VRIJ DANSEN HOTEL „EEMLAND" 13a JAARGANG No. 26 VRIJDAG 29 JUNI 1934 Algemeen Weekblad voor Soestdijk, Soest en Soesterberg. Uitgave: DRUKKERIJ SMIT N.V., SOESTDIJK, Van Weedestraat 35, Telefoon 566. Regeeren is Vooruitzien, VENEMA Ons Weekpraatje Kerkberichten. Zomertijd Vacantietijd. WIERSEMA Kleermakerij Vrijdag 29 Jurft na muziek Rosarium ABONNEMENTSPRIJS 65 cent per 3 maanden, ADVERTENTIEPRIJS: van 1—5 regels f 0.75. Elke regel meer 15 cent. Advertentie's tusschen de tekst dubbel tarief. Bij contract belangrijke korting. Advertentie's in dit blad worden eveneens in de drie andere bladen opgenomen. UITGAVE van: „DE SOESTER COURANT", Alg. Weekblad. „SOESTER NIEUWSBLAD". Algemeen Christelijk Weekblad. „DE SOESTER POST", R.K. Weekblad en „SOESTER ADVERTENTIEBLAD", gratis Weekblad voor Soestdijk, Soest en Soesterberg. WE MÖETEN ONS VER STAND GEBRUIKEN. MISOOGST KAN EEN WEL. DAAD ZIJN. De „N. Tilb. Crt." voerde een dezer Öagen een hoofdartikel, waarboven twee zinnen als titel werden gevoerd: „Misoogst een weldaad. Zijn we gek geworden?" Het stuk was „treffend" geschreven en "deswege werd het in tal van bladen over genomen. Het blad schetste de ontmoeting met een eenvoudig boerke in de Belgische Kem pen. Het boerke was tevreden en gelukkig. Natuurlijk! zoo zouden we haaast zeg gen, want het boerke was geen Nederlan der en wij, Nederlanders, we kunnen ons een medemensch', die geen medeburger is en van ónze misère dus niets afweet, al leen maar „gelukkig" wanen. De Nederlander, die het boerke uit de Belgische Kempen ontmoette, kwam in een gesprek gewikkeld, waarbij hij gelegenheid vond om den Bels te vertellen, dat bij óns de koeien maar zóóveel melk mogen geven, dat er maar zóóveel beesten mo gen kalveren, dat bij óns wordt uitge maakt, hoeveel biggen er ten hoogste in het leven mogen blijven, hoeveel akkers er mogen worden bebouwd enz. De zwijgende Belgische Brabanter had daar „zooiets van geheurd", maar begrij pen kon hij er „niks nie" van. Ik heb altijd gedacht, zoo peinsde hij hard-op, dat als God oe een koe geeft, dat dat een gave is. En als er dan een kalf bij komt, is dat ook een gave; dat is ïe'ts en dat maakt de welvaart groo- ter. Moedwillig beperken de rijke gaven van de natuur, dat kan. nooit het ware zijn. „Neen, de menschen zijn de kluts kwijt." Dat laatste moge soms waar zijn, maar dan geldt dat in dit geval zeer zeker de redeneering van het boerke uit de Belgi sche Kempen en het schrijven van dien iTilburgschen journalist. België heeft als landbouwstaat niet de beteekenis, welke ons land als zoodanig bezit. Het zijn dus twee ongelijksoortige grootheden, welke hier met elkaar wor den vergeleken. Scheef is 't bewuste boerke bovendien In zijn redeneering, dat vermeerdering van bezit altijd verhooging van welvaart zou beteekenen. Dat hangt immers uitsluitend 'af van de waarde van het bezit en die waarde wordt bepaald door het nuttig effect. Wanneer het boerke uit de Belgische Kempen zijn erf laat aansluiten op de waterleiding en hij laat daartoe een bui zennet door zijn huis leggen, diin mag hij zijn bezit vermeerderd achten, maar iöls hij zou verzuimen om stoppen te nemen K>p de kranen, dan zou zijn nieuwe bezit hem weinig welvaart brengen, want ter wijl het stroomende water zijn have en goed zou vernielen, zou bovendien de wa terleiding-meter doorloopen en aldus een beangstigend hooge rekening forceeren. Wanneer Nederland het bezit aan koeien en kalveren liet groeien, zonder dat er een toonenden afzet was te vinden voor Ide melk en het vleesch, dan zouden we bij alle vermeerdering van bezit met den dag armer worden, want die beesten blij ven vreten behoeven, afgezien van meik of vleeschprijzen. De regeeringsmaatregelen tot regeling van de productie doen dezelfden dienst als stoppen in de waterleidingskranen: ze :moeten zorgen, dat de stroom geregeld Wordt naar de behoefte. En nu weten we wel, dat de eene stop beter werkt dan de andere en dat er nu en dan eens 'n nieuw leertje in de kraan moet, maar het zou toch dom zijn om een stop geheel te gaan uittrekken, om dat de kraan een beetje lekt. De schrijver in de „N. Tilb. Crt." Schijnt ook een „geleerden meteoroloog" gesproken te hebben, die het over de „droogte in de wereld" had. Hij had. daar van de oorzaak niet kunnen opsporen We aanvaarden dat van hem, zonder In twijfel te geraken omtrent zijn ge leerdheid. Inzake meteorologie schijnen we niet veel verder te zijn dan ten tijde, toen de oude Egyptenaren hun zeven vette jaren beleef den, welke gevolgd werden door zeven magere jaren. Ook zij zijn niet gewaar. Schuwd noch geholpen kunnen worden tioor hun meteorologen, maar ze handel- AJOUREN 91 FESTONNEEREN PLISSEEREN STOFKNOOPEN MAKEN F. C. KUIPERSTRAAT 10 den op eene aanwijzing des hemels, toen ze het overschot uit de zeven vette jaren in hun voorraadschuren verzamelden, om aldus aan de behoeften in de magere jaren te kunnen voldoen. Wij doen tegenwoordig anders in onze waanwijsheid. Ofschoon ook wij nog geen meteorologen hebben, die ons kunnen aan kondigen, wat ons in de eerstkomende jaren boven 't hoofd hangt, gooien we op mest vaalt of in de zee, wat we te veel hebben geoogst, aan de Voorzienigheid en de natuur overlatende, hoe we een ander jaar moeten worden geholpen. Zeker zou aldus misoogst een ramp kunnen worden. Maar misoogst kan tenslotte een zegen zijn, als een dergelijke misoogst het mid del van de natuur is om het noodzakelijk evenwicht in productie en consumptie van eenige „vette" jaren te herstellen. Nie mand, geen meteoroloog noch econoom, heeft de wereldcrisis zien aankomen, maar toen die er was, hebben duizenden „ge leerden" ons haarfijn kunnen vertellen, waaraan we al dat ongeluk en al die „over productie" hadden te wijten. Ze zijn aan het „ordenen" gegaan en ziet, nauwelijks „dreigt" slechts een misoogst, of weten schap en economie zitten in zak en asch over de gevolgen. Nadat we ontzaglijke hoeveelheden graan in zee hebben gegooid, is men nu bevreesd voor een aanstaan den hongersnood. Misoogst kan een ramp zijn, maar soms een zegen beteekenen. De Schepper, die de natuur ontwierp, welke ons zoo gril lig schijnt, heeft in die grilligheid de vaste lijnen geteekend, welke steeds weer op het evenwicht toeloopen. Als de menschen in hun verwatenheid maar minder „ordenden", doch in hun bescheidenheid meer „zorgde n" en ver- trouwden, dan zouden we misschien ook nog eens zonder al te groote onheilen uit deze crisis geraken. Er moet een leidend bestuur wezen, dat in moeilijken tijd regelend optreedt inzake een productie, welke zich zelf en méér dan zich zelf opslurpt. Een koe, die méér opeet dan haar productie opbrengt, is een weelde-bezit, hetwelk niet past in een slechten tijd. Maar graan, dat gedorscht is en uit den aard der zaak geen zelf-consumeerende stof vormt, aan de vernietinging prijs te geven, zonder dat men weten kan, wat de Voorzienigheid ons in de natuur van komende jaren heeft bereid, dat is waanzin. Dat maakt door menschenhand een misoogst tot een ramp, terwijl die zelfde misoogst in het natuurlijk bestel een zegen had kunnen zijn. VLEESCH, MET ARMOE ALS BIJSMAAK. WAAR ECHTE HONGER IS, SMAAKT HET GOED. Bij me thuis hadden ze vroeger een keer in de week een werkvrouw- Vader en moeder waardeerden haar ten zeerste om wat ze des Vrijdags kwam doen, maar wij, kinderen, we waren met een hee-. len troep! waardeerden het goeie mensch in het bijzonder op twee andere keeren van de week, ais ze nJ. een em mer met snert kwam aanvoeren. Dat zal zich wel alleen des winters hebben af gespeeld, precies weten we dat niet meer, want daartoe is het dl te lang ge leden. Die snert was heerlijk. Ze was dik van de stukken spek, worst en de kluiven, welke er in dreven. En tóch: die vrouw, een arme vrouw, lustte ze niet. 't Was „soep van de klacht"! Zóó noemden we dat in ons plaatsje. Er was in die dagen geen Maatschappelijk Hulp betoon en er waren geen rechten op steun- uitkee ringen. Wie honger en ellende had, kon daarover bij een of ander Armbestuur gaan „klagen" en na een scrupuleus on derzoek kreeg de behoeftige dan een aan tal bonnen voor qrood en boonen, ter wijl twee maal per week een emmer met soep werd verstrekt. Als jongens liepen we dikwijls door het nauwe straatje, waar de arme en meest oudere menschjes buiten met hun emmer tjes in de rij stonden wéér of géén weer en tenslotte *5én voor één met hun damppenden emmer wegsloften. Van die emmers met- snert werden er heel wat verkocht aan vaste adressen. Vader kocht den emnier altijd van onze werkvrouw af. Merkwaardig is n.L, dat de meeste bedeelden een hekel aan die snert hadden, ze lustten ze zelf niet. Ze waren er niet vies va#., maar het stempel van de armoe zat op die soep. Wij, die ze aten, we proefden dat niet- En we herinnerden ons bovendien, hoe vader de kwaliteit altijd roemde. „Soep van de éklacht", zoo zei hij steeds, „was de beste soep, die er was." Vóór ze werd uitgedeeld, kwam de burgemeester ze altijd eerst proeven. Dat argument op zich, was voor ons, kinderenj absoluut afdoende. De eigenlijke bedeelden konden voor het geld, dat de soep opbracht, andere, even noodige dingen koopen, waarvoor het Armbestuur geen bonden gaf We dachten aan deze snert-geschiedenis, toen we dezer dagen in de bladen lazen, dat de Nederlandsché Staat met tal van millioenen blikken ctisisvleesch in zijn rijksmaaag zit. Ondanks dat de kw.'.liteit van de boven ste plank moet zijn én de prijs tot ver beneden de waarde li >t, nemen de werk loozen de blikken ni«t meer af. We kun nen het ons een beetje indenken. De waar mag nóg zoo goed b in, als het stempel der armoe er op wojdt gedrukt, smaakt ze niet meer. Werkloozen en ad ?re ondersteunden konden1 deze blikken Hechts bekomen, als ze met hun kaart en een bon, en met de armoe van den bedeelde op hun gezicht, in den winkel kwamen. Eén of twee keer mag men zich ai eens over z'n schaamte heenzetten, de boodschap is toch der mate onpleizierig, dat men dien gang staakt, wanneer het eenigszins mogelijk is om zich op andere wijze te behelpen. Het is dien menschen, of ze de narig heid er toch altijd van af proeven, van het vleesch. Dat laatste blijft voor den ondersteunde toch altijd nog een keuze-artikel; men kan het desnoods door iets anders of door vrij vleesch van minder gewicht ver vangen. Het is niet noodzakelijk als b-v- boter en dit is o.i. de reden, waarom de afzet van crisis-margarine vlotter loopt. Zeker, als er v r e e s e 1 ij k e armoe zou zijn, als er honger zou wezen, dan zou ook het bussenvleesch wel smaken, maar zóó erg is het hier God dank nog niet; Wèl op' andere plaatsen ter wereld. We lazén, dat de Nederlandsche Staat met de millioenen blikken in zijn figuur, lijken rijksmaag zit. De houdbaarheid van dit vleesch is niet onbeperkt en slechts voor een jaar gegarandeerd. Men kan het hier niet in den vrijen handel brengen, want dan zouden de prijzen van het ver- sche vleesch worden gedrukt en daarmee zou het „blikken" zijn prijsregelend effect als crisismaatregel hebben verloren. En de werkloozen begeeren het niet. We stellen ons zoo voor, dat er op het oogenblik een of andere regeerings- ambtenaar zijn bivak heeft opgeslagen naast de 18 millioen blikken vleesch, om straks, als hij „het feit" heeft gecon stateerd, aan de regeering te kunnen be richten: Inderdaad, al het vleesch is nu bedorven! Dan verleent de regeering een crediet om een schip te charteren, teneinde de 18 millioen blikken met dan bedorven vleesch ergens in zee te gaan werpen. We zouden willen vragen: is er op het oogenblik geen andere bestemming voor zulk schip? Telkens lezen we in de bladen berichten over b-v. een hongersnood in Oekrainië of China. Internationale hulp,- comité's doen oproepen voor steun. Als we die 18 millioen blikken nu eens naar Oekrainië lieten brengen? Voor ons hebben ze straks toch geen waarde meer en we krijgen alleen de kosten van ver voer te betalen. Als we een „crediet" aan Duitschland moeten verlengen van een paar honderd millioen, dan doen we dat toch óók zonder veel gepraat, terwijl we overtuigd zijn, dat we de „hoofdsom" nooit zullen terugzien en naar de renta kunnen fluiten. Laten we die blikken nou maar naar de Russen sturen. Dan weten ze daar meteen, dat al erkennen we het regime niet van hun staat we de Russen in. dividueel toch erkennen als onze mede- menschen, tot wie onze begrippen van christine naastenliefde zoo goed uitgaan als naar onze eigen werkloozen. Zondag 1 Juli. SOEST. NED. HERV. KERK- Oude.kerk. Voorm. 10 uur Ds. J. I. van Sch'aik. Voorb. H. Avondmaal. Coll. Ned. Bijbel-Gen. Nam. 6 uur Ds. E- Groeneveld. Coll. Ned. Bijbel-Gen. Emma.kerk. Voorm. 10 uur Ds. E- Groeneveld. Voorb. H. Avondmaal. Coll. Ned. Bijbel-Gen. Nam. 6 uur geen dienst. HERV. (GEREF.) EVANG- Christelijke U.L.O-.school, Spoorstraat. Voorm. 10 uur en nam- 6 uur Ds. D- J. Kleyne van Ooltgensplaat. GEREFORMEERDE KERK- Juliana.kerk. Voorm. 10 uur Ds. B. Alkema. Bediening H. Avondmaal. Nam. 5.30 uur Ds. B. Alkema. Dankzegging. Wilhelmina.kerk. Voorm. 10 uur Ds. S. Wouters- Bediening H. Avondmaal. Nam. 5.30 uur Ds- S. Wouters. Dankzegging. CHR. GEREFORMEERDE KERK. Jülianastraat- Voorm. 10 uur en nam. 6 uur Gods dienstoefening. Donderdag 5 Juli, nam. 7.30 uur, Ds. M. Holtrop van Hilversum. VER. VAN VRIJZ. GODSDIENSTIGEN. Geb. „Religie en Kunst", Rembrandtlaan. Geen dienst. SOESTERBERG NED. HERV. KERK Nam. 2—3 uur Zondagsschool. Nam. 6 uur Ds- B. Tuinstra. HUIS TER HEIDE NED. HERV. KERK. Voorm. 10 uur Ds. B. Tuinstra. Doopsbediening. Nam. 6 uur geen dienst. LAGE VUURSCHE NED. HERV. KERK Voorm. 10 uur geen dienst. Nam. 6 uur Ds. D- v- d. Berg van Amersfoort. i Zürich', het kanton en Zürich, de stad; zij worden beiden, in verhouding met an dere deelen van Zwitserland, weinig be zocht geheel ten onrechte. Men kan zich geen denkbeeld vormen van den over weldigenden aanblik, die het Zürichermeer biedt. De Zürichermeer slinkt en schittert met een licht-blauwe, onovertroffen hel derheid. Het oog glijdt verrukt over den geweldigen, bijna 40 kilometer langen wa terspiegel, welken men vanaf den Züri- cher Berg in zijn geheel overziet; de groote diepte van het meer, welke op één plaats, tusschen Herrliberg en Thalwyl 143 meter bedraagt, heeft elke troebelheid ge louterd en klaar en helder stroomt de LintÜ bij Züricb, nu Limmat geheeten, door de stad van Zwingli. Staat men op de Kaibrücke, welke het Noordelijke met het Zuidelijke stadsdeel bij de uitmonding der Limmat in het meer verbindt, dan heeft men de bijna oneindige watervlakte voor zich, met als achtergrond de sneeuw bergen -der Alpen. Het is merkwaardig, h'oe het gevormde beeld bij hem, die nog nimmer in Zwit serland is geweest, bij het eerste treffen met de werkelijkheid volkomen valsch Soesterbergschestraat aa Coupe en afwerking voldoen aan hoogste eischen. Vraagt stalen. Colbert 2de Serie costuum Pantalon A 37.50 8— B 40— 9— C 42.50 10— D 45— 11 E 47.50 12— F 50— 12.75 G 52.50 13.50 H 55— 14.25 I 57.50 IS I 60— IS.75 K 62.50 16.50 L 65— 17.25 M 67.50 18— N 70— 18.75 O 72.50 19.50 P 75— 20.50 blijkt te zijn. Heeft hij gemeend zich on middellijk achter de Zwitersche grens mid den in de Alpencoulissen te bevinden, dan ziet hij, dat hij op de Zwitersche Hoog vlakte nog lang in een gebergte van mid delmatige hoogte verwijlt. Eerst Zürich is de toegangspoort tot het eigenlijk Hoog gebergte, dat men van hieruit grootscK ziet oprijzen. I[-jj Wat de stad Zürich1 aan geschiedkun dige beteekenis heeft, concentreert zich in de stadskom aan den Noordwestpunt van het Meer. Ten Noordoosten beschermd door den Züricher berg, die sterk en zwaar en 400 meter boven het zich zelf reeds 400 meter hoog gelegen Zürich uitsteekt, ten Zuiden gedekt door verschansingen, begrijpt men, dat deze stad de belege ringen van Oostenrijk en van Keizer Ka- rel IV zegevierend heeft kunnen door staan, zoodat als die der Eedgenooten, die honderd jaar na deze gelukkig over gegane stormen 20-000 man voor de stad samen trokken, maar weer moesten op breken, zonder haar. te hebben kunnen bedwingen. Van de weerbarstigheid van Zürich's bouwwerken getuigen de volgende gebou wen sprekend. De beroemde Münsterkerk, een pijlerbasiliek van omstreeks 1200; het Vrouwenklooster, welks toren en Go tische gevel uit de 13e eeuw dateeren- Dan de St. Pieter van Zürich, waaraan Lawater, de vader der characterologie, die in zijn tijd zooveel werd bespot als geprezen, als geestelijke heeft gearbeid. Het oude Zürich is in den jongsten tijd sterk uitgebreid, zoodat langzamerhand een groote stad is gegroeid, welke ook! nu nog in ieder opzicht de vooraanstaande stad van Zwitserland is. Ondanks Bern, de Bondshoofdstad, ondanks Bazel en Genève is Zürich de eigenlijke hoofdstad van Zwitserland gebleven. Vaart men over het Meer, waarop Klop stock een van zijn heerlijkste Oden heeft gezongeitódan schijnen de voorsteden van Zürich aan de beide oevers met de breedte van het Meer te groeien, de stad schijnt steeds grooter te worden; zij wordt tot een landschap. Zooals het oude Zürich, door de Limmat in twee deelen geschei den, een dubbelstad was, zoo vormen nu stad en kanton, aan de beide zijden van het meer groeiend, één enkele ononder broken stad. Geen zee van huizen, maar een moderne groote stad, welke haar hui zengroepen afwisselt met tuinen, boom gaarden, weiden, wijnbergen en waarachter zich als een groene krans de begroeide bergen scharen. En in de verte, vaag in een nevel, de alpentoppen met hun ijs kegels en gletscherstroomen. Slechts éénmaal, in het voorjaar, wordt het heldere blauw van het Meer voor kor ten tijd opgelost tot een andere kleur. Het is een merkwaardig natuurverschijn sel, als het Zürichermeer begint te bloeien. Dan wordt het overdekt met een grauw wit schuim en een geelachtigen nevel. Myriaden van infusoriën en een wolk van stuifmeel vormen dan de watervlakte van het heldere Meer van Zwitserland.

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1934 | | pagina 1