Oorlogsherinneringen» Gc WA De Overweldiging van België» t Was geen griep. Recla i B. Tl Muzi MP. Ter verklaring. Pluimveeteelt. Het Lied van de Week. Afschaffing van de Partxuliere wapenindustrie. Eventjes Lachen. J. C. TALM Heuvel* Herinneringen aan de omzwervingen van een oud oorlogscorrespondent tusscben de strijdende partijen. Nu we het -~»ote hoofdstuk van de beschrijving onzer herinneringen hebben afgesloten, volge thans allereerst een woord „ter verklaring». Waarom heb ik deze oude herinnerin gen opgehaald? Ik meende er een goed werk mee te doen. De wereldoorlog van 1914—1918 is iets ontzaglijk groots en droefs in de wereldgeschiedenis geweest. Wij, men- schen van middelbaren en ouderen leef tijd, hebben door hetgeen we vernamen en ondervonden, den oorlog leeren schu wen en haten. We begrijpen het niet, dat er weer een jong geslacht is gegroeid, hetwelk even dom, maar ook even doel treffend op een nieuwen oorlog aan stuurt als in het begin onzer eeuw dooi de menschheid werd ondernomen. Is men dan vergeten, wat „oorlog» beteekent? Toen we dat overdachten, drong het tot ons door, dat hoe versch ook het oorlogsgebeuren nog maar achter ons ligt de helft van ons volk er zich uit eigen ervaring slechts weinig van kan herinneren. Het zijn al heele mannen en vrouwen, die de oorlogsjaren slechts als kinderen beleefden en millioenen van ons volk hebben pas na 1914 het levenslicht aanschouwd. Die allen hooren wel eens praten over den oorlog, maar overigens is hun kennis ervan een zeer betrekkelijke. Merkwaar dig is ook, dat de oorlogslectuur, voor zoover die geschiedenis wil zijn van den geheelen wereldstrijd of een gedeel te daarvan, uitermate beperkt is. We kennen zelfs geen enkel zoodanig werk, in de Nederlandsche taal uitgegeven, dat «en der vele mooie boeken van den Fransch-Duitschen oorlog van '70 nabij komt. Om kort te gaan: we hebben het ge heugen van tijdgenooten nog eens willen opfrisschen en aan de jeugd een meer reëel inzicht willen brengen in de af schuwelijke befeekenis van het oorlogsbe- grip. En we hebben ervaren, dat er groote belangstelling is voor wat we ondernamen. Van alle kanten heeft men mij duidelijk gemaakt, dat mijn herinneringen met veel interesse worden gelezen. Voor deze betuigingen van instemming ben ik even dankbaar als voor de bemer king, welke me van één zijde gewerd. Mijn herinneringen zouden anti-Daitsch zijn, zoo luidde de bedoelde critiek. In zekeren zin: ja) In zooverre de fei ten n.1. anti-Duitsch waren, moesten ook mijn herinneringen het zijn. Toen ik in 1914 het obriogsterrein be trad, kende ik voor de oorlogvoerenden Sympathiën noch antipathicn. Ik ben toe vallig bij de Duitschers terecht gekomen, maar het had ook andersom geweest kun nen zijn. En toen heb ik gezien en ondervonden, ik heb Visé zien bran den en daar gewelddaden zien bedrijven tegen de burgerbevolking. Uit wat ik ver der uit mijn herinneringen zal ophalen, kan den lezer blijken, hoe ik ook de ver woesting meemaakte van Leuven; hoe ik »t geteisterde Dinant heb bezocht, waar meer dan 600 mannen, vrouwen en kinde ren werden tesamen gedreven en toen met mitrailleurs zijn afgemaakt; hoe ik, op bezoek bij Kardinaal Mercier, uit den mond van dezen prelaat de aanklacht van een gemarteld volk heb moeten noteeren; en tenslotte.- hoe ik zelf vijf keer door de Duitschers gevangen genomen en „be". handeld ben geworden. Mag men van mi) verwachten, dat ik de oorlogs-Duitschers schatjes zal hee(en? Moet ik de waarheid verzachten door ze te verkrachten? Mogelijk, dat de Belgen en Franschen bij een inval in Duitschland niet anders noch beter zouden hebben gehandeld. Mogelijk! Ware het aldus geschied en ik hadde het meegemaakt en beleefd, dan zou ik zulke barbarie evenzeer hebben ge laakt als ik het thans van de Duitschers deed en nog zal doen. 't Is alles „oud zeer'', meende dezelfde criticus. De wonden van Christus zijn „oud zeer" van 19 eeuwen en nóg ziet de menschheid naar Zijn beeld op om zich te herinneren, wat de Verlosser voor haar geleden heeft. Het „oud zeer" uit den oorlog moet in herinnering blijven, opdat volgende ge neraties het zullen weten en het nimmer leeren vergeten, wat een duivelsch werk de oorlog is en welk een menschelijke schande deze beteekent- Wie op oorlog aansturen zijn minder te tellen dan de vaders, die zelf hun vrouw en kinderen koelbloedig het staal in d'r lichamen stoo- ten. Wie op oorlog aansturen, vermoor den hun vrouw en kinderen óók, maar ze gebruiken anderen voor het luguber werk en in vele gevallen staan ze dan mede nog schuldig aan de voorafgegane onteering. Als we het „oud zeer" van den oor-(- log ophalen, doen we dat niet om de, Duitschers te grieven, maar om te waar- schuwen, want al moge de Duitscher als „Übermensch" in zijn geringschatting van andere rassen en volken hardvoch tiger en meedoogenloozer worden geacht dan een ander naar Nietzsche is de Duitscher de wilskrachtige „dionysische"' mensch, die boven goed en kwaad ver heven is toch kan men er van ver zekerd wezen, dat elke oorlog niet an ders dan beestachtig kan zijn. Daar aan moet herinnerd blijven. Aanvankelijk was het mijn bedoeling om na de beschrijving van de verwoesting van Visé, uitvoerig in te gaan op de Duit- sche beschuldiging als zoude de Belgi sche burgerbevolking door franc-tireurs- daden haar bestraffing noodzakelijk heb ben gemaakt, maar ik meen, dat ik het verhaal van mijn ervaringen beter niet kan onderbreken en bewaar mijn beschouwin gen dan ook liever tot het slot. Ik heb de heele franc-tireurskwestie grondig be studeerd en er tijdens den oorlog ook een boekje over gepubliceerd, hetwelk in verscheidene talen is uitgegeven. Ik wil echter hier reeds vaststellen, dat ik de franc-tireursbeschuldiging voor een besliste leugen houd. ïk heb den strijd meegemaakt om de forten van Luik, was bij de verwoesting van Visé aanwezig, ik heb Leuven in vlammen zien opgaan, ik ben in die stad door zes gewapende sol daten uit mijn bed gehaald, beschuldigd vanfranc-tireursdaden, ik heb de ge vechten gezien rond Antwerpen en den strijd aan den Yzer, maar: le. Nog nooit heb ik iets van een franc- tireurskrijg waargenomen. 2e. Nog nimmer een als franc-tireur ge wapend burgerlijke gevangene ge zien. 3e. Nooit van welken Duitschen militair ook eigen ervaringen van franc- tieursdaden der burgerbevolking hooren vertellen. 4e. Nooit op m'n vragen zelfs maar een enkelen naam van een franc-tireur hooren noemen. Wél heb ik vastgesteld: dat reeds in de eerste dagen van den oorlog in de bladen een uit Duitsche bron komend bericht over de verwoesting van Visé verscheen, waar franc-tireurs zouden: zijn •opgetreden, terwijl de verwoesting in- derdaad eerst verscheidene dagen later plaats greep. Visé werd op 16 Augustus verwoest, maar op 14 Augustus schreef ik reeds in mijn blad (zie „De Tijd" no. 20457): „In Visé wordt een waar schrikbewind „uitgeoefend. Eergisteren werd met de bel „door de straten gegaan en afgekondigd, „dat binnen 24 uur iedereen zijn fietsen „bij de brug brengen moest. Werd daar- „na nog bij iemand een fiets gevonden, „dan zou hij gefusilleerd en zijn huis „in brand gestoken worden. Giste renmorgen kondigden de Duitschers weer „af, dat alle wapenen, ook oude, gebro- „kene en uit elkaar genomene, binnen een „uur op het stadhuis moesten worden in- j,geleverd. Als er daarna nog wapenen „werden gevonden, zouden ze de inwo- „ners fusilleeren en de stad verbran- „d e n. Voortdurend worden, met b e d r e i - „ging van verbranding eet- en „drinkwaren geëischt en de inwoners vree. „zen niefs zoozeer, dan dat den een of „anderen dag iets geëischt zal worden, „wat men niet kan geven." Zelfs reeds eerder, den 11 en Augustus n.1., verzond ik een telegram aan mijn blad (zie no. 20353), waarin o- m. voor kwam; ,,ln Visé en omge\ing slaapt men ,,'s nachts nog in de kelders, daar voort durend met brandstichting „wordt gedreigd." Voorloopig genoeg; ik ga nu memoree- ren, hoe ik in Riemst werd gevangen ge nomen en daar in het gezelschap van den burgemeester en den pastoor van het plaatsje werd opgesloten. Md. (Wordt vervolgd) ELECTRICITEIT IN DE PLUIMVEETEELT door Ir. C. E- van de Stadt- III. KUNSTMOEDERS. Ook een ander gebied, n.1- dat der kunstmoeders, begint de electrische ver warming meer en meer te veroveren. Wel iswaar is de constructie van een goede electrische kunstmoeder geen 'eenvoudige zaak, omdat hier, veel meer dan bij de broedmachines, warmteverliezen te duch ten zijn. Daar staat tegenover, dat men bij de electrische kunstnioeders afhangen de lappen om den rand van de kunst- moeder veel vrijmoediger kan toepassen dan bij kunstmoeders, die met de een of andere brandstof worden gestookt, om dat bij de electrische kunstmoeder geen verbrandingsgassergj^ontstaan en verstik kingsgevaar voor de kuikens derhalve zoo goed als uitgesloten is. Toch zijn nog lang niet alle electrische kunstmoeders, die in den handel zijn, zonder meer aan te be velen- het stroomverbruik loopt erg uit een Het schijnt, dat de electrische kunst- moeders, die met stralende warmte wer ken, gewoonlijk verkregen met behulp van kooldraadlampen, *t beste voldoen. Daar bij kan echter het lampenverbruik hoog zijn, wanneer men lampen van 'n hooge kaarssterkte toepast. Het is dan ook steeds aan te bevélen lampen te gebrui ken van lage kaarssterkte, liefst niet hoo- ger dan 16 kaars (wat bij kooldraadlam pen ongeveer overeenkomt met 50 Watt) en liever een paar lampen méér onder de kap aan te brengen dan grootere lam pen toe te passen. Voor kunstmoeders zijn de gelijkwaardigheidsc'jfers van petro leum, anthraciet en electviciteit ongeveer als volgt: petroleum anthraciet electriciteit Kunstmoeders 50 L. 1 mud 70 kWh Vooral bij de kunstmoeders spreken de arbeidsloonen een woordje mede bij het beoordeekn der totale onkosten; het is dan ook geen wonder, dat de electrische kunstmeeéer meer en meer ingang vindt- Vele electriciteitstoepassingen in het pluimveebedrijf zouden hier nog voor be spreking, in aanraking komen; zij ver- keeren vrijwel alle nog in het proeven- stadium, zoodat toepassing in praktijk nog niet aanbevolen kan worden, wat niet wegneemt, dat er nog belangrijke moge- LIED VAN DEN SCHOORSTEEN VEGER. Ik leef nu weer een tijdje lang Hoog boven op het dak; Ik ben daarboven heusch' niet bang En loop op mijn gemak; Ik doe mijn werk, zooals het moet, Al is 't gevaar ook groot, En >k lig nu dikwijls zwart van roet Ennuchter, in de goot. Ik zie er uit als Zwarte Piet, De knecht van Sinterklaas. Wie mij zoo op de straten ziet Vindt dat een beetje dwaas. Maar zit ik boven op het dak, Waar ik mijn werk verricht, Dan past toch bij mijn vegend pak Alleen een zwart gezicht. Wanneer ik door de straten ga Met roet in het gezicht, Dan weet men, want men kijkt mij na, Dat ik goed werk verricht. En daarom juist wasch ik mij niet, Dat doet mijn vak niet goed, Wat elders steeds met zeep geschiedt, Gebeurt bij mij met roet. 'k Zorg dat bij felle winterkou En winterlijk gestook, De kachel altijd trekken zou En branden zonder rook. Ik maak misschien uw huis wat zwart, Want 'k ben met roet bedekt, Maar ik spreek rechtstreeks tot uw Hart, Wanneer de kachel trekt. Zoo ga ik nu weldoende rond, Hoog boven het gewoel Der menschen op beganen grond. Als 'k in den schoorsteen voel, Dan wordt U van roet en van rook Gemakkelijk bevrijd. En ik bezorg U daarbij ook Straks nog gezelligheid. TROUBADOUR „Eenvoud is 't schoonste sieraad voor de vrouw," placht Jan Vachten altijd te aeggen. „En hef voordeeligste," zuchtte Lien, zijn echtgenoote, dan en bedacht, dat zij graag eens een ander sieraad zou wil len hebben dan dien veelgeroemden een voud, maar dat zei zij niet hardop, want Jan was een beste man en goed huis vader, maar overdreven zuinig op 't punt yan kleeding. Het kleedgeld, dat zij kreeg, was maar heel karig en een extra'!je ont ving zij maar heel zelden. Nu gebeurde het, dat een vriendin van \icn naar de modeshow van het bekende Parijsche huis „Lavinia" zou gaan en op het laatste moment ziek werd. Zij stuur de haar twee entréekaarten naar Lien met den raad om Jan eens mee te nemen, in de hoop, dat zoo'n show hem zou in- spireeren tot verhooging van >t kleedgeld van zijn vrouw- Toevallig had Jan het dien middag niet druk, bovendien lag het ■iet in zijn aard om iets, dat gratis ge boden werd, af te wijzen. Derhalve ste vende het echtpaar tegen drie uur naar het grootste hotel in de stad en instal leerde zich aan een klein tafeltje in een eroote zaal, waarin zich zeer vele dames en slechts weinige heeren bevonden. Eenigszins schichtig keken zij rond, Lien, omdat zij zich in haar bescheiden plunje niet erg op haar gemak voelde te- midden van de overige chic gekleede da mes, Jan, omdat er zoo weinig mannen waren. Plotseling klaarde echter zijn ge zicht op. Hij boog vriendelijk naar een heer en dame aan een nabij tafeltje, waarop de aldus begroete heer naar hem toekwam en, na aan Lien voorgesteld te zijn als „mijnbeer de Bont, een zaken relatie van Jan", hun verzocht om bij hem en zijn vrouw te komen zitten. „U bent zeker ook door uw vrouw hier heen gebracht tegen uw zin," zei hij tot Jan. „Als wij bij elkaar zitten, zullen wij ons niet zoo vreemd voelen in deze on gewone omgeving." Jan ging geanir oerd op dit verzoek in, binnen enkele minuten had de verhuizing plaats gevonden. Mevrouw de Bont, een elegant gekke de dame, converseerde gezellig met Lien, de heeren praatten over zaken, zoodat de tijd voor de show begon, heel genoege- lijk verliep. Toen kwamen de eerste mannequins: Bontmantels, de een al kostbaarder dan de andere. „Schitterend," zuchtte Lien, toen een beeldige Persianer voorbij zweefde. lijkheden zijn. Wij denken hierbij b v aan de behandeling met ultra-violette stra len van kuikens, volwassen kippen en broedeieren; aan het zeer matig verwar men der hokken in hoofdzaak om deze vochtvrij te houden; aan het vorstvrij hou den der drinkwaterbakken; de behande ling der broedeieren met Röntgenstralen e.d. Alvorens te eindigen zij echter nog op één ding de aandacht gevestigd. Juist in het pluimveebedrijf komt het zeer veel voor, dat door niet- of half-vakkundingen geprutst wordt, of dat de pluimveehou der zelf electrische toestellen kunst moeders vooral vervaardigt, daarbij dan nog liefst gebruik makende van minder deugdelijk ekctrisch materiaal, dat in de een of andere „vliegende winkel» of op de markt wordt gekocht. Hiertegen kan niet ernstig genoeg wor den gewaar schuwd: dergelijke handelwijzen kunnen niet alleen brangevaar medebrengen, maar ook heel licht direct levens gevaar voor diegenen, die met de elec trische toestellen en weinig vakkundig aangelegde electrische leidingen omgaan» Het groote gevaar is, dat dergelijke toe stellen en leidingen uitstekend kunnen werken en de bezitter er heel tevreden mee is, volkomen onkundig van de ge varen, die hem, zijn gezin en zijn ar beiders bedreigen, totdat het op een goeden dag te laat is. Daarom kan niet voldoende herhaald: laat alle werk zaamheden aan uwe electrische installa ties slechts verrichten door een vakkun dig installateur, en draag dien ook het toezicht en het onderhoud van uwe elec trische toestellen op. Het kost U wellicht een paar guldens per jaar méér dan wanneer U het zelf doet of laat verrich ten door den zoon uw buurman, „die zooveel van electra afweet", maar wan neer tengevolge van uw onvoldoende elec trische installatie brand ontstaat en de verzekeringsmaatschappij weigert uitbeta ling der schade terecht omdat van uwe zijde grove nalatigheid in het spel is geweest, ja, dan is het te laat. Om van persoonlijke ongevallen nog maar njef eens te spreken Bij een goede en vakkundig aangelegde electrische In stallatie, waarbij b.v- uitsluitend materi alen gebruikt zijn, goedgekeurd door de N- V- tot Keuring van Electrotechnische Materialen te Arnhem (de KEMA), js daarentegen de kans op brand en onge lukken practisch gesproken nul. „Echt iets voor u, mevrouwtje," zei de Bont, „mij dunkt, mijnheer Vechten, dat u uw vrouw daarmee een groot plezier zou doen." „Ik vind deze jas mooier," merkte Jan op, toen een mannequin in een prachtige petitgris voorbij hun tafeltje wandelde, en tot groote verbazing van zijn vrouw wenk te hij een verkoopster en informeerde naar den prijs. „De grijze kost f2700 en de zwarte f3000," deelde hij na een korte conver satie met de verkoopster mee. „Nu, kies maar uit, welke je de mooiste vindt." „De Persianer,» meende de Bont, maar mevrouw de Bont vond, dat petit-gris jeugdiger stond- Lien was sprakeloos. Zij kreeg even het idee, dat Jan griep had gekregen en ijlde, maar zij had geen tijd hierover na te denken, want Jan verklaarde plotse ling, dat je zooiets na rijp beraad moest kiezen en sprak met de verkoopster af, dat beide jassen den volgenden dag op zicht zouden komen. „Maar Jan,', fluisterde Lien," in deze tijden zoo'n uitgave Doch hij sneed haar protesten af met de opmerking, dat de zaken goed gingen en zij ook wat moest hebben. Lien begon te denken, dat haar vriendin gelijk had; het zien van al dat moois maakte Jan zeker zoo royaal, maar, toen haar man nog eenige avondtoiletten en middagjaponnen op zicht bestelde, helde zij weer naar het griepidee over en be sloot hem direct, als zij thuis zouden zijn, den thermometer aan te leggen. „Heerlijk," vond mevrouw de Bont „om weer zooveel nieuws te krijgen." Lien knikte maar eens, zij vond het eigenlijk griezelig al die extra-ordinaire, luxe klecren; daar kwam nog een kapi taal voor bijpassende hoeden, schoenen en kousen bij. Als Jan dat nu ook gaf, werd het heelemaal raar. Eindelijk was de show ten einde. Bij het verlaten der zaal ging Jan nog even terug om de zichtzending goed te rege len. Mijnheer de Bont bracht de Veehtens in zijn auto thuis. „Morgen kom ik bij u om dat bewuste contract eindelijk eens definitief te rege len," zei hij bij het afscheid nemen tot Jan. „Het moet nu toch eens eindelijk in orde komen." „Prachtig," merkte Jan, thuisgekomen, op. „Het contract komt eindelijk voor el kaar. Hij schijnt nu toch van mijn ka pitaalkrachtigheid overtuigd' te zijn. Je snapte natuurlijk direct, dat het bestel len van al die dure di'igen geen ernst was! Heb ik het niet handig aangelegd? Toen ik de laaiste maal terug ging heb Op 27 September 1934 is te Haarlem een bijeenkomst gehouden van vertegen woordigers van de Vredes-organisaties in Nederland, ten einde een comité samen te stellen, hetwelk tot taak heeft een: groote actie te voeren voor de afschaf fing van de particuliere wapenindustrie. Het resultaat van de gehouden bespre kingen is, dat de bovengenoemde actie thans definitief zal worden doorgezet. Reeds was op 19 Juli 1934 een voor- 9bereidende vergadering belegd, waar een algemeen plan van actie werd ontvouwd en een voorloopig dagelijksch bestuur benoemd. De actie AP.W.I. (afschaf fing particuliere wapenindustrie) zal als een „vak" worden beoefend en met mede werking van deskundigen door een Bu reau worden gevoerd. Dit Bureau is ge vestigd te Haarlem, Langendijkstr. 13. Als secretaris en Bureau-leider is benoemd de heer W. A van Sonsbeek. Als voor- zitstei werd gekozen Mevr. M- v. d. Colk- Schniidt en als penningmeester de heer Morlang, allen wonende te Haarlem. Het doel van de act"* ia: door groote public iit.it en docr het verspreiden van gedocumenteerde gegevens omtrent dei praktijken van de particuliere wapenindus trie ten slotte, onder invloed van den volkswil, te kom*n fo» Regeerings- ma at regelen, waardoor de part. wapen- fabricage wordt VEF BODEN en VER HINDERD. Gestreefd /al worden naati internationaal contact waardoor de.e ac tie stelselmatig over de geh^elc wereld zal worden gevoerd- Daarmede allee* zal het uiteindelijk doel van de Vrcdes-criisnisaties natuurlijk) nog niet zijn beretL doch men wil nu samengaan, om alihans te verhinderen,, dat particuliere groepen door geweten- looze praktijken ongehoorde wi rien ma^ ken door de fabricage van oorlogsmate riaal. Het is immers bekend, dat deze groepen voor hun financieele belangen de) volkeren tegen elkaar opzetten, onrust en wantrouwen zaaien, totdat als resultaat de onvermijdelijke catastrophe komt eri de bedrijfsraden zullen moeten betalen. Hiertegen wordt thans krachtig stelling genomen. Als basis voor deze" actie is vastgesteld, dat zij zonder politieke bij oogmerken zal worden gevoerd. Op deze basis zal het een ieder, die zich tegen de particuliere wapenbafricage verzetten wil, mogelijk zijn, de actie te steunen» Het Comité A P W I. doet daarom een beroep op het Nederlandsche volk, ten einde een groote campagne tegen de boven omschreven misbruiken mogelijk te maken. Het Bureau A P W-L, dat onder leiding) van het Dag. Bestuur spoedig enkele gesalarieerde krachten aan het werk zal moeten zetten om haar actie volgens de plannen te kunnen voeren, vraagt financi» eelen steun aan het Nederlandsche volk. Millicenen geeft de particuliere wapen, industrie jaarlijks uit om de ONTWA PENINGSPLANNEN te doen MISLUK KEN, het Comité A-P-W-I. vraagt van dd Nederlandsche burgers slechts een kleine,' maar vaste, maandelijksche bijdrage, om' te pogen den OORLOG te VERHINDE REN. De afschaffing van de particuliere wapenindustrie is de eerste schrede on den positieven weg, die leidt naar den Wereldvrede. Het is thans aan het Nei derlandsche Volk om te toonen, dat het) bereid is, dezen weg te gaan. Men storte ten spoedigste een bijdrage op POSTREKENING 191713 ten namO van W. A- VAN SOONSBEEK, HAAR LEM, onder motto A P W-I. en met ven meiding of het een wekelijksche of een maandelijksche bijdrage is. Ook zullen steunbonnen worden uitgegeven. ik alles afbesteld." „Ik dacht, dat je griep had," zei Lien^ berustend in de ged; chfe het-wasTe-mooi- Om-waar-te-zijn. En toen zij later aan tafel gingen, zes Jan: „Wil je wel gelooven, dat ik al die kostbare dingen niet eens mooi vond. Neen, dan zie ik veel liever zoo'n aardig, eenvoudig jurkje als je daar aan hebti Eenvoud gaat bij dameskleeding boven HET BELETSEL. „Ik wou, dat ik dien lammeling val een neef van mij onterven kon!" „Nu, de wet verzet zich daar toch niet tegen)?'» „Weet ik! Maar ik heb niets om tö vermaken!" HIJ HAD ZE LIEVER ZELF VERDIEND. Patiënt: „ik heb al wel duizend gul- den aan dokters uitgegeven." Dokter-. „Was u dan maar eerder bij mij gekomen." f pond 3 ons Al 3 rol Bes 2 pond 1 3 ons Ct 2 potjes Edam. K 3 pond* 3 Fond. Bo B TEL. 31 Steed9 v< sche F SOES') Bel opa tari AANBE si Ml M. M Levering Vertsulzl iiuiiiiniiiiiii

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1934 | | pagina 2