Oorlogsherinneringen»
Gc
WA
De Overweldiging van België»
t Was geen griep.
Recla
i
B. Tl
Muzi
MP.
Ter verklaring.
Pluimveeteelt.
Het Lied van de Week.
Afschaffing van de Partxuliere
wapenindustrie.
Eventjes Lachen.
J. C.
TALM
Heuvel*
Herinneringen aan de omzwervingen van een oud
oorlogscorrespondent tusscben de strijdende partijen.
Nu we het -~»ote hoofdstuk van de
beschrijving onzer herinneringen hebben
afgesloten, volge thans allereerst een
woord „ter verklaring».
Waarom heb ik deze oude herinnerin
gen opgehaald?
Ik meende er een goed werk mee te
doen. De wereldoorlog van 1914—1918
is iets ontzaglijk groots en droefs in de
wereldgeschiedenis geweest. Wij, men-
schen van middelbaren en ouderen leef
tijd, hebben door hetgeen we vernamen
en ondervonden, den oorlog leeren schu
wen en haten. We begrijpen het niet, dat
er weer een jong geslacht is gegroeid,
hetwelk even dom, maar ook even doel
treffend op een nieuwen oorlog aan
stuurt als in het begin onzer eeuw dooi
de menschheid werd ondernomen.
Is men dan vergeten, wat „oorlog»
beteekent?
Toen we dat overdachten, drong het
tot ons door, dat hoe versch ook het
oorlogsgebeuren nog maar achter ons
ligt de helft van ons volk er zich
uit eigen ervaring slechts weinig van kan
herinneren. Het zijn al heele mannen en
vrouwen, die de oorlogsjaren slechts als
kinderen beleefden en millioenen van ons
volk hebben pas na 1914 het levenslicht
aanschouwd.
Die allen hooren wel eens praten over
den oorlog, maar overigens is hun kennis
ervan een zeer betrekkelijke. Merkwaar
dig is ook, dat de oorlogslectuur, voor
zoover die geschiedenis wil zijn van
den geheelen wereldstrijd of een gedeel
te daarvan, uitermate beperkt is. We
kennen zelfs geen enkel zoodanig werk,
in de Nederlandsche taal uitgegeven, dat
«en der vele mooie boeken van den
Fransch-Duitschen oorlog van '70 nabij
komt.
Om kort te gaan: we hebben het ge
heugen van tijdgenooten nog eens willen
opfrisschen en aan de jeugd een meer
reëel inzicht willen brengen in de af
schuwelijke befeekenis van het oorlogsbe-
grip.
En we hebben ervaren, dat er groote
belangstelling is voor wat we ondernamen.
Van alle kanten heeft men mij duidelijk
gemaakt, dat mijn herinneringen met veel
interesse worden gelezen.
Voor deze betuigingen van instemming
ben ik even dankbaar als voor de bemer
king, welke me van één zijde gewerd.
Mijn herinneringen zouden anti-Daitsch
zijn, zoo luidde de bedoelde critiek.
In zekeren zin: ja) In zooverre de fei
ten n.1. anti-Duitsch waren, moesten ook
mijn herinneringen het zijn.
Toen ik in 1914 het obriogsterrein be
trad, kende ik voor de oorlogvoerenden
Sympathiën noch antipathicn. Ik ben toe
vallig bij de Duitschers terecht gekomen,
maar het had ook andersom geweest kun
nen zijn. En toen heb ik gezien en
ondervonden, ik heb Visé zien bran
den en daar gewelddaden zien bedrijven
tegen de burgerbevolking. Uit wat ik ver
der uit mijn herinneringen zal ophalen,
kan den lezer blijken, hoe ik ook de ver
woesting meemaakte van Leuven; hoe ik
»t geteisterde Dinant heb bezocht, waar
meer dan 600 mannen, vrouwen en kinde
ren werden tesamen gedreven en toen met
mitrailleurs zijn afgemaakt; hoe ik, op
bezoek bij Kardinaal Mercier, uit den mond
van dezen prelaat de aanklacht van een
gemarteld volk heb moeten noteeren; en
tenslotte.- hoe ik zelf vijf keer door de
Duitschers gevangen genomen en „be".
handeld ben geworden. Mag men van mi)
verwachten, dat ik de oorlogs-Duitschers
schatjes zal hee(en? Moet ik de waarheid
verzachten door ze te verkrachten?
Mogelijk, dat de Belgen en Franschen
bij een inval in Duitschland niet anders
noch beter zouden hebben gehandeld.
Mogelijk! Ware het aldus geschied en ik
hadde het meegemaakt en beleefd, dan
zou ik zulke barbarie evenzeer hebben ge
laakt als ik het thans van de Duitschers
deed en nog zal doen.
't Is alles „oud zeer'', meende dezelfde
criticus.
De wonden van Christus zijn „oud
zeer" van 19 eeuwen en nóg ziet de
menschheid naar Zijn beeld op om zich
te herinneren, wat de Verlosser voor haar
geleden heeft.
Het „oud zeer" uit den oorlog moet
in herinnering blijven, opdat volgende ge
neraties het zullen weten en het nimmer
leeren vergeten, wat een duivelsch werk
de oorlog is en welk een menschelijke
schande deze beteekent- Wie op oorlog
aansturen zijn minder te tellen dan de
vaders, die zelf hun vrouw en kinderen
koelbloedig het staal in d'r lichamen stoo-
ten. Wie op oorlog aansturen, vermoor
den hun vrouw en kinderen óók, maar
ze gebruiken anderen voor het luguber
werk en in vele gevallen staan ze dan
mede nog schuldig aan de voorafgegane
onteering.
Als we het „oud zeer" van den oor-(-
log ophalen, doen we dat niet om de,
Duitschers te grieven, maar om te waar-
schuwen, want al moge de Duitscher
als „Übermensch" in zijn geringschatting
van andere rassen en volken hardvoch
tiger en meedoogenloozer worden geacht
dan een ander naar Nietzsche is de
Duitscher de wilskrachtige „dionysische"'
mensch, die boven goed en kwaad ver
heven is toch kan men er van ver
zekerd wezen, dat elke oorlog niet an
ders dan beestachtig kan zijn. Daar
aan moet herinnerd blijven.
Aanvankelijk was het mijn bedoeling om
na de beschrijving van de verwoesting van
Visé, uitvoerig in te gaan op de Duit-
sche beschuldiging als zoude de Belgi
sche burgerbevolking door franc-tireurs-
daden haar bestraffing noodzakelijk heb
ben gemaakt, maar ik meen, dat ik het
verhaal van mijn ervaringen beter niet kan
onderbreken en bewaar mijn beschouwin
gen dan ook liever tot het slot. Ik heb
de heele franc-tireurskwestie grondig be
studeerd en er tijdens den oorlog ook
een boekje over gepubliceerd, hetwelk in
verscheidene talen is uitgegeven.
Ik wil echter hier reeds vaststellen, dat
ik de franc-tireursbeschuldiging voor een
besliste leugen houd. ïk heb den strijd
meegemaakt om de forten van Luik, was
bij de verwoesting van Visé aanwezig, ik
heb Leuven in vlammen zien opgaan, ik
ben in die stad door zes gewapende sol
daten uit mijn bed gehaald, beschuldigd
vanfranc-tireursdaden, ik heb de ge
vechten gezien rond Antwerpen en den
strijd aan den Yzer, maar:
le. Nog nooit heb ik iets van een franc-
tireurskrijg waargenomen.
2e. Nog nimmer een als franc-tireur ge
wapend burgerlijke gevangene ge
zien.
3e. Nooit van welken Duitschen militair
ook eigen ervaringen van franc-
tieursdaden der burgerbevolking
hooren vertellen.
4e. Nooit op m'n vragen zelfs maar een
enkelen naam van een franc-tireur
hooren noemen.
Wél heb ik vastgesteld:
dat reeds in de eerste dagen van den
oorlog in de bladen een uit Duitsche bron
komend bericht over de verwoesting van
Visé verscheen, waar franc-tireurs zouden:
zijn •opgetreden, terwijl de verwoesting in-
derdaad eerst verscheidene dagen later
plaats greep.
Visé werd op 16 Augustus verwoest,
maar op 14 Augustus schreef ik reeds
in mijn blad (zie „De Tijd" no. 20457):
„In Visé wordt een waar schrikbewind
„uitgeoefend. Eergisteren werd met de bel
„door de straten gegaan en afgekondigd,
„dat binnen 24 uur iedereen zijn fietsen
„bij de brug brengen moest. Werd daar-
„na nog bij iemand een fiets gevonden,
„dan zou hij gefusilleerd en zijn huis
„in brand gestoken worden. Giste
renmorgen kondigden de Duitschers weer
„af, dat alle wapenen, ook oude, gebro-
„kene en uit elkaar genomene, binnen een
„uur op het stadhuis moesten worden in-
j,geleverd. Als er daarna nog wapenen
„werden gevonden, zouden ze de inwo-
„ners fusilleeren en de stad verbran-
„d e n. Voortdurend worden, met b e d r e i -
„ging van verbranding eet- en
„drinkwaren geëischt en de inwoners vree.
„zen niefs zoozeer, dan dat den een of
„anderen dag iets geëischt zal worden,
„wat men niet kan geven."
Zelfs reeds eerder, den 11 en Augustus
n.1., verzond ik een telegram aan mijn
blad (zie no. 20353), waarin o- m. voor
kwam;
,,ln Visé en omge\ing slaapt men
,,'s nachts nog in de kelders, daar voort
durend met brandstichting
„wordt gedreigd."
Voorloopig genoeg; ik ga nu memoree-
ren, hoe ik in Riemst werd gevangen ge
nomen en daar in het gezelschap van den
burgemeester en den pastoor van het
plaatsje werd opgesloten.
Md. (Wordt vervolgd)
ELECTRICITEIT IN DE
PLUIMVEETEELT
door Ir. C. E- van de Stadt-
III.
KUNSTMOEDERS.
Ook een ander gebied, n.1- dat der
kunstmoeders, begint de electrische ver
warming meer en meer te veroveren. Wel
iswaar is de constructie van een goede
electrische kunstmoeder geen 'eenvoudige
zaak, omdat hier, veel meer dan bij de
broedmachines, warmteverliezen te duch
ten zijn. Daar staat tegenover, dat men
bij de electrische kunstnioeders afhangen
de lappen om den rand van de kunst-
moeder veel vrijmoediger kan toepassen
dan bij kunstmoeders, die met de een
of andere brandstof worden gestookt, om
dat bij de electrische kunstmoeder geen
verbrandingsgassergj^ontstaan en verstik
kingsgevaar voor de kuikens derhalve zoo
goed als uitgesloten is. Toch zijn nog lang
niet alle electrische kunstmoeders, die in
den handel zijn, zonder meer aan te be
velen- het stroomverbruik loopt erg uit
een Het schijnt, dat de electrische kunst-
moeders, die met stralende warmte wer
ken, gewoonlijk verkregen met behulp van
kooldraadlampen, *t beste voldoen. Daar
bij kan echter het lampenverbruik hoog
zijn, wanneer men lampen van 'n hooge
kaarssterkte toepast. Het is dan ook
steeds aan te bevélen lampen te gebrui
ken van lage kaarssterkte, liefst niet hoo-
ger dan 16 kaars (wat bij kooldraadlam
pen ongeveer overeenkomt met 50 Watt)
en liever een paar lampen méér onder
de kap aan te brengen dan grootere lam
pen toe te passen. Voor kunstmoeders
zijn de gelijkwaardigheidsc'jfers van petro
leum, anthraciet en electviciteit ongeveer
als volgt:
petroleum anthraciet electriciteit
Kunstmoeders 50 L. 1 mud 70 kWh
Vooral bij de kunstmoeders spreken de
arbeidsloonen een woordje mede bij het
beoordeekn der totale onkosten; het is
dan ook geen wonder, dat de electrische
kunstmeeéer meer en meer ingang vindt-
Vele electriciteitstoepassingen in het
pluimveebedrijf zouden hier nog voor be
spreking, in aanraking komen; zij ver-
keeren vrijwel alle nog in het proeven-
stadium, zoodat toepassing in praktijk
nog niet aanbevolen kan worden, wat niet
wegneemt, dat er nog belangrijke moge-
LIED VAN DEN SCHOORSTEEN
VEGER.
Ik leef nu weer een tijdje lang
Hoog boven op het dak;
Ik ben daarboven heusch' niet bang
En loop op mijn gemak;
Ik doe mijn werk, zooals het moet,
Al is 't gevaar ook groot,
En >k lig nu dikwijls zwart van roet
Ennuchter, in de goot.
Ik zie er uit als Zwarte Piet,
De knecht van Sinterklaas.
Wie mij zoo op de straten ziet
Vindt dat een beetje dwaas.
Maar zit ik boven op het dak,
Waar ik mijn werk verricht,
Dan past toch bij mijn vegend pak
Alleen een zwart gezicht.
Wanneer ik door de straten ga
Met roet in het gezicht,
Dan weet men, want men kijkt mij na,
Dat ik goed werk verricht.
En daarom juist wasch ik mij niet,
Dat doet mijn vak niet goed,
Wat elders steeds met zeep geschiedt,
Gebeurt bij mij met roet.
'k Zorg dat bij felle winterkou
En winterlijk gestook,
De kachel altijd trekken zou
En branden zonder rook.
Ik maak misschien uw huis wat zwart,
Want 'k ben met roet bedekt,
Maar ik spreek rechtstreeks tot uw Hart,
Wanneer de kachel trekt.
Zoo ga ik nu weldoende rond,
Hoog boven het gewoel
Der menschen op beganen grond.
Als 'k in den schoorsteen voel,
Dan wordt U van roet en van rook
Gemakkelijk bevrijd.
En ik bezorg U daarbij ook
Straks nog gezelligheid.
TROUBADOUR
„Eenvoud is 't schoonste sieraad voor
de vrouw," placht Jan Vachten altijd te
aeggen.
„En hef voordeeligste," zuchtte Lien,
zijn echtgenoote, dan en bedacht, dat zij
graag eens een ander sieraad zou wil
len hebben dan dien veelgeroemden een
voud, maar dat zei zij niet hardop, want
Jan was een beste man en goed huis
vader, maar overdreven zuinig op 't punt
yan kleeding. Het kleedgeld, dat zij kreeg,
was maar heel karig en een extra'!je ont
ving zij maar heel zelden.
Nu gebeurde het, dat een vriendin van
\icn naar de modeshow van het bekende
Parijsche huis „Lavinia" zou gaan en op
het laatste moment ziek werd. Zij stuur
de haar twee entréekaarten naar Lien met
den raad om Jan eens mee te nemen,
in de hoop, dat zoo'n show hem zou in-
spireeren tot verhooging van >t kleedgeld
van zijn vrouw- Toevallig had Jan het
dien middag niet druk, bovendien lag het
■iet in zijn aard om iets, dat gratis ge
boden werd, af te wijzen. Derhalve ste
vende het echtpaar tegen drie uur naar
het grootste hotel in de stad en instal
leerde zich aan een klein tafeltje in een
eroote zaal, waarin zich zeer vele dames
en slechts weinige heeren bevonden.
Eenigszins schichtig keken zij rond,
Lien, omdat zij zich in haar bescheiden
plunje niet erg op haar gemak voelde te-
midden van de overige chic gekleede da
mes, Jan, omdat er zoo weinig mannen
waren. Plotseling klaarde echter zijn ge
zicht op. Hij boog vriendelijk naar een
heer en dame aan een nabij tafeltje,
waarop de aldus begroete heer naar hem
toekwam en, na aan Lien voorgesteld te
zijn als „mijnbeer de Bont, een zaken
relatie van Jan", hun verzocht om bij
hem en zijn vrouw te komen zitten.
„U bent zeker ook door uw vrouw hier
heen gebracht tegen uw zin," zei hij tot
Jan. „Als wij bij elkaar zitten, zullen wij
ons niet zoo vreemd voelen in deze on
gewone omgeving."
Jan ging geanir oerd op dit verzoek in,
binnen enkele minuten had de verhuizing
plaats gevonden.
Mevrouw de Bont, een elegant gekke
de dame, converseerde gezellig met Lien,
de heeren praatten over zaken, zoodat de
tijd voor de show begon, heel genoege-
lijk verliep.
Toen kwamen de eerste mannequins:
Bontmantels, de een al kostbaarder dan
de andere.
„Schitterend," zuchtte Lien, toen een
beeldige Persianer voorbij zweefde.
lijkheden zijn. Wij denken hierbij b v
aan de behandeling met ultra-violette stra
len van kuikens, volwassen kippen en
broedeieren; aan het zeer matig verwar
men der hokken in hoofdzaak om deze
vochtvrij te houden; aan het vorstvrij hou
den der drinkwaterbakken; de behande
ling der broedeieren met Röntgenstralen
e.d.
Alvorens te eindigen zij echter nog op
één ding de aandacht gevestigd. Juist in
het pluimveebedrijf komt het zeer veel
voor, dat door niet- of half-vakkundingen
geprutst wordt, of dat de pluimveehou
der zelf electrische toestellen kunst
moeders vooral vervaardigt, daarbij dan
nog liefst gebruik makende van minder
deugdelijk ekctrisch materiaal, dat in de
een of andere „vliegende winkel» of op
de markt wordt gekocht. Hiertegen kan
niet ernstig genoeg wor den gewaar
schuwd: dergelijke handelwijzen kunnen
niet alleen brangevaar medebrengen,
maar ook heel licht direct levens
gevaar voor diegenen, die met de elec
trische toestellen en weinig vakkundig
aangelegde electrische leidingen omgaan»
Het groote gevaar is, dat dergelijke toe
stellen en leidingen uitstekend kunnen
werken en de bezitter er heel tevreden
mee is, volkomen onkundig van de ge
varen, die hem, zijn gezin en zijn ar
beiders bedreigen, totdat het op een
goeden dag te laat is. Daarom kan niet
voldoende herhaald: laat alle werk
zaamheden aan uwe electrische installa
ties slechts verrichten door een vakkun
dig installateur, en draag dien ook het
toezicht en het onderhoud van uwe elec
trische toestellen op. Het kost U wellicht
een paar guldens per jaar méér dan
wanneer U het zelf doet of laat verrich
ten door den zoon uw buurman, „die
zooveel van electra afweet", maar wan
neer tengevolge van uw onvoldoende elec
trische installatie brand ontstaat en de
verzekeringsmaatschappij weigert uitbeta
ling der schade terecht omdat van
uwe zijde grove nalatigheid in het spel
is geweest, ja, dan is het te laat.
Om van persoonlijke ongevallen nog
maar njef eens te spreken Bij een goede
en vakkundig aangelegde electrische In
stallatie, waarbij b.v- uitsluitend materi
alen gebruikt zijn, goedgekeurd door de
N- V- tot Keuring van Electrotechnische
Materialen te Arnhem (de KEMA), js
daarentegen de kans op brand en onge
lukken practisch gesproken nul.
„Echt iets voor u, mevrouwtje," zei de
Bont, „mij dunkt, mijnheer Vechten, dat
u uw vrouw daarmee een groot plezier
zou doen."
„Ik vind deze jas mooier," merkte Jan
op, toen een mannequin in een prachtige
petitgris voorbij hun tafeltje wandelde, en
tot groote verbazing van zijn vrouw wenk
te hij een verkoopster en informeerde naar
den prijs.
„De grijze kost f2700 en de zwarte
f3000," deelde hij na een korte conver
satie met de verkoopster mee. „Nu, kies
maar uit, welke je de mooiste vindt."
„De Persianer,» meende de Bont, maar
mevrouw de Bont vond, dat petit-gris
jeugdiger stond-
Lien was sprakeloos. Zij kreeg even het
idee, dat Jan griep had gekregen en
ijlde, maar zij had geen tijd hierover na
te denken, want Jan verklaarde plotse
ling, dat je zooiets na rijp beraad moest
kiezen en sprak met de verkoopster af,
dat beide jassen den volgenden dag op
zicht zouden komen.
„Maar Jan,', fluisterde Lien," in deze
tijden zoo'n uitgave
Doch hij sneed haar protesten af met
de opmerking, dat de zaken goed gingen
en zij ook wat moest hebben.
Lien begon te denken, dat haar vriendin
gelijk had; het zien van al dat moois
maakte Jan zeker zoo royaal, maar, toen
haar man nog eenige avondtoiletten en
middagjaponnen op zicht bestelde, helde
zij weer naar het griepidee over en be
sloot hem direct, als zij thuis zouden zijn,
den thermometer aan te leggen.
„Heerlijk," vond mevrouw de Bont
„om weer zooveel nieuws te krijgen."
Lien knikte maar eens, zij vond het
eigenlijk griezelig al die extra-ordinaire,
luxe klecren; daar kwam nog een kapi
taal voor bijpassende hoeden, schoenen en
kousen bij. Als Jan dat nu ook gaf, werd
het heelemaal raar.
Eindelijk was de show ten einde. Bij
het verlaten der zaal ging Jan nog even
terug om de zichtzending goed te rege
len. Mijnheer de Bont bracht de Veehtens
in zijn auto thuis.
„Morgen kom ik bij u om dat bewuste
contract eindelijk eens definitief te rege
len," zei hij bij het afscheid nemen tot
Jan. „Het moet nu toch eens eindelijk in
orde komen."
„Prachtig," merkte Jan, thuisgekomen,
op. „Het contract komt eindelijk voor el
kaar. Hij schijnt nu toch van mijn ka
pitaalkrachtigheid overtuigd' te zijn. Je
snapte natuurlijk direct, dat het bestel
len van al die dure di'igen geen ernst
was! Heb ik het niet handig aangelegd?
Toen ik de laaiste maal terug ging heb
Op 27 September 1934 is te Haarlem
een bijeenkomst gehouden van vertegen
woordigers van de Vredes-organisaties in
Nederland, ten einde een comité samen
te stellen, hetwelk tot taak heeft een:
groote actie te voeren voor de afschaf
fing van de particuliere wapenindustrie.
Het resultaat van de gehouden bespre
kingen is, dat de bovengenoemde actie
thans definitief zal worden doorgezet.
Reeds was op 19 Juli 1934 een voor-
9bereidende vergadering belegd, waar een
algemeen plan van actie werd ontvouwd
en een voorloopig dagelijksch bestuur
benoemd. De actie AP.W.I. (afschaf
fing particuliere wapenindustrie) zal als
een „vak" worden beoefend en met mede
werking van deskundigen door een Bu
reau worden gevoerd. Dit Bureau is ge
vestigd te Haarlem, Langendijkstr. 13.
Als secretaris en Bureau-leider is benoemd
de heer W. A van Sonsbeek. Als voor-
zitstei werd gekozen Mevr. M- v. d. Colk-
Schniidt en als penningmeester de heer
Morlang, allen wonende te Haarlem.
Het doel van de act"* ia: door groote
public iit.it en docr het verspreiden van
gedocumenteerde gegevens omtrent dei
praktijken van de particuliere wapenindus
trie ten slotte, onder invloed van
den volkswil, te kom*n fo» Regeerings-
ma at regelen, waardoor de part. wapen-
fabricage wordt VEF BODEN en VER
HINDERD. Gestreefd /al worden naati
internationaal contact waardoor de.e ac
tie stelselmatig over de geh^elc wereld
zal worden gevoerd-
Daarmede allee* zal het uiteindelijk
doel van de Vrcdes-criisnisaties natuurlijk)
nog niet zijn beretL doch men wil nu
samengaan, om alihans te verhinderen,,
dat particuliere groepen door geweten-
looze praktijken ongehoorde wi rien ma^
ken door de fabricage van oorlogsmate
riaal. Het is immers bekend, dat deze
groepen voor hun financieele belangen de)
volkeren tegen elkaar opzetten, onrust en
wantrouwen zaaien, totdat als resultaat
de onvermijdelijke catastrophe komt eri
de bedrijfsraden zullen moeten betalen.
Hiertegen wordt thans krachtig stelling
genomen. Als basis voor deze" actie is
vastgesteld, dat zij zonder politieke bij
oogmerken zal worden gevoerd. Op deze
basis zal het een ieder, die zich tegen
de particuliere wapenbafricage verzetten
wil, mogelijk zijn, de actie te steunen»
Het Comité A P W I. doet daarom een
beroep op het Nederlandsche volk, ten
einde een groote campagne tegen de
boven omschreven misbruiken mogelijk te
maken.
Het Bureau A P W-L, dat onder leiding)
van het Dag. Bestuur spoedig enkele
gesalarieerde krachten aan het werk zal
moeten zetten om haar actie volgens de
plannen te kunnen voeren, vraagt financi»
eelen steun aan het Nederlandsche volk.
Millicenen geeft de particuliere wapen,
industrie jaarlijks uit om de ONTWA
PENINGSPLANNEN te doen MISLUK
KEN, het Comité A-P-W-I. vraagt van dd
Nederlandsche burgers slechts een kleine,'
maar vaste, maandelijksche bijdrage, om'
te pogen den OORLOG te VERHINDE
REN. De afschaffing van de particuliere
wapenindustrie is de eerste schrede on
den positieven weg, die leidt naar den
Wereldvrede. Het is thans aan het Nei
derlandsche Volk om te toonen, dat het)
bereid is, dezen weg te gaan.
Men storte ten spoedigste een bijdrage
op POSTREKENING 191713 ten namO
van W. A- VAN SOONSBEEK, HAAR
LEM, onder motto A P W-I. en met ven
meiding of het een wekelijksche of een
maandelijksche bijdrage is. Ook zullen
steunbonnen worden uitgegeven.
ik alles afbesteld."
„Ik dacht, dat je griep had," zei Lien^
berustend in de ged; chfe het-wasTe-mooi-
Om-waar-te-zijn.
En toen zij later aan tafel gingen, zes
Jan:
„Wil je wel gelooven, dat ik al die
kostbare dingen niet eens mooi vond.
Neen, dan zie ik veel liever zoo'n aardig,
eenvoudig jurkje als je daar aan hebti
Eenvoud gaat bij dameskleeding boven
HET BELETSEL.
„Ik wou, dat ik dien lammeling val
een neef van mij onterven kon!"
„Nu, de wet verzet zich daar toch niet
tegen)?'»
„Weet ik! Maar ik heb niets om tö
vermaken!"
HIJ HAD ZE LIEVER ZELF
VERDIEND.
Patiënt: „ik heb al wel duizend gul-
den aan dokters uitgegeven."
Dokter-. „Was u dan maar eerder bij
mij gekomen."
f pond
3 ons Al
3 rol Bes
2 pond 1
3 ons Ct
2 potjes
Edam. K
3 pond*
3
Fond. Bo
B
TEL. 31
Steed9 v<
sche F
SOES')
Bel
opa
tari
AANBE
si
Ml
M.
M
Levering
Vertsulzl
iiuiiiiniiiiiii