D
De Koraaltuinen der Caraïbische Zee
„Iwan, de verschrikkelijke"
*4
HÊNRI i
öftowic eetrjn-)
Het kleurige leven onder water, waarbij geen
bloementuin op den drogen aardbodem
te vergelijken is.
Sponzen als woonplaats voor
andere diersoorten.
door
Dr. W. H. LONGLEY.
Bioloog van het Carnegie Institution te
Washington.
Hl OEWEL het leven op onze planeet
bepaalde hoogten in de lucht en
I bepaalde diepten onder den grond
Biet kan overschrijden, heeft het in die zoo
beperkte laag toch een schier onbeperkte
veelzijdigheid ontplooid. Nergens treft ons
dit meer dan tusschen de riffen en zand
banken van de Schildpadeilanden, de Wes
telijkste van de lange reeks, die zich ten
- van Florida in een wijden boog in
/■an voortzet. De 8 Schild-
padeiianden hebben tezamen een opper
vlakte van 0,6 K.M2. en vallen bij nadering
weinig op, omdat zij bij vloed ternauwer-
boven de omringende zee uitsteken
i .ieen met klimop, ruw gras en lage
jtruiken zijn begroeid. Het interessantste
is dan ook het gedeelte onder water. Ten
eerste is het veel grooter. Als de zeespiegel
hier 6 M. daalde, zou de oppervlakte toe
nemen van 0,6 tot meer dan 50 K.M2. Niet
alleen zouden de bestaande eilanden veel
grooter worden, maar vele andere, die in
den loop der laatste honderd jaar verdwe
nen zijn, zouden zichtbaar worden. Bij el
kaar zouden zij een indrukwekkend atol
vormen, 16 K.M. lang en 8 K.M. breed, met
drie voor zeeschepen bevaarbare toegan
gen t ii vele kleinere straten, die de lagune
in hef midden met de open zee zouden ver
binden,
Een kijkje onder water.
Duizenden jaren achtereen is in dez-e
omgeving de zeebodem bedekt geweest met
koraaldiertjes, die groote kolonies vorm
den en voortdurend bezig waren om van
de kalk uit het zeewater hun uitwendige
skeletten te vormen. Zoo zijn overal ter we
reld in tropische wateren eilanden en ko
raalriffen ontstaan. De samenstelling is
echter niet altijd dezelfde. Er zijn koralen,
die hestaan uit evenwijdige cylindrische
buisjes, die in hun windingen doen denken
aan de menschelijke hersenen, die
groc'en als boomen, zooals het bekende
bloedkoraal van de markt, die blaadjes
vor' en, zoo dun als papier. De koralen en
de ilearaan verwante zee-anemonen hebben
bowndien onder water de meest verschil
lende tinten: bruin, violet, rozerood, wit
geel. purper, hemelsblauw en helrood. On
der de vele dieren, die in en om de koraal
riffen leven, vallen ons het eerst de kleu
rige zeekomkommers op; verder de lange,
purperen sprieten van een koraalsoort, die
hier veel voorkomt zwarte en purperen
sponzen, bedekt met een dikke smaragd
groene laag, - hruine en purperen
poliepenkolonies ■eremietkreeften -
spinachtige krabben met lepelvormige poo
ten verder wormen, visschen, krabben en
schaaldieren, die de dikwijls eveneens
mooie, sprekende kleuren vertoonen. Tus
schen de koraalriffen zwemmend of met de
bodemdeining op en neer zwevend zien wij
scholen visschen met de mooiste kleurtee-
kenmgen. die soms nog veranderen ook.
Naar dit kleurige leven, waarbij geen bloe
mentuin op den drogen aardbodem is te
vergelijken, zou men altijd kunnen kijken.
Hoe wij te werk gaan,
Meermalen ben ik, als chef van ons sta
tion voor diepzeeonderzoek op de Schild
pad-eilanden, met een duikershelm op het
hoofd neergedaald in het kristalheldere
water. Had ik geluk, dan kwam ik te land
op een openplek met schoon wit zand met
vele schelpen van doode dieren. Na enkele
stappen kwam ik dan meestal reeds bij een
wirwar van koralen. Dan moest ik aller
eerst een opening zoeken, waardoor ik zon
der moeite naar binnen en naar buiten
kon komen. En dan ging ik voort tus
schen groote koraalformaties, dicht bezet
met allerlei „zeebloemen", dieren van merk-
waardigen vorm en gevarieerde kleur. Tot
ver boven mijn hoofd zetten zij zich voort
en op mijn gemak kon ik dan het onderzee-
•che leven waarnemen.
De groote rust, die van dit alles schijnt
»it te gaan, is slechts schijn. Een actopus
fteekt voorzichtig zijn vangarmen uit naar
•en prooi; een 120 c.M. tewige barracuda, (te
tijger der zee, vliegt bliksemsnel op een
aivervischje af en bijt het met één bewe-
i*ng van zijn sterke ka-ken doormidden;
lairen naam pistoolkrabbetjes. Zij komen
slechts 's nachts uit hun schuilhoeken in de
sponzen en verlaten ookdan als regel
nooit de oppervlakte daarvan-
De onbeweeglijk vastgegroeide sponzen,
die geen zenuwcellen bezitten, zijn inder
daad zeer geschikte schuilplaatsen voor
dieren, die er of permanent of tijdelijk ver
blijf houden en soms niet anders doen dan
wat voedsel halen uit het water, dat steeds
circuleert door de fijne sponskanaaltjea,
maar soms ook aan de spons zelf knabbe
len. Er zijn echter ook sponzen, die harde
bestanddeelen bevatten of een onaange
name reuk verspreiden, 'zooals de stema-
tumenia foetida, en in zulke sponzen vindt
men slechts bij hooge uitzondering dieren.
zelfs de takjes en de bloemen van den zee-
tuin, die in zoo grooten getale om hem heen
deinen, wachten slechts op het levende
voedsel, dat door de stroomingen van het,
zeewater binnen hun bereik worden ge
bracht.
Samenleving van verschillende
organismen.
Het warme, veel voedsel bevattende wa
ter van de Golfstroom maakt dit gebied
voor allerlei zeedieren ideaal. De een maakt
jacht op de ander, doch er zijn ook vele
dieren, die zich als parasieten op andere
vastmaken of tot wederzijdsch voordeel sa
menleven. Het laatste zien wij bijv. bij de
groene wieren, die soms in een dikke laa;
de koraalpoliepen bedekken. Zooals alle
groene planten kunnen de wieren bepaalde
chemische stoffen uit hun omgeving onder
de inwerking van het zonlicht omzetten in
zetmeel, dat op zijn beurt door de koraalpo
liepen in suiker wordt omgezet om als voed
sel te dienen. Niet alle koralen zijn voor
hun voedsel van wieren afhankelijk, maar
de meeste kunnen deze samenwerkin;
slecht missen en komen dan ook alleen voor
op plaatsen, waar het water zoo ondiep is,
dat het zonlicht in voldoende mate tot den
bodem kan doordringen. Het is een feit, dat
rifvormende koralen slechts bij uitzonde
ring worden gevonden op diepten van meer
dan 45 M. De wieren verkrijgen op hun
beurt van de koralen koolzuur en stikstof,
benevens een beschutte plaats om te
groeien.
Krabben, die huisdieren houden.
De Lybia- of Melia-krab, die op de koraal
riffen in den Stillen Oceaan leeft, haalt op
zettelijk bepaalde soorten van zeeanemonen
van de rotsen af om het door hen gevan
gen voedsel althans gedeeltelijk op te eten
en om ze voor zich uit te houden, wanneer
zij door andere dieren worden aangevallen.
Er zijn ook krabben, die stukjes levende
spons afrukken en op hun eigen schaal
houden, totdat ze daar vastgegroeid zijn en
zich gaan vermenigvuldigen. Hierdoor be
schermen deze krabben zich tegen hun vij
anden, want zij zoeken sponzen uit, waar-
Het skelet van de koraalpoliep Eusmilia fastigiat$
nadat de levende cellen verwijderd zijn.
Bezoek in het dieipark Springe,
ER KOMEN WEER MEER BISONS!
E trein, die van Hannover naar
Hameln rijdt, stopt ook even in
Springe, een klein stadje, ook
wel Hallerspringe genaamd, sedert eeu
wen bekend om zijn textielindustrie. Wij
stappen uit.
De weg wijst naar het Zuiden. Na on
geveer 20 minuten te hebben geloopen,
komen wij bij een sterke, 2 Meter hooge
muur van natuursteen, de muur, welke
het jachtgebied van den Koning van Han-
over omsluit. Langs de muur gaat het ver
der eeuwenoude beuken en eiken
een oerwoud lijkt het wel hangen over
de muur heen en doen ons het hart snel
ler kloppen bij de gedachte, dat wij daar
Het skelet van de koraalpoliep Mussa angulose,
van de «smaak voor de meeste dieren onaan
genaam is, terwijl zij ook een onaangename
reuk verspreiden.
Ook visschen zoeken meermalen bescher
ming bij lager ontwikkelde bewoners der
zee. Bij de reuzen-zeeanemonen vindt men
altijd helgekleurde, pl.m. 4 c.M. lange visch-
jes, die bij het minste onraad erin verdwij
nen; ook om andere redenen schijnen zij de
zeeanemonen noodig te hebben, want buiten
hun nabijheid gaan zij dood.
Ook de trage zeekomkemmers, die in de
omgeving der Schildpadeilanden wel 60cM.
en meer lang kunnen worden, dienen tot
schuilplaats aan een 15 k 20 c.M. lang
vischje, Fierasfer genaamd.
Een hotel voor zeebewoners.
In een groote spons, die ongeveer de af
metingen had van een flinke waschtobbe,
vonden wij niet minder dan 17.128 dieren,
w.o, 16.35® Synalpheus-garnalen, die op hun
beurt 324 parasieten herbergden. De kleine,
felgekleurde garnalen komen in groote
aantallen en verschektenhei-d voor tusschen
de koraalriffen. Het voorste paar poot en is
krachtig ontwikkeld. Zij maken er een
knappend getuid mee, vandaar den popu-
Maske"
ge'sche
straks zullen rondloopen.
Nog een kwartiertje en men staat voor
een groote poort. Wij bellen en „Herr
de opperhoutvester van het Sprin-
jachtgebied verschijnt in hoogst
eigen persoon
Het „Saupark Springe" bestaat uit onge
veer 6120 Morgen land, waarvan ongeveer
26 Morgen ongerept oerwoud is, welk ge
bied door een sterke, 1,80 Meter hooge hou
ten omheining van de rest is afgeschei
den! Daardoor is voederen, omgang met
vreemden, en dus de mogelijkheid van een
infectie uitgesloten ten overvloede
bevindt zich ongeveer 10 Meter binnen
deze omheining nog een afrastering. Daar
door zijn de zeldzame bisons aan zich
zelf en aan de verpleging van Maske en
zijn helpers overgelaten. Maske krijgt van
de Berlijnsche Artisdirectie geregeld raad
betreffende de behandeling van de waar
devolle dieren.
Temidden van de bisonruimte bevindt
zich een soort stal, die tier, van elkaar ge
scheiden ruimten met voedertroggon bevat.
Men kan hier zien, hoe voor de trog, die
door een specialen pomp met goed water
gevuld wordt, de reusachtige oerwouddie-
ren zich verzamelen. Om het zacht-worden
van den grond voor den ingang der stallen
en voor den trog tegen te gaan, zijn hier
overal slakken gestrooid. Daardoor blijft
ook bij regen de bodem tamelijk droog en
hard.
Opperhoutvester Maske kan over de le
venswijze en het voedering van zijn pupil
len veel belangwekkende bijzonderheden
vertellen: Er zijn hier volbloed bisonstie-
ren en drie bisonkoeien, alsmede een aan
tal kalveren. Het ondèrscheid tusschen de
Europeesche bison, de zoogenaamde „Wis
ent", en de Amerikaansche buffel is zoo ge
ring, dat alleen vaklieden dit kunnen vast
stellen.
De „papa" en tegelijk Heerscher van
Springe heet „Iwan IV", maar heeft vroe
ger, toen hij nog in de Berlijnsche dier
gaarde woonde, de naam „Bernstein"
had. Het is een prachtdier, ongeveer 2 M.
Ti oog en 4 M. lang. Omdat hij door het
dichtste kreupelhout zijn weg pleegt te
zoeken, zijn zijn machtige, breede horens
en de lange, donker-bruine manen steeds
bedekt met een laag hars en mos. Toen
hij in de Berlijnsche dierentuin woonde,
was hij veel tammer maar in deze be
trekkelijke groote vrijheid, waarin hij
thans verkeert, heeft hij zich weer tot het
échte oerwouddier ontwikkeld, als hier ten
minste in onzen zin van „ontwikkelen"
sprake kan zijn. Zijn vroegeren naam en
ook zijn kleur, die niet meer het barn
steenachtige van vroeger had, vormden
een aanleiding om het dier om te doopen
in „Iwan IV, den Verschrikkelijken". Zijn
wijfjes heeten Mary, Rosa en Pauline.
Pauline is weliswaar een Amerikaansche
maar toch geen Dollarprinses! Zij heeft
niets anders, dan haar mooie, bruine vel
meegebracht de anderen zijn in den
Berlijnschen en den Antwerpschen dieren-
tuin geboren.
Overigens wordt over alle Wisente ter
wereld door de Internationale Vereeniging
tot instandhouding van de Bisons zorgviU-
dig boekgehouden. In December 1929 waren
er op de geheele wereld 59 Wisenten; in
1930 waren er ree<jjMjl; in 1931 zelfs 62 en
in 1932 reeds 63. Eéni deel van deze dieren
bevindt zich in de diergaarden van de
groote steden, een ander deel in de open
luchtparken; behalve Springe bestaan er
nog enkele in Boitzenburg (Uckermark) de
tegelstad, in het jachtgebied van Graaf
Ainim en op het Vorstelijke landgoed
Plesschen in Opper-Silezië. Verder in het
Natuurbeschermingspark bij Stockholm en
in het slotpark van den Britschen Her
tog van Bedford.
Iedere Wisent, die ergens ter wereld ge
boren wordt, krijgt onmiddellijk een naam
en wordt in het Wisentstambóek ingeschre
ven. Ongeveer de helft van alle bisons zijn
nauwverwante stamgenooten; zij stam
men namelijk allemaal af van den prach-
tigen bison, die Tsaar Nicolaas II aan Kart
Hagenbeek gaf en die afkomstig is van de
Noordelijke Kaukasus-landen. Voor den
wereldoorlog waren er namelijk 400 bisons
in het keizerlijk-Russische jachtgebied,
oerwoud Bailowea, in het gouvernement
Grodno en ongeveer 200 dieren in den Noor
delijken Kaukasus. Gedurende den oorlog
konden deze zich betrekkelijk g'oe.d in stand
houden, maar de na-oorlogsche gebeurtenis
sen hebben ze volkomen uitgeroeid.
De dieren in de diergaarden en de open
luchtparken zijn afkomstig van de geschon
ken dieren van den Russischen Tsaar, van
Bailowes. De laatste Wisent, die in Duitsch
land stierf, werd door den Poolschen Ko
ning August den Sterke in het begin van
de 18de eeuw geschoten. Gedurende de Duit-
sche bezetting van het jachtgebied Bailowes
zijn de dieren echter zoodanig ontzien, dat
slechts enkele, oude en niet meer voortplan-
tingskrachtige dieren door de hoogste leger
leiding geschoten zijn.
Maar nu terug naar onze bisons in
Springe! Hier krijgen zij als toegift tot het
gras- en boomschors-voeder nog 3 pond sui-
kerbietenhaksel met 2 pond tarwedeeg, 1
tot iy2 pond haverkorrels en 6 tot 7 pond
prima hooi. In den winter, als er gebrek
komt aan groenvoer, bovendien nog 6 pond
aardappelen en 20 pond wortelen. De bison
verpleger Basse schudt dit voer dagelijks
in de ruiven en troggen van de stallen en
zorgt, dat in ieder der vier voederafdeel iri-
geu steeds één dier tegelijk staat, dat on
gestoord kan eten. Daardoor wordt het weg
dringen van zwakkere dieren tegengegaan
Verder wordt er voor gezorgd, dat de koeien
na het kalven van de andere dieren worden
afgescheiden, daar men bij ervaring weet,
dat de stieren hun kalveren soms dooden.
De resultaten van de bisonteelt zijn in
den laatsten tijd zeer bevredigend te noe
men. Weliswaar kan men niet zeggen, dat
binnen afzienbaren tijd weer op bisons ge
jaagd zal kunnen worden. Daar kan nog
wel een eeuw mee heengaan! Maar als
geen epidemie de tegenwoordige stam teis
tert kan men aannemen, dat de Europee
sche dieren in de parken cn dierentuinen
op sterkte zullen blijven en regelmatig zul
len vermeerderen. Men moet nooit verge
ten, dat de bisons al 'oude dieren zijn, oud
in soort dan natuurlijk! Zij zijn getuige ge
weest van het morgenrood van de mensch-
heid: de eerste rotsteekeningen, welke ons
bekend zijn, vervaardigd door de holen-
menschen, uit het steenen tijdperk, stellen
jachtscènes op bisons voor en in de gra
ven van deze oermensclien vindt men dik
wijls Wisentschedels en bisonbeenderen
:JSr
Tamme wilde zwijnen worden in Set 6120 Morgen groote, ommuurCj park gevoederd.