/AHES RUBRIEK
ONZE GOEKOOPE PATRONEN,
Patronen (in de maten 4250 a 58 ets.)
kunnen per giro (125025) per postwissel
of per brief met bijgesloten postzegels
worden besteld bij de redactrice Dames-
rubriek Den
Haag. Maat en nummer van het ge-
,wenschte model s.v.p. duidelijk vermel
den. De gevraagde patronen worden bin
nen drie zes dagen aan de aanvraag-
sters toegezonden.
DE REISMANTEL.
Wij zijn nog niet allen op reis geweest,
en velen van ons zullen waarschijnlijk
ook heelemaal niet op reis gaan, maar
voor die dames kan deze mantel heel
goed als najaarsmantel dienen. De mo
dellen van de najaarsmantels zijn geheel
gelijk aan dezen mantel. Ook nu weer
zien wij, dat de mantels wel kleine re
vers hebben, welke men naar verkiezing
laag of hoog gesloten kan dragen, maar
dat er geen mantelkraag aan is, of een,
zooals u op de teekening No. 587 ziet.
Deze sjaalkraag kan zoowel van achte
ren op den bovenkant van den mantel
.worden vastgehecht dan wel los worden
gedragen.
Deze reismantel is gemaakt van licht
beige warme wollen stof, die toch dun
en soepel is. De voorpanden zoowel als
het rugpand zijn glad en eenigszins aan
sluitend, terwijl de mantel naar onderen
toe tamelijk veel breeder, ja zelfs iets
klokkend uitloopt. De voorpanden slui
ten flink over elkaar heen, terwijl het
linkervoorpand een binnensluiting aan
den rechter zijnaad heeft. De mantel
sluit met twee knoopen, terwijl om het
middel een ceintuur wordt gedragen, die
langs den rand heelemaal met een dub
belen stiknaad i6 versierd en sluit met
een eenvoudige gesp.
Ook langs de sluiting van den mantel
en revers zien wij dezen dubbelen stik
naad toegepast, wat dadelijk zoo'n Ame-
rikaansch idee aan den mantel geeft* zoo
iets sportiefs, echt, om mee op reis te
gaan.
De mouw is tamelijk wijd en loopt naar
den pols niet zoo heel veel nauwer toe.
De gespikkelde stof is eveneens van
wol. De sjaalkraag loopt naar de slip
pen toe breeder uit, terwijl de onderkant
puntig toeloopend wordt afgewerkt. De
sjaal is dubbel genomen dus aan beide
zijden eender. In de slip, die van rechts
komt is een groot knoopsgat aange
bracht, waardoor men de linkerslip
haalt, zooals de teekening duidelijk laat
zien. De mouw heeft een paar opgestikte
manchetten van dezelfde gespikkelde
stof, evenals de schuine insteekzakkeu
een paar klepjes ervan hebben. De man
tel wordt tamelijk lang gedragen.
Patroon verkrijgbaar a 58 ets.
4?, Den Haag).
DE GEKLEEDE BLOUSE.
Bij een gekleed mantelpak kan men
geen gewone blouse dragen, integendeel
men maakt er steeds meer werk van.
No. 588 laat u een blouse zien van ge
bloemde zijde met een effen wit zijden
vest. De voorpanden hebben breede,
klokkende revers, dié als kraag achter
langs den hals doorloopen en van voren,
vlak voor het openvallende, klokkende
gedeelte met een lipje worden vastgezet.
De voorpanden sluiten bij het middel
ver over elkaar. Het linkervoorpand
heeft een binnensluiting aan den rechter
zijnaad, terwijl uit den linkerzijnaad een
korte ceintuur komt, evenals aan het
rechter voorpand een ceintuurtje is be
vestigd. Deze einden worden nu geknoopt
gedragen, terwijl men de puntig toeloo-
pende slippen los laat hangen. Ditzelfde
idee heeft men bij de mouw toegepast,
n/l, bij den pols. Ook hier wordt de man
chet aan iederen kant van een puntig
toeloopende slip voorzien, welke wordt
vastgeknoopt.
De mouw is van boven tamelijk ruim
en blijft eigenlijk zoo tot vlak bij den
pols, waar zij iets nauwer toeloopt, ter
wijl de overtollige ruimte in de manchet
wordt weggewerkt.
De revers worden dubbel genomen,
zoodat ze aan beide zijden hetzelfde zijn.
Men kan bij de linker schouderslip een
verborgen knoopje aanbrengen en aan
den punt van de rechterrevers een on
zichtbaar trensje. Bij iets killer weer
kan men nu de revers vastknoopen, wat
aan de blouse dadelijk weer een heel
ander idee geeft.
Patroon verkrijgbaar a 58 ets.
11 Den Haag).
EEN JAPON VOOR GEZETTERE
DAMES.
Het is voor vrouwen met een zwaar fi
guur niet gemakkelijk een japon te dra
gen, die bij haar figuur komt en haar
toch slanker maakte, dan zij in werke
lijkheid is.
Zulk 'n japon vindt u onder No. 589.
Het middelstuk mag niet glad aangeslo
ten zitten, doch valt iets ruim. Het heup-
stuk heeft twee koordplooien, die tot bij
na onder de armsgaten doorloopen. Dit
geeft juist de bijzondere lijn aan de ja
pon en voor gezette dames zou het zelfs
aanbeveling verdienen de ceintuur weg
te laten en dus de lijn goed zichtbaar uit
te laten komen. Vanzelfsprekend krijgt
de lijn dan iets gerekts. Verder heeft de
rok dan twee smalle voorbanen, die ge
heel volgens het model van het heup
stuk spits toeloopen en die naar bene
den toe in uitspringende plooi uitloopen,
evenals dit met de punt van het heup
stuk het geval was. Daaraan komen dan
tenslotte de beide zijnaden, die weer iets
lager oploopen. De rug is zoowel van de
blouse als van den rok geheel glad. De
hal6 heeft een kraagje met twee uitsprin
gende afgeronde punten en een kanten
of zijden geschulpten rand, terwijl mid
den voor in de ovale afsnijding een plooi
sel is aangebracht. De mouw is glad en
loopt naar den pols nauwsluitend toe,
waar zij met een paar knoopjes en trens-
jes wordt vastgemaakt. Als manchet is
er een losse overslag over aangebracht,
die echter wordt vastgemaakt. Als man
chet is er een losse overslag over aange
bracht, die echter de mouw bij den pols
nog zichtbaar laat.
Een smalle ceintuur sluitende met een
gesp wordt om het middel gedragen, ter
wijl middenvoor op den rok een vijftal
knoopjes zijn aangezet, die een grootere
maat hebben dan de knoopjes, waarmede
de manchet sluit.
Patroon verkrijgbaar a 58 ets. f
r i i r Den Haag).
DE HANDSCHOENEN MET KAPPEN.
Dezen zomer hebben de handschoenen
met kappen van kant en de leeren hand
schoenen met ajourleeren kappen opgang
gemaakt en tegelijkertijd de fabrikanten
geholpen, omdat er voor deze hand
schoenen veel materiaal noodig was. Er
konden dus ook meerdere arbeidskrachten
aan het werk worden gesteld.
De herfstmode is zoo verstandig op
deze ingeslagen weg voort te gaan en
brengt ons weer de handschoenen met
de groote kap, zooals u op onze teekening
ziet. Alleen zijn de kappen nu niet meer
van kant of ajourleer maar weer gewoon
gesloten en vaak geheel aan één stuk
met den handschoen zelve. Bij een don
kere japon zullen veel witte handschoen
tjes worden gedragen en andersom bij
een lichte japon geheel zwarte. U ziet,
het is echt een tijd van tegenstellingen
en hoe feller deze tegenstellingen zijn,
hoe geslaagder uw kleeding is.
De handschoenen zijn meestal geheel
gesloten en hebben aan den binnenkant
van den pols een elastieke sluiting, waar
door de handschoen toch mooi op zijn
plaats blijft en de kap één geheel blijft
zonder split.
HET ZIJN GEEN KLEINIGHEDEN,
DIE TELLEN.
Laatst was ik een groot modehuis bin
nengestapt, toen een dame verschillende
kleinigheden kocht, die bij de kleeding
behoorden, waarop zij zoo juist haar keus
had laten vallen.
En terwijl de verkoopster haar verschil
lende dingen liet zien, als taschjes, hand
schoenen, zakdoèkjes*. enz., zei de dame,
die zeer moeilijk in haar keuze scheen
te zijn, tenminste te oordeelen aan het
gezicht van de verkoopster: „Juffrouw,
het zijn juist de kleinigheden, die tel
len!" Ik keek de dame eens even aan en.
moest toegeven, dat zij volkomen gelijk
had. Deze vrouw zocht zich niet alleen
een passend kleedingstuk uit, maar be
paalde haar keuze van sieraden, taschje,
sjaal, ja zelfs haar opschrijfboekje en
poederdoos je naar de kleeding, die zij
droeg. Dat behoefde heelemaal niet in
één toon te zijn, maar de samenstelling
van kleur en materiaal moet in volkomen
harmonie met elkaar wezen.
Ik ging buiten op de verschillende
voorbijgaande dames letten. Daar pas
seerde mij een dame, die een kostbaar
bruin mantelpak droeg, van buitenge
woon goede snit en mooie stof. Maar zij
had geen enkele kleinigheid, die daar
volkomen bijpaste. Een paar bruine
schoentjes in een heel andere tint, wit
leeren handschoenen, zwart hoedje, grij
ze tasch, alles op zich zich misschien heel
mooi, maar het verbrak de eenheid en
daardoor kwam ook het mantelpak niet
tot zijn recht. Even daarna passeerde mij
een andere dame, die eveneens een bauin
mantelpakje droeg en lang 'niet vanT die
kwaliteit als van de eerste dame. Op het
mantelpak droeg zij een oranje met
bruine zijden sjaal, waarvan de uitein
den vrij in den wind wapperden. Haar
bruine tasch had een klein oranje mo
tiefje en haar schoenen hadden precies
de tint van de stof, welke zij droeg.
En hoewel alles, wat deze vrouw had,
veel goedkooper geleek, wist zij zich met
zooveel smaak te kleeden en zag er daar
door toch veel aardiger uit. Het is moei
lijk om juist te zeggen wat het is, dat de
eene vrouw er zoo heel anders doet uit
zien als de andere vrouw, maar wij kun
nen in ieder geval al vaak onze kleeding
verbeteren door onze volle aandacht aan
de kleinigheden te besteden.
Zoo is het niet alleen met onze klee
ding, doch ook in huis. Een huis kan bui
tengewoon goed onderhouden zijn; de
meubelen kunnen mooi en duur wezen,
maar vaak kan zoo'n woning zoo „on
persoonlijk" zijn, dat het interieur ons
kil aandoet. Een vrouw van 6maak zal
van dezelfde meubelen en met dezelfde
middelen door een enkel kleedje in een
goede toon, of door een enkele fraaie pul
met fel gekleurde bloemen iets persoon
lijks aan de kamer geven, waardoor de
kilheid van het huis plotseling verandert
in een warme persoonlijkheid van dege
ne, die zich met het inrichten heeft bezig
gehouden. Ook in het huis zijn het de
kleinigheden, die tellen.
GEBREID KLEEDJE. i
Van onderstaand patroon kan men met
kluwtjes zijde een aardig kleedje breien.
Het kan dienen ter versiering op een dres
soir of op een klein tafeltje. Het motief
van het kleedje is een ster met open
gaatjes en is zeer gemakkelijk te breien.
Het wordt met drie naalden in het rond
Vervaardigd. Wij beginnen met negen
steken op te zetten en dezen op drie
naalden te verdeelen. Alle niet aangege
ven toeren worden recht gebreid.
Eerste toer, recht; 2e toer: één recht,
omslaan; 3e toer: recht; 4e toer: 2 recht,
omslaan; 6e toer: 3 recht, omslaan; 8e
toer: 4 recht, omslaan; 10e toer: 5 recht,
omslaan; 12e toer: 6 recht, omslaan; 14e
toer: 7 recht, omslaan; 16e toer: 8 recht,
omslaan; 18e toer: 9 rechht, omslaan; 20e
toer: 10 recht, omslaan; 22e toer: 9 recht,
omslaan, over halen (d.w.z. één steek af
halen, den 2en steek breien, den afge-
haalden steek overhalen), omslaan, enz.
24e toer: 8 recht, omslaan, overhalen,
omslaan, overhalen, omslaan;
26e toer: 7 recht, omslaan, overhalen,
omslaan, overhalen, omslaan, enz.;
28e toer: 6 recht, omslaan, 4 X overha
len, omslaan. ti
30e toer: 5 recht, omelaan, I X over
halen, omslaan.
32e toer: 4 recht, omslaan, 6 X overr
halen, omslaan.
S4e toer: 3 reeht, omslaan, 7 X ovei*
halen, omslaan.
36e toer: 2 recht, omslaan, 8 x over
halen, omslaan.
38e toer: 1 recht, omslaan, 9 x over
halen, omslaan.
40e toer: 10 X omslaan, overhalen.
42e toer: 10 X omslaan, minderen.
(Minderen wil zeggen twee steken te-
samen breien).
44e toer: 10 X overhalen, omslaan.
46e toer: 10 X overhalen, omslaan.
48e toer: 10 X overhalen, minderen.
50e toer: 10 X omslaan, minderen.
52e en 53e toer: recht breien, losjes
afkanten en drie toeren haken; le toer
3 lossen, 1 vaste op iederen 2en brei-
steek, de tweede en de derde toer pre
cies zooals de eerste toer, doch 1 losse
meer en in ieder boogje een vaste. Als
het kleedje klaar is, spant men het met
roestvrije spelden, daarna met een natte
doek bevochten en eerst wanneer het
absoluut, droog is, losmaken.
BOOMEN MET EEN EIGEN STIJL.
Wij menschen hebben door alle eeuwen
heen altijd een warm plekje in ons hart
gehad voor de groote, majestueuze boo-
men, onder welke wij als kinderen speel
den, maar velen van ons hebben nimmer
ten volle beseft, wat voor belangrijks de
schaduw was en de schuilplaats, die zij
ons vaak boden. En zelden realiseeren wij,
dat de vooruitziende blik van onze voor
vaderen het is, waaraan wij nu de
eeuwenoude boomen te danken hebben,
die in onze tuinen, parken en bosschen
staan en die zij toentertijd hebben ge
plant. Boomen vragen zoo weinig verzor
ging, zooveel minder dan de heesters en
bloeiende planten, dat wij nooit hebben
geleerd er op denzelfden bekenden voet
mee te staan als juist met de planten,
die wij eiken dag water moeten geven
en moeten verzorgen. De langst levende
en voor zichzelf zorgende leden van de
plantenfamilie maken er aanspraak op,
dadelijk zoo geplant te worden, dat ver
plaatsing niet noodig is en dat zij ge
heel beantwoorden aan het doel, waar
voor zij zijn geplant, hetzij dit is om
schaduw te krijgen, om den wind te bre
ken of als achtergrond, de boomen doen
altijd veel goed en geven den mensch
vaak beschutting.
Mocht men evenwel toch een boom,
mits deze tenminste nog jong is, moe
ten verplanten, dan is daarvoor de beste
tijd als de herfststormen voorbij zijn en
de plant al zijn levenssappen als het ware
heeft teruggetrokken in zijn hart en in
de wortels. Daarom moet men er voor
zorgen de wortels zoo weinig mogelijk te
beschadigen, opdat er geen levenssappen
wegvloeien.
De beste tijd is zoo ongeveer eind Ja
nuari, begin Februari en dan op een
vorstvrijen tijd. De boom heeft dan vol
doenden tijd zich te herstellen, voordat
de sappen weer door de takken gaan
zouden kunnen worden gebruikt, dat het
ondoenlijk zou zijn, al deze soorten te
vermelden en daarom zullen wij maar
bij deze drie soorten blijven. De teeke-
ningen maken er echter absoluut geen
aanspraak op om als eenig voorbeeld te,
dienen, doch dienen meer om onze aan
dacht aan de boomen te schenken en ona,
er voor te gaan interesseeren hij het aan
brengen van boomen in onzen tuin of in
een of andere uitgestrektheid en het
door een enkel voorbeeld te vergemakke-1
lijken.
De groep boomen gemerkt met A. hou
den in zich de grootere en breede scha
duwgevende boomen en zij, die een wij
de vertakking hebben en hoog opschie
ten. Dit soort boomen geeft een lichte
schaduw over een groot oppervlak, ter
wijl de lucht er voldoende door heen kan
dringen, en het uitzieht voor motor- en
autorijders even onbelemmerd blijft als
dit voor de voetgangers het geval is.
Het is een zeer gewenscht type voor
pleinen, parken en lanen, waar een don
kere schaduw niet op haar plaats is en
men grasvelden heeft, welke door het
voldoende licht toch kunnen groeien. De
iep is hiervan wel een zeer geslaagd
voorbeeld. Bi) deze groep zouden wij
kunnen noemen de Amerikaansche en
Engelsche olm, de Chineesche en Schot-
sche iep, de ahornboom, de wilde vijge
boom, die ook in de gematigde streken
wel wil groeien, de Európeesche esschen-
boom, de walnoot, de kastanje en de eik.
De groep aangeduid met een B. zijn de
lange dunne, den-achtige boomen. Zij ge
ven weinig schaduw en dienen meer om
dicht op elkaar te worden geplant en
dan als windbrekmg te worden benut.
Zij hebben ook hun waarde als schaduw
beeld tegen den vlakken horizon of als
achtergrond van een buitenhuis, dat zon
mooi tegen deze slanke boomen uitkorpt.
stroomen en de blaadjes met het voorjaar
gaan uitloopen. Ook bij het planten van
heel jonge boomen, die dus op de plek
waar zij komen kunnen blijven staan, is
voorjaarsplanting het best.
Bij het planten van een boom zal de
vraag bij u opkomen welke soort boom
de meest geëigende is voor het doel
waarvoor u hem wilt planten. De kleine
boompjes in de kweekersen zien er bijna
allen eender uit en slechts bij een groo
teren boom kunt u zien hoe zich de tak
vorming zal ontwikkelen.
Als bij het koopen van een boom een
onmiddellijk effect niet direct noodig is,
dan doet men beter en zal men meer vol
doening hebben bij het aanschaffen van
kleine boompjes niet grooter dan met
een diameter van 7 tot 8 c.m. Zulke klei
ne boomen passen zich beter in den nieu
we bodem aan dan de grootere.
De teekening laat u een drietal wille
keurige boomsoorten zien betreffende de
wijze van uitgroeien, van schaduw ge
ven en van verfraaiing van het land
schap.
De schetsjes daaronder geven de typi
sche situaties aan, waarbij elk type het
best tot zijn recht komt.
Er zijn in de boomkweekerijen zooveel
verschillende soorten boomen, die even
goed voor de hierbedoelde landschappen
De Lombardische populier is de mooiste
van deze groep, terwijl de Simosi popu
lier, de Bolleana populier en de berk de
meest uitgesproken boomen van dit type
zijn.
De laatste groep C. zijn de boomen met
wijde takke". die echter laag neerhangen.
Zij geven :hte schaduw en zijn bui
tengewoon geschikt op grasvelden en
parken, waar men onder zulk 'n boom
heerlijk kan rusten. Als deze boomen
in een laan of straat staan, dan zal men
er toe dienen over te gaan de laagst
neerhangende takken te snoeien, zoodat
de boom meer doet denken aan de boo
men van de A.-groep. Midden in een tuin
echter zijn juist die laag neerhangende
boomen het decorum voor de omgeving.
De meest karakteristieke boom van deze
groep C. is wel de bruine beuk, daarna
komen de gewone beuk, de lindeboom
en de witte en roode eik.
Als w\j dus onze aandacht aan de boo
men in onze omgeving gaan besteden en
er de namen van leeren en de manier,
waarop zij groeien en den grond, waar
op zij het best gedijen, dan zullen wjj
geen moeite hebben met onze keuze ala
wij nog eens allemaal tot het bezit van
een eigen tuintje met onzen eigen boom
komen!