsartikel weer te geven:
Om Ruisdael in zijn ware beteeke-
mis te verstaan, hebben wij hem in
verband te zien tot de representatieve
ïbuitenlandsche landschapschilders van
zijn tijd, tot een Claude Lorrain, Pous
sin of Rubens.
Eerst in de 17de eeuw is het land
schap tot volledige ontwikkeling i
komen. Dit landschap echter toont
ïniet de felle karakteristiek der oud-
'Vlaamsche of Duitsche kunst. Het is
schilderachtig, statig, harmonisch,
Veeleer blijft het verwant aan het
«elegisch gestemde natuur-beeld, zoo
als Titiaan, deze prinselijke levens-
«dichter, het zich droomde. Het 17de
«eeuwsche landschap heeft een vol
dragen, wèl gecomponeerd schilderij
te zijn, dat op stijlvolle wijze natuur
lijk is en gevoelens van rust, ruimte
«en blijde plechtigheid opwekt. Het
irustig-verzekerde, voornaam-gebaren-
de, in zich zelf complete is een karak
teristiek, eigen aan den cultuur-drager
der 17de eeuw, 't zij deze, gelijk in
.Holland, een burger, een patricisch
koopman was, 't zij hij, als in Frank
rijk, den degen voerde en zich aan
IHof bewoog.
1 Een traditioneele vormelijkheid ty-
ïpeert deze opvatting der landschap
kunst. Het begrip „schilderij" heeft
«en zelfstandige beteekenis gekregen.
Om deze kunst recht te doen, heb-
hen wij te vergeten hoe veel moeite
tiet het vorige geslacht kostte zich te
2bevrijden van het dwangbegrip „schil
derij", dat langzamerhand tot een zin
ledige uiterlijkheid verstarde. Over de
-vele, conventioneele navolgingen heen
snoeten wij trachten deze kunst nieuw
te zien. En dan zullen wij hier vinden
aiiet de spontaniteit van .voordracht,
de verfijnde kleur-gevoeligheid en de
directheid van waarneming van het
19de eeuwsch impressionisme, doch
dat gevoel voor evenwicht en rythme
die bezonnen samenvatting, die stijl
volle ombeelding, welke juist ónze
generatie, hoewel door een geheel
verschillend levens-gevoel bezield,
van het kunstwerk verwacht.
Het 17de eeuwsche landschap is een
ün den geest beheerschte verbeelding,
■een synthetische schepping" maar be
paald door den Latijnschen, ietwat
vormelijken schoonheidszin.
Bij Claude Lorrain is deze Latijn-
ische schoonheidszin het meest tot een
ilevens-vizie veralgemeend. In zijn
Jtaliaansche landschappen, zijn gran
dioze zons-ondergangen boven gouden
zeeën, heeft hij poëemen eener stra-
lendblijde wereld geschapen van een
zoo edel-Grieksche verrukking, dat
zelfs de meest gekwelde zielen zich
gewonnen weten door dezen wonder-
SJ Jacob van Ruisdael. H. J. Paris, A'dam.
baren schoonheids-droom, Poussin,
strenger, minder lyrisch, overtreft hem
in kracht van stijl en in magistrale be-
heersching. Poussin kan in zijn natuur
uitbeelding verheven zijn, hetgeen wij
van Lorrain's arkadische poëzie niet
zoo spoedig zullen zeggen. In zijn
landschappen heeft Poussin den reli-
gieusen ernst uitgezegd, die hij in zijn
godsdienstige onderwerpen vergeefs
nastreefde.
Meer dan eenig ander der vele Hol-
landsche landschapschilders dier pe
riode, sluit Ruisdael zich bij deze La-
tijnsche natuur-dichters aan. Meer
dan de gevoelige stemmingsdichter
Van Goyen, meer dan de romantische
realist Rembrandt, meer dan den fei
len schilder van gemoeds-staten, die
Brouwer ook in zijn natuur-impressies
was, meer dan de serene Vermeer of
de argelooze en spontane Cuyp, werd
Ruisdael beheerscht door den drang
naar een vormelijke monumentaliteit,
naar een strenge schoonheid van com
positie, naar het stijlvol klassicisme.
De bedoeling een „mooi gearran
geerd schilderij" te maken heeft vele
kleinere talenten onzer 17e eeuwsche
schilderkunst belemmerd en in con
ventioneele opvattingen doen verstar
ren, die hun spontaniteit en hun per
soonlijkheid verdrukten. Hoe vee] le
vender, bezielder en karakteristieker
zijn vaak hun argelooze studies, hun
teekeningen, dan hun voltooide schil
derijen!
Het verschijnsel is verklaarbaar. De
Oud-Hollandsche kunst toch is een
uiting van intimiteit, van fijn, coloris-
tisch sentiment, van een bij uitstek
„schilderachtigen" schoonheidszin ge
weest, maar zij miste synthetischen
geest. Zij werd niet door een breede
cultuur gedragen. Zij was niet de
openbaring van een wijdschouwenden
geest, maar bleef gemoedelijk, realis
tisch, stemmingsvol. Daarom mist
aeze^unsV^stijt" ïn"den niècr aixhifëc-
tonischen zin. Zelfs de eenige univer-
seele kunstenaar van' het 17e eeuw
sche Holland, het wereld-genie Rem
brandt, mist de monumentaliteit en
den synthetischen geest van de groo-
te Italianen. De drang naar evenwicht,
naar vormelijke harmonie, eiken kun
stenaar eigen, niet langer door een
sterk stijl-gevoel gedragen, vertolkte
zich in de behoefte aan het „mooi
gearrangeerd schilderij" en kon licht
tot een zinlooze uitwendigheid ver
basteren.
Ruisdael echter vormt een uitzon
dering. Mag men al eens conventio
neele opvattingen bij hem aantreffen,
zij storen niet, daar zij ondersteund
worden door een intuïtief stijl-gevoel.
Hij is de klassicus onzer landschap
schilders.
Toch was hij nimmer een figuur ge
weest naast Lorrain of Poussin, nooit
was hij Europeesch geworden, indien
hij niet boven alles Hollander geble
ven was. Zijn kunst sluit zich vol
komen aan bij die zijner landgenooten
en heft er zich boven uit door de uni
versaliteit van zijn geest, door zijn
stijl.
Zijn grootheid is, dat hij, de klassi
cus, de eigenschappen van zijn ras
nooit verloochende. De kille, uiterlijke
mooiheid der Hollandsche maniëris
ten, die vergeefs Italiaansche groot
heid nastreefden door Italiaansche
motieven op rhetorische wijze te ver
werken, deze pronkende schijn heeft
Ruisdael niet verlokt, juist omdat hij,
beter en wezenlijker dan al de „ro
manisten", den levenden geest van 't
klassicisme in zich opgenomen had,
Hij bleef behooren tot die teedere
stemmingsschilders en gevoelige waar
nemers, welke de Hollandsche land
schapskunst maakten tot de rijkst ge
differentieerde en de oorspronkelijkste
van Europa. De landschapkunst is een
nationale glorie van Holland,
Wij zijn, trots de ruwheid onzer ze
den, een meditatief en lyrisch volk.
De stilte der aanschouwing, de wee
moed der herinnering en de intimiteit
der binnenkamer-droomerijen zijn ons
lief. Daarom kon de schilderkunst
de rijkste en origineelste uiting
onzer cultuur, zoo overwegend, zoo
uitsluitend „schilderachtig" zijn en in
het stilleven uitmunten. (Alle leven
wordt voor ons een „stil" leven; maar
alle doode dingen worden dan ook
voor ons „leven"). En daarom kon
onze litteratuur, klein in het drama
tische, epische en beschouwelijke,
machtig worden en steeds weer mach
tig zijn in haar innigste uiting; de
lyriek.
In dit grijze, vlakke land met zijn
nevelige hemels, zijn zee-wijde hori
zon, zijn burgerlijke verhoudingen,
keert de mensch zich gaarne in tot de
regionen van het gemoed. Zijn den
ken verdroomt zich tot een mijmeren.
Zijn kijken wordt 'n meditatief schou
wen. Ongewoon ontvankelijk voor de
visueele indrukken der uiterlijke we
reld, zal deze wereld de spiegel wor
den van zijn aandoenings-Ieven, van
zijn stemmingen. Er is geen klein en
geen groot voor den meditatieven en
lyrischen gemoedsmensch.
Het maatschappelijk leven in dit
land van kooplieden, zeevaarders en
boeren miste praal en glans, miste
vaak zelfs.... maatschappelijkheidl
Niet het monumentale bouwwerk,
maar de burgerlijke woning is de
triomph onzer rijke en zelfstandige
bouwkunst geworden. Zelfs onze
openbare gebouwen behielden meest
al een schilderachtige gemoedelijk
heid, een gemoedelijkheid, die echter
voornaamlijk allerminst uitsloot, In
tegendeel voelden wij immers voor
naamheid en eenvoud als geheel ge
lijkluidende begrippen. Wat wij aan
grootschheid tekort schoten, wonnen
wij aan innigheid.
hem tot een verheven melancholie
vergeestelijkt. Allen blijven in hun
persoonlijke waarde bestaan, maar zij
groepeeren zich om Ruisdaels een
zame, hooge figuur.
Wanneer wij Ruisdaels oeuvre over
zien, zullen wij het vanzelf in twee
groepen verdeelen. Er is een roman
tische en er is een realistische Ruis
dael, Er is de schilder van schuimende
be .ken, van rotsen en ruïnes, van
machtige wouden, van de eenzaam-
woeste bergstreken, en er is de schil
der van het vlakke polderland, de
kalme rivieren, de grijze zee, de wèl
vertrouwde duinen. Niet slechts naar
aanleiding der motieven maken wij
deze onderscheiding. Een andere
geest spreekt tot ons uit de andere
werken.
De romanticus Ruisdael, de schil
der van bergen en bosschen staat ons
het verst. Deze schilderijen geven ons
zelden de gewaarwording uit onmid
dellijke aanschouwing ontstaan te zijn.
De afzonderlijke deelen, de boomen
vooral, zijn nauwgezet en met een juist
begrip uitgebeeld, maar de samen
stelling dezer weidsche werken blijft
meestentijds ietwat kunstmatig aan
doen. Romantisch zijn zij slechts door
de voorkeur voor fantastische gege
vens, voor machtige boomen met kale
kronkel-takken, voor woeste stroo
men, voor een natuur, die aan de Hol
landsche zoo min mogelijk herinnert.
Het gevoel van beklemmende of over
weldigende grootschheid, dat de berg-
Molen bij Wijk-bij-Duur stede.
Het is daarom begrijpelijk, dat het
landschap een zoo opvallend rijke en
veelzijdige uiting werd onzer 17de
eeuwsche schilderkunst en dat deze
landschap-uitbeelding zoo teeder en
lyrisch was. Zij neigt naar 't melan
cholische. Zij is stil en zeer sober.
Maar zij mist soms constructieve
kracht: zij vervalscht soms tot 't pro
vinciale, tot 't kleingeestige.
Ruisdael is onze grootste land
schapschilder omdat zijn kunst op-en-
top Hollandsch blijft en toch deel
heeft aan de monumentaliteit van het
Latijnsch genie, waardoor zij boven
het picturaal realisme en de gevoelige
stemmingskunst uit kon stijgen.
Ruisdael's kunst is niet, wat^ het
Raadhuis op den Dam in de architec
tuur vertegenwoordigt: een Holland
sche interpretatie van den Latijnschen
stijl; maar wat de Heerengracht in
haar totaliteit is: de
meest stijlvolle uit
drukking van den Hol-
landschen geest.
In grootheid van ka
rakter doet Ruisdael
voor een Poussin niet
onder, maar van alle
buitenlandsche land-
schapsverdichters on
derscheidt hij zich
door zijn intimiteit.
Omdat hij een streng
bouwer was, een syn
thetische geest, kon
hij de verschillende
eigenschappen onzer
landschapkunst veree
nigen en tot haar hoog
ste expressie opvoe
ren, De visueele kracht
van een Cuyp vindt in
zijn sonore kunst haar
apotheose,
Potter's scherpte van
observatie en nuchteri
realisme heeft hij vanl
't scrupuleuse ontdaan.i
De droomerige gevoe
ligheid van den lyri
schen v. Goyen is bij
(Rijksmuseum, Amsterdam).
landschappen in een waarlijk roman
tische schepping suggereeren, wekt
Ruisdael niet op. De droom der ver
beelding overheerscht niet de realiteit
der aarde.
Wanneer ik mij echter aan deze
werken, althans aan de goede, over
geef, onderga ik de weldaad der har
monische ordonnantie, de ruimte der
visie, de kalme en breede kracht, den
geest van zwaarmoedigen ernst dier
scheppingen. Ik besef, dat Ruisdael
een eerbied gevoelde voor deze oer
wouden, deze duistere moerassen,
deze geweldige boomen, een haast
norsch gestemden eerbied, die zwaar
is van melancholie.
Men weet niet, of hij zélf veel reis
de, of de strenge Noorsche landschap
pen, die hij zoo gaarne schilderde
door hem wel gezien zijn. Dat hij tot
deze ruwe, Noordelijke natuur zich
aangetrokken voelde, kenmerkt den
mensch. Dat men twijfelt of hij haar
uit eigen aanschouwing kende, typeert
zijn kunst, die geen directen indruk
van werkelijkheden geeft, maar een
bezonnen, een soms ook wat conven
tioneele, maar een altijd stijlvolle
samenvatting.
Oneindig nader staat hij ons in zijn
Hollandsche landschappen, niet alleen
daar de motieven ons vertrouwder
zijn, doch hoofdzakelijk daar deze
werken sterker door de realiteit van
't leven en door de dwingende kracht
der ontroering zijn gesteund.
Ruisdael's Hollandsche landschap
pen laten steeds den indruk na van
absolute, trouwhartige overgave. Men
voelt, dat hij ontelbare malen langs
die pittoreske duinwegen in Haar-
lem's omstreken heeft 'omgezworven,
dat hij vaak en lang heenstaarde over
de stille akkers, die zich uitstrekken
naar den strakken horizon, waar de
stad met zijn oude, hooge kerkgebouw
flonkert in het bleeke zonlicht, dat
het beeld der breede rivieren, der
grijze stranden met ziin ziel was saam-
geweven. Hij, de miskende, zwijgzame,
hield van de natuur in haar eenzaam
heid, in haar eentonigheid. Hij haatte
't volle en drukke, omdat nfetc hem
rijker was dan de stilte
In zulke werken wordt de strenge
Ruisdael innig, een innigheid, die des
te dieper werkt, daar zij door den bar-
schen ernst van zijn natuur heen
moest breken om tot uiting te komen.
Zwijgende peinzer, zinnende geest,
die dieper voelde en teerder, dan de
weekhartigen vermoedden! Vergelijkt
Fromentin hem niet met de strenge
stylisten, de religieuse denkers, de
sobere en waardige r>^
Royal?
Nergens openbaart zic.i a As
stijl noodwendiger en inhoudsrijker
dan juist in die schilderijen, welke
oogenschijnlijk niet anders geven dan
de natuur-getrouwe afbeelding van
een geliefd landschap. Zijn soms zeer
minutieuse uitbeelding verliest zich
nimmer in 't peuterige. Zijn weifelloos
gevoel voor compositie verlaat hem
niet, zelfs niet in werken, die spon
tane natuur-studies konden zijn, zoo
dat, hij tot in zijn kleinste concepties
zijn architectonischen zin doet ken
nen en de meest intieme motieven in
een sfeer van algemeenheid wist te
plaatsen. Ruysdael's groote stijl ver
loochent zich
•Als-schilder en strand staat
hij boven cie anderen van zijn tijd,
maar is hij door een Jaap Maris en
Weissenbruch overtroffen. Onover
trefbaar echter blijft hij door zijn ma
gistrale uitzichten op het land bij
Haarlem, streng onder den ontzaglijk
welvenden wolken-hemel. In zulke
werken is de ziel van Holland voor
eeuwig uitgedrukt! Moeilijk kan men
op soberder wijze zoo dichterlijk en
zoo verheven zich uitspreken.
Zijn grootste schepping blijft wellicht
zijn molen van Wijk bij Duurstede, dit
donkere, massale bouwwerk, machtig
heerschend over de wijde wereld.
Laag, ruim en'rustig schuilen donkere
boomen en huizen om 't eenzaam ge
vaarte. Zeer stil breidt zich de rivier
vlakte uit naar den bleeken horizon,
waar schepen zeilen. De grauwe he
mel staat plechtig uit boven de ver
stilde natuur.
De kleur, groenachtig, grijs, brons,
op 't monotone af, is van een onein-
digen rijkdom; de uitbeelding is be
heerscht, is statig, haast stroef. Ruis
dael's ernst verdiept zich tot een
ingehouden verdroomdheid.
Et» (uit de verzameling Prentenkabinet, Amsterdam)