KOMT DE BAARD WEER IN DE MODE? De eeuwige strijdvraag in de heerenmode in den loop der tijden. lil onzent geëmancipeerden tijd van ïïoo'g- ©pgegeven feminisme, thans nog meer dan ©oit te voren, wordt de aandacht geves tigd op die mannelijke eigenschappen, wel ke de vrouw nu eenmaal niet gegeven rijn om den man na te apen. Op de allereerste plaats behoort hier wel toe de baardgroei. Nu hebben de «lames wel al sedert verschillende jaren kennis gemaakt met het scheermesje, doch dat zijn dingen, waarover zij liever het zwijgen leggen. Maar toch zijn er in den loop der eeuwen ook vrouwen geweest, die zich iu een weelderigen haargroei mochten .verheugen", doch in dit geval staat hij in verband van een afwijking, welke betrekking houdt met de min of meer sterke ontwikkeling van mannelijke karakter-eigenschappen. Hippocrates reeds noemde hiervan eenige voorbeelden, doch ook latere schrij vers verhalen bijvoorbeeld, dat er zich in liet leger van Karei III een vrouw bevond, die niet alleen door haar dapperheid, maar rog meer door een langen baard wist te onderscheiden; in een gevecht bij Pul- tawa werd zij gevangen genomen en naar St. Petersburg gevoerd, waar zij aan den Czaar werd voorgesteld. Historische voor beelden zijn verder Margaretha Maultasch, gravin van Tyrol en Margaretha van Parma, de dochter van Keizer Karei V. Dit verschijnsel doet zich vooral sterk gel den in enkele streken van Abessinië en Zuid-Amerika, waar de vrouwen, evenals de mannen, een weelderigen baardgroei bezitten. Een eeuw geleden ging hier te lande een vrouw de kermissen af, waar zij zich voor eenige muntstukken liet be monsteren, want .ook zij behoorde tot de „uitverkoren" baardvrouwen. Te Miinchen woont thans nog een 80-jarige schoon heid, Fraulein Maria Bai: die sedert haar achttiende jaar een baard draagt en vroe ger 'n sensatie was in de wereldvariété's. Maar ondanks die uitzonderingen kun nen wij als regel aannemen, dat de baard- misère nu eenmaal alleen den man is „beschoren"... En dat de baardgroei bij mannen ook „en. gros" geschiedde, moge blijken uit de geschiedenis van een be kend Duitsch edelman uit de zestiende eeuw, Rauber genaamd, die, behalve om zijn enorme lichaamskracht nog meer be roemd \vas om zijn ellenlangen baard, wel- Ye heni tót de voeten afhing en vervol gens weder tot aan zijn, middel werd op gebonden, zóo'dat hij die met behulp van een stok op moest rollen. Hij was er zoo trótsch op, dat hij zelden in een koets reed, doch meestal te voet ging, ten einde des te beter de aandacht op zijn onbehoorlijk langen baard te kunnen tüoen vestigen, Welke hij soms ook wel achter zich aan in den wapperenden wind liet hangen. Aan het einde der vorige eeuw leefde te Mont-Lucon in FranNijk een zekere Louis Coulon, een werkzaam ar beider uit een groote ijzergieterij- Reeds op twaalf-jarigen leeftijd moest hij zich dagelijksch scheren en op zestig-jarigen leeftijd, toen hij ongeveer één meter vijftig lang was, droeg hij een baard van twee en dertig centimeters lengte, zoodat hij hein in zijn hand moest houden of om zijn arm heenslaan! In Edam ziet men nog een olieverf-schil derij van een philantropisch burgemees ter van die plaats, die zich al evenzeer over een dergelijken monsterlijken baard groei mocht verheugen. Hij maakte een liefdadigheids-tournee en liet zich hier te lande in verscheidene steden bewonde ren waarvoor hij gelden inzamelde, welke hij aan het weeshuis zijner woon plaats ten geschenke bood. Maar ook weer niet alle mannen kun nen op een dergelijk eerbiedwaardig be zit bogen. De Amerikaansche wilden trek ken hun baard uit, zoodra deze begint te verschijnen. De baard der negers is kroezig en wollig als hun hoofdhaar. De Groenlanders, Samojeden en overige be woners der Poollanden, hebben ternauwer nood eenige haren aan hun kin. De oude Egyptenaren droegen ook haar onder hun kin, zooals men op oude penningen en beeldhou erk kan zien. De Hebreeërs lieten hun oaard groeien, doch scheerden zich het haar onder hun neus weg. Vol gens Strabo beschouwde een zekere sekte Iti Indië een langen baard als een onfeil baar tèeken der wijsheid. Ook de oude Assyriërs en Perzen waren trotsch op hun weelderigen baardgroei, zelfs zoo, dat lan gen tijd de' vorsten der Oostersche landen zich hun baard met gouddraad lieten op maken, welk gebruik volgens sommige ge. «chiedschrijvers ook nog onder de eer ste Frankische koningen in eere werd ge- boiiden. De Chineezen, bekend om hun lang hoofdhaar, benijden de Europeanen ten zeerste, omdat zij geen baard hebben «u kunnen dan ook niet begrijpen, dat deze hun baard afscheren. De Tartaren^ Idie een langdurigen godsdienstoorlog met Ide Perzen voerden, beschuldigden deze laatsten van ongeloovigheid, omdat zij er Hoe waren overgegaan, zich in navolging <éer Turken hun board te verkorten. De Arabier maakt er zich' zelfs een geestes zaak van, om een baardhaar uit te trek ken, daar ook Mohammed zich nooit heeft geschoren. De Turken gingen nog ver der dan de Arabieren, want bij hen is de zorg voor den baard bijna een punt van godsdienst. Zij punten en zalven hem met de grootste zorgvuldigheid en het grootste blijk van eerbied, dat zij iemand De weelderige baardgroei van Rauber, een Duitsch edelman uit de 16de eeuw. kunnen geven, is, dat zij hem bij een bezoek eenige druppels welriekend water op zijn baard sprenkelen. Wanneer zij hun baard kammen, spreiden zij een doek op hun schoot, zoeken al de daarop gevallen haardjes op en offeren deze met den mees ten eerbied op de graftomben hunner bloedverwanten. Bij hen geldt het kussen van iemands baard ook als een teeken yan hooge onderscheiding'. Van dezen grooten eerbied voor den baard vindt men wijl de Romeinsche kerk 't tegenoverge stelde principe handhaafde, waarvan al leen enkele pausen (o.a. Paus Julius) en monniksorden (o.a. de Capucij ner-paters), zijn afgeweken. In de Grieksche en Ops- tersche kerken moest men van het sche ren niets hebben. Van Photius af heeft men den Westerschen geestelijken dan ook steeds verweten, dat zij een dwaasheid begingen door hun baarden af te snijden. Dat aan de wet, die dit voorschrijft, niet altijd even stipt de hand werd gehou den, blijkt wel hieruit, dat het op het concilie van Toulouse iu 1119 uoodig werd geacht, dien geestelijke, die gelijk een leek haren en baard liet groeien, met den ban te bedreigen.. En Paus Alexander III be val, dat de geestelijken, die toch aan hun haar en baard den vrijen loop lieten, door hun deken zouden worden geschoren. Paus Gregorius VII, die de kerk van 1073 tot 10S5 bestierde en vermaard is om zijn vele maatregelen van kerkelijke tucht, richtte strenge bevelen tot den bisschop van Cagliari om hem den baardgroei zijner geestelijkheid te doen verbieden. Met een boekje, getiteld „Pro sacerdotum barbis defensio" (Pleidooi voor het dra gen van baarden voor priesters) heeft zekere Jean Pierrins Kalerianus tegen de kerkelijke bepalingen gestreden, niet grof, doch in heusche bewoordingen. Het pam flet verscheen het eerst te Rome in 1529, !met toestemming zelfs van Paus Ciemens VII. Het blijkt, dat deze paus ook zelf een baard heeft gedragen; men vertelt namelijk van hem, dat hij zich tijdens zijn gevangenschap van vijf maanden niet had kunnen scheren, en, eenmaal vrij, den baard heeft laten staan. Vele zijner opvolgers, o.a. Paulus III, zouden een baard eveneens tot een flinke lengte laten groeien. In 1576 schreef de H- Carolus Borromeus, aartsbisschop van Milaan, aan zijn gees telijkheid, dat deze zich aan het canon, dat den baard verbond, moest onderwer pen. Maar niet voordat het Fransche Hof den toon had aangegeven en ook Kardi naal Orsini, aartsbisschop van Beneven- tum, zijn invloed had laten gelden, was de baard geheel verdwenen. Zoo duurde zij hij zich den baard afschoor. Hendrik IV had een grooten, waaier- vormigen baard, eveneens een paar lange knevels en bijgevolg werd door iedereen zoo'n baard gedragen. Men hield hem in goeden vorm door middel van was. Des avonds bracht men zijn baard in orde en opdat hij des nachts niet in de war zou raken, deed men er een zakje om, dat den naam van „biki^telte" droeg. Onder Lodewijk raakte in Frank rijk de baard in onbruik en de jonge hovelingen spot'en met den ouden Sully, die er maar niet toe kon komen de zijne te laten afscheren. Onder de boe ren der Cevennes was de baard langen tijd een teeken van waardigheid. Zij had den de gewoonte den naam van den per soon, dien zij wilden eeren, te laten voor afgaan door het woord „baard". Zij spra ken dan van baard-Piet, baard-Paul, enz. De oude Britten droegen slechts snor- rebaarden, doch de Angel-Saksen droegen een baard.. De Engelschen volgden deze gewoonte, totdat Willem de Veroveraar j dit gebruik verbood. Wil men de kronie ken gelooven, dan verkozen vele burgers liever hun vaderland te verlaten dan dit bevel te gehoorzamen, daar zij liever de eer dan de schande verkozen en de ge hechtheid aan hun baard sterker was dan die van hun vaderland. In 1840 werd de snorbaard als wettelijk verplicht in het Engelsche leger ingevoerd en ook de Duit- sche marine werd verplicht zich een baard te laten aanmeten. Het revolutiejaar 1848 gaf de mensch- heid de mode van den wilden „barricade- baard". Wat de Russen betreft, verhaalt de his torie, welk een moeite het kostte aan Peter den grootte om hem te dwingen hun baard te scheren en hoe velen, zelfs onder de armste klassen, liever verkozen geldboeten te betalen of den gestelden straf van stokslagen te ondergaan, dan zich gewillig aan de bevelen van den Czaar te onderwerpen. De hovelingen, krijgslieden en kooplieden werden in die belasting aangeslagen voor 100, de klei nere landeigenaren en renteniers voor 60' deze wettelijke bepafmgen 60 Jaar lang van kracht. De vor'ge eeuw bepaalde men zich bij z.g. bakkebaarden, waarvan wijlen Ke'.zer Frans Jozef wel het standaardtype be zat. Doch ook deze dracht was sterk aan de modewisseling onderhevig. Wel tracht ten toentertijd de „petit-inaitres" vooral te Parijs weer de z.g. snorrebaarden in de mode te krijgen, doch hun pogingen mislukten. Een mogelijke bestrijder van de baardmode blijft ook heden nog de fiscus. Het boven aangehaald Russisch voorbeeld wekt n.1. navolging. Zoo beeft de Ver- eeniging van zelfstandige friseurs in het Regierungsbezirk te Frankfort a. d. Oder uitgerekend bij hoofde van haar penning meester, dat een belasting op den ver koop van veiligheidsscheermesjes zou cp- loopen tot een rijksinkomstenvermeerdering van ruim 30 millioen mark, wanneer voor ieder aangekocht mesje de som van 5 pf. werd betaald. Dat wil dus zeggen, dat er in het Duitsche Rijk per jaar o.ng. 600.000-000 veiJI^keidsscheermcsjes worden Het doodenmasker van den Japanschen generaal Nagaoka, die. zooals bekend, de langste snot tec wereld had. ook voorbeelden in de gewoonten van hét oude Griekenland en Rome. Homerus spreekt met nadruk van de schoone witte baarden van Nestor en van Koning Pria- mus. Virgilius noemt dien van Mezentius lang en dik genoeg o:n pr zijn geheele borst mee te bedekken. Philips de Jo-ngere verhaalt van den schoonen baard van een Syrischen wijsgeer, waarmede het volk eer bied en ontzag werd ingeboezemd. En ten slotte vertelt Plutarchus van een ouden grijsaard, die met trots zijn langen baard droeg en op een vraag, waarom hij daar zoo groot opging, antwoordde, dat, wan neer hij den helderen glans van zijn baard zag, hij eraan werd herinnerd, om niets te doen, waardoor deze zou wórden be zoedeld. De Romeinen hebben lang vast gehouden aan de gewoonte om hun baard te l^ten groeien. Titus Livius, Cicero en Plutarchus stemmen hierin overeen en bo vendien wordt dit door de oude beeld houwwerken nog eens bevestigd. Scipio Africanus schijnt de eerste te zijn geweest, die zich dagelijks scheerde, terwijl ook de veertien eerste keizers zich lieten sche ren. Keizer Adrianus echter droeg 'n baard om zijn litteekens te verbergen en keizer Aurelius om zich het air te geven van een wijsgeer... De soldaten droegen hun baarden kort en meestal gekruld, zooals vele oude penningen nog te zien geven. Merkwaardig was het onderscheid tus- schen de Grieken en Romeinen, hetgeen hierin bestond, dat de eersten zich, even als de Egyptenaren, Assyriërs en Perzen ten teeken van droefheid hun hoofd en kin gladschoren, terwijl de Romeinen, daarentegen als teeken van rouw hun baard lieten groeien. Het vroege Christendom verklaarde zich pro-baard; Bisschop Clemens van Alexan- drie bijvoorbeeld beschouwde het als on waardig voor een Christen om zich te scheren. Daarom heeft tot op den dag van heden de volle baard van den priester in de Oostelijke kerk stand gehouden, ter- de toestand voort. In het jaar 1863 hebben de wereldgeestelijken van Beieren nog wel propaganda voor den baard gemaakt, maar toen de paus daartegen zijn stem verhief, werd ook deze acte gestaakt. Bij de latere Eut'opcesche volken is de baarddracht al zeer verschillend gewèest. De oude Fran ken hechtten een groote waarde aan hun baard, zoo zelfs, dat hij lang als een bewijs ft-van adeldom gold en de Mero- vingers (de eerste FranSche koningen) lange golvende haren en een langen baard als een kenteeken hunner koninklijke waar digheid beschouwden. De Koning van Westgothen, die vreesde, door Clovis te worden aangevallen, liet dezen om een onderhoud verzoeken om „zijn baard aan te raken", daarmede te kennen gevend, dat hij vredelievende bedoe'ingen had. Doch na Clovis verdwenen de baarden weer. In de 16e eeuw stond de baard weer in hoog aanzien. Koning Robert van Frankrijk, de tegenstander van Karei den Eenvoudige, waS niet minder vermaard om zijn helden daden dan om zijn langen witten baadr, welke hij steeds buiten z'n wapenrusting liet hangen, om daardoor des te beter door zijn soldaten te worden herkend- Frans droeg echter om een geheel andere reden ee-n baard. Op het Driekoningen-feest werd deze vorst in 1521 bij ongeluk door een brandend stuk hout getroffen, dat men uit het vehster wierp; Zijn haren moesten wordèri afgeknipt. Omdat hij vreesde, met het hooddeksel, hetwelk men toentertijd droeg en dat veel op een inonnikkap ge leek, de veel het voorkomen van een mon nik te hebben, besloot hij een hoed te gaan dragen en zijn baard te laten groeien. Aanstonds volgde het hof zjjn voorbeeld en droeg korte haren en lange baarden. De leden van het Parlement echter ble ven zich' scheren. En dit werd een voor schrift, waarvan niet werd afgeweken. In het jaar 1536 werd Francois Oliver, kanselier van Frankrijk, doch men wilde hem niet in het parlement toelaten, ten-, j en de burgers van Moskou voor ong- 40 roebels. De priesters en lijfeigenen moes- ten een kopek betalen, telkens als zij met een baard uitgedost een stadspoort door gingen. Bij weigering van betaling werd de overtreder in de gevangenis geworpen. Meneyerhaalt van dwepers, die hun baard afsckèerden, deze zorgvuldig bewaarden en bevalen, dat men deze na hun dood in het graf zouden begraven, opdat zij hem op den jongsten dag aan Si Nicolaas, hun patroon, zouden kunnen bieden. Eenige der ontvangbewijzen wegens betaalde baard- belasting bestaan nog. Op een dier pa pieren, van het jaar 1699 van onze jaar telling, vertoont de eene zijde een mond, gedekt door een zwaren knevel en van onderen voorzien van een baard, met het opschrift „Denghoi usiati" (belasting ont vangen), terwijl op de keerzijde het jaar tal voorkomt. Andere medailles dragen op de eene zijde den dubbelen Russischen adelaar met een lauwerkroon en op de keerzijde het jaartal 1703. Sommige stuk ken zijn van koper, andere van goud- In den beginne werd de belasting slechts in een provincie geheven, dicht in 1722 werd deze wetsbepaling den baard te scheren, tenzij men er belasting voor betaalde, uit gestrekt tót Si Petersburg. Bij dezelfde ukase werd de jaarlijksche cjjns afgeschaft en vervangen door een belasting slechts éénmaal te betalen, tegen ontvangst van een medaille, waarop aan de eené zijde het jaartal met de woorden „De baard- belasting is betaald geworden" en aan de keerzijde: „De baard is een nutfelooze last" voorkwamen. Men wil, dat 't laat ste gezegde door tsaar Peter I zelf in de medaille werd gesneden. Catharina I bekrachtigde de bevelschriften van haar voorganger. In 1728 werd bij een edikt van Peter II aan de landbouwers en vee fokkers de licentie verleend, den baard aan te kweeken, maar de belasting van 50 roebels op den baard van oudere Le den, bleef bestaan. In het geheel bleven verkocht. Wanneer wij mogen aannemen, dat een normaal inrii idu zich tienmaal scheren kan met één veiligheidsscheermesje en wanneer wij vervolgens aannemen, dat de gemiddelde Duitscher een normaal in dividu is, beteekent dit, dat er jaarlijks 6000.000.000 (zegge zes milliard) maal een Duitsch individu zich van zijn baardhaar bevrijdt door middel van een veiligheids apparaat. Een gewoon vol jaar schijnt niet meer dan 31.286.030 seconden te tellen, zoodat per seconde bijna 20 Duitschers zich scheren met een veiligheidsmesje. Terwijl gij dit leest, zijn bijna 240 Duit schers eigenhandig met een scheermesje geschoren De penningmeester van de Vereeniging, van onafhankelijke friseurs te Frankfort is alzoo de man, die den vaderlandschen fiscus weer op peil helpt, doör iedere seconde 10 pfenning in de la te helpen... Toch wordt de baard ook in onze dagen nog bij velen in eere gehouden en niet het minst bij politici en handeslui, die dan den voorkeur schijnen te geven aan. den puntbaard, waardoor o. a. Koning George van Engeland en niet te vergeten ex-keizer Wilhe'm een tegenstelling vor men met den zwaar gebaarden Koning! wijlen Leopold van België. Langzamerhand gaan er schijnbaar weer meer stemmen op om den baard haar eereplaaats te geven. Doumer, de overleden president der Fran sche republiek, droeg een vierkant geknip- ten grijzen vollen baard en men kon er zich' met eigen oogen van overtuigen, dat het dragen van 'n baard navolging vond in politieke en maatschappelijke kringen. Pre sident Doumer droeg niet alleen een baard, maar ook de heeren uit zijn omgeving, die hij koos, droegen dit sieraad. Een Parij^enaar heeft onlangs een onder zoek ingesteld naar het dragen van baar den in de lichtstad. Hij kwam bij dat onderzoek tot twee conclusies. Op een danspartij in het ministerie waren de hee ren „clean shaven" in de meerderheid, baarden waren zeldzaam. Op een congres waren de gezichten van doktoren, rech terlijke bambten en advocaten in groote getaten sierlijk omkranst door een baard, de „blanken" waren daar in de minderheid. De volle baardtooi van Zeus, welk borst beeld van Otricolli zich bevindt in het Vaticaan. In Amerika is nog niet lang geleden in Fayetteville een vereeniging van volbaar- digen opgericht; deze liga telt 300 leden, die hebben gezworen, hun vollen baard te behouden en verder goed te verzorgen. De bedoeling is, den bond over gehe:I Amerika uit te bieden. Aan het hoofd staat een bisschop, dhr. Collins Denny en deze heeft verklaard, dat de baardige mar.nen zich moeten organiseeren, omdat de volle baard nog het eenige is, wat de vrouwen den mannen hebben gelaten...

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1934 | | pagina 8