I 0 VAN EEN PAUW, DIE NIET PRONKEN WILDE. Van een jongen eend ging het idee uit. Hij -had altijd gedacht of gemeend dat hij kon tooneel spelen en stelde voor, dat ze onder elkaar een gezelschap zouden vormen, en dat alle dieren zouden uitge- noodigd worden om de voorstelling bij te wonen. Deze voorslag werd gretig aange nomen, omdat ze allen meenden, wel too neel te kunnen spelen. En het stuk zou „Asschepoester" heeten. Dè rollen werden verdeeld als volgt: de jonge eend zou na tuurlijk de prihs zijri; mevrouw eend'. As schepoester. De witte' Lhtorne bood aan een van de booze zusters te wezen en knor, het gevlekte varken, zou de andere zijn. Poes Mite zou dienst doen als Petemoei en, daar in het pompoenbedrijf echte ratten en muizen ten tooneele zouden verschijnen, was zij zeer ingenomen met haar rol. Tus- schen de bedrijven van de eerste repeti ties werd het spel van de Prins dan al zeer geprezen, hij was zoo geheel in zijn rol en deed het heel natuurlijk en leven dig. Petemoei deed het ook goed, alleen werd het algemeen wat veeleischend van haar gevonden, dat zij bedongen had hoe ze, met iedere repetitie nieuwe ratten en muizen verlangde, Pauw Peter was niet gevraagd om deel te nemen; hij had zich hier door geen oogenblik beleedigd ge voeld, want hij wist immers heelemaal niet of hij geschikt was voor tooneel, en Peterke-baas was zeer, zeer nederig. Intusschen had hij met de grootste be langstelling alle voorbereidende maatrege len gevolgd eh was altijd bereid geweest, de anderen hun rollen te overhooren, en zoo dikwijls had hij dit nu al gedaan, dat hij sommige ervan uit zijn hoofd kende. De uitnoodigingen werden rondgezon den en alle dieren zouden er vol gaarne gebruik van maken, zijn ma jesteit de Leeuw kwam, graaf Beer, baron Giraf, jonkheer Olifant, kolonel Kangeroe, de apen de wolven en de tijgers. Het orkest stond onder leiding van Aap Maatstok: hert Rap was, ter snelle bedie ning als kelner aangewezen; Rover de waakhond deed dienst als portier en was volkomen berekend voor dit soms bij uit stek zoo moeilijke baantje. Alles liep even glad van stapel tot de vijfde repetitie, arme Hangoor het konijntje, dat de kleine maar belangrijke rol vervulde van page, zoo vreeselijk verkouden werd, dat hij nood wendig „het holletje" moest houden en er ook geen kans was, dat hij met den dag van de voorstelling beter zou zijn. In het eerst werd ér gedacht om die rol maar ge- geheel weg te laten, maar mevrouw Co- chinchina, die koningin was, zei, dat ze niet kon buiten een page, om haar sleep op te houden in het bal bedrijf. Dat was me een ontsteltenis! Er werd toch maar WIE HELPT FLIP OP WEG? OOM OEFENT ZICH VOOR DE RADIO. De arme Flip heeft een lange wandeling gemaakt na zijn middagmaal, want de dokter had gezegd, dat dit goed was, maar hij was een beetje te ver gegaan en nu weet hij niet goed meer hoe weer thuis te komen. Hij is van die lange wandeling toch zoo moe geworden en als jullie een beetje medelijden hebben met onzen ar men hond dan helpen jullie hem toch ze ker hè? Probeer het maar eens, maar denk er om, dat zijn weg wordt versperd door een hek en hier kan hij niet overheen, want daar is hij te klein voor. Als jullie ook je vriendjes van dit spelletje wilt la ten genieten, dan moet je het uitknippen, op karton plakken en het je vriendjes eens laten probeeren: als je het netjes doet, is het net een spelletje uit den winkel. niemand gevonden voor dien rol van den kleinen Hangoor en het had maar zus of zoo gescheeld, of geheel de voorstelling had niet kunnen doorgaan, toen er een op den gelukkigen inval kwam om Petertje Pauw de rol van page aan te bieden. Die was er eerst erg verlegen mee, hij was vreeselijk bang, dat hij nooit een goede page zou kunnen zijn, want hij voelde zich zoo bar onhandig, de genoodigden zouden wel lachen, als ze hem zagen en al derge lijke dingen meer, tot Prins Eend hem ten slotte bad en smeekte om toch maar even de sleep van de Koningin te willen dragen, daar hij anders alles voor hen zou beder ven. De avond voor Kerstmis kwam en het gebouw WaS stampvol. Dit op zichzelf was een alleraardigst gezicht. Wel had me vrouw Gans, die in de kleedkamer hielp een benauwd oogenblik, toen zij Reinard de Vos met zijn pelsjas moest helpen, maar portier Rover verzekerde haar, dat op dien feestdag niemand eenig leed zou geschie den. Het orkest viel in.... de voorstelling begon. Schitterend was het^ gewoonweg. Vooral het pompoenbedrijf vond luiden bijval, door de natuurlijke levendigheid, waarmee Poes Mite haar rol vervulde. Toen volgde h$t joalzaalbedrijf: dé groote verrassing voor'dén avond. De koning en de koningin traden naar voren, om hun gasten te ontvangen: achter hen stond page Peter. Er was geen tijd meer geweest om een bijzonder pagepak voor hem te laten maken en het pakje van Langoor leek ner gens naar voor iemand van. zijn afmetin gen, maar hij droeg dit pakje met zoon waardigheid, dat het zelfs goed stond, of schoon hij in werkelijkheid vreeselijk ver legen was. Hij volgde de koningin in één woord op een schitterende nianier, hij let te op haar kleinste wenken en volgde al haar bewegingen. Toen het stuk ten einde was gespeeld kregen allen een welver diend applaus, het was dan ook een groot succes geworden en zij waren er allemaal óver eens, dat et nog eens een stuk moest worden opgevoerd. Peter was de held van dien gedenkwaardig'en avond en 's avonds was zijn poot slap van al dat handen druk ken, want vooral de koningin was zeer dankbaar en uitte dit dan ook op zeer tast bare wijze. Maar Peter was en bleef be scheiden en hij was er des te geliefder om, want dezen avond hadden zij Peter eigen lijk pas leeren kennen. De Oom van Nico moest een redevoering voor de radio houden. Dit is geen alle- daagsch werk, maar toen hij er eenmaal voor stond, vond hij het heelemaal niet griezelig, want hij had zich van te voren op bovenstaande wijze geoefend. Vinding rijk hè? TEDDY EN DICKIE WISSELEN AAN GEDACHTEN. „Teddy en Dickie, onze vriendjes de beer en het varken, gingen dezen zomer met hun heele familie uit logoeren naar Gr oenappelhoeve in de Groenappelstad ge legen in Groenappelland; ik geioof, dat Jimmie wel weet waar dat is, hij ho.d meen ik, daar eens een bezoek gebracht en kwam met buikpijn terug, weet je nog. Jim?" Ncu, of Jim dat nog wist. Oom Piet ging verder; „Ik zal jullie in een door mij zelf gemaakt vers vertellen, wat ze daar aeden; als ik blijf steken hoop ik, dat jullie me zullen helpen." En alle dagen Rolden ze en speelden En hielpen den boer met hooien. En melkten de koe En voerderden de kippen. En schoten nu en dan In den lach. „O, oom, dat is heelemaal geen versje, zei Jennie, „wat een grappig verhaal; U. weet toch wel, dat een versje altijd rijmen moet, „Ja dat is waar; nu dan moeten we het volgende maar eens samen probeeren." „Maar nu de zomer is gedaan", Zie je, nu weet' ik het niet verder, toe help me eens." „Zijn ze weer naar huis gegaan", roept Jennie. vT „Teddy en Dickie zich wel bewust", zegt Jimmie, „Genieten hun wel verdiende rust", ver volgt oom Piet, „Dat is een pracht couplet, vondt U ook niet, oom" zegt Jim. „En of, en ik geloof dat Teddy en Dickie daar een heerlijken tijd hebben gehad. Maar het Is waar, iedereen hield veel van hen, de boer, zijn vrouw, de kippen, ja iedereen. Gisteravónd zaten Teddy en Dickie samen op een stoep voor hun woning in gedach ten verdiept. Als Teddy nadenkt, ziet hij er steeds heel ernstig uit en als Dickie na denkt, is het net of hij glimlacht. Na een poosje zei Dlekie; „Ik geef een stuiver voor je gedachte". „Ik wil Je graag mijn gedachte vertellen, zei Teddy, maar je stuiver wil ik heelemaal niet hebben, hoor. O, neen, maar jou gedachte voor de mijne, is dat goed?" „Dat is niet heelemaal eer lijk, Teddy, zei Dieckie, want ik weet ze ker, dat de jouwe veel meer waard is dan de mijne". Teddy antwoordde: „Ach, wel neen, mijn gedachte is wel goed, maar ik ben van den dieper^n. inhoud van de jouwe overtuigd." „Nu wat dacht je dan" ver volgde Dickie. „Ik dacht, zei Teddy, dat het zoo zoetjes aan •tijd.1 'wordt om naar bed te gaan." Wel Teddy, hoe is dat mogelijk, riep Dickie verbaasd uit. ;,Ik da'Cht precies hetzelfde, is dat; niet wonderlijk?" EIGEN SCHULD. Hansje was 'n leuke guitige jongen met een mooien donkeren krullebol en paar stoute kijkers. Die ondeugende kijkers pasten goed bij Hansje, want hij was ook ondeugend, tot grooten spijt van zijn moe der en vader. Dikwijls was hij erg onge hoorzaam en of hij nu al straf kreeg of niets, niets hielp. Nu zat Hansje aan de koffietafel. Hij wou niet stil blijven zitten, iederen keer sprong hij van zijn stoel. Al honderd keer had vader hem verboden met zijn mes te spelen. Eerst had hij gek heid met hem gemaakt, maar toen vader merkte, dat hij weer zoo'n ongehoorzame bui had, werd hij boos. Als papa boos werd, kreeg hij het wel een beetje be nauwd, maar die angst duurde nooit lang bij Hansje. Deze keer zou Hansje er echter nog niet zoo gemakkelijk af komen. Vader leek vreeselijk boos en dreigde hem van tafel te sturen, als hij niet gehoorzamen wou. Dit dreigement hielp even maar niet lang. Juist zag Hansje zijn bestje vriendje voorbij gaan. Tjoep sprong hij van zijn stoel, en stond voor het raam. Nu stond vader ook op en liep naar Hansje toe. „Zie zoo ventje kom jij nu maar eens met mij mee. Ik sluit je in de kelder op, dan kun ie in het donker eens goed over je onge- hoorzaaheid nadenken. Todat je inziet dat je moet veranderen. Hansje vleide zijn donker kopje tegen vader aan en smeekte hem, hem toch niet in dien donkeren kel der op te sluiten. Maar nu was het te laat. „Nee Hansje, eens wordt 'het mij te veel. Nu moet je maar eens een gevoelige straf ondergaan. Toen hij hoorde dat hij opge sloten was werd hij driftig en stampte op den grond. De deur bleef gesloten. Na een uur kwam vader terug. Hij vroeg of hij nu ingezien had hoe leelijk zijn ongehoor zaamheid was. Hansje bekende zijn schuld en beloofde onder heete tranen, dat hij in het vervolg beter zijn best zou doen en direct zou gehoorzamen. SCHOOLZIEK. Han was te laat uit school gekomen, zoo- dat hij niet veed tijd had gehad om zijn huiswerk te maken, en daarom was het ook niet af. Hij durfde den volgenden dag niet naar school te gaan, want hij was bang, dat hij oon twaalf uur school zou moeten blijven en dan wist vader meteen, dat zijn huiswerk niet af was geweest. Toen moeder hem om 7 uur kwam roepen, werd hij wakker. Het schoot hem te binnen, dat zijn huiswerk niet af was, dus hij begon te huilen. Moeder vroeg wat er was en toen zei Han, dat hij zoo ziek was en zoo misselijk, vond moeder het maar beter, dat hij thuis bleef. Han was blij dat het zoo goed ging. Na een haJlf uur kwam vader boven. Hij vroeg wat er aan de hand was, want Han zag er heelemaal niet ziek uit. Hij dekte hem lek ker toe en legde er nog drie dekens boven op, want zei vader: „Kinderen die ziek zijn moeben door warmte weer beter worden". Han kon het haast niet meer uithouden, dooh durfde de dekens niet weg te schui ven, want vader kon ieder oogenblik boven komen, om hem goeden dag te zeggen, voor hij naar kantoor ging. Eindelijk kwam va der en vroeg of Han zloh al iets beter ge- voedde, doch hij knikte van neen. Toen Han de buitendeur hoorde dicht- WAAROM HIJ ZOO OUD WERD. Zeg vertel mij eens mijnheer Baars, hoe komt het toch, dat je grootvader zoo oud is geworden? Dat komt door zijn luiheid; hij was zelfs te lui om wormen te vangen. gaan, sprong hij vlug uit bed en ging voor het raam kijken of het vader was, die weg ging. Gelukkig, hij was heit, nu had hij de vrijheid. Hij haalde twee dekens van zijn bed, vouwde ze netjes op en schoof ze on der zijn matras, zoodal hij wanneer vader thuis zou komen, ze weer op bed kon leg gen. Na een kort poosje kwam moeder met zijn boterham, doch hij zei, dat hij er geen trek in had, ofschoon hij haar dolgraag had willen hebben, want er zat aalbessenjam op, en dat bliefde hij zoo graag. Toen moe der weg was, nam hij een leesboek en ging voor het raam zitten. Hij wist echter heele maal van geen tijd, zoodoende wist hij niet dat vader ieder oogenblik kon komen. Opeens hoorde hij de buitendeur open gaan. Vlug borg hij zijn boek weg, legde die twee dekens op bed en kroop er in. Na een kwartier hoorde hij vader de trap op kernen. Toen vader bij zijn bed kwam hield hij zich slapend, doch vader trok de dekens weg en zei: „Hou je maar niet slapend, want je bent niet ziek, ik heb je voor het raam zien zitten". Han schrok hevig toen vader dat zei. 's Middags bracht vader hem naar school, doch vertelde miehs aan den onderwijzer. Hij vond het niet erg, dat hij naar school moest, want hij had todh teekenen en zang les. Hij durfde echter niet meer sohoolziek te zijn. ZULKE ONGEHOORZAME JONGENS. Jan en Wim moesten op een middag het eten bij vader brengen; die was metselaar en omdat hét' zoo druk was, had hij geen tijd om naar huis te gaan. Moeder had een pan vol boerenkool klaar gemaakt, deze in een*" wollen doek gewikkeld, met bovenop een groote knoop, zoodat de jongens de pan konden dragen. Om bij vader te komen moesten zij door een groot bosch. Toen zij halverwege waren, zagen zij een paar vriendjes, die aan het verstoppertje spelen waren. Toen de jongens Jan en Wim, za gen aan komen, liepen zij hen reeds tege moet en vroegen of zij mee wilden spelen, doch zij zeiden dat zij geen tijd hadden. De vriendjes bleven aanhouden met vragen, totdat Jan en Wim erin toestemden aan het spel mee te doen. Jan zette de pan te gen een boom; hij moest hem zijn. Als hij tot honderd geteld had, mocht hij gaan zoeken. Dit ging echter niet zoo gemakke lijk, want het bosch was groot. Eindelijk had hij ze gevonden. Daarna gingen Jan en Wim weg. Omdat het spel nog al lang geduurd had, was het reeds laat geworden, zjoodat zij hard gingen loopen. Eindelijk kwamen zij bij vader aan. Zij zetten de pan op een plank een gingen zelf ook cp een plank zitten om wat uit te rusten. Toen vader de pan opendeed, keek hij heel ver wonderd, want de pan was leeg. De jon gens schrokken hevig, doch snapten er niets van, want hij was vol, toen zij van huis waren gegaan. Toen zij weer naar huis gin gen, waren hun vriendjes nog aan het spe len. Zij vertelden hun de geheele geschiede nis, totdat Henk zei, dat hij een hond had gezien, die bij den boom had gestaan, toen Jan hen opgezocht had. Nu begrepen Wim en Jan, hoe het kwam, dat de pan leeg was. Toen vader 's avonds thuis kwam, verbelden zij alles eerlijk. Voor straf moes ten zy zonder eten naar bed. Zij zullen der gelijke dingen wel niet **»c :v

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1934 | | pagina 8