ons 51 MIES KIMSAVÖN© HRMS.ï soRtfeswt zwart* trappai #M Nlcohai op Bóf-iol SINTERKLAASAVOND. Een kleuterversje. Woorden en Muziek Anton JLaffrée. Boem, boem, boem! Wie rommelt op de trappen? De Zwarte Piet maakt grappen! Kom maar binnen, 'k ben niet bang, Tc Was wel zoet een heel Jaar lang. Tc Zal een versje zingen, Vroolijk dansen, springen. Boem, boem, boem! Dag Sinter Klaas, mag 'k even Aan u een handje geven? Hebt u ook aan mij gedacht, Lekkers en wat moois gebracht? "k Zal wat voor u zingen, Vroolijk zijn en 'springen. Nicolaas gekregen. De wenschen van Karei waren ook vervuld. Een verfdoos en eenige boe ken had Sinterklaas voor hem meegebracht. Hij kikkerde er werkelijk een beetje van op. Toen de kinderen allemaal een kop chocola en een groot stuk boterletter hadden gehad, sloeg het klokje van gehoorzaamheid. Het was al tien uur en ze moesten naar bed. Karei ging met de geschenken in zijn arm de trap op. Daar kwam hij bij het gangetje, dat uitliep op het plat en plotseling moest hij weer denken aan Hans. Zou hij nog even gaan kijken? Karei liep naar het platje toe. Hij opende het achterluikje van het hok en „Vader, moeder, kom eens gauw kijkenlllll" „Wat is er jongen?" „Hans is terug! Hans is terug! Kijk maar!" lachte Karei. En inderdaad. In het hok zat, parmantig en netjes, de kropper. Hij at van de zaadjes die nog in het bakje lagen. „Zie je nu wel dat het een échte postduif was!" riep Karei, als hadden zijn vader en moeder dat altijd betwijfeld. „Hij is natuurlijk een reuze eind weg geweest. In China of zoo iets." Vader lachte. „Dat is misschien wel een beetje vér, jongen" zei hij. „Maar het voornaamste is: Hans is te ruggekomen!" Karei knikte. „Dat is het fijnste Sinterklaascadeau, dat ik ooit heb gehad", zei hij toen. SIMON CARMIGGELT. BRIEF VAN 1ZAAK AAN SINTERKLAAS Sinterklaasik wou U schrijven Waaraan ik al wéken denk. M'n voornaam is dat wéét U Iza&h Maar.m'n tweede naam is Henk. Ik wil niet begeerig wezen maar.een I-tje is zoo klein. 'k Heet óók Henk, dus óók een H-tje zou me welgevallig zijn. Moeder zei: wanneer je cijfers van 't rapport behoorlijk zijn Geeft de Sint je veel geschenken En dat snapt U vond ik fjjnl Tienen stonden niet geschreven op 't rapport dat 'k kreeg helaas.J Maar als 'k alle cijfers optel. Krijg ik twintig, Sinterklaasl Sinterklaas, ik wou nog schrijven, Dat 'k nooit uit de strooppot eet 'k Lust véél liever suiker, ziet lil lzaak (die ook Henkie heet). Suze Landstra. EEN RAADSELTJE. Mijn geheel bestaat uit zeventien letters. Het zijn de namen van twee bekende personen. 14 en 10 Zoo wordt vader dikwijl* genoemd. 4, 2, 5 en .13 Een aantal. 7. 15, 11 en 17 Waarin bijvoorbeeld Sinter* klaasgeschenken kunnen worden verpakt 16, 12 en 6 Iets dat de menschea graag ba» houden. DE SCHAATSEN. JHoe Sint Nicolaas zich In het adres Vergiste en hoe Piet het goed maakte.) Op den schoorsteen W| Kees van Laar tbui* Hond een kleine spaarpot Het was zoon g«- fefllge spaarpot met een ondeugenden jongen er fp, die door een verschrikkelijk dikken agent Werd achterna gezet es. Kees was er nooit achter «ekomen, waarom de jongen zoo hard wegliep; hij begreep alleen, dat hij niet veel goeds had «dtgevoerd. Belletje getrokken misschien? Die spaarpot was iets, waar Kees heel trotsch *>P was. En dat was geen wonder. Alles wat bij kreeg op zijn verjaardag of bij een onverwacht bezoek van een oom of een tante van buiten de stad stopte hij in de smalle gleuf bovenin. En niet alleen alles wat hij kreeg, maar ook als hij wat verdiende. Wanneer hij bijvoorbeeld voor zijn vader een paar schoenen wegbracht de vader van Kees was namelijk schoenma ker dan gebeurde het wel, dat hij even moest wachten. Dan kreeg hij nu eens een paar centen, dan weer eens een stuiver. Dat was eigen ver diend geld en ook dat ging de spaarpot in. Kees luisterde altijd aandachtig naar het geluid, waar mee het geld in het busje viel. En of het nu verbeelding was of niet. maar het was* net of dat zelf verdiende geld met een veel mooier ge luld naar binnen rinkelde dan dat wat je zoo maar kreeg en waar je niets voor hoefde te doen. Het was midden November, toen Kees meer dan ande-s naar zijn spaarpot toeliep, hij nam bet busje telkens op en woog het op zijn hand. Af en toe wilde hij wel dat hij er doorheen kon zien. Maar dat ging niet: blik is nu eenmaal geen glas. Het eenige wat Kees kon doen was eens flink schudden. Dan hoorde je tenminste den inhoud rammelen, maar veel schoot je er toch niet mee op. Aan het geluld alleen kon je niet hooren hoeveel er in zat. Waarom stelde Kees vooral zooveel belang In zijn spaarpot toen het midden November was? Dat zal ik jullie vertellen. Als het de laatste, dus den 30sten November was, dan haalde de vader van Kees een groot stuk bruin pakpapier te voorschijn, zoo'n stuk waar anders altijd de schoenen in werden gepakt. Dit maal was het echter niet voor schoenen bestemd. Waar dan wél voor? Wel, voor de spaarpot van Kees. Daar werd een keurig pakje van ge maakt en vader schreef er op in mooie rondschrift- letters: Aan Sint Nicolaas. Madrid. Spanje. Zoo ging de spaarpot van Kees de deur uit en er was een briefje bij Ingesloten, dat Kees Hst waren een pMr niet te lezen kreeg, hoewel hij wel een beetje wist, wat zijn vader |r in geschreven had. Kees had ditmaal met nog meer spanning dan >nders den 30 sten November afgewacht. Toen bet eindelijk zoover was, mocht hij zelf zijn Jpaarpot inpakken, want zijn vader had het te druk. En ook de moeder van Kees had geen tijd om te helpen. Dat kwam omdat de familie van Laar juist twee dagen van te voren ver huisd was. Kees had deze keer een heele groote wensch. Hij wilde dolgraag een paar schaatsen, een paar tchte Friesche schaatsen. Die waren niet goed koop. En nu zat er wel aardig wat in het busje en het woog vrij zwaar, maar het waren toch meest jenten, die er in zaten Toch had Kees het er maar op gewaagd en zijn vader zijn lievelingswensch verteld. Haastig had vader van Laar het adres en het begeleidend briefje geschreven en zoo ging de spaarpot van Kees de deur uit. Het was 3 December, toen moeder van Laar 's morgens wat op bed bleef liggen. Ze had hoofdpijn. Later op den dag moest d» dokter komen en toen bleek, dat ze een flinke griep had. Het was de schuld geweest van de ver huizing, die middenin de gure winterdagen had plaats gehad. Dat werd een trieste dag in het huis van den schoenmaker. Kees moest thuis blijven van school en met zijn vader moest hij al de dingen doen, die moeder anders deed. Moeder zelf lag met een bleek gezicht op bed. Als Kees kwam vragen hoe het ging, dan lachte ze een beetje en zei, dat ze den volgenden dag weer beter was, maar Kees geloofde het maar half. Er was den volgenden dag dan ook nog geen sprake van, dat ze op mocht. Het gewone eten mocht ze ook niet hebben, alleen maar pap melk en een ei. En verder vruchten, veel vruchten. .Vader", zei Kees dien middag, „ik wou, dat u een nieuw briefje schreef naar Sint Nicolaas". „Waarom?" vroeg deze verbaasd. „Om mijn spaarpot terug te vragen", zei Kees. „Voor het geld, dat er in zat, hadden we mooie druiven voor moeder kunnen koopen. Daar houdt moeder zoo van en dan zou ze vast weer gauw beter zijn." „En je schaatsen dan, Kees." „Die kan ik het volgend jaar wel krijgen," antwoordde Kees, „en misschien is er dit jaar niet eens ijs, dan zou ik er toch niets aan hebben." „Je bent een lieve jongen." Vader van Laar streek zijn zoon over zijn donkere krullen. Dien zelfden middag nog zag Kees zijn vader een briefje schrijven. Dat werd dadelijk wegge bracht en des avonds al kwam er een mandje met prachtige druiven, en er kwamen nog peren en perziken ook bij. „Aan wie heb ik dat te danken?" vroeg Kees' moeder blij en verrast. „Aan Sint Nicolaas", zei Kees en hij knip oogde eens tegen zijn vader. Hij had afgesproken, dat ze niet tegen moeder zeggen zou den, dat het van het geld uit Kees' spaarpot was. Moeder van Laar werd vlug beter. „Ik geloof wer kelijk, dat het van die heerlijke vruch ten van Sint Nico laas komt", zei ze telkens weer en dan moest Kees zich omdraaien, want dan kreeg hij een kleur van blijdschap. Toen het 5 De cember was, mocht moeder het bed uit. Kees en zijn vader hadden er voor ge zorgd, dat de kachel nieuwe schaatsenflink brandde, en daar zat moeder nu weer met een gelukkig gezicht. 's Avonds werd er als gewoonlijk dampende chocolademelk geschonken. Toen het tegen half acht liep en er nog steeds niet heftig aan de deur gebeld was, zei moeder: „Ik begrijp niet waar Sint Nicolaas blijft". „Nee", zei vader, terwijl hij zijn zoon aan keek, „ik begrijp het ook niet goed." Toen schoot Kees plotseling iets te binnen, een prachtige oplossing. „Ik weet het", riep hij uit. „Sint Nicolaas weet natuurlijk niet, dat wij verhuisd zijn. Toen is hij naar het oude huis gegaan en daar wisten ze niet waar we woonden." Hij had nog niet uitgesproken, toen er ge weldig hard aan de bel getrokken werd. „Wat zou dat zijn", vroeg Kees' vader. Hij liep naar de voordeur. Kees en zijn moeder hoorden even later druk praten in de gang. Toen kwam vader van Laar terug. Hij droeg een pakje, dat hij dadelijk aan Kees gaf. „Wie was het", vroeg moeder. Vader glimlachte. „Onze jongen had gelijk", zei hij. „Sint Nicolaas had zich in het adres vergist en er niet aan gedacht, dat wij verhuisd waren. Maar Piet den knecht schoot het op het laatste oogenblik nog te binnen. Piet dacht Ineens aan het extra- briefje, dat hij gekregen had en toen wist hij meteen weer ons nieuwe adres." „Wat was dat voor een extra-briefje?", vroeg moeder nieuwsgierig en ze keek Kees aan. Maar die hoorde niet dat hem wat gevraagd werd. Met een hoogroode kleur zat hij te kijken naar wat hij zoo juist had uitgepakt. Het waren een paar fonkelnieuwe schaatsen... HAN G. HOEKSTRA. Een kteutefver^j'e. HANS IS ER VANDOOR. De Sinterklaastijd was voor Karei altijd het prettigste deel van het jaar geweest Waarom wist hij eigenlijk niet zoo precies. Je kreeg ca- deaux en dat was fijn natuurlijk, maar als je jarig was, waren die er toch óók, en toch vond Karei den verjaardag van Sint Nicolaas prettiger dan zijn eigen verjaardag. Het was op straat altijd zoo gezellig. De winkels waren verlicht of het feest was en voor iedere étalage kon je eigenlijk wel een uur lang blijven kijken, zóó mooi was alles wat erin was uitgestald. Karei was in het begin van December, als de Sint op reis naar Nederland was, altijd in de beste stemming. Ja, Sinterklaasfeest was heerlijk! Hoe kwam het toch dat Karei dit jaar, in het begin van December, heelemaal niet blij was? Integendeel. Hij keek, wat je noemt sip, en de heerlijke avond, dien hl] in het vooruitzicht had, kon zijn slechte stemming nauwelijks ver beteren. Ik zal jullie vertellen hoe dat zat In het einde van October was de oom van Karei, oom Hendrik, op een goeden dag met een prachtig geschenk voor zijn neefje komen aan zetten. Weten jullie wat dat was? Een mooie duif was het Karei had namelijk een duiven hok getimmerd op het platje aan de achterzijde van het huis. Hij wilde duiven gaan houden, want hij had daar zooveel van gehoord, dat hij de genoegens van het bezit van een paör mooie duiven zélf wilde meemaken. Het hok was, na een paar vrije middagen hard werken, kant klaar, maarde duiven lieten op zich wachten. De vader en moeder van Karei voel den namelijk weinig voor de nieuwe liefhebberij van hun zoontje. Ze zeideni „Maak jij je huls- werk maar en hang niet den geheelen dag op het platje." Daar was misschien wel iets van waar. Karei was namelijk zóó geestdriftig voor de duiven- houderij, dat hij z'n sommen en z'n taallessen wel eens vergat... Maar, zooals ik al zei: oom Hendrik bracht op een mooien Octoberdag de eerste bewoner voor het hok. Het was een prachtige duif, een kropper, zooals Karei da delijk vakkundig zeide. Het beest had vast niet zoo'n beetje gekost, want het was een postduif. Dat k<?n je zien aan helwitte knobbeltje op den snavel. Jullie begrijpt, dat Karei dól-gelukklg was met z'n duif. Hij zette het mooie beest in het splin ternieuwe hok, ging er wel vijf keer per dag naar kijken, bracht even dikwijls voer en drinken, kortom leefde als het ware met en bij het dier. Alles ging goed tot het vreeselijke op een kwel den dag, in het einde van November, gebeurde. Toen Karei naar boven ging, om naar z'n krop per, dien hij „Hans" had gedoopt, te kijken, bleek het hok leeg te zijn. Het deurtje stond open en Hans was verdwenen. Karei werd bleek van schrik. Toen rende hij naar buiten en keek in de lucht. Niets te zien natuurlijk. En... al wès Hans daar ergens in de wolken geweest, dan had Karei hem nog niet terug gehad. Je kunt een duif nu eenmaal niet navliegen. Bijna huilend ging Karei naar zijn vader en moeder en deelde het treurige nieuws mede. Hoe het kwam, dat Hans uit het hok had kunnen komen, begreep niemand. Vast stond in ieder geval, dat hij weg was. „Misschien komt hij morgen weer terug, jong" zei oom Hendrik, aan wien Karei de vlucht van z'n duif natuurlijk dadelijk ging vertellen. De jongen leefde op. „Zoudt li denken oom?" „Ja jongen, ik geloof, dat het wel mogelijk is. Het is toch een postduif!" Maar jawel. Den volgenden dag was Kareis eerste gang natuurlijk naa- jet hok. En dat was nog altijd leeg... Ook de daarop volgende dagen liet Hans niets van zich hooren. Hij scheen de vrijheid te verkiezen boven het verblijf in het mooie hok, want in ieder geval wès en bleef hij weg. Kijk, daarom was Karei zoo triestig toen het tegen Sinterklaastijd liep. Misschien, dacht hij, krijg ik wel een andere duif, maar toch... Hans was iets bijzonders. Die was niet gemakkelijk te vervangen. Het was op den avond van 5 December, en in het huis van de familie Hallema werd het Sinterklaasfeest gevierd. Karei zat met zusjes en broertjes om de tafel. De pakjes waren uitgepakt en ieder had de mooiste geschenken van St VERGETEN. Hannle was «en zéér vergeetachtig meisje. Ze kon geen ochtend op school komen of ze had haar sommenschrift, of 't rekenboek thuis Jateo liggen. De onderwijzer had haar al dikwijls straf gegeven, maar het scheen dat Hannie het maar niet af kon leeren. Op Sinterklaasavond zat Hannie vol verwach ting aan tafel. Ze had een lange verlanglijst naar den Sint gestuurd. Ja, dat had ze nu eens niet vergeten! Om negen uur werd er gebeld en kwam Sinterklaas met Piet binnen. De uitdeeling van de geschenken begon al dadelijk en de broertjes en zusjes van Hannie kregen allerlei moois. Hannie wachtte en wachtte, maar... voor héér kwam er niets! Eindelijk scheen de Sint alles te hebben uitge pakt Hij gaf vader en moeder een hand en wil de weggaan. Dat werd Hannie toch te machtig! „Sinterklaas", zei ze met een hoog stemmetje, „ik heb nog heelemaal niks gehad". De Sint keek verwonderd. „Och ja, jij bent Hannie hè?" zei hij toen. „Nou, dat is toch ook wat Nu heb ik me daar glad vergeten om voor jou wat mee te brengen!" Hannie huilde tranen met tuiten. Ze kon bijna niet tot bedaren komen. „Nu zie je eens, kind, hos vervelend die vergeetachtigheid kan zijn", zei moeder. De Sint kwam naast Hannie staan. „Wacht eens even kleine meld", zei hij toca lachend. „Ik was bijna vergeten te zeggen, dat er in de gang een paar pakjes voor ]t lig gen. Misschien zit dóór wel iets in Hannie was haar droefheid van zooeven voé- komen vergeten. Ze rende naar de gang ent ja wel hoor. Daar lagen drie pakjes en daarin zaten de dingen, die ze het liefst had willen hebben. Stralend van vreugde kwam ze weer in de hute- kamer. De Sint was al weg. Maar het gevolg van het kleine lesje, dat hj Hannie had gegeven, was, dat zij in het vervolg beter oppaste en nooit meer iets vergatl

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1935 | | pagina 2