Pinda's, het Volksvoedsel met vele Toepassingen. de m y WAAR ZE GROEIEN EN BLOEIEN Hoofdbestanddeel van de margarine. TtakV-<t JHfl ■■■?-■ t «sgp Hoe onze voorvaderen zich de aarde voorstelden. door Dr. J. SCHENKHOF. -w- ZE zijn de schrik van alle schoon maaksters, die vergader- of bi oscoopzalen moeten schoonma ken, maar de vreugde en po pulairste lekkernij van jong en oud, die deze ruimten tijdelijk bevolkten. Men neemt ze mee naar het strand, of geeft een zak vol aan spelende kinderen, die op een regenachtigen middag ge dwongen zijn binnenshuis hun vermaak te zoeken. Als pittige hors d'ouvre worden ze aan den bittertafel nimmer versmaad. De in Nederland aanwezige Chineezen vermengen ze met suiker en chocolade en maken er pinda-tabletten van, die door de Pinda-chineezen in hun brood trommels verkocht worden. Men krijgt er zelden genoeg van en als men ophoudt met het eten dezer goedkoope, gezonde pitten van de aard- noot, om haar .bij haar deftigen of ara- chis hypogaea om haar bij haar weten- schappelijken naam te noemen, dan is het alleen omdat de maag er geen plaatsruimte meer voor over hoeft. In de winkeltjes in de buurt van Artis te Amsterdam keeten ze aard nootjes, el ders, waar ze niet als apenvoedsel, maar als menschenlekkernij worden verkocht, noemt men ze olienootjes, pinda's, „sausjes" of „sausche mangelen', het geen waarschijnlijk wel een verbastering zal zijn van Curagausche amandelen Maar niet alleen als genotsmiddel heeft de aardnoot voor ons beteekenis van grooter waarde is deze als grond stof voor de fabricatie van olie, vetten en margarine. Deze beteekenis dankt de aardnoot aan het hooge oliegehalte. De beste soorten bevatten zelfs 50 pCt. olie. De aardnoot behoort tot de familie der leguminosen, en is een éénjarig, niet zeer hoog wordend gewas. De stengels zijn meestal 30 tot 40 cM. lang. In zeer goeden bodem kunnen zij zelfs een lengte van 80 c.M. bereiken. Ongeveer ander halve maand na het zaaien vertoont, de plant bloesems. Deze verwelken nog op denzelfden dag. Het zandvormen. Een eigenaardigheid van de aardno- ten plant is, dat de bloesems evenals bij Em uitgetrokken aardnotenplant. andere planten boven den grond bloeien, maar het zaad in den akkerbodem vor men. Weliswaar bloeit ook de aardap pelstruik boven de aarde en ontwikkelt de eetbare knol zich onder de aarde, maar deze knol is een wortelverdikking. Bij de aardnoot daarentegen ontstaat na den korten bloei een bloesemstengel, die in zekeren zin als luchtwortel naar den grond neigt en de vruchtknoppen in de aarde drukt. De Chineezen hebben daarom deze plant „Hoea Ssung" genoemd, hetgeen wil zeggen: „Uit de bloesem geboren." Terwijl de Soja-boon alleen in het verre Oosten gedijt, voornamelijk in Mandsjoerije, waai' ook tegenwoordig nog groote hoeveelheden vandaan ko men, is de aardnoot oorspronkelijk uit Zuid-Amerika afkomstig. Na de ontdek king van de Nieuwe Wereld hield ze vandaar uit een ware triompf-tocht over West-Afrika, den geheeïen tropengor- del en ver daarbuiten. De voornaamste groeiplaatsen van de aardnoot buiten onze Oost-Indische koloniën zijn Chi na, Britsch-Indië, West-Afrika en Noord-Amerika. Waar se groeien. De n ;ichis-cultures strekken zich niet alleen uit over den geheelen tro- pengordel, maar tot ver buiten de sub tropische gebieden, ja zelfs tot in de gematigde zones. Hoe noordelijker echter de aardnoten plantages van de Aequator verwijderd zijn, des te armer is de vrucht aan olie. In de warmste streken heeft de Arachis een oliege halte van 53 pCt., in de koude grens streken van de gematigde zone, be draagt dit ongeveer 20 tot 25 pCt. De voornaamste aardnotengebieden. vindt men in China. Deze cultures zijn reejds vrij oud, Terwijl men vroeger hóofplzakelijk de zoogenaamde Chinee- söhei aardnoot verbouwde, wordt te genwoordig de veel grootere virginea- aardnoot aangeplant. Deze wordt om het veel grootere vetgehalte het meeste op de Europee- sche en Amerikaansche markten ge vraagd. In Fransch West-Afrika en in Se negal zijn geweldige aardnoten velden, verder in Britsch Gambia, Portugeesch Guinea, en Noordelijk Nigerias. Alge meen verbreid is de aardnoot in Britsch Oost-Afrika. In Voor-Indië en Burma zijn uitge strekte plantages en ook uit Fransch Achter-Indië komen groote hoeveelhe den. De Arachis-culturen in Japan strekken zich tot de 38ste breedtegraad uit. Als voornaamste plantgebied geldt echter het warmere Zuiden. De grootste aardnoten-plantages in Nederlandsch- Indië zijn gevestigd op het Oostelijk deel van Java. De aardnotengebieden in Amerika zijn zeer uitgebreid en zijn voldoende voor het Amerikaansche gebruik. In het land van afkomst, in Bra zilië, is de aardnotenteelt nog wel in aanzien, maar speelt in den wereldhan del geen enkele rol meer. Voor de aardnoten-export naar Europa komen in aanmerking aard noten in dop, aardnoten zonder dop, aardnotenolie en aardnotenkoeken. De hoofdbestemmingslanden voor aardnoten en aardnotenolie zijn Neder land en de Middellandscke Zeegebieden. De aardnotenkoeken worden hoofdzake lijk in Japan en Zuid-China gebruikt. Transport van aardnoten-olie. Deze kor ven zijn met was overgoten en met geolied papier gesloten en daarom uiterst dicht. Het zaaien en oogsten. Het uitzaaien van de aardnoot ge schiedt in Noord-China in Mei. De oogst begint in September en bereikt haar hoogtepunt in October. Het inzamelen geschiedt als volgt: De plant wordt los gemaakt en met de aan wortels hangende vruchten uit den grond getrokken. Wat in den bodem achterblijft, wordt nader hand door het uitzeeven van de aarde nog bijeengegaard. Vooral in den streek tusschen Tsinanfoe en Tjiensin ziet men langs den spoorlijn steeds lange rijen aardnoten staan, die veel weg hebben van mierenhoopen. Dikwijls stuurt men er ook varkens op af, die het in China nie&ri tq best hebben en daardoor in de gelegenheid zijn tenminste eens per jaar voldoende eten te krijgen. De boeren scheiden de aardnoten van de planten. De laatste dienen als voed sel voor de muilezels. Op wagens, jon ken, kruiwagens, die vaak met een zeil zijn voorzien en muilezels worden de aardnoten naar de verschepings- en be reidingsplaatsen vervoerd. Zij woeden niet op de akkers, waar zij geoogst zijn maar in bijzondere werkplaatsen van hun huls ontdaan en gereinigd. De Chineesche boer brengt zijn pro duct meestal naar de bij zijn woonplaats dichtsbij gelegen markt, waar hande laars de oogst opkoopen. Deze hande laars verkoopen de oogst meestal weer aan groothandelaars in de havenplaat sen of aan de vertegenwoordigers van vreemde exportfirma's. Het sorteeren der noten geschiedt mei de hand of machinaal. Het handsortee- ren wordt meestal door meisjes of vrou wen verricht. In groote hallen of open ruimten zitten zij voor de groote hoopen en scheiden de goede en groote van de kleine en minderwaardige noten, Koe lies vullen daarna de zakken, die voor verzending bestemd zijn. De oliewinning Verreweg het grootste gedeelte der aardnotenoogst is bestemd voor de be reiding van olieën en vetten. Het olie- wetten geschiedt in China zelf in molens. De voor de oliewinning bestemde kernen worden in een walswerk gemalen en met behulp van een blaasbalg van de roode vliesjes ontdaan. Daarna worden zij in een groote pan drie minuten lang ge stoomd. Deze pan heeft een capaciteit van één ton en er wordt een stoomdruk ontwikkeld van 1.5 tot 2 atmosfeer. Het stoomen moet uiterst zorgvuldig geschie den. Tekort stoomen vermindert de kwantiteit, telang de kwaliteit van de ge wonnen olie. Nadat de noten verhit zijn worden ze tot koeken gevormd, welke tweemaal worden uitgeperst. Men krijgt op deze wijze in totaal 38 tot 40 pCt. ruwe olie. Tsingau is de stad, waar men de mees te oliemolens aantreft, welke hoofdzake lijk in Japansche handen zijn. De aard notenolie, welke in het oogstland worden gefabriceerd is een betrekkelijk geringe hoeveelheid in verhouding tot de Euro- peesche productie. Door de meest ver fijnde raffineermethoden wordt in Euro pa een consumptie-olie vervaardigd, die met olijven-olie is te vergelijken. De mo derne fabricatie-methoden zijn in staat door verharding der consumptie-olie vet ten te bereiden. Voor de margarine-fa brieken beteekent de aardnotenolie een niet meer te ontbeeren grondstof. Ook in zeepfabrieken gebruikt men veel aardno tenolie. Wat er na het uitpersen nog overblijft, crebruikt men hoofdzakelijk voor veevoe der. Een schilderachtige Chineesche jonlc, heiaden mei halen aardnoten. - - Heeft onze planeet steeds deazelf- dem vorm bezeten? m Nog steeds aan veranderingen onderhevig. Door Dr. A. M. FREDER1KS. HET tegenwoordige geslacht weet, dat de planeet, waarop wij le ven, den vorm van een kogel heeft, die aan zijn polen met het 297-ste deel van zijn door snede is afgeplat, vrij in het heelal zweeft, zich met een snelheid van 30 Ki lometer per seconde in een ellyptische baan om de zon beweegt en zich om zijn as draait. Een andere vorm dan die van een kogel kan in verband met de wetma tigheid, die liet heelal van do wereld lichamen verlangt, niet aanwezig zijn. Wij weten verder de wisseling van dag en nacht, van zomer en winter door het re gelmatige draaien van de aarde te ver klaren en ook alle andere verschijnselen, die bij den omloop van onze planeet aan den dag komen. Dit alles is gegrondvest op de waarnemingen van fijngevoelige instrumenten en een minutieus onderzoek van het zonlicht en dat van de sterren. Onzen voorvaderen was dit alles nog een groot, groot raadsel en wel tot het tijdstip, dat de zon over den astronoom Coperni- cus opging, over den grooten geleerde, die met zijn beroemd geworden slingerbewijs vaststelde, dat niet de zon om de aarde, maar de aarde om de zon draait. Daar mee gaf hij het van grootheidswaanzin ge tuigende denkbeeld, dat de aarde het mid delpunt van het heelal was den dood- steek. Deze onttroonde opvatting van onze voorvaderen wordt tegenwoordig nog wei eens een enkele maal staande gehouden. Velen komt het gewoon ondragelijk voor, zich te moeten voorstellen, dat deze aar de in verhouding tot het heelal niets an ders is dan een nietig puntje, ofschoon ze toch een niet te overziene ruimteinhoud van niet minder dan 1.083.000 millioen ku bieke K.M. omvat. Doch de meeningen, die eertijds over de gestalte van de aar de bestonden, zullen thans door niemand meer gedeeld worden, ja, men zal een glimlach niet kunnen onderdrukken als men ervaart, welken vorm men vroeger aan de aarde toegedicht heeft. Als bijvoor beeid een Grieksche filosoof ongeveer 500 jaar beweerde, dat de aarde den vorm van een kubus bezat, begrijpen wij niet hoe een dergelijke opvatting is kunnen ont staan en hoe zij in ernst kon worden op genomen. Nemen wij echter in aanmer king de geringe middelen, waarover men destijds beschikte, waarmee astronomische metingen gedaan werden, dan wordt veel ons duidelijk. Want toen werkte men nog niet met vaststaande theorieën en met een over de globe gespannen gradennet. Toch beweerde Aristoteles, die 384 jaar v. Chr. geboren werd, dat de aarde den vorm van een kogel moest bezitten. Getuigt dit niet van de buitengewone scherpzinnigheid van den toen reeds zeer beroemden man? Doch ondanks deze uitspraak verspreid den zich allerlei meeningen over den vorm der aarde. Maar ook Aristarch van Samos, die in de eerste helft van de derde eeuw werkte, nam aan, dat de aarde om de zon draaide, tengevolge waarvan men slechts kon aannemen, dat de aarde den vorm van een kogel bezat. Maar men schonk weinig aandacht aan de waarheid van de ze geleerde mannen. Een van de zeven Grieksche wijzen, de filosoof Tales van Milet, stelde zich de aarde voor als een reusachtige wals, later als een cylindervormige zuil van gewel dige afmetingen, die op het water dreef. Deze meening werd gedeeld door zijn leer ling Anaximander, die daari ij nog de stelling poneerde, dat de oneindigheid de oerstof van de wereld was. Het grappigst kan men de opvatting van den Griekschen filosoof Ileraclitis noemen, bijgenaamd de Duistere, die de aarde vergeleek met een reusachtige boot, die op het water dreef en onbeschut aan de willekeur van de go ven was overgele verd. De opvatting, dat onze woonpla V op een reusachtige kubus zou gelijken, vond omstreeks 400 jaar v. Chr. zeer veel aanhangers. Later meenden andere Grie ken van naam, dat de aarde vergeleken kon worden met een grooten koepelbouw, welks concave zijde ue aardoppervlakte zou zijn, waarboven de blauwe hemel zich uitstrekte. Ten tijde van Ovidus nam men tientallen jaren aan, dat de aarde een plat te, op het water drijvende, schijf was, waarbij men zelfs een vaststaand middel punt aannam, dat dienst deed om metin gen te verrichten. Zoo wisselden de meeningen over de ge stalte van onze oude, eerwaardige aarde met de jaren. Langzamerhand echter leer de men het gelaat van onze aarde beter kennen en drong 1 waarheid door, dat ze een kogel vorm had. Op den keper beschouwd deugt ook deze omschrijving niet, want de aardbol is aan de polen afgeplat en is ook verdei ine: ge lijkmatig gewelfd. De doorsnede van der» aequator is bijv. 43 K.M. grooter dan die van den pool. Daarom heeft de aarde ten slotte den naam aarde ellipsoïde gekregen. Nu moet men niet denken, dat hiermede het vraagstuk van de gestalte van de aar de uiteindelijk is opgelost. Tegenwoordig gelooft men, te moeten vaststellen, dat de gestalte van de aarde zich door inwerking van kosmische invloeden voortdurend en merkbaar veranderd en nog duidelijker zal veranderen. De aarde zou volgens nieu we theoriën op een kegel gaan gelijken... Maar onwaarschijnlijk blijft het, dat de aarde op een kubus, een schijf of een cy lindervormige zuil zou geleken hebben >f hebben de wetten, die den loop en den vorm van de hemellichamen bepalen zich in den loop der eeuwen gewijzigd? Dan zou er geen grond aanwezig zijn om ons van de opvattingen van de oude Grieken met een meelijdend lachje af te maken

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1933 | | pagina 4