O
k
,pe
DE LUCHT IN TEGEN WIL
EN DANK.
De tocht met den luchtballon.
door
GERARD VALK.
Wat een drukte was het dien Maan
dag op het kleine station van het dorp
Zwartbroek, waar Zaterdagmiddag bij
het opstijgen van den luchtballon van
luchtvaarder Wolkbreker, Klaas van
Dongen, zonder dat iemand er op ver
dacht was, in de touwen verward was
geraakt, en mee de lucht was ingegaan.
Gelukkig had de luchtvaarder nog kans
gezien den jongen in zijn mandje op te
hijschen en hadden de ouders van Klaas
Zondag door de radio gehoord, dat de
ballon in Duitschland gedaald was.
Dienzelfden avond laat was er nog een
telegram gekomen, dat hun zoon Maan
dag weer terug zou zijn.
De geheele klas van Klaas stond op
het smalle perronnetje. De meester had
hen vrijaf gegeven, want de klas had
slechts ooren voor het wonderlijke avon
tuur van hun klasgenoot, met leeren
"was er niets te beginnen. Om 3.14 zou
de trein, die Klaas meevoerde, in Zwart-
broek aankomen.
De vader en moeder van Klaas ston
den met den stationschef en den veld
wachter, die ook verschenen was, te pra
ten. Zij voelden zich wel een beetje
trotsch eigenlijk ook en die trots steeg
nog, toen even over drieën met een auto
een verslaggever van een groote krant
hen kwam interviewen.
De stationschef trok om tien minuien
over drie het signaal op veilig en prompt
vier minuten later stoomde de trein bin
nen. Er stapten slechts een drietal rei
zigers uit en één van hen was Klaas van
Dongen. Toen de trein nog reed had hij
jongens van zijn klas al gezien en wild
met zijn pet gezwaaid, maar zoodra hij
lifcTestaPf^g^ vloofl-jtTtScfrlfey "eer-
ste naar zijn vader en moeder. Zijn moe
der trok hem in haar armen en wist
niets ander te zeggen: dan: „Nou ben je
weer bij ons." Toen barstte ze in tranen
uit. Ook langs het gezicht van Klaas
biggelden de waterlanders, ondanks het
feit, dat hij zich groot wilde houden
Zelfs vader Van Dongen wreef met zijn
groote, zakdoek in zijn oogen.
De verslaggever van de krant had zich
wat op den achtergrond gehouden en
had een praatje gemaakt met den veld
wachter, die hem in geuren en kleuren
nog eens het avontuur van Zaterdagmid
dag vertelde. Maar toen de familie Van
Dongen aanstalten maakte om naar huis
te gaan, bood de verslaggever aan hen
in zijn auto weg te brengen.
Klaas mocht naast den zelf chauffee-
renden meneer van de krant zitten. Zijn
ouders namen op de achterbank plaats.
De jongens van zijn klas hieven een
hoeratje aan toen de auto vertrok. Bin
nen enkele minuten was het gezelschap
bij de woning der Van Dongens aange
komen. En toen moest Klaas van zijn
groote avontuur vertellen. De verslag
gever stelde vragen en Klaas gaf er
antwoord op.
„Hoe het kwam? Ik weet het zelf niet
meer. Ik hield een lang touw vast, waar
van een gedeelte op den grond lag. Het
schoof door mijn handen en slingerde
zich ineens om mijn lichaam. Als ik toen
niet stevig vast gehouden had was ik
met mijn hoofd naar beneden komen
hangen."
„Of ik bang was? In het begin niet,
maar toen ik steeds hooger ging en ons
dorpje onder me zag wegzinken, ja,
toen was ik bang. Ik durfde niet meer
naar beneden kijken. Alleen kan ik me
nog herinneren, dat ik bijna rakelings
langs het haantje van den toren vloog
Maar wat een groot ding was dat! Ik
hoorde de luchtvaarder tegen me roe
pen, dat ik me stevig vast moest houden
en dat deed ik dan ook. Eerst bemerkte
ik niet, dat hij me opheesch en omdat ik
mijn oogen dicht had gedaan kon ik ook
niet zien, dat ik steeds dichter bij den
ballon kwam. Toen hoorde ik ineens heel
dicht bij me zeggen: „Nog maar even
hoor, niet loslaten en opgepast voor de
mand." En jawel hoor, daar was ik bij
de mand. Het was nog een heele toer om
er in te komen, maar het is toch gelukt."
„Natuurlijk was ik blij, maar beven
dat ik deed! De luchtvaarder gaf me wat
te drinken en zei, dat het niet zoo heel
erg was en dat we zonder gevaar wel
ergens zouden landen. Toen ik in de
mand was gooide hij al de zakjes zand,
die er waren naar beneden".
„Of ik daarna veel gezien heb? Nou
reusachtig hoor. 't Was net alsof de
«arde langzaam wegschoof. En klein dat
alles leek, nog kleiner dan mijn speel
goed! Uren lang dreven we door de
lucht. O ja, we kwamen .ook nog in een
wolk terecht, toen zagen we niets meer
van de aarde. Een heel mooi gezicht was
het toen de zon onderging.
Inplaats, dat zij boven ons stond zonk
zij onder ons weg. Maar langzamerhand
werd het tijd, dat wij gingen dalen. Dit
ging niet zoo één, twee, drie. Wij waren
bo\ een groot bosch en moesten wach
ten u r we een weiland onder ons kre
gen. Het was al schemerig toen dit het
geval was. De luchtvaarder trok aan een
touw en langzaam liep de ballon leeg.
Hij begon ook dadelijk te zakken. Toen
we dicht bij de aarde waren gekomen
gooide hij een anker uit, dat al gauw
vastsloeg. Een oogenblikje later waren
wij benee. Ik wist toen niet, dat we in
Duitschland waren, doch al gauw kwa
men er menschen aanloopen, waaraan
ik het hoorde. Met den luchtvaarder ben
ik toen naar een hotel gegaan waar ik
fijn gegeten heb en geslapen. En van
morgen heel vroeg heeft hij me op de
trein naar Holland gezet. Dat is alles."
„En zou je nog wel eens zoo'n tocht
willen maken", vroeg de verslaggever.
„Nu eerlijk gezegd liever niet."
„Daar ben ik blij om", zei moeder van
Dongen.
Inmiddels waren de kameraden van
Klaas voor het huis gekomen en die za
nikten net zoo lang tot hij naar buiten
kwam. Aan hen vertelde hij nogmaals
zijn avontuur, maar aan het einde van
zijn verhaal pochte hij er op, dat hij
heelemaal niet bang was geweest en nog
best zoo'n tochtje zou willen maken.
De verklaring van het verschijnsel is
betrekkelijk eenvoudig. De magneet
trekt n.1. alleen de koude deelen van het
ijzerdraad aan en niet de door 't vlamme
tje verwamde. Zoodra nu een koud ge
deelte van het ijzerdraad voor het vlam
metje komt wordt dit verwarmd, maar
tegelijkertijd verschijnt een ander stukje
van de cirkel van ijzerdraad voor de
magneet, En zoo gaat het steeds voort.
DE BETOOVERDE RING,
Hoe eenvoudig dit tooverkunstje ook
ls, als je het in een gezelschap laat zien,
zal iederen verwonderd zijn, dat zoo iets
mogelijk is. Men vraagt aan één der aan
wezigen een ring, welke men aan
een touw rijgt (A). De beide einden van
het touw laat men door twee toeschou
wers vasthouden. Een derde toeschouwer
laat men vervolgens een zakdoek over
de hand leggen, waarmee men den ring
laat zien, die van het touwje bevrijd is,
ofschoon de beide einden van het touw
tje nog steeds worden vastgehou
den (B).
Hoe is dat mogelijk zul je denken?
De truc wordt op de volgende wijze uit
gevoerd. Buiten het touwtje, waarop zoo
genaamd de ring wordt geschoven, heeft
men nog een klein ander touwtje noo-
dig, waarop de ring in werkelijkheid
wordt geschoven. Met de duim en den
wijsvinger pakt men de touwtjes zooda
nig vast, dat het er uitziet alsof men maar
één touwtje in de hand heeft (C).
en nadat de onderwijzer het werk opge
haald had, zei deze: „En nu moet ik jul
lie geschiedenisboeken zien. Leg het
maar voor jullie neer. Dan kan ik ter
stond zien, wie het vergeten heeft
Wee degene, die zijn geschiedenisboek
niet bij zich heeft."
Alle jongens en meisjes herinnerden
zich nog levendig, wat er gebeurd was
voor enkele dagen. Ze hadden geschie
denisles gehad en met elkaar hadden ze
ven jongens en meisjes hun geschiedenis
boek vergeten. Toen was de onderwijzer,
die ze allen graag mochten, heel boos
geworden. Dat gebeurde bijna nooit. Ze
schrokken er van. Boos had de onder
wijzer gemeend: „Omdat ik jullie nooit
straf, denken jullie misschien alles te mo
gen doen. Daar zal en moet een einde
aan gemaakt worden. Er wordt in den
laatsten tijd te veel vergetenVan
daag vergaten er zeven van jullie hun ge
schiedenisboek. 't Is barIn 't ver
volg mag er niets meer vergeten worden.
En om jullie dat te leeren, moeten jullie
een week lang iederen dag het geschie
denisboek meebrengen. Als ik het wil
zien, moeten jullie het me kunnen too-
nen.... Degene, die het niet kan, moet
een uur nablijven".
Twee dagen waren er reeds voorbij
gegaan, zonder dat de onderwijzer naar
het geschiedenisboek had gevraagd. Nu
deed hij het. Alle leerlingen zochten in
hun vakken of in hun tasschen en haal
den het boek te voorschijn, om het daar
na voor zich neer te leggen. Ook Karei
HET WONDERRAD.
Het rad, waarvan we in onderstaand
stukje een beschrijving geven verdient,
daarom den naam van wonderrad, om
dat het ronddraait zonder dat het door
de een of andere zichtbare kracht wordt
voortbewogen.
Wij nemen allereerst een flesch, die
wij voor de helft met water en zand vul
len, zoodat zij stevig op de tafel staat.
Dan doen wij er een kurk op en steken
in de kurk een naald. Nu snijden wij uit
een andere kurk een kleine, ronde schijf,
die niet te dun mag zijn en steken er
vier koperdraden van dezelfde lengte in.
Deze koperdraden zijn de spaken van
een wiel. De wielrand maken wij van
ijzerdraad, waaromheen wij de koper
draadjes wikkelen. Nu is het rad klaar
en plaatsen het op de naald, zóó dat het
in evenwicht is en gemakkelijk kan
draaien.
Na deze voorbereidingen verschaf
fen wij ons een klein spirituslampje, dat
wij zoo plaatsen, dat de vlam juist onder
het ijzerdraad komt te branden. Nu ne
men we een kartonnnen doos, die onge
veer even hoog is als de flesch met het
rad. Boven in den deksel verbergen wij
een gewone hoefijzer-magneet en wel
zoo, dat zich de magneetpolen tegenover
het spiritusvlammetje bevinden. Steken
wij deze lamp nu aan, dan zullen we zien,
dat het rad vanzelf gaat draaien.
Nadat de hand met een zakdoek toe
gedekt wordt, behoeft men het touwtje
alleen maar los te laten om den ring te
bevrijden. Het kleine stukje touw laat
men ongemerkt verdwijnen. De afbeel
dingen laten duidelijk zien hoe het
kunstje moet uitgevoerd worden.
-35-
VERBORGEN DIEREN. c
Geef nog even een schep aarde, dan
doe ik die nog bij deze stekjes.
Als je dit wilt doen, heel graag, Ans,
dan behoef ik er niet extra voor uit te
gaan.
•sueQ
In vroeger tijd sprak men van een
schelling en een daalder, maar thans
niet meer.
'Pu33
35
DE GOEDE DAAD.
Het was stil in de klas. Alle leerlingen
waren vlijtig aan het werk en de onder
wijzer zat achter zijn lessenaar eenige
cahiers te corrigeeren.
Hans en Karei, die naast elkaar op de
allerlaatste bank zaten, werkten ijverig,
om klaar te komen. Hans had zijn ge
dachten echter niet bij zijn opgaven,
maar dacht er aa'n, dat hij straks, wan
neer het half vier was, zoo hard hij kon
naar huis zou hollen!Zijn moeder
was jarig en dien dag was het bij hen
thuis altijd een heerlijken feestdag!
Karei, zijn vriendje, glimlachteDie
kon begrijpen, waarom Hans zoo onge
duldig was. 't Was dan ook heel prettig
wanneer je moeder jarig was
Eensklaps schrokken alle jongens en
meisjes op. 't Was even voor half vier
deed het. Tot hij een zucht naast zich
hoorde. Hij keek op en zag in het ver
schrikte gezicht van Hans.
„Ach", jammerde Hans. >,Ik heb het
boek niet bij me."
„Heb je het vergeten?" Informeerde
Karei ongeloovig, want Hans was heel
stipt op zijn zaken, vergat nooit Iets.
„Ja", zuchtte Hans. „Dat me dit ge
beuren moet, juist nu moeder jarig is
Karei keek Hans eens aan en zag, dat
Hans het schreien nader dan het lachen
stond.... Dat kon Karei zich goed inden
ken. 't Was ook niet alles, school te moe
ten blijven, wanneer je moeder jarig is....
Eensklaps schoot Karei iets te binnen.
Snel keek hij op. De onderwijzer, die
niets van hun gesprek had gehoord, om
dat ze zacht fluisterden, stond aan het
andere eind van de klasse en keek niet
naar hen. Vlug schoof Karei zijn boek
.voor Hans en fluisterde: „Hier! Dan kun
jij naar huis gaan straks en blijf ik in de
school."
„Neen, neen", weerde Hans verschrikt
af. „Dat mag niet".
„Jawel", schoof Karei het boek weer
voor Hans. „Denk aan je moederJe
mag op haar verjaardag toch niet school
blijven"
Hans bezweekOch, het voorstel
was ook zoo verleidelijk. En hij wilde
zoo graag naar huis. Jammer, dat hij het
boek vandaag vergeten moest
Wat de beide vrienden verwachtten,
gebeurde: De onderwijzer zei, dat hij niet
verwacht had, dat Karei het boek ver
gat. 't Speet hem, maar Karei moest
schoolblijven
Even later verlieten alle leerlingen,
behalve Karei dan, het lokaal. Hans was
aarzelend weggegaan, en had Karei nog
voorgesteld, om den onderwijzer alles te
vertellen.... Maar Karei had bijna vroo-
lijk afgeweerd. Vreemd was het, maar
hij vond het dezen keer heelemaal niet
naar, school te blijven.
Er zouden echter nog vreemder din
gen gebeuren. Toen alle jongens en
meisjes weg waren, ging de onderwijzer
in de bank voor Karei zitten en zei: „Zie
zoo, nu heb ik nog een appeltje met jou
te schillen, Karei."
Karei keek vreemd op, wist niet, wat
hiervan te moeten denken.
De onderwijzer vroeg glimlachend:
„Heb jij geen schuldig geweten, Karei?...
Waarom heb jij je geschiedenisboek aan
Hans gegeven, Karei?... Dacht je dat ik
dat niet gezien had?... Waarom is dat
gebeurd?"
Karei zweeg, wist niet, wat hij zeg-*
gen moest.... Hij wilde Hans niet ver
raden
De onderwijzer moedigde hem echter
aan: „Ik zou maar alles vertellen, Karei.
Anders moet ik je vriend Hans ook nog
straffen, omdat hij jou boek liet zien."
Karei vertelde nu alles. Hij zag wel in,
dat hij moest.
„Dat was heel mooi van jou", zei de
onderwijzer, toen hij alles wist. „Alleen
valt het me tegen van Hans, dat hij zoo'n
groot offer van je aannam."
„Maar, mijnheer", ve/dedigde Karei
zijn vriend. „Ik heb u toch gezegd, dat
de moeder van Hans jarig was, en dat
ik wilde blijven."
De onderwijzer schudde het hoofd, als
wilde hij zeggen, dat Hans het niet
had mogen aannemen. Juist op dat oogen-
blik werd er -echter geklopt. Op den
drempel stond Hans, en zonder een
oogenblik te wachten, begon hij alles aan
den onderwijzer te vertellen. Deze liet
Hans stilletjes uitspreken, maar viel aan
het einde hartelijk uit: „Zie, nu herken ik
mijn echte Hollandsche jongens weer. Ik
weet, dat ik thans weer vertrouwen mag
stellen in Karei, zoowel als in Hans....
En nu vooruit! Naar huis! We spreken
nergens meer over.... Marsch!"
Dat lieten de beide vrienden zich geen
twee keer zeggen. Zoo vlug ze konden
stormden ze de school uit, de straat op
en naar huis.... Ze hadden toch een
goede onderwijzer!....
W. J. EELSSEMA.
TEEKENEN.
Velen zien hoog op tegen
vriendjes, die mooie teeke-
ningen kunnen maken en op
teekenles wel een negen of
tien krijgen. Dikwijls hooren
we zeggen: „Nu ja, teeke
nen moet je ingeboren zijn,
dat kun je niet leeren." Toch
is dit niet heelemaal juist.
..Teekenen kun je heel goed
leeren en met een klein
beetje handigheid kun je de
mooiste teekeningen maken.
Maar natuurlijk niet te hoog
grijpen en niet dadelijk met
ingewikkelde dingen begin
nen.
Hiernaast geven we jullie
een tweetal voorbeelden hoe
op een zeer eenvoudige ma
nier een pingouin en een
zeeleeuw te teekenen. Met
slechts enkele lijntjes kun
nen deze dieren gemaakt
worden. De afbeeldingen la
ten zien hoe dit in zijn werk
gaat.
j
wf