W Gebr. Pollie Prisma Dat komt van onge hoorzaamheid Hooi' Gias.u E, KLA wel» ÜaTo'êe irg WAS SC De twee kwartjes. Eerste Sas: Houti SCllOOIH Touwpuzzle. DE BEURT VAN DEN VLIEGENDEN HOLLANDER. Een kleurprent. H. A* J Heuvelweg 8 - AGCOUf BELASTIIiGG Vraagt inli naar d< MeJ. E. TALMALAI a 25 cent B. TEEKÉ W. H. 01 Handel in fl Kaas er Schooni ,»RAP Baker Liefdevi MRNi a En de beeltenis van Koning Willem III. door JAN SCHONK. Willy zat op den stoep van haar grootvaders huis te spelen met een kwartje, dat zij zoo juist van hem had gekregen. Het was een prachtig nieuw heeften is van de. koningin en aan den anderen kant 25 cent 1933. Terwijl zij kwartje met aan den eenen kant de op haar grootvader zat te wachten, die haar met de sjees en het paard zou ko men halen om naar het station te r ij len, waar haar vader en moeder met den trein zouden aankomen om bij grootvader een paar dagen te logeeren, gooide zij het kwartje in de hoogte en ving het dan weer op, terwijl zij keek welke kant er boven kwam, die met de letters of die met het portret. Dat was een grappig spelletje en een paar maal achter elkaar was het om en om naar boven gekomen, dan de cijfers, dan het portret. Het laatste waren nu de cijfers geweest en terwijl zij het weer opgooide, zei Willy tot zichzelf: „Nu moet het portret weer boven komen." Maar of zij niet zoo gooide als de andere keeren, of hoe het anders kwam, het kwartje kwam niet op haar hand terug, maar viel op den grond, rolde weg voordat Willy het kon grijpen en Verdween door een breede opening in 'de vestibule tusschen de marmeren stee- nen in de diepte. Niemand zou dus ooit weten welke kant r boven had zullen komen. Terwijl Willy naar haar kwartje keek en de breede opening zag, waarin bet verdwenen was, kwam juist grootvader voor rijden en riep haar. Vlug sprong zij in de sjees en was even later haar kwartje vergeten. Zoo'n ritje naar het station was verrukkelijk en toen de trein aankwam en zij vader en moeder om den hals vlo.og, bleef er ook geen tijd over om aan haar kwartje te denken. Pas toen de heele familie thuis kwam &u Willy over den drempel de vestibule binnen stapte, zag zij de breede opening weer en zei tegen haar moeder: ,,Ik heb vanmorgen van Opa een nieuw, kwartje gekregen en dat is hier in die opening naar beneden gerold." Moeder keek naar de opening, begon te lachen en zei: „Toen ik een klein meisje was, net als jij nu, heb ik ook eens een kwartje gekregen, en dat is door dezelfde opening weggerold." „Ja," zei Opa, „de grond is hier aan het verzakken, ik had al lang de mar merplaten eens moeten oplichten, maar het is zulk zwaar werk, dat ik er niet toe kom." Vader zei niet veel, maar besloot in de dagen, dat hij bij grootvader logeer de, de vestibule netjes voor hem in orde te maken. Den volgenden morgen begon hij er dadelijk mee. Moeder en Willy stonden er nieuwsgierig bij te kijken en waren benieuwd of hun kwartjes weer te voor schijn zouden komen. En jawel, toen vader de marmerplaat in dien hoek oplichtte, lagen de beide kwartjes netjes naast elkaar. „Dat is het mijne", riep Willy uit, terwijl zij het mooie glinsterende nieuwe kwartje opraapte. „En dat is het mijne" lachte moeder. Het was echter heele- maal dof geworden. Willy bekeek het en zag dat er geen beeltenis van de koningin opstond, maar van een man en dat er aan den achter kant 1890 op stond. Toen zei ze: „Moe der, weet wel zeker, dat het een kwartje is, want het portret van de koningin slaat er nie't op." Moeder vertelde haar nu, dat het por tret was van den vader van de Koningin van Koning Willem de Derde, maar Willy twijfelde er toch nog een beetje aan. Den volgenden dag, toen de vestibule weer netjes in orde was, gingen vader moeder en Willy een eind wandelen en kochten onderweg wat vruchten om mee naar huis te nemen. „Vader gaf Willy het oude kwartje en zei: „Vraag maar aan den koopman, of hij dit voor een kwartje wil aannemen." Deze bekeek het en zei tegen Willy: ^,Het is er wel een van den ouden stempel, maar dat is niet zoo erg, vindt U wel? Een kwartje blijft toch een kwartje." Dat vond zij ook en ze zei: „Ja, ik blijf toch ook altijd Willy, al heb ik wel eens een andere jurk aan," waarop va- tier en moeder moesten lachen. Jarenlang lag er in een van de laden van een oude ladenkast een groote doos waarin allerlei knoopen dooreen lagen. Knoopen van allerlei groote en soort. Mooie fluweelen, prachtige roodglazen en groene, gouden en zilveren, ja, zoo raar kon men het niet bedenken of zul ke knoopen waren er bij. Een van hen, de grootste van allemaal, een mooie ko peren knoop had jaren geleden op den jas van een officier gezeten en had zich daarom het recht toegeëigend, zoo'n beetje de baas te spelen over al de an dere knoopen. Maar onder al die verschillende soor ten lag er een, die heelemaal geen knoop was en de officiersknoop kon dan ook, tegen nieuw aangekomene vertellen, als hij al de oude vrienden voorstelde, „Ja, F'ollie Prisma is eigenlijk geen knoop, wat ze wel is, weten wij geen van allen". En dat was ook zoo, want zelfs Polly wist niet waarvoor zij vroeger gediend bad. Zij lag al zooveel jaren rustig en veilig in de lade, dat zij zich niets meer van vroeger kon herinneren, alleen dat zij ergens had gehangen en dat zij dan heen en weer schommelde. door KEES TER LAAN. Pollie Prisma was degene, die altijd vroolijk was en steeds nieuwe spelletjes verzon, als de knoopen zich verveelden. W erd er een& ruzie gemaakt tusschen een paar die elkaar niets wilden toege ven, dan was zij het ook weer altijd, die zei: „Kom sluit liever vrede, het is hier zoo prettig, waarom zal je nu ruzie maken" en altijd werd dan de vrede weer gesloten en gingen zij weer geza- tnelijk een spelletje doen. Zoo lagen zij al jaren bij elkaar, toen op een regenachtige middag Liesje bij haaï grootmoeder op visite was. De ze had den heelen middag zitten verstel len en Liesje begon zich een beetje te vervelen. Toen zei haar grootmoeder: Liesje, kind, daar in de lade staat een groote doos waar. heele mooie knoopen in liggen. Ga die maar eens bekijken." De knoopen zetten allemaal hun ooren wijd open bij deze mededeeling en wa ren blij, dat er eens iets heel bijzonders zou gaan gebeuren. Liesje liep naar de lade, haalde de doos er uit en zette deze op den grond. Toen zij de deksel er af deed, riep zij uit: „O, Oma, wat een prachtige knoopen zijn dat. Zij gooide ze nu op den grond om ze beter te kun nen bekijken en kwam niet uitgepraat over de mooie, witte, en groene en roo- de en parelmoeren knoopen, om nog niet eens te spreken van de gouden en zilveren. Toen zij ze zoo soort bij soort legde, ontdekte zij ineens Pollie Prisma,- en Tom, Mies en Zusje, een broertje en twee zusjes hadden altijd in een bene denhuis gewoond. Vader was toen op eens overgeplaatst naar een andere stad en zoo moesten zij natuurlijk allemaal daarheen verhuizen. Vader en moeder zochten eerst naar een woning en had den het liefst weer een benedenhuis ge had, omdat de kinderen, als het goed weer was, dan tenminste in den tuin konden spelen, maar hoe zij ook zoch ten, er was niets geschikts te vinden, zoodat zij tenslotte een bovenhuis moes ten huren. Dat was heel wat voor hen allen, want zij waren de vrijheid en de buitenlucht natuurlijk zeer gewend. Maar den eersten tijd toen 't nieuw tje van het verhuizen er nog niet af was en de kinderen druk mee hielpen en soms nog meer in den weg liepen, dach ten zij eigenlijk heelemaal niet aan den tuin, maar tenslotte was de verhuizerij achter den rug en het heele huis weer in orde. En toen begon natuurlijk ook de verveling. Het kleine balkon dat achter het huis langs liep, was wel lang maar zoo smal, dat als de balkondeuren open stonden, men juist niet meer kon pas- seeren. Om te spelen hadden de kinde ren er dus niet veel aan. Nu was er be neden een straatdeur, dan kwam men in een soort van vestibule, waar naast de trap nog een ruimte was om de fiet sen neer te zetten. De trap had daardoor dus een vrije leuning. Kwam men bo ven, dan kwam men in een tamelijk groote hal, die moeder voor de kinderen bad ingericht. Ieder had er zijn kastje met speelgoed en boeken staan en zij konden daar zooveel overhoop halen als zij maar wilden, mits het natuurlijk iederen avond weer netjes werd opge borgen. Nu had de leuning van de trap al van het begin af aan groote aantrekkings kracht voor alle drie, maar toch het meest voor Tom en dadelijk hing hij er overheen en liet er zich op zijn buik vanaf glijden, inplaats van dat hij de trap af liep. Moeder zag dit al gauw en verbood het. Maar Tom, die dit nieuwe spelletje veel te prettig vond, om er da delijk mee uit te scheiden, deed het toch stilletjes, als niemand het zag. -Eens op een middag toen de kinderen uit school kwamen, was moeder even een boodschap aan doen. Tom en zijn zusjes ylogen naar boven, maar Tom HCtrxMV rwe'£r«Me'->i iitsi i'stwVo® XIjo vut, ic-Ucr c. Aa,. pp*-*ht-f 3k oU kOr ff* oje J3 Zie voor oplossing elders op deze pag. zat een oogenblik later weer beneden en had zich achteruit van de leuning laten glijden. Dat moesten de zusjes natuurlijk dadelijk ook probeeren en hoewel zij wisten, dat,het niet mocht, gleden zij achter elkaar naar beneden, de achter ste liep dan weer vlug naar boven en werd dan weer de eerste en zoo ging het maar door. Toen opeens, Mies, het oud ste zusje was juist beneden, daar ver loor Tom zijn evenwicht en liet met zijn handen de leuning los. Hij kon zich toen natuurlijk door de vaart niet meer houden en kwam pardoes boven op zijn zusje terecht, die daar niet op bedacht was en met haar hoofd op de marmeren steenen terecht kwam. Kleine zus had van dat alles niets gemerkt en kwam tenslotte nog eens op Tom terecht. Toen zusje en Tom op stonden, bleef Mies echter liggen. Tom, die hardop lachte van de pret, keek Mies eens aan, maar zijn lach verstom de, want Mies had haar oogen gesloten. Heel bleek lag zij daar en bewoog zich niet. Vlug zei Tom tegen Zusje, dat zij hem moest helpen om Mies op te beu ren, maar dat lukte niet erg. Zij beslo ten toen Mies nog even te laten liggen. Juist op dat moment kwam moeder thuis. Ach, wat schrok zij, toen zij Mies zoo zag liggen. Zij vroeg natuurlijk wat er gebeurd was en Tom vertelde het haar huilende. Gelukkig sloeg Mies Haar oogen weer op en met vereende krachten brachten zij haar boven. Zij had een flinke buil op haar achterhoofd en had natuurlijk dien dag verder ergen hoofdpijn. Moe der strafte Tom niet verder, want hij was al genoeg geschrokken en daardoor al genoeg gestraft, maar van de leu ning gleed hij niet meer af, want hij wist nu maar al te goed, hoe gevaarlijk dat is. verwonderd vroeg zij: „Oma, wat is dat voor een rare knoop? En wat is het een mooie". Oma nam Pollie even in haar hand en zei: „Ach kijk, daar heb je Pol lie Prisma. Zij heeft vroeger altijd aan een koord voor het raam gehangen. Haar hart is vol regenbogen en zij heeft een groot geheim en als de zon schijnt, zal zij wel zoo lief zijn het je te vertel len." Pollie sprong op van blijdschap, want nu herinnerde zij zich ook plotseling weer haar plaatsje aan het raam en zij wist opeens ook weer, hoe het kwam, dat zij zich al die jaren zoo gelukkig had gevoeld in de lade, omdat zij het geheim in haar hart droeg. Oma nam Pollie mee naar beneden en hing haar weer met een nieuw, mooi koord voor het raam. Het regende al een paar dagen en Pollie wachtte op de zon. Maar er was zoo veel te zien door het raam, dat zij er tenslotte heelemaal niet meer aan dacht, dat zij ergens op wachtte. Toen opeens op een morgen, dat zij wakker werd, scheen de zon. En deze scheen zoo warm door haar heen, dat haar hartje begon te stralen. De ge- heele kamer had opeens, een ander aan zicht. Overal op de meubelen, op de schilderijen en andere voorwerpen speel den de mooie kleuren van den regen boog. „Dat zijn de stralen van mijn vroolijkheid" dacht Pollie bij zichzelf en hoopte, dat Liesje nu gauw zou komen, opdat zij haar geheim zou kunnen zien. En jawel, even later kwam Liesje naar beneden, wel een half uur vroe ger dan zij anders gewend was en toen zij al die mooie regenbogen zag, danste zij van blijdschap en zei: „Oma, nu weet ik het geheim van Pollie Prisma, dat waren natuurlijk al die kleine regenbo gen, die zij in haar hartje droeg." Toen zei Oma iets, dat Liesje en Pol lie Prisma zich nog lang herinnerden, ofschoon zij dan misschien op het oogen blik niet wisten. „Ik ben benieuwd," zei Oma, „of wij allen niet van die aardige regenbogen in ons hart hebben, net als Pollie Pris ma. Ik ben ook benieuwd, dat als wij 't warme zonlicht er doorheen zouden la ten schijnen, of wij deze mooie kleuren ook niet de wereld in zouden kunnen sturen, die het leven zoo mooi maken." En Oma had gelijk. Want als wij vriendelijk en hulpvaardig zijn voor andere rnenschen, dan toonen wij ons goede hart en elke goede daad is dan zoo'n kleine kleurige regenboog. „ik heb hein dikwijls met Fritsje gere den. Het was werkelijk heerlijk om den heuvel af te rennen en dan een mooien hoek te maken." „Maak je maar niet ongerust", zei de auto, „zoo gauw als de sneeuw weer ver dwenen is, komt hij jou weer hier weg halen en dan krijg jij weer een heerlij ken tijd." Iederen dag vroeg nu de vliegende Hollander of de sneeuw al weg was,- maar steeds moest do auto hem teleur stellen. En juist toen de wagen er aan begon te wanhopen of de sneeuw wel ooit zou verdwijnen, zei de auto op een avond: „Ik heb goed nieuws voor je, het is warmer, de sneeuw is aan het weg smelten, de rnenschen zeggen, dat het dooit." De vliegende Hollander dacht: Geluk kig, nu zal kleine Frits wel gauw ko men en me meenemen. En werkelijk, 'n dag later kwam Fritsje en zette zijn nieuwe slede in een hoek van de garage met de woorden: „Zoo, daar sta je. Moeder zei, dat ik je hier maar moest neerzetten, totdat ik je weer noodig heb." Zonder echter een blik op den vliegenden Hollander te werpen, liep hij de garage weer uit. De vliegende Hol lander was zoo verdrietig, dat hij bijna niet kon antwoorden op do vriendelijks vragen van de nieuwe slede, en einde lijk vertelde hij, dat hij zoo'n verdriet had. De slede zei: „O, maar Fritsje heeft op het oogenblik een paar rolschaat sen, waar hij mee aan het oefenen is en die nu aan den beurt zijn. Zoo gauw hij hier genoeg van heeft, zal het jou beurt wel weer worden, evenals ik weer te voorschijn word gehaald, als het weer gesneeuwd heeft." Deze woorden troostten den vliegen den Hollander wel een beetje en iederen avond vertelde de auto hoe ver Fritsja al gevorderd was met het rolschaatsen- rijden. Maar aan alles komt een eind en op' zekeren dag kwam Frietsje weer da garage binnen, hing zijn rolschaatsen aan een spijker, liep naar den vliegen den Hollander toe, en zei: „Kom, wa gentje, nou ben'jij weer aan de beurt". „Goedendag", fluisterde de slede, „zie je wel, dat bet nu jouw beurt is?" De vliegende Hollander rolde hein verheugd voorbij en riep: „Goedendag, tot ziens", en volgde kleine Frits naar de zonneschijn. Daar er zeker knappe schilders en schilderessen onder jullie zijn, geef ik' bier een teeken- en kleurvoorbeeld. Pro beer eerst boer Krelis eens keurig na te i,Acb, ach", zei de vliegende Hollan der.tegen de auto, „ik ben toch zoo moe van het stilstaan bier in de garage. Ik geloof dat Fritsje mij heelemaal verge ten heeft, sinds hij mij hier heeft neer gezet. Jij ziet hem zeker dikwijls, hé?" „Ja," zei de auto vriendelijk. „Giste ren heb ik hem met zijn vader en moe der nog naar zijn grootouders gebracht en weer naar buis gereden." „Hij sprak zeker heelemaal niet over mij, he?" vroeg de vliegende Hollander weer. „Neen," zei de auto. „Hij praat nu alleen maar over zijn nieuwe slede. Je weet toch, dat bij een nieuwe gekregen heeft?" „Ja, ik boorde bet, den dag voordat Fritsje mij hier in de garage bracht",- antwoordde de vliegende Hollander. „Het is een prachtige slede en daar bet pas erg beeft gesneeuwd, gaat hij met zijn vriendjes iederen dag op uit en dan glijden zij den heuvel af met een groote vaart en maken dan beneden 'n mooie bocht." s,Ja, ik ken dien weg", zei de wagen* teekenen. Je ziet, de boer is op klompen* en gaat met zijn mandje eieren naar de markt.. Maak als je .gaat kleuren de broek zwart of bruin, de kiel donker blauw, de pet zwart, de das om zijn hals vuurrood. Het mandje en de klompen kunnen wit blijven of moeten licht geel worden gemaakt, de sokken worden blauw en de eieren blijven wit met hier en daar een bruin er tusschen. Doe je best maar eens. Oplossing Touwpuzzle. Het grootste stuk is 24 c.M. en bet kleinste stuk 12 c.M. lang. Knippen wij van beide stukken 6 c.M. af, dan wordt bet langste stuk 18 c.M. en het kleinste 6 c.M. 18 is driemaal 6, dus wordt het langste stuk nu ook driemaal £00 lang als het kortstfe Alle voorkomend ho platen, regels, deck plex enz Speciaal a penh'okken en rame Prijzen beneden alt Vraagt p MOLENSTR. 91 t bbbbbbpbbbbbb« STOFFEEf MEUBELM MATRASSEN MEUBILEERIb Levering van tapijt Bergplaats voc Verhuizingen, Me ■BBBBBBBBBBDB Lid Bon Belastingen PLASWEG 37 - T-WIDIDIRIDEIE KARkE 1 1 te MATRASSEN aangeboden tege rrORENSTRAAT SOÏ Behandelt opgemaak tar AANBEt STEENHOF! e Kii lede C^jQ voo Dorresteinweg B zoudt ons zeei pfmnderlijk

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1933 | | pagina 6