voor
HOh*.
UtMton
DIEPZEEVISSCHEN IN HUN
NATUURSTAAT.
In een stalen W1 naar 670 m. diepte,
door
Dr. William Beebe te New-Yerk.
vanzelf, dat de spijkers loodrecht Inge
slagen moeten worden op gelijke af*
standen.
Tenslotte moeten we een klein stukje
blik ombuigen, om het metalen hengeltje
te krijgen, dat met kleine spijkertjes aan
den achterkant wordt vastgezet.
Een klein blikje roode lak zal er veel
toe bijdragen om een prachtig stuk eigen
gemaakt speelgoed te hebben.
S
LACH EN VERGEET.
Mevrouw (tot nieuwe dienstbode):
Maar ik zeg je van te voren, meisje..
vrijers komen er in mijn huis nietl
D i e n s t b o de: Ook niet noodig me-.
V-.UW, ze komen wel met mij mee!
De ramp.
Wel, zegt Bommelmans tot z'n vriend,
ik heb gehoord, dat je een oude spoor
weg gekocht hebt, om een weekendhuis
van te bouwen. Is dat waar?
Ja, knort Grommelmans, dat is zoo!
En... r :t Bommelmans verder, ben
je tevreden?
Neen, integendeel moet je weten,
daar hebben de Rijksspoorwegen me een
niet-rooken-wagen geleverd!
Uitgelokt,
Ik heb gezien, Erika, dat meneer Hols-
kamp je kuste! Nooit had ik van je wil
len gelooven, dat hij tot zoo iets in staat
zou zijn.
Om u de waarheid te zeggen, mama, ik
óók niet! Ik heb zelfs om een doos bon
bons met hem gewed, dat hij het niet zou
durven wagen.
Zakenman in den dop..*
Met Kerstmis heeft Fritsje een trom
mel gekregen... En Fritsje trommelt van
den morgen tot den avond.
De buurman roept het broertje van
Frits bij zich en zegt: ,,Wil je een gulden
verdienen, beste jongen?
Klaar als een klontje, zegt die grinne-
kend.
Hier heb je er een, maar dan moet je
zorgen, dat morgen de trommel van je
broertje kapot is!
Komt in orde, buurman!
Twee dagen laterj
Buurman ontmoet Kareltje weer
Hoor eens, beste jongen, hèb je nu de
trommel van je broertje kapot gemaakt?
Ja zekerl
En er wordt nog maar steeds getrom
meld in jullie huis! Het is om gek van te
worden.
Wel ik heb voor die gulden zélf
een trommel gekocht, zegt Kareltje...
T oekomstdroom.
Passagier (tot piloot van 't stratos-
feervliegtuig)Meneer de vliegenier,
wat is er te doen? We gaan opeens
zoo langzaam!
Piloot: Ja, dat is steeds zoo, als we
door de Melkweg vliegen. Dan slaat
de propeller de melk tot boter en ko
men we maar langzaam vooruit!
M
De beide zijkanten worden schuin af
gezaagd, van boven naar beneden toe en
wel zóó, dat de voorkant ongeveer zoo
hoog is als één vierde gedeelte van den
achterkant, terwijl de voorzijde van de
kist de helft van deze hoogte moet
worden.
Van de afgezaagde deelen maken we
een latje, dat even groot is als de voor
kant en spijkeren dit aan den binnen
kant tegen de zijwanden vast, zóó, dat
er een kleine afstand tusschen beide
plankjes is (C). De deksel van de kist
wordt passend gemaakt aan de binnen
ste van het kastje en hierin geplaatst en
parallel ••'et de zijwanden schuin vast
gespijkerd, dat hij steunt op C.
Om de kleine nummerhokjes te maken
(D), moeten we kleine dwarsplankjes
tusschen S en den voorkant maken en
vastspijkeren. Op de plank (B) worden
de spijkers ingeslagen op zulke afstan
den, dat de knikker er zonder moeite
tusschendoor kan dansen. Het spreekt
De vijftieende expeditie van de afctee-
ling voor tropisch onderzoek van het
Dierkundig Genootschap te New York
heeft met het jacht „Antares" een maand
lang gekruist tusschen de Boven-de-
windsche Eilanden. Union, de Tobago-
eilanden, Barbuda en het Nederlandsche
eilandje Saba werden bezocht en een
groote hoeveelheid materiaal kon ver
zameld orden betreffende de visschen,
die in ^..ze wateren leven. Daarna was
er nog tijd voor de zestiende expeditie,
waarbij zevenmaal in een hermetisch af
gesloten bol menschen in den Oceaan
afdaalden om aanvullende gegevens te
verzamelen omtrent de levenswijze der
visschen in de wateren rondom Bermuda.
Degrootste diepte, welke bereikt werd,
bedroeg 670 M.; bij die gelegenheid bleef
de bol een uur en vier minuten onder
water. Tijdens de laatstgenoemde expe
ditie werd het station voor biologisch
onderzoek op Bermuda als hoofdkwartier
gebruikt, terwijl in een huisje met vijf
kamers het laboratorium werd ingericht.
Voorbereidingen voor het duiken.
Na onze expeditie van 1930 was de
stalen bol geheel in het vet gezet; voor-
wij. er nu gebruik van konden maken,
moest hij schoongemaakt, zorgvuldig na
gekeken en geverfd worden. Hij was wit
geweest, doch wij besloten hem nu don
ker marineblauw te verven om hem min
der zichtbaar te maken voor de visschen.
Hij werd vervolgens aan boord van de
„Freedom" gebracht een schip dat wij
om zijn ruime dek en lage verschansing
hadden uitgekozen, maar dat alles be
halve zeewaardig bleek te zijn. Den eer
sten dag moesten wij in allerijl naar de
kust terugstoomen, omdat het schip vol
lekken bleek te zitten en het water al
bijna de machines had bereikt
Voordat er menschen met den stalen
bol worden neergelaten, wordt er altijd
een proefduiking mee verricht tot groo-
tere diepte dan waartoe men van plan is
te dalen. Voordat wij onze recorddiepte
bereikten, lieten wij hem dan ook neer
tot 900 M. diepte en haalde hem daarna
weer op. Als hij niet meer dan 30 M.
yan de wateroppervlakte verwijderd is,
wordt de bol zichtbaar, maar zijn ultra-
marijnkleur doet zich dan aan ons oog
voor als lichtblauw. Toen hij ditmaal
boven kwam, bleek een der vensters
door het water te zijn ingedrukt; de bol
zat vol water en wij waren bepaald
dankbaar, dat wij er niet in hadden ge
zeten. Het water spoot er uit met ver-
electrisch licht bevonden zich in een
rubber kabel, die om de 30 M. met bind
touw werd bevestigd aan den stalen ka
bel, waaraan de bol werd neergelaten.
Nu werd er op de ronde, 180 Kg.
zware schijf, die tot afsluiting voor den
bol diende, loodwit gesmeerd om een
vast aaneensluiten van staal op staal te
verkrijgen. De tien gaten in den rand van
de schijf pasten precies op tien uitsteek
sels rondom de opening in den bol; met
tien groote koperen moeren werd ver
volgens de schijf bevestigd en de twee
ton wegende stalen bol ging overboord.
Dat is het me-est kritieke oogenblik, want
juist tusschen twee golven in moet men
den bol onder den waterspiegel laten
verdwijnen. De telefoon werkte uitste
kend en de diepte, waarop wij ons be
vonden, werd ons met geregelde tus-
schenpoozen opgegeven. Ons groote
avontuur was nu werkelijk begonnen!
Een halve mijl onder den zeespiegel.
De diepten, waarop wij zijn afgedaald,
werden daardoor voor de eerste maal
ontsloten voor de menschelijke waarne
ming. Vanuit een duikboot ziet men geen
visschenleven, slechts het groene water
van de bovenste lagen der zee. Maar
toen wij gedaald waren tot op een diepte
van 500 M., zagen wij nog slechts een
pikzwarte zee, waaruit ook de laatste
donkerblauwe weerschijn was verdwe
nen. Toen was ons eigenlijke doel: de
diepte, waarin geen licht van boven meer
doordrong, bereikt, maar wij daalden
nog verder. Een enkele maal maakten wij
gebruik van het electrische licht, doch als
regel bepaalden wij ons er toe, het leven
van de diepzeevisschen in den natuur
staat, d.w.z. in het donker waar te ne
men. En dat was buitengewoon interes
sant!
Wij konden slechts zien bij het licht,
dat de dieren zelf of andere dieren in de
onmiddellijke nabijheid uitstraalden. Het
trof ons, dat deze diepe wateren zoo
dicht bevolkt waren, terwijl de dieren
Wij hebben ook nieuwe soorten ont
dekt; op 640 M. diepte zagen wij twee
langgerekte, ongeveer 2 M. lange vis
schen, die deden denken aan de barra
cuda, een groote West-Indische zee-
visch. Door lichtende weefsels konden
wij de groote oogen onderscheiden en
den vervaarlijken bek met lange rijen
kromme tanden en een ver uitstekende
onderkaak. Langs de zijden hadden zij
een rij van een kleine twintig lichtblauwe
lichtpunten van flinke afmetingen. Aan
de buikzijde hadden zij twee lange ten
takels met lichtende organen aan het uit
einde. resp. roodachtig en blauwachtig
gekleurd.
A 4 Duiken bij de kust.
Schets van het onderzeesche gebergte, waar de
ging. Aan den anderen kant ziet
vaarlijke kracht en hulde het geheele dek
in een mist. Eindelijk konden wij ons wat
dichter erbij wagen; toen er geen water
meer uitliep en de bal slechts halverwege
met water was gevuld, constateerden wij
dat dit ijskoud aanvoelde. Het bleek
een temperatuur van 56 graden Fahren-
heit te hebben, zoodat het ongeluk op
minstens 600 M. diepte moest zijn gepas
seerd.
Wij gaan naar beneden.
Toen de bal gerepareerd was, werd hij
opnieuw neergelaten bij wijze van proef
en ditmaal ging het goed. Nu werd hij in
allerijl geladen met alles wat de duikers
noodig zouden hebben. Het voornaam
ste waren de zuurstofflesschen, die pre
cies 2 liter zuurstof per minuut moesten
uitlaten, niet minder, maar ook niet meer.
Nu klom ik met mijn medewerker Barton
in den bal. want wij wilden nog den
zelfden dag onze kans wagen. Nog een
paar instructies werden er gegeven en
wij spraken noodsignalen af voor het ge
val dat de telefoon niet meer zou wer
ken. De draden voor de telefoon en hot
stalen bol bij het optrekken rakelings langs
men het strand uit den ijstijd.
zich dikwijls gedroegen op de meest on
verwachte wijze. De kleur van het licht
was in de meeste gevallen lichtblauw;
ook lichtgroen kwam veel voor, maar
roodachtige or rose tinten waren zeld
zaam. Wat vooral mijn aandacht trok,
was het feit dat elk licht, groot of klein,
aanhoudend of intecmitteecend, scherp
omlijnd wak en niet vervloeide. Twee
maal zagen wij lichtflitsen, die niet an
ders dan verblindend genoemd konden
worden; verscheidene seconden daarna
zag ik den indruk, dien zij op mijn net
vlies hadden gemaakt, nog voor mij.
Onze lichaamswarmte en het af en toe
laten branden van de 1000 Watt-lamp
hielden de temperatuur in den bol op
ongeveer 70 graden Fahrenheit, doch
daarbuiten bedroeg de temperatuur 53
graden en de wanden voelden koud en
(schijnbaar) vochtig aan. Van den hoo-
gen druk, die In het water op deze diepte
moest heerschen, bemerkten wij echter
niets; als wij niet beter wisten, zouden
wij geneigd zijn om aan te nemen, dat hij
niet bestond. Toch drukte het water met
een kracht van M00Q Kg. op elk Ivarts-
Behalve o^re afdalingen tot groote
diepten in de open zee, doken wij ook
tot diepten van 15 a 100 M. dicht bij de
kust. In het meestal zeer heldere water
tusschen de koraalriffen kan men uitste
kend zien. De bol wordt dan door middel
van een lang houten roer bestuurd; na
deren wij een rif, dan laten wij ons een
eind optrekken. Alle koraalformaties,
wierafzettingen en visschen van 5 c.M.
of meer kan men zien en identificeeren.
Vele visschen bleken op grootere diepten
dan 6 of 8 vademen en een mijl of meer
van de kust af veel grootere afmetingen
te hebben dan hun soortgenooten, die
ooit gevangen zijn en dan ondanks het
feit, dat men in de omgeving van Ber
muda nog wel hengelt tot op diepten van
900 vademen.
Verder bleken daar het meest talrijk
voor te komen de chromis cyaneus
(blauwgekleurde visch) en de sardinella
aurita (gladd sardin). Toch staat de
eerstgenoemde soort bij de1 fauna van
Bermuda alleen vermeld ter wille van
een vaag bericht van zeventig jaar ge
leden, terwijl de tweede soort uiterst zel
den nabij de kust wordt gezien. In de
diepten zagen wij echter scholen van
honderden chromis en tienduizenden
sardinelias; op het gezicht van onzen bol
zwommen de laatstgenoemden als op
commando tegelijk naar beneden; ze pas
seerden ons als een menigte langwerpige
zilveren regendruppels.
Een groot gedeelte van den Oceaan
bodem is in kaart gebracht en beschre
ven. Na het passeeren van een bergrug
kwam ik ineens in een „onderzeesche
woestijn", zonder eenig teeken van leven
en onderaan een bergwand vol soleten
en uitstekende rotspunten zag ik dat
gene, wat tijdens den laatsten ijstijd op
Bermuda het strand geweest moet zijn:
wit zand met diepe groeven, aan den
voet der rotsen bedekt met kiezel
steentjes en schelpen, die door het water
geheel waren afgesleten.
venster, waardoor wij onze omgeving
bekeken en met een kracht van 5120000
Kg. op den bol als geheel.
Duiken onmisbaar voor ons werk.
Wij zagen nu b.v. reusachtige alen
(serrivomer)die bijna altijd in paren
zwemmen; deze dieren hebben geen lich
tende organen, doch we konden ze
steeds duidelijk zien. De reden hiervan
moet zijn geweest, dat er tallooze uiterst
kleine diertjes in het water licht uit
straalden bij het passeeren van de alen,
hoewel die diertjes zoo klein waren, dat
wij ze niet afzonderlijk konden waarne
men. De reusachtige roode crustaceën
Notostomus en Gnathoph msia werden
in onze netten het talrijkst gevangen op
800 vademen en slechts 2 maal op 600
vademen, terwijl wij ze nu reeds zagen
op een diepte van 260 vademen. Ook
hieruit blijkt het ontoereikende van de
methode om alleen met netten op onder
zoek uit te gaan.
DE KNIKKER-WATERVAL.
Een aardig stuk speelgoed, dat men zelf
kan maken.
Zelfgemaakt speelgoed geeft den
schenkers, maar dikwijls ook den kinde
ren meer voldoening dan het mooiste dat
in een winkel gekocht werd. Wie bij
gaand zelfgemaakt speelgoed bekijkt, zal
spoedig begrijpen, hoe het spel gespeeld
wordt.
In het kleine metalen hengeltje laat
men een knikker vallen, deze rolt naar
beneden en over de plank met de vele
.«•pijkers.
Deze spijkers versperren den knikker
ielk ensden weg en zóó komt het, dat
deze in een wilden zig-zag over de plank
danst, totdat hij eindelijk in een van de
kleine hokjes onderaan terecht komt. Elk
hokje heeft een cijfer en allen, die aan
het spel deelnemen, moeten beurt voor
beurt den knikker van boven in de ope
ning laten vallen en over de spijkerplank
laten dansen. Hij of zij, die het eerst 100
punten heeft, die berekend worden naar
de cijfers van de hokjes, waarin de knik
ker terecht is gekomen, heeft het spel
gewonnen. Voor ieder wordt dus op een
stuk papier een aanteekening gehouden
van het aantal punten.
Het is een bijzonder aardig spel en
het winn enis louter toeval, want nadat
de knikker door het metalen hengeltje
naar beneden is gevallen en allerlei bok-
kesprongen heeft gemaakt, kan men niet
anders doen, dan hopen, dat hij in een
hokje met een hoog nummer valt!
Het aardigste is. dat zoo'n spel zelf
gemaakt kan worden.
Men heeft niets anders noodig dan
een net hoog houten kistje en 20 of 30
even groote spijkers met vrij platte kop
pen (draadnagels).
De stalen bol wordt uit de zee opgetrokken en aan boord gehaald.