Si
i
H
mi
i
JOHNNY MAAKT ZICH KWAAD.
Er zijn helaas van die dagen, dat alles je
tegen loopt Hebben jullie dat ook wel eens?
Nu John ook hoor! John stopte zijn handen
diep in de zakken van zijn broekje en liep
met een gezicht van „zevendagenslecht-
weer" naar huis.
Hij was nog maar een paar blokken ver
van zijn huis, toen hij de tweelingzusjes
van zijn buurmeisje tegen kwam. Nu moet
het gezegd worden, dat hij dat buurmeisje
buitengewoon graag mocht lijden en vaak
(haar punten aan haar sohoolpotlooden sleep
en dergelijke karweitjes voor haar opknap
te, waarvoor het meisje John altijd even
dankbaar was, en tot groot vermaak van
de tweelingen, die hem altijd en overal uit
lachten. Hij kon die tweeling dan ook niet
zoo goed uitstaan en thans was hij heele-
imaal niet in de stemming om te worden uit
gelachen en zeker niet door een paar van
die „wurmen", zooals Johnny ze altijd
noemdenMaar, de „wurmen" stoorden
zich niet aan hem en zijn buien en hadden
de grootste pret en plaagden hem. lederen
keer keken zij heimelijk om en lachten dan
hardop, zoodat iedereen het in de straat
kon hooren. O, hij zou die mormels wel
door elkaar willen schudden, als hij daar
mee zich de woedde van zijn vriendinnetje
niet op den hals zou halen, maar dat zou
zij immers nooit goedkeuren. Anders, dacht
John, anders.
DE ERFENIS-PUZZLE.
vreugdedans doen om deze zeven paar
nieuwe sokjes".
Na den dans vonden zij in den tuin een
groote houten doos staan. Zij keken er allen
in, doch hij was leeg. „Weet je wat" zei
Tim, „we gaan hout zoeken voor jullie
moeder, dan kan zij het fornuis aanmaken".
Zoo gezegd, zoo gedaan. Alle acht sleep
ten zij zooveel hout tot de doos geheel vol
was. Daarna vonden zij een pan achter in
den tuin liggen, waarmee zij hadden ge
speeld. Vlug werd deze schoongemaakt en
weer in de keuken teruggebracht.
Op eens herinnerde Woensdag zich, dat
zij drie dagen geleden allen een boom had
den geplant. Die moesten water hebben en
vlug! Zij gingen er allen heen met een em
mer water en wat zagen ze daar? Al de
zeven paar oude sokjes aan de takken van
hun pasgeplante boomen! Blij holden zij
terug naar hun moeder en riepen: Wij heb
ben nieuwe sokjes en onze oude sokjes heb
ben wij weer terug! Hun moeder kwam
even naar buiten en sprak: „Wat? hebben
jullie ook je oude sokjes teruggevonden en
hout voor me gezocht en mijn pan terug
gebracht? Kom maar gauw binnen
En even later zaten zij allen te smullen aan
het -alsche kippenboutje, natuurlijk met
hun nieuwe sokjes aan.
Vier broers hebben door een erfenis een
stuk grond gekregen, waarop zich een acht
tal loof- en een achttal naaldboomen be
vinden. Nu willen zij beslissen, hoe ieder
zijn aandeel kan krijgen, waarop twee
naald- en twee loofboomen staan. Wie kan
dit stuk grond nu eerlijk verdoelen, zonder
met de broers ruzie te krijgen?!
TAEBY EN TOMMY GAAN EEN
DAGJE UIT.
Eens op een morgen zei Mevrouw Tabita
Poes tot haar kleinen zoon „Tommy, wan
neer je klaar bent, met je toilet en je hebt
al je liedjes gestudeerd, die je morgen ken
nen moet op de zangles, en het is dan nog
vroeg, dan zullen we samen naar Mevrouw
Mimi gaan en daar een bezoek brengen"..
Tom vond dat zoo heerlijk, dat hij zich
netjes en vlug wasohte, hij hing zelf zijn
pyama, met een T op den zak, aan den kap
stok en pakte een lekker kippenboutje in
voor Mimi Kat. Mevrouw Tabita was een
oranje poes met witte strepen en droeg
witte sokjes, een wit vest en een wit puntje
aan haar staar L. terwijl haar zoontje Tommy
een wit puntje aan zijn staart had, een wit
vest en witte sokjes droeg.
Toen zij na een flinke wandeling op den
hoek der straat aankwamen, waar mevrouw
Mimi woonde, kwamen al haar zeven kin
deren blijde naar hen toerennen. Hun moe
der had hun naar de dagen der week ge
noemd, Zondag, Maandag, enz. en zij wa
ren allen wit, zuiver wit, zonder iets anders
dan wit, behalve Zaterdag, die had een
zwarte punt aan zijn staart.
Mevrouw Tabita had sokjes voor hen
gebreid, omdat hun eigen moeder het vree-
selijk druk had met haar zeven kinderen,
ieder kreeg nu een andere kleur, tezamen
al de kleuren van den regenboog. Zondag
kreeg rood, Maandag geel, Dinsdag bruin,
Woensdag groen, Donderdag paars, Vrijdag
blauw en Zaterdag violet. En het kwam zoo
prachtig van pas want juist dien morgen
hadden alle zeven poesen staan huilen, om
dat hun sokjes heelemaal versleten waren.
Hun oogjes waren nog vol tranen. „Och",
zei Tommy", hoe kunnen jullie deze mooie
nieuwe sokjes zien, als jullie oogjes vol
tranen staan! Kom laten we eerst een
MOEDERS VERJAARDAG.
Truusje was vandaag bijzonder vroeg uit
de veeren. Geen wonder, het was ook een
grooten dag voor haar. Moeder was jarig!
Truus wilde haar nu het eens een groote
verrassing bereiden zonder dat moeder er
ook maar iets van vermoedde. Eerst ging
zij haar pianostukje nog een keer spelen.
O, als zij dan maar geen fouten zou maken.
Vooral die eene maat was vreeselijk moei
lijk. Zoo, nu zal ik het nog een keer over
dienen te doen, want ik maakte een foutje,
zei Truus tegen zich zelf. Als ik nu nog
langer blijf spelen, dan heb ik geen tijd
meer over om alles mooi te versieren
Gauw hielp zij de meid de kamer te stof
fen, want dat moest allemaal gebeurd zijn
als moe beneden kwam. Er mocht geen
stofje meer te zien zijn. Ziezoo, het was ook
al klaar. Nu den tuin in en een mooie rui
ker bloemen plukken! Hè ja, die rozen,
welke daar stonden, waren er erg mooi
voor. Die zou zij in een vaasje zetten. En
als zij dain bemerkte, dat moeder benedén
kwam, zou zij haar gauw de vaas met bloe
men geven.... Nu nog een kleine ruiker
op de ontbijttafel bij moeders bord. Moeder
hield van bloemen. Ja, het stond echt fees
telijk. Het was al half acht, dus hoogtijd om
naar boven te gaan. Toen moeder uit haar
kamer kwam, gaf Truus haar het mooie
ruikertje. Toen zij beneden kwam, kon zij
haar oogen niet gelooven, zoo mooi haar
Truusje alles in orde had gemaakt....
ONGEHOORZAAMHEID GESTRAFT.
Jenny wil jij even een boodschap voor mij
doen? Ga dan naar van Buren en haal dan
twee ons ham voor mij.
Ja moeder, ik zal dadelijk gaan.
Maar den/k er aan, Jenny, dat ik er op
sta te wachten, kom dus zoo gauw mogelijk
terug en sta niet voor alle winkels te kijken,
wat je zoo graag doet
Nee moeder, ik ben zóó terugZij
deed haar mantel en hoed aan en ging de
deur uit.
Hè, dacht zij, als het nu maar niet zoo
druk is in die winkel, anders moet ik weer
zoo lang wachten. En ik was juist zoo fijn
aan het handwerkenMaar gelukkig, er
stond niemand in den winkel.Zij kon
dus direct worden geholpen.
Het duurde dan ook niet lang, of Jenny
stapte met haar pakje weer den winkel uit.
Juist, toen zij dé deur uitging, kwam zij
haar liefste vriendin tegen, die haar vroeg
een eindje mee naar huis te loopen.
„Nee", zeide Jenny, „ik kan niet zeg,
want moeder zit op vleesch te wachten".
„Hè toe", zegt Jetje, „wees nu toch niet
zoo flauw en ga even mee, een klein stukje
maar. Ik ga met jou ook altijd wel mee.
Nou vooruit dan maar, dacht Jenny.
Maar dan heusch niet ver.... Babbelend
liepen de twee onafscheidelijke vriendinnen
verder.... Zeg, zei Jet, heb jij die mooie
poppen gezien, die bij Steenman voor de
raam liggen? Nee nog niet? Nou ga dan
even mee, morgen zijn ze er misschien niet
meer. Je moét ze zien, zij zijn eenig.
Jenny kon aan de verleiding niet weer
staan en ging met Jetje mee naar de speel
goedwinkel, waar de mooie poppen in de
etalage stonden. Bij den winkel gekomen,
stonden de meisjes vol verbazing voor die
prachtige poppen met die rijke jurken en
lieve hoedjes 'op. Met open oogen en mond
stonden zij samen de poppen te bewonde
ren.
Jenny vergat evenwel, dat zij een pakje
vleesch in de handen droeg. Met haar hand
je op den rug stond zij voor het raam....
Het pakje hield zij in haar linkerhand vast.
Opeensvoelt zij een rukZij kijkt
om, en ziet tot haar groote schrik, dat een
hond er met haar ham van door is gegaan.
Er is niets aan te doen. Naloopen kan zij
de hond niet, die bleef natuurlijk niet staan
maar holt de straat uit. Zij moest het wel
eerlijk opbiechten.
Thuisgekomen ging Jenny direct naar
boven en durfde haast niet beneden te
komen toen moeder haar riep en vroeg
waar zij de ham had neergelegd.
„Foei", bestrafte moeder, toen zij naar
het verlegen verhaal van Jenny had geluis
terd. „Eerst lang wegblijven en dan nog
zoo dom zijn het pakje uit je handen te
laten halen.... Boodschappen doen zal ik
voortaan zelf wel.
ARME POP
Miesje had een stoute bui, en ging daar
om maar heel vroeg naar haar bedje. Zij
vergat haar lieve kleine pop Jetje mee
naar boven te nemen. En in een donker
hoekje zat de pop nu heel treurig en stil
alleen en was eigenlijk een beetje bang in
het duister. Op haar mooie witte schortje
lag nog een half afgeknabbeld koekje.
Lang lag Miesje reeds te slapen en dacht
al niet meer aan haar kindje. Miesje's
poppenkind zat nog maar steeds bang en
heelemaal verlaten in het donkerZij
zuchtte van verdriet, tranen om te huilen
had zij niet, maar als zij die had, zou zij
die zeker den vrijen loop laten, zoo ver
drietig was zij. Opeens.... komt er iets
aan gehuppeld en springt op Jetjes schoot.
O, wat schrok zij! Het waren de muisjes,
die nu kwamen! Er waren cer nu al drie
bij haar gesprongen; een zat op haar bee-
nen, de tweede vlak bij haar armpje en de
derde zat met zijn kleine guitige oogjes
maar aldoor haar in het gezicht te bestu-
deeren. O bah, wat gingen zij nu doen.
Het kleine muisje, dat op haar been zat,
begon heusch aan haar been te knagen!
Toen de andere dit zagen, volgden zij het
voorbeeld, vreeselijk, wat stond Mies'
popje doodsangsten uit! En wat had zij
een pijn! Het ergste was, dat zij er niets
tegen kon doen en zij de muisjes maar
moest laten knabbelen. Zij hielden maar
niet op, geen wonder, het was een heer
lijke buit voor hen, die dikke beentjes van
de kleine pop! Toen Miesje den volgenden
morgen beneden kwam, vond zij een
zwaar zieke pop in de kamer liggen.In
ieder been had zij een groot gat. Wat had
Miesje een groote spijt, dat zij haar kindje
den vorigen avond niet mee naar boven
had genomen! Nu was pop heel erg ziek
en moest misschien wel naar een zieken
huis, wanneer zij niet gauw beter werd.
Trouwens het was een vroote vraag, of er
wel zoo'n knappe poppendokter zou te
vinden zijn, die deze vreeselijke ziekte
aan haar beenen heelemaal kon genezen.
En dan.... Miesje durfde er niet verder
meer over nadenken, maar kreeg tranen
in de oogen, toen zij het arme zieke popje
aanzag.... Nee, nooit meer wilde zij een
ondeugende bui hebben en boos naar bed
gaan
BIJ ONS PLAATJE.
De vorige twee weken hebben wij jullie nog een teekening over de inzameling van
een heöle geschiedenis verteld, omtrent de
kina en haar nut voor de mensohheid. Zij,
die daar belangstelling voor hadden, heb
ben het verhaal, dat zeker interessant was,
natuurlijk gevolgd. Hier zien jullie thans
den kinabast. Je ziet de inboorlingen bezig
de omgehakte boomen in stukken te snij
den en de bast van de boomen op te sta
pelen ter verzending naar de verschillen
de landen.
Waarom de stoomboot niet kon vertrekken!
HOE TIM EN TOM VRIENDEN WERDENr
Tim was een Perzische kat en Tom was
een ruigharige foxterrier. Hoe Ttam ook zijn
best deed, nog nooit was het hem gelukt
met Tim op goeden voet te komen, hoewel
hij vaak de lékkerste beetjes uit zijn etens
bakje naar het bakje van Tim bracht, die
er echter haar neusje voor ophaalde en liet
het liggen
Tim sprak tot zichzelf, dat Tom nog nooit
had kunnen aantoonen, dat hij het waard
was om hem als een vriend van haar te be
handelen.
Op zekeren dag werd Tim verblijd met
een paar kleine poesjes, maar naar mate
zij grooter werden was het voor Tim moei
lijker om haar oogen overal tegelijk te
hebben en te zien wat al haar kinderen uit
spookten. Vooral haar zoon, die ondeugende
Tip was een avontuurlijke jongen, altijd
bezig iets nieuws te ontdekken en hij pro
beerde altijd van zijn moeder en zusjes weg
te loopen. Als zijn moeder hem daar een.
standje voor maakte, gaf hij ten antwoord:
„Maar moeder, ik wil de wereld leeren ken
nen".
Eens op een dag was hij weer weggeloo-
pen en zijn avontuur leidde hem zelfs heel
ver van huis, en opeens viel hij in een
groote kist, waarin allemaal stukken brand
hout opgestapeld lagen. Toen hij wat lang
uitbleef, werd zijn moeder ongerust en ging
hem zoeken en eindelijk kwam zij ook in
de schuur terecht, waar zij heel zachtjes
haar zoontje hoorde huilen, roepend „Moe
der, Moeder, hier ben ik, iik kan er niet uit,
wat moet ik beginnen?Spoedig ont
dekte zij de kist, waarin haar Tippy geval
len was, zij sprong op den rand, hoewel zij
al haar krachten inspande, gelukte het haar
niet kleine Tippy uit de hooge kist te halen.
O vrouwtje, vrouwtje, miauwde zij zoo hard
zij kon. Help hem er even voor mij uitha
len. Zij ging de vrouw voor naar de schuur,
die aan het angstig miauw wel begreep, dat
er weer wat aan scheelde en ging dus Tim
achterna. In de schuur gekomen zagen zij
beiden tot hun verwondering Tom met de
kleine Tip vlak tegen zich aan, die hij nu
en dain een klein likje gaf, alsof hij hem
gerust wilde stellen. Tim schrok en zette
een hooge rug tegen Tom opjJ„Wat doe jij
met mijn zoon?'^Tom knipte^even met zijn
ooigen en zei toen: „Ik 'heb Tippy^uit de kist
gehaald, waarin %ij "gevallen** wason stel
hem nu een beetje op zijn gemak!'V, Tim
nam Tom eens van het hoofd tot de voeten
op en vond tenslotte, dat Tom tot haar
vrienden kon worden gerekendDe
vrouw aaide de kleine Tip eens even, klop
te Tom op zijn ruige rug en zei: dat hij een
brave hond was. Tom stond nu op, nam de
'kleine Tip bij zijn nekvel en legde hem
voor zijn moeder neer zeggend: „Ik was
heusch een vriend van je al den tijd dat jij
ihier al bent, maar je hebt het noodt willen
gelooven. „Dank je" gaf Tim ten antwoord,
„maar nu geloof ik het!".
Van dien tijd af waren zij vrienden! En
Tim's gevoelens voor Tom veranderde hee
lemaal en als zij eens een oogenblikje uit
wilde gaan om eens een eindje te gaan wan
delen, dan bracht hij haar kinderen in de
mand van Tom zeggend: „Tom, wil je even
op mijn kinderen letten, terwijl ik even
weg ben?Zij kunnen onmogelijk alleen
blijven!".Ik zal mijn beet er voor doen!
antwoordde Tommy dan trots, terwijl hij
van blijdschap met zijn staartje kwispelde
en bleek een trouwe en ware vriend van
Timmy te ziln.