Oorlogsherinneringen, MEI Cafi Maak De Overweldiging van België, •Terug naar de grens. Pluimveeteelt. Bont Allerlei. Het beeld in de duisternis. Eventjes Lachen,, Drog Bftzor Handel Herinneringen aan de omzwervingen van een oud oorlogscorrespondent tusschen de strijdende partijen Wat het eten betreft, heb ik vaak ge- brek geleden op het oorlogsterrein, een gebrek, dat ik deelde met duizenden bur gers. Niet ieder zal het duidelijk zijn,, Koe het met de voedselvoorziening op het Oorlogsterrein is gesteld en daarom zul len we trachten om er den lezer eenig inzicht in te geven. Alle troepen voeren in hun z.g. trein veldkeukens mee, zoodat er betrekkelijk overal gelegenheid is om voedsel te be reiden. Ondoenlijk echter is het om aan Oprukkende legerscharen, tienduizenden monden „sterk'', voedsel voorraden mee Je geven, voldoende voor korten tijd. Wanneer een leger een vijandelijke $freek binnentrekt, dan bestaat het eerste contact met de burgerbevolking uit een afdreiging van alles wat eetbaar is. Het is een harde maatregel, maar als mili taire noodzaak te verdedigen, althans te txcuseeren. Gewoonlijk dwingen patrouil les bepaalde burgers om met 'n bel rond te gaan en op de straathoeken het bevel af te kondigen; soms worden gedrukte proclamaties aangeplakt en als -er voor dat alles geen tijd is, dan vallen de man schappen eenvoudig de woningen, speci aal de winkelhuizen e.d-, binnen en ze Sleepen er zonder meer, alles weg. Alleen als de requisities op geordende wijze plaats vinden, worden voor het ge leverde bons verstrekt, welkena den Oorlog kunnen worden verrekend. Bijna nooit wagen de menschen hel om Iets achter te houden, want de opvorde ringen geschieden onder doodsbedreigin- jgen en de Duitschers hebben in België verschillende malen met executies van personen voorbeelden gesteld, dat ze in dat opzicht geen trucjes tolereerden. Wanneer de opmarsch der troepen werd voortgezet, dan bleef in de veroverde stad of streek eene bezetting achter, welke fcorgde voor de verbinding met den étap- pendienst d.w.z. die bezetting werd een Schakel in de lijn, welke de legers met het moederland verbond en langs welke de voorraden aan oorlogstuig en mondbe hoefte werden aangevoerd. De étappendienst was soms na enkele dagen reeds goed verzorgd en ook ge beurde het wel, dat er een paar weken mee heengingen. Dan werden heek om- Streken afgeplunderd en haalde men het vee uit stallen en weiden. Was de étappendienst eenmaal ingericht, dan ging de aanvoer van levensmiddelen vrij geregeld en werd er natuurlijk ook voor de burgerij gezorgd. Duitsche han delaars overstroomden dan het veroverde terrein om er zaken te doen; men zag er dan ook wel Nederlandsche kooplieden. Het zal den lezer thans duidelijk zijn, Bat de burgers in een veroverde stad of Streek er in de eerste dagen van de be zetting allerslechtst aan toe waren; er werd dan ook bepaald honger geleden. H^t ontbreken van een étappendienst was voor mij ook oorzaak, dat ik geen berichten kon verkrijgen. Toen ik op den 8sten en 9den Augustus in Luik was, Stond ik voor de keus om: óf naar Aken te gaan en vandaar verbinding te zoeken met mijn blad, óf terug naar de grens. Ik besloot tot dat laatste; vele Duitsche militairen gaven me brieven voor hun fa milies mee om deze in Holland te pos ten. Het was 's morgens om 6 uur, dat ik Weer buiten op straat stond, stijf over al mijn ledematen, koud en kleumerig. Ik had geen ontbijt genoten, want de hotel houder, die me had gehuisvest, had zelf niets voor zich en de zijnen. Ik klopte bij alle mogelijke menschen, die een win kel schenen te hebben 'gedreven, aan, maar het resultaat was nihil. Sommige menschen hadden nog wel een homp brood kunnen en mogen behouden, maar ze stonden er niets van af, want ze wisten zelf niet, wanneer ze weer wat te eten zouden kunnen koopen. Ik bood een franc voor een stuk brood, twee franc, maar het was nutteloos. Toen haalde ik maar een reep chocolade uit mijn rug- tasch eii deed daarmee op straat mijn ontbijt. De algemeene toestand was angstwek kend op dien vroegen morgen. Steeds dreunde het geschut en het leek, of de rotsachtige hoogten rond de si alle in brand stonden; de vochtige ochtendlucht dreef dichte rookwolken vandaar naar de stad omlaag. Het dorp Bressoux blijkt in brand te staan; ik zie het geflikker van de vlammen. Ik hoor, dat ook andere dorpen rond Luik op dergelijke wijze zijn gestraft". De Duitsche soldaten, welke Luik be volken, treden eveneens dreigender op dan den avond te voren. Heel de burgerbe volking is in dezen vroegen morgen op de been en overal rennen groepjes be angst door de straten, daar allerlei wilde geruchten over een aanstaande ver branding en uitmoording der stad de ronde doen. Deze geruchten worden ver sterkt door de branden, welke op de hoogten rond Luik woeden en door de verhalen van vele vluchtelingen, die van uit de geteisterde dorpen naar Luik zijn getrokken. Ik zie deze menschen met hun verwilderde gezichten hollen en struike len over de barricaden, die in verschillende straten door het Belgische leger nutteloos opgeworpen waren geworden. In den nacht zijn allerlei plakkaten om trent het krijgsbedrijf tegen de muren aangeplakt. Het volgende manifest vertaal ik uit het Fransch: Het gemeentebestuur van Luik her innert zijn medeburgers en allen, die zich bevinden binnen de kom van de 'gemeente Luik, dat het ten strengste verboden is door het oorlogsrecht, dat een burger vijandelijkheden uitoefent tegen Duitsche soldaten, die het land bezetten. Iedere aanslag tegen de Duitsche troepen door anderen dan militairen in uniform, stelt niet alleen de schul digen bloot om onmiddellijk te wor den doodgeschoten, doch zal tevens de vreeselijke weerwraak medebrengen tegen de Luikenaars, die als gijzelaars in de citadel van Luik door den be- vel hebber over de Duitsche troepen worden gevangen gehouden. Deze gij zelaars zijn: 1. Mgr. Rutten, Bisschop van Luik; 2. Kteyer, burgemeester van Luik; ■3. Gregoir, permanent afgevaardigde; 4. Armand Fléchet, senator; 5. Van Zuykn, senator; 6. Eduard Peltzer, senator; 7. CoIIeaux, senator; 8. de Pcwithière, lid van den ge meenteraad; 9. Van Hoeyaarden, lid van den ge meenteraad; 10. Falldise, schepen. Mgr. Rutten en de heer Kleyer zijn gemachtigd om voorloopig de citadel te verlaten, doch blijven als gijzelaars ter beschikking van den Duitschen be velhebber. Wij bezweren allen, die in de ge meente zich bevinden, te waken voor het hoogste belang van alle inwoners en van hen, die de gijzelaars zijn van het Duitsche leger, om geen enkelen aanslag te begaan tegen de soldaten van dit .leger. Wij herinneren er aan, dat op be vel van den generaal-commandant der Duitsche troepen, de burgers, die wa penen onder zich hebben, deze on middellijk moeten uitleveren aan de overheid, In het provinciaal paleis, op Straffe te worden gefusilleerd. De waarnemende burgemeester v. Henault. Luik, 8 Augustus. Ik had eigenlijk nog graag wat in de stad willen blijven, want de geweldige spanning, welke zich van bezetting en bevolking had meester gemaakt, moest m.i. tot een of ander drama leiden, maar ik moest gaan, want tenslotte interesseerde het aen tezers van mijn blad minder het geen ik op het oorlogsterrein meemaakte dan wel, of ik vandaar interessante bij zonderheden zou kunnen melden. Toen ik van Maastricht vertrok, wist men in Hol land volstrektniet, wat er in en rond Luik gebeurde. Woïff telegrafeerde na drukkelijk uit Berljjn, dat Luik genomen was en Reuter zond even categorische tegenspraken uit .Brussel en Parijs. Ik zou mijn blad thans .precies kunnen in lichten, dat de Duitschers in de stad Luik waren, maar nog gee.i enkel fort hadden genomen, hoewel ze dat niet be lette om hun troepen over de Maas heen te brengen en in de richting Leuven- Brussel te laten oprukken. Op den terugweg wordt even buiten de stad mijn aandacht getrokken door een klein incident. Een vrouw is bezig een klein meisje allerlei pakjes in de armen te duwen en het gebiedend in de rich ting van de Nederlandsche grens te wijzen. Het kind huilt en houdt zich angstig aan den rok van de vrouw ge klemd. Naderbij gekomen hoor ik de vrouw en het kind Nederlandsch spreken, wat me natuurlijk verwondert, omdat Luik tot het Fransche taalgebied van België be hoort. Ik bemoei me met het 'geval en hoor, dat de vrouw inderdaad een Nederland sche is, woonachtig te Luik. De kleine meid was een kind van haar zuster in Maastricht; het was juist een paar dagen bij tante te logeeren, toen de oorlog uit brak. Tante had nu de krankzinnige gedachte om het 10-jarige meisje in al het oor logsgeweld alleen den 30K-M- langen weg naar Maastricht op te sturen! Deze ge dachte teekende wel scherp de gespannen situatie in Luik. Hoe ik ook praatte, ik kon het mensch niet overtuigen, dat ze op het punt stond om een misdaad aan haar kleine nichtje te begaan. Het mensch was dol van angst en verzekerde, dat het nog maar enkele uren k;a. duren, voor heel Luik 'werd platgebrand Ze vvees ine tiaar. Bressoux en andere dorpen op de hoogten, bezuiden Luik, welke één vuur zee waren, ,,'t Moet!" zei ze; „het kind moet weg, want hier gaat alles en een ieder vernietigd worden!" Ze had verha len gehoord van vluchtelingen uit plaat sen, waar geen zuigeling- zelfs heette ge spaard te zijn Overdreven verhaten, maar ik kon me voorstellen, dat ze rondgingen. Ik heb het kind natuurlijk niet alleen laten gaan, maar nam het met me mee. 't Is in een paar woorden neergeschreven, maar de uitvoering heeft me heel wat gekost. Ik voelde m'n 50 kilometertjes van den vorigen dag nog goed en hoewel ik thans mijn weg naar de grens langs de kortste route zou nemen ook voor mij bleef de afstand naar Maastricht nog 30 K-M. Het kind was erg beangst en dat was te begrijpen. Nu en dan wer den we door dreigende patrouilles aan gehouden, maar na het gebruikelijke onder zoek konden we telkens weer verder trek ken. Mijn kleine beschermelinge was slechts in staat om nu en dan 'n eindje weegs naast me te loopen, dan zette ik ze maar weer op m'n schouders en sjokte tot mijn nek stijf werd een aan tal kilometers voort. Ik zal thans niet meer in bijzonder heden treden over wat ik op den weg kreeg op te merken; de algemeene sfeer was nog juist als den vorigen dag. De Luiksche voorstad Herstal leek geheel door de bevolking verlaten; in werkelijkheid za ten de menschen in de kelders hunner woningen bijeen. Vis1 bij het stadje ligt een fort, hetwelk door de Duitschers hef tig onder vuur genomen wordt; op ver schillende punten tegelijk zien we de gra naten inslaan op de hoogten, onder welke Herstal gelegen is. Na veel moeite slaag ik; er in, om in een café een beangsten waard uit den kelder naar boven te krij gen en hij wil het meisje, dat ik bij me heb, een half uurtje rust geven in zijn woning. Zelf ga ik onderwijl een der hoogten op, vanwaar ik uitzicht krijg op twee Luiksche forten. Ze zijn voortdurend in een waas van rook gehuld. Rook wijst ook de plaats aan, waar ongeveer de Duit sche batterijen moeten zijn opgesteld, maar veel is er overigens niet te zien. Ik ga spoedig, want ik voel me daar, al leen tusschen het oorlogsgedoe, weinig op m'n gemak. Die orkaan van geweld vóór en achter me kwam me niet on gevaarlijk voor m'n zeiven voor, want ik zie o.a. twee maal een boerderij, welke betrekkelijk kort in mijn gezichtsveld lag, getroffen worden. Twee granaten zijn in staat om van een boerenwoning een vol slagen ruïne te maken. Ik haal mijn kleine reisgezellin op en sla met haar den weg in naar 't kanaal, hetwelk ik nu in afwijking van mijn route van den vorigen dag, beoog te volgen tot Maastricht. Iets ten zuiden van Haccourt, bewesten het kanaal, vind ik een Duitsche batterij opgesteld en in volle actie tegen het fort Pontisse. De manschappen, die de stuk ken bedienden, leken me heel niet be angst; ze verrichtten hun werk als was het een gewone oefening. Trouwens hun vuur werd vanaf Pontisse in het geheel niet beantwoord.; Pontisse scheen zich meer met de schipbrug te Lixhe bezig te houden. Rond de hooge cementfabriek van Haccourt lagen vele soldaten. De fabriek zelve blijkt als observatiepost te worden gebruikt, want toen ik passeerde, bulderde een stem uit het hoogste venster: Aanhouden daar' Md. (Wordt vervolgd-) N A J A ARSMf EN KEN Het kippenvolkje gaat mu een kwaad seizoen tegemoet. Zoo tegen Januari kan de winter koud wezen, maar dan leggen toch vele kippen en de hoenders geven dan ook op andere wijze blijk, dat koude haar grootste vijandin niet is. Tocht en vpcht, daartegen zijn kippen niet bestand. En omdat we nu het jaargetijde tegemoet gaan, waarin stormen en regenvlagen schering en inslag zijn, moeten we ons pluimvee zoo goed mogelijk beschermen. Tochtige en vochtige hokken leiden er toe, dat de kippen bij elkaar gaan zit ten kleumen en er uit verveling tot on deugden als het veerenplukken vervallen. Tocht en vocht leiden voorts tot ver koudheid, waarvoor kippen zeer vatbaar zijn, en van verkoudhehid tot snot, il n'y a cju'un pas, d.w.z- dat is een overgang, welke zich héél vaak voltrekt. Dan zit de kippenhouder in last. Snot is n.1. een kwaadaardige ziekte, waarmee gewoonlijk een winter lang wordt gesuk keld, als de ziekte eenmaal in den toom is uitgebroken. De leg houdt op, som mige aangetaste dieren sterven en velen komen de ziekte nooit goed te boven. Bovendien raakt de kippenhouder ontevre den over den dierenarts, die de kippen heeft ingeënt tegen diphteritis, of over zijn vereeniging, door welker bemiddeling de enting plaats had. Snot wordt n.1- door velen verward met diphteritis; de uiterlijke kenmerken dezer ziekten lijken til. heel veel op elkaar; gezwollen kop en oogen, de laatste dikwijls ook etterend. Te dokteren valt er niet veel aan snot. De aangetaste dieren moeten warm en droog gehuisvest worden. Door 't drink water geve men een. paar korreltjes kalium-permanganaat, niet méér dan tot 'het water wijnrood Is gekleurd: de kop pen der beesten kan m1*' nu en dan eens flink in een sterkere oplossing van liet genoemde permanganaat dompelen, een oplossing, welke tot blauw gekleurd mag zijn Voorkomen is beter dan genezen en te voorkomen is het euvel slechts door de kippen te huisvesten in een goed licht, droog hok, waarin dus geen naden en kieren zitten en het dak geen regenwater doorlaat. Ventilatie moet er zijn, maat die inake men aan dezelfde zijde, waarin het uitloopgat is gemaakt. Beschikt men over goede, groote stal len, speciaal gebouwd voor de huisvesting van legkippen, dan kan men deze, zoo gauw het echte wintersche weer aan vangt, daarin opsluiten en ze er ook in opgesloten houden tot ongeveer Maart toe. Een telkens onderbroken opsluiting bij slecht weer wél, bij goed weer niet leidt absoluut tot onvoldoende re sultaten. Aten moet de kippen, óf voor heel den winter binnenhouden, óf alleen bij bepaald zeer slecht weer, en ze dan zoo kort mogelijk opsluiten. Als men een goed hok heeft met ra men op het Zuid-Oosten of op het Zui den, dus goed verlicht en toegankelijk voor zonnestralen, voorts geheel dicht, en hoog genoeg van boven, d.w.z- ten min ste van manshoogte, en als men daarin dan tenslotte een goed droog krabbed heeft liggen, waarin het hardvoer wordt ondergeharkt, dan kan men de kippen vrij wel bij elke weersgesteldheid gelegenheid geven om buiten te komen, daar zelfs eén kip nog verstandig genoeg- is om het aangename, binnenverblijf te kiezen, als de guurte buiten te erg wordt. Alleen bij! al te hevig stormweer en bij zeer strenge vorst, is het aan te raden om den uitloop naar buiten tijdelijk af te sluiten. Voorts; late men de hoenders nooit in de sneeuw loopen; het kan ze zgn. sneeuwblind ma* kenAls men een ren echter seeuwvrjjl kan maken, dan kunnen de kippen best naar buiten, al ligt de sneeuw buiten nógj zoo hoog. Met deze laatste opmerkingen zijn we hopelijk vroeg genoegl Men vergete ze niet in den tijd, welke ons mog van sneeuwweer scheidt. Een overdekte ren is een mooi iets, maar als de kippen een goed binnenhok hebben, prefereeren we toch een onover-* dekte uitloop voor ze. Het is niet zoo erg, als de grond, waarop ze moeten loo* pen, al eens nat is, indien er maar geep' sprake is van modder of van plassen* Een kale bodem, tijdelijk nat van den regen, is niet zoo nadeelig als loop plaats voor hoenders dan hoog, nat gras1. Leg een ren voor de kippen altijd iets hooger aan dan de omgeving. HOE ERKENT MEN ZE?, Volgens den directeur van een school voor psychotherapie te Parijs kan men irt de restaurants de nationaliteit van de men.» schen herkennen aan hun gedragingen. Dei kenteekenen zijn: Amerikanen. Als een paartje uit de Ver* eenigde Staten aan tafel plaats heeft ge* nomen, neemt de vrouw de spijslijst ter hand en bestelt een flinke hoeveelheid spijzen. Zelf eet zij er heel weinig van; haar man verslindt de rest. Engelschen. Een. Engelsch paar zoekt eerst de prettigste plaatsen uit. De man kiest de spijzen uit. Beiden eten gulzig- Duitschers. De Duitscher eet gewoon lijk zonder zijn vrouw. Soms, als hij thuis gegeten heeft, gaat hij naar een restaurant om zijn maal te voltooien en vooral om' nog meer bier te drinken. Franschen. Een Fransch paar zoekt een plaatsje uit, vanwaar het alles kan zien wat er in het eethuis omgaat- Het uit kiezen der spijzen is een gezamenlijke bezigheid, die een langdurig overleg vor dert. Nederlanders. Van ons volk spreekt de Parijsche deskundige niet- Zouden wij er, zoo goed in geslaagd zijn de Engelschen of de Franschen te imiteeren? Laten we 't nog eens even herhalen; bed nummer 7, gecompliceerde onderarm- breuk; no. 9, wonden aan de linkerdij en linkervoet; no- 11, versplintering in den irug. Alles bij elkaar dus geen bijzonder ernstig geval. En bovendien, ze zijn in uw handen, zuster- Enno. 8'? Laat eens kijken -o, ja, dat is die jonge ser geant, nu ben ik er- Arrne stumperd!... Neen, voor zijn leven vrees ik wel niet, maar de kogel, die hem in het gezicht trof, heeft misschien nog erger veroor zaakt, want beide pupillen zijn geraakt en ik vreesOver een paar weken heb ben we pas zekerheid als de draden er uit gaan. Naar zijn familie? Zet u maar geen bijzonderheden. Schrijf maar, dat hij aan het gezicht gewond is, vrij ernstig, maar dat zijn leven voorloopig niet in gevaar »s. Maar, wat ik vragen wilde, is 't juist, wat de luitenant van de administratie be weert? Zou hij de zoon van Eliane ö'Avron zijn? Heet hij Leroux? Ja, dat komt uit- Dat is de naam van haar overleden man- Eliane d'Avron is n theaternaam. Ik zou toch nooit geloofd hebben, dat ze al een zoon van 22 jaar had... Je zou haar geen dertig geven. Ze is 'n knappe vrouw en bekwame actrice. Ja, zuster, ik voel me vandaag vrij goed. Dat verband doet wel pijn, maar uw hand is zoo licht, zuster, en u bent zoo zacht, zoo geduldig tegenover mijn zieke-mikken, dat ik het schandelijk van me zelf zou vinden, als ik klaagde. Af en toe denk ik, dat ik thuis verpleegd wordt door mama. U hebt net haar stem- Als u nou heel, héél vriendelijk zoudt willen zijn, zuster, moest u me haar brief nog eens voorlezen. Dan ia 't net, of ik haar zelf hoor. U zult me misschien wel erg kinderachtig vinden, maar ik heb ook zoo' schat van een moedertje en ik houd zooveel van haar. Merkt u wel', zuster, dat haar iets hindert? In haar ongeruste teederheid denkt ze, dat u haar iets verbergt- Maar ze weet wel, dat ik haar niet schrijf, omdat ik daartoe in de onmogelijkheid ben. En toch raag ze nog niet komen. Ze moet me niet zien met dat verband voor mijn oogen, met die gesloten oogleden Ze is zoo zenuwachtig, zoo gauw onder den indruk en daarbij heeft ze ;n zwak hart. Wilt u me helpen haar nog wat te bejokken, zustertje? Ja? Schrijf u haar dan maar, dat de dokter elk bezoek verbiedt, ook van een moeder. En dat mijn herstel alleen, afhangt van het naleven van dit verbod. En dan zou ik nog willenMaar ik word ver- Velend, geloof ik? Nou dan, ik zou graag willen, dat mama mij niet eerder zag dan op den dag, dat de draden weggenomen worden. Ik zou willen, dat zij de eerste was, die ik voor mijn oogen kreeg, als ik het daglicht weer mag zien. U begrijpt, dat ik na die nachtmerrie graag mijn blik voor het eerst weer wou laten rusten op een lief en mooi gezicht. Want ze is heel mooi, mijn moeder! Ja, actrice. Ze heeft in het Gymnase gespeeld en in het theater van de Port Saint Martin. Het publiek is dol op haar. Ze is ook zoo grijs, zoo verstandig en zoo mooi! Nee, zuster, ze houdt er niet van, dat ik met de tooneelwereld omga. Ze zegt altijd, dat de atmosfeer der coulis sen verderfelijk is voor jonge menschen en ik geloof, dat ze gelijk heeft. Ik ben niet meer dan twee of drie maal „achter" geweest, maar altijd heeft me de onge geneerdheid van de menschen, die haar omringden, gehinderd. Liever zit ik dan achter in een loge om haar te bewonde ren en toe te juichen. Ik was op de school voor Kunsten en Wetenschappen. Ik leg me n.1. op schil deren toe. Dat wil dus zegen, dat het gezicht voor mij alles is. Hè, kleuren, die zijn alleen waar. Zuster, nog één ding. U zoudt me toch niet willen voorjok ken Is het wel zéker, dat ik het dag licht weer zien zal? Dank u, zuster, 't zou ook te afschu welijk zijn, op mijn leeftijd „Neen mama, 't is nog altijd donker, afschuwelijk zwart. Gisteren, op de ope ratietafel, hoopte ik ervan bevrijd te wor den. Maar nee, de doktoren hebben zich vergist. Ik zie niets... ik ben blind- Huil niet, moedertje, huil uiet! Ik heb zooveel moed noodig en uw smart zou ik niet kunnen verdragen. Ik heb een heerlijke troost, dat ik u n.1. nooit oud kan zien worden. Den laatsten dag, dien ik bij u heb doorgebracht, dat was aan zee. De purperen zon verdween langzaam in het water en haar laatste stralen omgaven u met een schitterenden, tint- Toen leek u me een ideaal van frischheid en schoon heid..,. Moedertje, mijn arme, doode oogen zullen u altijd blijven zien zóó mooi en zóó lief, als u op dat moment was. Ik vind nog reden, God te danken." DE APPEU EN DE BOOM. Vader tot zoo'n: „Wat heb je in 's he mels naam mou weer uitgevoerd? Ik hoorde net den buurman zeggen: De ap pel valt niet ver van den boom." ST1JLBLOEMEN UIT DIKKE BOEKEN. Heele dagen bracht hij door met 't nabootsen van zijn eigen handschrift—." Ludovicus was van hooge afkomst. Niet minder dan zestien voorvaderen stroomden door zijn bloed—" j Met den eerren arm hield hij de ongelukkige vrouw boven den stroom, met met den anderen riep hij luid om hulp-" In groote veitegenheid zat jozef op gloeiende kolen, welke de baron hem op het .hoofd stapelde...." Telkenmale doofde het licht, dat detective Smith ontstak. Met den moed dei; wanhoop klampte hij zich eindelijk aan ziin laatste lucifer vast-—" Met ingc bet in Si overger welk de vangen. Tevens 1 hieraan vi Auto-on Beleefd Filiaal t Molenstr. B. ZETHC ■■■BBE-S3 A f d e e A.s. W< .8 uur zultei Hjksche schie volgt i le 2e 3e 4e 5e Aan de der niet Lat teikt, die d hoopt op te

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1934 | | pagina 6