SI Pllli VOOR DE GROOTEREN Welen jullie waar de thee vandaan komt? U Doe kleine zeis haar pees Een ware geschiedenis Van een zonder linge kip VOOR DE KLEINJES Bobby Haas maakt 'n morgenwandeling Daantje Muis in doodsangst Omtrent het gebruik van thee en den theehandel over de géheele wereld hebben jullie ongetwijfeld al veel gehoord op school. Over de oorsprong der thee het volgende: Eeuwen geleden was China het eerste land, dat de thee gebruikte en ver kocht naar alle deelen der aarde. Men zegt, dat de thee aldaar reeds tweedui- 'S; ^J§| Bovenstaand plaatje laat jullie zien, hoe eruitziet. zend jaren vóór Christus' geboorte werd gedronken. Maar eerst in 1600 na Chr. werd de thee en haar gebruik bij ons be kend. Het eerste land in Europa was En geland, waarna de thee ook in Holland en België bekendheid verwierf. Door reizi gers, die China bezochten, werd de thee ingevoerd. In het jaar 1658 werd de ver koop van thee voor 't eerst in 'n nieuwsblad geadver teerd en zekere Pepys maakte in 1659 melding van het feit,, dat dij voor de eerste maal thee dronk. De thee was toentertijd evenwel zeer duur. en al leen de rijkere lieden konden zichhet drinken van een. kopje thee ver oorloven. Karei II, Koning van Engeland ontving een geschenk in den vorm van een pak ja thee.Een be wijs, hoe waardevol de thee in dien tijd was. Een volgende keer hoop ik jullie iets meer te kun nen verhalen over de thee. Bijgaande plaatjes toonen jullie resp. een theeplan tage in Ceylon en een zeilschip, de ^Cutty Sark", dat in Ï869, gebouwd'wérd sn beroemdheid verwierf om tiaar snelheid. Op één dag legde dit schip een af- een thee-plantage stand af van ruini 360 mij len. Een record voor dien tijd! EERLIJK DUURT HET LANGST „Ik zal het haar tpch 'ns vragen", zei Me vrouw van Dongen. „Het kind heeft vast iets, dat haar hindert". Mijnheer sprak er niet meer over. Ieder kind is wel 'ns stil Maar des avonds, toen Elly, die anders de heele familie deed lachen, naar boven ging, nam moeder haar 'ns goed op. „Wat heeft Els?" riep Jan, die niet be greep, waarom zijn vroolijke zus zoo vroeg te bed ging. „Misschien heeft ze hoofdpijn", zegjt Miep, de oudste. „Vast van 't vele leeren", beweert Jan, die wel weet, dat Els nu niet zoo bijzonder veel tijd aan haar huiswerk besteedt. „Ver beeld je jongens, roept hij wéér, „vólgende wee hebben wij ook concours!". Als alle kinderen naar bed zijn, gaat moeder naar Elsjes kamertje. Daar vindt ze het kind over haar boeken gebogen met een roode kleur en tranen in de oogen. Als Elly moeder dé kamér" ziet binnenkomen, huilt •ze eens flink uit. Móeder laat haar 'n poos je snikken en vraagt dan naar de oorzaak van haar verdriet. En dan komt het er met stooten eri snikken uit, datze zoo vreese- lijk oneérlijk was geweest en wat moést de juffrouw wel niet 'van haar denken en de meisjes, want zij had de vfagen van het concourswerk van hét' bord overgeschreven terwijl er niemand in de klas was en 's-mor- gens had ze het heele werk natuurlijk goed gehad. Nu kreeg ze ook 'n mooi punt op haar rapport en haar geweten liet haar geen oogenblik meer met rust.... „Stil maar", zei moeder. „Nee Elly, zoo iets had ik van jou niet gedacht, maar je moet :T morgen aan de juffrouw vertellen. Misschien heeft ze nog geen punt op je rap port gezet";. Elly moet moeder beloven zoo'n oneerlijkheid nooit meer te doen. Den voegenden morgen is zij regelrecht naar de .juffrouw gegaan en bekende zij wat zij gedaan had: En toen Els den' daar op,volgenden morgen een opstel moest ma ken,, handelde dit over „Eerlijk duurt het langst"... Kleine Mies had een lief klein poesje. Maar dat lieve kleine poesje kon ook wei eens minder lief zijn, ja zelfs heel ondeu gend, net zoo goed als lieve kleine kinder tjes dit ook wel 'ns kunnen zijn. Ik zal jul lie eens een stoute streek van MLesjes poesje vertellen. Het was winter en buiten lag dik sneeuw. Ons kleine poesje had al eenige dagen binnen gezeten en dat begon haar toch wel wat te vervelen. Zij tippelt naar het raam en ziet tot haar groote verbazing, dat alles buiten wit is. Dat vindt ons diertje toch wel zoo gek en zij kan er met haar poesen-verstandje maar niet achter komen wat dat toch wel kan zijn. Zij denkt natuurlijk, dat het allemaal suiker is. Maar zij wil er meer van weten en „tjoep", met een sprongetje was poesje het raam uit. Daar stond ze nu en waar moest zij heen? Haar kleine pootjes zakte diep in de mulle sneeuw weg. Zij vond 't heel interessant, dat zij niets van die koude sneeuw voelde en liep steeds verder. Tot op een gegeven oogenblik, toen ze weer terug wilde, den weg kwijt was en niet meer wist hoe zij naar huis terug moest keeren. Poesjes ongehoorzaamheid werd gestraft. Zij begon de snerpende koude van de sneeuw aan haar kleine pootjes te ge voelen en zij zou o zoo graag weer naar huis willen gaan, maar hoe? Zij wist im mers geen weg meer. Eenzaam en verlaten stond zij in de koudeEn arme Miesje huilt om haar verloren poesje. Zij gaat gauw zoeken, want zij weet, dat ook poesje erg verdrietig zal zijn, omdat zij niet bij 't vrouwtje is. Poesje staat nog steeds in de kou en ziet niets dan sneeuw en nog eens sneeuw. Tiaar stil!-Hoort zij daar stap pen? Zij roept, miauw! miauw! Miesje hoort waar het vandaan komt en rent naar het diertje toe. Zij pakt het poeske op en béknoL^.Jiaar voor haar ongehoorzaamheid. Maar .-ónze kleine poes, blij, dat zij haar poqtkes weer uit die koude sneeuw heeft, trekt er-zich niet veel van aan en nestelt zich lékker warm in de armen van het kleine vrouwtje, dat tevergeefs tegen haar moppertWant voor dat zij weer goed en wel thuis zijn, ligt poes al spinnend in haar armen te slapen en misschien wel te droomen van haar wandeling in de sneeuw, die zij nooit meer allen gaat doen.... ALLES ROND Heb je wel eens ronde kinderen gezien Om een ronde soepterrien, Die op een ronde tafel staat Waar de damp in ronde kringen uitslaat? Die kinderen eten uit ronde borden, Ze eten tot ze nog ronder worden, Ze zijn zoo rond en zoo gezond, Dat je nergens gezonder kind'ren vond! Er waren heel wat mooie witte leghorns op de boerderij met mooie roode kamme tjes en helgelen snavel en pooten, die al len haar best deden- iederen dag een groot ei te leggen. Eén ervan had een grootere kam, welke bijna over haar oogen heen en weer wiegelde en de kinderen noemden haar Biddie. \W Een zeilschip uit de vorige eeuw, waarmee het Oosten naar Europa werd vervoerd. Eens op een dag kwam Betsie van het kippenhök over het grasveld heen naar huis hollen met een witte kip in de armen en riep: ,0 moeder, kijk eens, Biddie heeft een ongeluk gehad". Biddie kon niet op staan, doch men maakte een lekker warm nastje.voor haar in een kist en zette deze in de schaduw op het gras, liet haar uit de hand eten en gaf haar water uit een oud kopje. Des nachts droeg Betsie het geheele kistje naar het konijnenhokje. Twee dagen lang werd Beddie zoo naar binnen en weer naar buiten bedragen in haar kistje, doch den derden dag probeerde zij uit zich zelf weer te loopen en hinkte op den lin kerpoot. Ze strekt den rechter vleugel uit, om er mee op den grond te steunen en trachtte zoo haar evenwicht te bewaren. Ze hinkte naar het konijnenhokje, nestel de zich daar in wat hooi en legde daar een mooi wit ei. Iederen dag legde ze nu voor taan haar eieren in dat hoekje. Alleen des Zondags legde ze geen ei en de kinderen moesten om dat geval altijd lachen, want ze hadden nooit gehoord van een kip, die alleen des Zondags geen ei legde. Eens probeerde Biddie op den rand van een ton in het konijnenhok te vliegen. Jan, die toevallig in de buurt was, keek haar na. Bidie probeerde het vele malen en einde lijk gelukte het haai'. En toen zé eenmaal op den rand stond, sprong ze naar binnen en legde haar ei op den bodem van den ton. Toén ze tegen donker worden dien avond naar het konijnenhok Jiinkte, ging zij niet in het hooi slapen, doch vloog den ton in en sliep op den harden bodem. Dit beviel Biddie evenwel niet heelemaal en Jan maakte den volgen den morgen een stok in het midden van den ton, waarop het dier dan 's nachts zou kunnen zitten. Betsie legde hooi en graan op den bodem en toen had Biddie het gansch naar haar zift! Het beest werd zoo tam, dat het zich door de kin deren liet oppakken en at het liefst haar graankor rel tj es uit hun handen. Ze werd de lieveling van allen en toen ze weer hee lemaal beter was en niet langer meer behoefte te hinken, mocht zij ook in haar eigen ton netje blijven. Eenige maanden later broedde zij een groote hoeveelheid eieren uit. Op een middag kwam Betsie het voe der voor Biddie brengen. Ze holde even wel weer vlug het huis binnen en riep: „Moeder, komt u toch 'ns kijken". Biddie zat in den ton op haar eieren en aan weerszijden van haar zaten twee kleine poesjes, die Stans, de groote poes, daar had neergelegd. Wat bleek nu het geval? Als Mama Poes eens alleen uit wandelen wilde, legde zij haar kleinen naast Biddie, die allang met de kleine katten vertrouwd was geraakt. Stans wist wel, dat Biddie goed voor haar kinderen zou zorgen.... Het mooie zomerweer en het heerlijk ge kweel van de kleine vogeltjes, die hun dag altijd zingend beginnen, lokte Bobby Haas naar buiten. Alles was nog stil buiten en ook in de' huizen was het nog stil. De hazen- families sliepen nog en zagen nog niet hoe schoon het weer buiten was. Maar Bobby had er heel geen spijt van, dat hij dien morgen zoo vroeg was opgestaan. Zacht fluitend trippelde hij de frazengan- getjes door, welke zidh onder het duin, waar hij zijn kamers had, bevonden. Einde lijk stond hij buiten in de firissóhe morgen lucht. Neen, nog niet direct doorloqpen, eerst kijken of er geen onraad is. Het ge beurt ni. wel eens, dat reeds vroeg in den morgen een hond door de duinen wandelt, Gelukkig, niemand in de buurt, zegt Bob by Haas tot zichzelf, pakt dan zijn wandel stokje uit de parapluiestandaard, die met alle hazenfamilies, die in zijn duintje wo nen worden gedeeld en stapt fluitend zijn holletje uit. „Heerlijk, heerlijk", mompelt hij en zwaai vroolijk met zijn stokje. „Foei", zegt hij tot zichzelf, met dit verrukkelijke weer nog te slapen!" Fuut, fuut, fluit hij welge- Bobby Haas ontmoet op zijn morgen wandeling Mike Egel. moed. Ja, Bobby is goed-gehumeurd, maar dat is hij anders ook niet iederen dag ep. zeker niet al het weer een wandeling niet toelaat. Bobby wandelt graag, maar is ook steeds op zijn hoede. Hij is niet roekeloos zooals zooveel jonge haasjes, die hun ge zellig tehuis verlaten om in de wereld op zoek te gaan naar avonturen en soms nim mer meer terugkeerden Bobby Haas fronst de wenkbrauwen. Wie komt daar. Hij kijkt en tuurt. „Ach wat ben ik dom, om me bang te maken", denkt hij plotseling en lacht, want het is Mike Egel, die eveneens een morgenwandeling maakt en even goedgemutst is als Bobby. Hij zwaait tenminste ook met zijn stokje en Bobby hoort hem reeds van verre fluiten. „Goeden morgen", roept hij Bobby toe en deze laatste knikt vriendelijk terug. „Schit terend weertje hè", zegt Mike. „Prachtig", beaambt Bobby, terwijl hij Mike hartelijk een pootje schudt. „Laten we samen verder gaan", stelt Mike voor en lacht goedig. „Best", antwoordt Bob, „we zullen gezel ligheid aan elkaar hebben en het weertje zorgt, dat we in een goede stemming blij ven". De twee vriendjes stappen samen verder en praten over ditjes en datjes. Soms blij ven ze staan om een nieuwgebouwd hol te bewonderen, dat door nieuwe duinbewo ners werd gebouwd. „Magnifiek, zóoals de huizen tegenwoor dig worden ingericht", zegt Bobby. „Laten we hier eventjes binnengaan", stelt Mike voor. „Dit huis is leeg en kijken kost niets". Ze stappen het ledige huis bin nen en bewonderen de ruime vertrekken en de hechte muren. „Misschien een vacan- tieverblijf", denkt Bob, terwijl hij naar de keurig onderhouden vloer ziet, waarop netjes in een rij schelpjes en steentjes lig gen, die voor de hechtheid van den grond dienst doen. Ze loopen dieper het hazen- huisje in. „Wat groot en wat geriefelijk!" zegt Bobby. „Buitengewoon", vindt Mike, maar voelt zich toch niet op zijn gemak. Verbeeldt je, dat er nu aan den uitgang een fret op den loer ligt, dde hun spoor is ge volgd. Brrr! Hij huivert en rolt zich on willekeurig in zijn stekelig jasje. „Wat kil hier", zegt hij als om 'n uit vlucht je te zoeken. „Ja, laten we terug - keeren". Dit laat Mike zich geen tweemaal zeggen en hij is het vlugst bij den uitgang. Maar dan denkt hij plots aan de fret en aarzelt even voor hij verder gaat. Schuw kijkt hij langs de opening en steekt eerst zijn neusje in de lucht. „Ja zie je", zegt hij dan tot Bobby, die hem glimlachend aan ziet. „Je kunt nooit te voorzichtig zijn". „Daar heb je gelijk aan", stemt Bobby toe Onderhand is het al wat drukker gewor den in de diuinen. Verscheidene haasjes zijn al op pad om zich van het dagelij ksch voed sel te voorzien. De kevers zijn druk in de weer en zoemen vroolijk in het rond. Bij de deur van' Bobby's woning neemt Mike Egel afscheid en ze soreken af morgen weer een wandeling te maken als het weer eveneens weer zoo zacht is Daantje Muis had in zijn leven al wat angsten uitgestaan, maar zoo erg als op het oogenblik dat dit verhaal begint, was hij er toch nooit aan toe geweest. Zwart, de Kraai had hem bij het puntje van zijn staart, maar het was Daantje toch onmo gelijk los te komen. Hij kW er niet eens over nadenken, of het hem veel pijn deed, zoo moest hij al zijn aandacht er op con- centreeren, dat hij zich stevig vast hield aan de kanten van het holletje, waarin hij juist wilde verdwijnen, toen Zwart nog net kans had gezien, hem bij zijn staartje vast te grijpen. En Zwartje trachtte hem met alle kracht uit zijn holletje te trekken. Die arme Daantje verkeerde werkelijk in doodsgevaar, want op het oogenblik, dat zijti pootjes hem niet langer meer konden vasthouden, zou Zwart hem te pakken hébben en met zijn scherpe snavel al heel gauw verscheurd en opgegeten hebben. Steeds voelde Daantje, na iedere nieuwe ruk, hóe langer hoe minder steun. Ja wer kelijk, zoo'n angst had hij nog nooit uitge staan. Toen opeens trok Zwart weer eens extra hard en Daantje, die zich niet meer houden kon, vloog met een vaart het hol letje uit. Hij behield zijn tegenwoordigheid van geest en nauwelijks hadden zijn pootjes de sneeuw geraakt of hij holde zonder een enkele seconde zijn gedachten te verliezen, naar het ander huisje, dat daar vlak bij was. Intusschen was Zwart weer opge krabbeld en zag zijn fijne hapje ontglip pen. Hij ging, half vliegend, half hollend, Daantje achterna, doch zag nieit, dat een groote haviik, een aarsvijand van Zwart, het geheele drama had aangezien en nu trachtte zich van Daantje meester te ma ken, Daantje wist evenwel niet, hoe gauw hij zou trachten te verdwijnen. Zwart, die de havik heelemaal niet had gezien, be merkte op eenmaal, dat iets hem achterop kwam en hij verdubbelde zijn snelheid. Maar de havik wilde het eerst zijn, zoodat Zwart hem in den weg stond. O, o, wat waren die vogels toen boos op elkaar en het gevolg was, dat zij een verwoed ge vecht begonnen. Het duurde slechts heel kort, of de vee- ren vlogen in het rond, en zij waren Daan tje allebei in hun boosheid vergeten, it WAT HIJ NIET HAD GEDACHT De praktische visscher, die zijn hondje als hengelstok gebruikte....

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1934 | | pagina 8