Oorlogsherinneringen,
MEI
Cafi
Maak
De Overweldiging van België,
•Terug naar de grens.
Pluimveeteelt.
Bont Allerlei.
Het beeld in de duisternis.
Eventjes Lachen,,
Drog
Bftzor
Handel
Herinneringen aan de omzwervingen van een oud
oorlogscorrespondent tusschen de strijdende partijen
Wat het eten betreft, heb ik vaak ge-
brek geleden op het oorlogsterrein, een
gebrek, dat ik deelde met duizenden bur
gers. Niet ieder zal het duidelijk zijn,,
Koe het met de voedselvoorziening op het
Oorlogsterrein is gesteld en daarom zul
len we trachten om er den lezer eenig
inzicht in te geven.
Alle troepen voeren in hun z.g. trein
veldkeukens mee, zoodat er betrekkelijk
overal gelegenheid is om voedsel te be
reiden. Ondoenlijk echter is het om aan
Oprukkende legerscharen, tienduizenden
monden „sterk'', voedsel voorraden mee
Je geven, voldoende voor korten tijd.
Wanneer een leger een vijandelijke
$freek binnentrekt, dan bestaat het eerste
contact met de burgerbevolking uit een
afdreiging van alles wat eetbaar is. Het
is een harde maatregel, maar als mili
taire noodzaak te verdedigen, althans te
txcuseeren. Gewoonlijk dwingen patrouil
les bepaalde burgers om met 'n bel rond
te gaan en op de straathoeken het bevel
af te kondigen; soms worden gedrukte
proclamaties aangeplakt en als -er voor
dat alles geen tijd is, dan vallen de man
schappen eenvoudig de woningen, speci
aal de winkelhuizen e.d-, binnen en ze
Sleepen er zonder meer, alles weg.
Alleen als de requisities op geordende
wijze plaats vinden, worden voor het ge
leverde bons verstrekt, welkena den
Oorlog kunnen worden verrekend.
Bijna nooit wagen de menschen hel om
Iets achter te houden, want de opvorde
ringen geschieden onder doodsbedreigin-
jgen en de Duitschers hebben in België
verschillende malen met executies van
personen voorbeelden gesteld, dat ze in
dat opzicht geen trucjes tolereerden.
Wanneer de opmarsch der troepen werd
voortgezet, dan bleef in de veroverde stad
of streek eene bezetting achter, welke
fcorgde voor de verbinding met den étap-
pendienst d.w.z. die bezetting werd een
Schakel in de lijn, welke de legers met
het moederland verbond en langs welke
de voorraden aan oorlogstuig en mondbe
hoefte werden aangevoerd.
De étappendienst was soms na enkele
dagen reeds goed verzorgd en ook ge
beurde het wel, dat er een paar weken
mee heengingen. Dan werden heek om-
Streken afgeplunderd en haalde men het
vee uit stallen en weiden.
Was de étappendienst eenmaal ingericht,
dan ging de aanvoer van levensmiddelen
vrij geregeld en werd er natuurlijk ook
voor de burgerij gezorgd. Duitsche han
delaars overstroomden dan het veroverde
terrein om er zaken te doen; men zag er
dan ook wel Nederlandsche kooplieden.
Het zal den lezer thans duidelijk zijn,
Bat de burgers in een veroverde stad of
Streek er in de eerste dagen van de be
zetting allerslechtst aan toe waren; er
werd dan ook bepaald honger geleden.
H^t ontbreken van een étappendienst
was voor mij ook oorzaak, dat ik geen
berichten kon verkrijgen. Toen ik op den
8sten en 9den Augustus in Luik was,
Stond ik voor de keus om: óf naar Aken
te gaan en vandaar verbinding te zoeken
met mijn blad, óf terug naar de grens.
Ik besloot tot dat laatste; vele Duitsche
militairen gaven me brieven voor hun fa
milies mee om deze in Holland te pos
ten.
Het was 's morgens om 6 uur, dat ik
Weer buiten op straat stond, stijf over al
mijn ledematen, koud en kleumerig. Ik
had geen ontbijt genoten, want de hotel
houder, die me had gehuisvest, had zelf
niets voor zich en de zijnen. Ik klopte
bij alle mogelijke menschen, die een win
kel schenen te hebben 'gedreven, aan,
maar het resultaat was nihil.
Sommige menschen hadden nog wel een
homp brood kunnen en mogen behouden,
maar ze stonden er niets van af, want
ze wisten zelf niet, wanneer ze weer wat
te eten zouden kunnen koopen. Ik bood
een franc voor een stuk brood, twee franc,
maar het was nutteloos. Toen haalde ik
maar een reep chocolade uit mijn rug-
tasch eii deed daarmee op straat mijn
ontbijt.
De algemeene toestand was angstwek
kend op dien vroegen morgen. Steeds
dreunde het geschut en het leek, of de
rotsachtige hoogten rond de si alle in
brand stonden; de vochtige ochtendlucht
dreef dichte rookwolken vandaar naar de
stad omlaag. Het dorp Bressoux blijkt in
brand te staan; ik zie het geflikker van
de vlammen. Ik hoor, dat ook andere
dorpen rond Luik op dergelijke wijze zijn
gestraft".
De Duitsche soldaten, welke Luik be
volken, treden eveneens dreigender op dan
den avond te voren. Heel de burgerbe
volking is in dezen vroegen morgen op
de been en overal rennen groepjes be
angst door de straten, daar allerlei
wilde geruchten over een aanstaande ver
branding en uitmoording der stad de
ronde doen. Deze geruchten worden ver
sterkt door de branden, welke op de
hoogten rond Luik woeden en door de
verhalen van vele vluchtelingen, die van
uit de geteisterde dorpen naar Luik zijn
getrokken. Ik zie deze menschen met hun
verwilderde gezichten hollen en struike
len over de barricaden, die in verschillende
straten door het Belgische leger nutteloos
opgeworpen waren geworden.
In den nacht zijn allerlei plakkaten om
trent het krijgsbedrijf tegen de muren
aangeplakt. Het volgende manifest vertaal
ik uit het Fransch:
Het gemeentebestuur van Luik her
innert zijn medeburgers en allen, die
zich bevinden binnen de kom van de
'gemeente Luik, dat het ten strengste
verboden is door het oorlogsrecht, dat
een burger vijandelijkheden uitoefent
tegen Duitsche soldaten, die het land
bezetten.
Iedere aanslag tegen de Duitsche
troepen door anderen dan militairen
in uniform, stelt niet alleen de schul
digen bloot om onmiddellijk te wor
den doodgeschoten, doch zal tevens
de vreeselijke weerwraak medebrengen
tegen de Luikenaars, die als gijzelaars
in de citadel van Luik door den be-
vel hebber over de Duitsche troepen
worden gevangen gehouden. Deze gij
zelaars zijn:
1. Mgr. Rutten, Bisschop van Luik;
2. Kteyer, burgemeester van Luik;
■3. Gregoir, permanent afgevaardigde;
4. Armand Fléchet, senator;
5. Van Zuykn, senator;
6. Eduard Peltzer, senator;
7. CoIIeaux, senator;
8. de Pcwithière, lid van den ge
meenteraad;
9. Van Hoeyaarden, lid van den ge
meenteraad;
10. Falldise, schepen.
Mgr. Rutten en de heer Kleyer zijn
gemachtigd om voorloopig de citadel
te verlaten, doch blijven als gijzelaars
ter beschikking van den Duitschen be
velhebber.
Wij bezweren allen, die in de ge
meente zich bevinden, te waken voor
het hoogste belang van alle inwoners
en van hen, die de gijzelaars zijn van
het Duitsche leger, om geen enkelen
aanslag te begaan tegen de soldaten
van dit .leger.
Wij herinneren er aan, dat op be
vel van den generaal-commandant der
Duitsche troepen, de burgers, die wa
penen onder zich hebben, deze on
middellijk moeten uitleveren aan de
overheid, In het provinciaal paleis, op
Straffe te worden gefusilleerd.
De waarnemende burgemeester
v. Henault.
Luik, 8 Augustus.
Ik had eigenlijk nog graag wat in de
stad willen blijven, want de geweldige
spanning, welke zich van bezetting en
bevolking had meester gemaakt, moest m.i.
tot een of ander drama leiden, maar ik
moest gaan, want tenslotte interesseerde
het aen tezers van mijn blad minder het
geen ik op het oorlogsterrein meemaakte
dan wel, of ik vandaar interessante bij
zonderheden zou kunnen melden. Toen ik
van Maastricht vertrok, wist men in Hol
land volstrektniet, wat er in en rond
Luik gebeurde. Woïff telegrafeerde na
drukkelijk uit Berljjn, dat Luik genomen
was en Reuter zond even categorische
tegenspraken uit .Brussel en Parijs. Ik
zou mijn blad thans .precies kunnen in
lichten, dat de Duitschers in de stad
Luik waren, maar nog gee.i enkel fort
hadden genomen, hoewel ze dat niet be
lette om hun troepen over de Maas heen
te brengen en in de richting Leuven-
Brussel te laten oprukken.
Op den terugweg wordt even buiten de
stad mijn aandacht getrokken door een
klein incident. Een vrouw is bezig een
klein meisje allerlei pakjes in de armen
te duwen en het gebiedend in de rich
ting van de Nederlandsche grens te
wijzen. Het kind huilt en houdt zich
angstig aan den rok van de vrouw ge
klemd. Naderbij gekomen hoor ik de vrouw
en het kind Nederlandsch spreken, wat
me natuurlijk verwondert, omdat Luik tot
het Fransche taalgebied van België be
hoort.
Ik bemoei me met het 'geval en hoor,
dat de vrouw inderdaad een Nederland
sche is, woonachtig te Luik. De kleine
meid was een kind van haar zuster in
Maastricht; het was juist een paar dagen
bij tante te logeeren, toen de oorlog uit
brak.
Tante had nu de krankzinnige gedachte
om het 10-jarige meisje in al het oor
logsgeweld alleen den 30K-M- langen weg
naar Maastricht op te sturen! Deze ge
dachte teekende wel scherp de gespannen
situatie in Luik. Hoe ik ook praatte, ik
kon het mensch niet overtuigen, dat ze
op het punt stond om een misdaad aan
haar kleine nichtje te begaan. Het mensch
was dol van angst en verzekerde, dat het
nog maar enkele uren k;a. duren, voor
heel Luik 'werd platgebrand Ze vvees ine
tiaar. Bressoux en andere dorpen op de
hoogten, bezuiden Luik, welke één vuur
zee waren, ,,'t Moet!" zei ze; „het kind
moet weg, want hier gaat alles en een
ieder vernietigd worden!" Ze had verha
len gehoord van vluchtelingen uit plaat
sen, waar geen zuigeling- zelfs heette ge
spaard te zijn
Overdreven verhaten, maar ik kon me
voorstellen, dat ze rondgingen.
Ik heb het kind natuurlijk niet alleen
laten gaan, maar nam het met me mee.
't Is in een paar woorden neergeschreven,
maar de uitvoering heeft me heel wat
gekost. Ik voelde m'n 50 kilometertjes van
den vorigen dag nog goed en hoewel
ik thans mijn weg naar de grens langs
de kortste route zou nemen ook voor
mij bleef de afstand naar Maastricht nog
30 K-M. Het kind was erg beangst en
dat was te begrijpen. Nu en dan wer
den we door dreigende patrouilles aan
gehouden, maar na het gebruikelijke onder
zoek konden we telkens weer verder trek
ken. Mijn kleine beschermelinge was
slechts in staat om nu en dan 'n eindje
weegs naast me te loopen, dan zette
ik ze maar weer op m'n schouders en
sjokte tot mijn nek stijf werd een aan
tal kilometers voort.
Ik zal thans niet meer in bijzonder
heden treden over wat ik op den weg
kreeg op te merken; de algemeene sfeer
was nog juist als den vorigen dag. De
Luiksche voorstad Herstal leek geheel door
de bevolking verlaten; in werkelijkheid za
ten de menschen in de kelders hunner
woningen bijeen. Vis1 bij het stadje ligt
een fort, hetwelk door de Duitschers hef
tig onder vuur genomen wordt; op ver
schillende punten tegelijk zien we de gra
naten inslaan op de hoogten, onder welke
Herstal gelegen is. Na veel moeite slaag
ik; er in, om in een café een beangsten
waard uit den kelder naar boven te krij
gen en hij wil het meisje, dat ik bij
me heb, een half uurtje rust geven in
zijn woning. Zelf ga ik onderwijl een der
hoogten op, vanwaar ik uitzicht krijg op
twee Luiksche forten. Ze zijn voortdurend
in een waas van rook gehuld. Rook wijst
ook de plaats aan, waar ongeveer de Duit
sche batterijen moeten zijn opgesteld,
maar veel is er overigens niet te zien.
Ik ga spoedig, want ik voel me daar, al
leen tusschen het oorlogsgedoe, weinig
op m'n gemak. Die orkaan van geweld
vóór en achter me kwam me niet on
gevaarlijk voor m'n zeiven voor, want ik
zie o.a. twee maal een boerderij, welke
betrekkelijk kort in mijn gezichtsveld lag,
getroffen worden. Twee granaten zijn in
staat om van een boerenwoning een vol
slagen ruïne te maken.
Ik haal mijn kleine reisgezellin op en
sla met haar den weg in naar 't kanaal,
hetwelk ik nu in afwijking van mijn route
van den vorigen dag, beoog te volgen
tot Maastricht.
Iets ten zuiden van Haccourt, bewesten
het kanaal, vind ik een Duitsche batterij
opgesteld en in volle actie tegen het fort
Pontisse. De manschappen, die de stuk
ken bedienden, leken me heel niet be
angst; ze verrichtten hun werk als was
het een gewone oefening. Trouwens hun
vuur werd vanaf Pontisse in het geheel
niet beantwoord.; Pontisse scheen zich
meer met de schipbrug te Lixhe bezig te
houden.
Rond de hooge cementfabriek van
Haccourt lagen vele soldaten. De fabriek
zelve blijkt als observatiepost te worden
gebruikt, want toen ik passeerde, bulderde
een stem uit het hoogste venster:
Aanhouden daar'
Md. (Wordt vervolgd-)
N A J A ARSMf EN KEN
Het kippenvolkje gaat mu een kwaad
seizoen tegemoet. Zoo tegen Januari kan
de winter koud wezen, maar dan leggen
toch vele kippen en de hoenders geven
dan ook op andere wijze blijk, dat koude
haar grootste vijandin niet is. Tocht en
vpcht, daartegen zijn kippen niet bestand.
En omdat we nu het jaargetijde tegemoet
gaan, waarin stormen en regenvlagen
schering en inslag zijn, moeten we ons
pluimvee zoo goed mogelijk beschermen.
Tochtige en vochtige hokken leiden er
toe, dat de kippen bij elkaar gaan zit
ten kleumen en er uit verveling tot on
deugden als het veerenplukken vervallen.
Tocht en vocht leiden voorts tot ver
koudheid, waarvoor kippen zeer vatbaar
zijn, en van verkoudhehid tot snot,
il n'y a cju'un pas, d.w.z- dat is een
overgang, welke zich héél vaak voltrekt.
Dan zit de kippenhouder in last. Snot
is n.1. een kwaadaardige ziekte, waarmee
gewoonlijk een winter lang wordt gesuk
keld, als de ziekte eenmaal in den toom
is uitgebroken. De leg houdt op, som
mige aangetaste dieren sterven en velen
komen de ziekte nooit goed te boven.
Bovendien raakt de kippenhouder ontevre
den over den dierenarts, die de kippen
heeft ingeënt tegen diphteritis, of over
zijn vereeniging, door welker bemiddeling
de enting plaats had. Snot wordt n.1-
door velen verward met diphteritis; de
uiterlijke kenmerken dezer ziekten lijken
til. heel veel op elkaar; gezwollen kop
en oogen, de laatste dikwijls ook etterend.
Te dokteren valt er niet veel aan snot.
De aangetaste dieren moeten warm en
droog gehuisvest worden. Door 't drink
water geve men een. paar korreltjes
kalium-permanganaat, niet méér dan tot
'het water wijnrood Is gekleurd: de kop
pen der beesten kan m1*' nu en dan eens
flink in een sterkere oplossing van liet
genoemde permanganaat dompelen, een
oplossing, welke tot blauw gekleurd mag
zijn
Voorkomen is beter dan genezen en te
voorkomen is het euvel slechts door de
kippen te huisvesten in een goed licht,
droog hok, waarin dus geen naden en
kieren zitten en het dak geen regenwater
doorlaat. Ventilatie moet er zijn, maat die
inake men aan dezelfde zijde, waarin het
uitloopgat is gemaakt.
Beschikt men over goede, groote stal
len, speciaal gebouwd voor de huisvesting
van legkippen, dan kan men deze, zoo
gauw het echte wintersche weer aan
vangt, daarin opsluiten en ze er ook in
opgesloten houden tot ongeveer Maart
toe. Een telkens onderbroken opsluiting
bij slecht weer wél, bij goed weer
niet leidt absoluut tot onvoldoende re
sultaten. Aten moet de kippen, óf voor
heel den winter binnenhouden, óf alleen
bij bepaald zeer slecht weer, en ze dan
zoo kort mogelijk opsluiten.
Als men een goed hok heeft met ra
men op het Zuid-Oosten of op het Zui
den, dus goed verlicht en toegankelijk
voor zonnestralen, voorts geheel dicht, en
hoog genoeg van boven, d.w.z- ten min
ste van manshoogte, en als men daarin
dan tenslotte een goed droog krabbed
heeft liggen, waarin het hardvoer wordt
ondergeharkt, dan kan men de kippen vrij
wel bij elke weersgesteldheid gelegenheid
geven om buiten te komen, daar zelfs
eén kip nog verstandig genoeg- is om het
aangename, binnenverblijf te kiezen, als de
guurte buiten te erg wordt. Alleen bij!
al te hevig stormweer en bij zeer strenge
vorst, is het aan te raden om den uitloop
naar buiten tijdelijk af te sluiten. Voorts;
late men de hoenders nooit in de sneeuw
loopen; het kan ze zgn. sneeuwblind ma*
kenAls men een ren echter seeuwvrjjl
kan maken, dan kunnen de kippen best
naar buiten, al ligt de sneeuw buiten nógj
zoo hoog. Met deze laatste opmerkingen
zijn we hopelijk vroeg genoegl
Men vergete ze niet in den tijd, welke
ons mog van sneeuwweer scheidt.
Een overdekte ren is een mooi iets,
maar als de kippen een goed binnenhok
hebben, prefereeren we toch een onover-*
dekte uitloop voor ze. Het is niet zoo
erg, als de grond, waarop ze moeten loo*
pen, al eens nat is, indien er maar geep'
sprake is van modder of van plassen*
Een kale bodem, tijdelijk nat van den
regen, is niet zoo nadeelig als loop
plaats voor hoenders dan hoog, nat gras1.
Leg een ren voor de kippen altijd iets
hooger aan dan de omgeving.
HOE ERKENT MEN ZE?,
Volgens den directeur van een school
voor psychotherapie te Parijs kan men irt
de restaurants de nationaliteit van de men.»
schen herkennen aan hun gedragingen. Dei
kenteekenen zijn:
Amerikanen. Als een paartje uit de Ver*
eenigde Staten aan tafel plaats heeft ge*
nomen, neemt de vrouw de spijslijst ter
hand en bestelt een flinke hoeveelheid
spijzen. Zelf eet zij er heel weinig van;
haar man verslindt de rest.
Engelschen. Een. Engelsch paar zoekt
eerst de prettigste plaatsen uit. De man
kiest de spijzen uit. Beiden eten gulzig-
Duitschers. De Duitscher eet gewoon
lijk zonder zijn vrouw. Soms, als hij thuis
gegeten heeft, gaat hij naar een restaurant
om zijn maal te voltooien en vooral om'
nog meer bier te drinken.
Franschen. Een Fransch paar zoekt een
plaatsje uit, vanwaar het alles kan zien
wat er in het eethuis omgaat- Het uit
kiezen der spijzen is een gezamenlijke
bezigheid, die een langdurig overleg vor
dert.
Nederlanders. Van ons volk spreekt de
Parijsche deskundige niet- Zouden wij er,
zoo goed in geslaagd zijn de Engelschen
of de Franschen te imiteeren?
Laten we 't nog eens even herhalen;
bed nummer 7, gecompliceerde onderarm-
breuk; no. 9, wonden aan de linkerdij en
linkervoet; no- 11, versplintering in den
irug. Alles bij elkaar dus geen bijzonder
ernstig geval. En bovendien, ze zijn in
uw handen, zuster- Enno. 8'? Laat
eens kijken -o, ja, dat is die jonge ser
geant, nu ben ik er- Arrne stumperd!...
Neen, voor zijn leven vrees ik wel niet,
maar de kogel, die hem in het gezicht
trof, heeft misschien nog erger veroor
zaakt, want beide pupillen zijn geraakt
en ik vreesOver een paar weken heb
ben we pas zekerheid als de draden er
uit gaan.
Naar zijn familie? Zet u maar geen
bijzonderheden. Schrijf maar, dat hij aan
het gezicht gewond is, vrij ernstig, maar
dat zijn leven voorloopig niet in gevaar
»s. Maar, wat ik vragen wilde, is 't juist,
wat de luitenant van de administratie be
weert? Zou hij de zoon van Eliane
ö'Avron zijn?
Heet hij Leroux? Ja, dat komt uit-
Dat is de naam van haar overleden man-
Eliane d'Avron is n theaternaam. Ik zou
toch nooit geloofd hebben, dat ze al een
zoon van 22 jaar had... Je zou haar
geen dertig geven. Ze is 'n knappe vrouw
en bekwame actrice.
Ja, zuster, ik voel me vandaag vrij
goed. Dat verband doet wel pijn, maar
uw hand is zoo licht, zuster, en u bent
zoo zacht, zoo geduldig tegenover mijn
zieke-mikken, dat ik het schandelijk van
me zelf zou vinden, als ik klaagde. Af en
toe denk ik, dat ik thuis verpleegd wordt
door mama. U hebt net haar stem- Als
u nou heel, héél vriendelijk zoudt willen
zijn, zuster, moest u me haar brief nog
eens voorlezen. Dan ia 't net, of ik haar
zelf hoor. U zult me misschien wel erg
kinderachtig vinden, maar ik heb ook
zoo' schat van een moedertje en ik houd
zooveel van haar.
Merkt u wel', zuster, dat haar iets
hindert? In haar ongeruste teederheid
denkt ze, dat u haar iets verbergt- Maar
ze weet wel, dat ik haar niet schrijf,
omdat ik daartoe in de onmogelijkheid ben.
En toch raag ze nog niet komen. Ze
moet me niet zien met dat verband voor
mijn oogen, met die gesloten oogleden
Ze is zoo zenuwachtig, zoo gauw onder
den indruk en daarbij heeft ze ;n zwak
hart. Wilt u me helpen haar nog wat
te bejokken, zustertje?
Ja? Schrijf u haar dan maar, dat de
dokter elk bezoek verbiedt, ook van een
moeder. En dat mijn herstel alleen, afhangt
van het naleven van dit verbod. En dan
zou ik nog willenMaar ik word ver-
Velend, geloof ik?
Nou dan, ik zou graag willen, dat
mama mij niet eerder zag dan op den
dag, dat de draden weggenomen worden.
Ik zou willen, dat zij de eerste was, die
ik voor mijn oogen kreeg, als ik het
daglicht weer mag zien. U begrijpt, dat
ik na die nachtmerrie graag mijn blik
voor het eerst weer wou laten rusten op
een lief en mooi gezicht. Want ze is
heel mooi, mijn moeder!
Ja, actrice. Ze heeft in het Gymnase
gespeeld en in het theater van de Port
Saint Martin. Het publiek is dol op haar.
Ze is ook zoo grijs, zoo verstandig en
zoo mooi!
Nee, zuster, ze houdt er niet van,
dat ik met de tooneelwereld omga. Ze
zegt altijd, dat de atmosfeer der coulis
sen verderfelijk is voor jonge menschen
en ik geloof, dat ze gelijk heeft. Ik ben
niet meer dan twee of drie maal „achter"
geweest, maar altijd heeft me de onge
geneerdheid van de menschen, die haar
omringden, gehinderd. Liever zit ik dan
achter in een loge om haar te bewonde
ren en toe te juichen.
Ik was op de school voor Kunsten
en Wetenschappen. Ik leg me n.1. op schil
deren toe. Dat wil dus zegen, dat het
gezicht voor mij alles is. Hè, kleuren,
die zijn alleen waar. Zuster, nog één ding.
U zoudt me toch niet willen voorjok
ken Is het wel zéker, dat ik het dag
licht weer zien zal?
Dank u, zuster, 't zou ook te afschu
welijk zijn, op mijn leeftijd
„Neen mama, 't is nog altijd donker,
afschuwelijk zwart. Gisteren, op de ope
ratietafel, hoopte ik ervan bevrijd te wor
den. Maar nee, de doktoren hebben zich
vergist. Ik zie niets... ik ben blind- Huil
niet, moedertje, huil uiet! Ik heb zooveel
moed noodig en uw smart zou ik niet
kunnen verdragen. Ik heb een heerlijke
troost, dat ik u n.1. nooit oud kan zien
worden. Den laatsten dag, dien ik bij u
heb doorgebracht, dat was aan zee. De
purperen zon verdween langzaam in het
water en haar laatste stralen omgaven u
met een schitterenden, tint- Toen leek u
me een ideaal van frischheid en schoon
heid..,. Moedertje, mijn arme, doode
oogen zullen u altijd blijven zien zóó
mooi en zóó lief, als u op dat moment
was. Ik vind nog reden, God te danken."
DE APPEU EN DE BOOM.
Vader tot zoo'n: „Wat heb je in 's he
mels naam mou weer uitgevoerd? Ik
hoorde net den buurman zeggen: De ap
pel valt niet ver van den boom."
ST1JLBLOEMEN UIT DIKKE
BOEKEN.
Heele dagen bracht hij door met
't nabootsen van zijn eigen handschrift—."
Ludovicus was van hooge afkomst.
Niet minder dan zestien voorvaderen
stroomden door zijn bloed—"
j Met den eerren arm hield hij de
ongelukkige vrouw boven den stroom, met
met den anderen riep hij luid om hulp-"
In groote veitegenheid zat jozef op
gloeiende kolen, welke de baron hem op
het .hoofd stapelde...."
Telkenmale doofde het licht, dat
detective Smith ontstak. Met den moed
dei; wanhoop klampte hij zich eindelijk aan
ziin laatste lucifer vast-—"
Met ingc
bet in Si
overger
welk de
vangen.
Tevens 1
hieraan vi
Auto-on
Beleefd
Filiaal t
Molenstr.
B. ZETHC
■■■BBE-S3
A f d e e
A.s. W<
.8 uur zultei
Hjksche schie
volgt i
le
2e
3e
4e
5e
Aan de
der niet Lat
teikt, die d
hoopt op te