UüMJMll
ii
De deftigste hond uit de straat.
HET OPSCHEPPERTJE.
BORDUURWERKJE VOOR DE MEISJES
DE DANKBARE
PALM
Bij den kabouter-groenteman,
Een kleurprent
DE SLIMME BOER EN
DE STRUIKROOVER.
WEER EEN
DOOLHOF.
Boby werd de deftigste hond uit onze
etraat genoemd. Hij ging altijd heel goed
gekleed en stoeide niet met doodgewone
honden. Hoogstens ging hij eens uit wan
delen met een vriend, die al even deftig
was als hij, maar meest zag je hem toch
alleen kuieren.
Bobby was ook heel welopgevoed; hij
snuffelde niet in alle prullebakken, welke
buiten werd gezet, zoodra de aschman aan
de deur had gebeld.
Toch was Bobby, ondanks zijn bijnaam
,/Jandy" ofwel
„opscheppert j e"
ofwel neus-in-
den-wind", zoo
als de ondeu
gende kleine
hondjes hem
noemde, wel
heel gezien bii
i zijn makkers.
JBobby moest
Overal aan te pas
komen. "Wanneer
er twee in een
vechtpartij wa
ren gewikkeld.
dan was het Bobby, die voor scheidsrech
ters moest spelen. Was er een hond on
deugend geweest en zocht de baas hem om
hem een pak rammel te geven, dan ging
de zondaar naar Bobby en vroeg om be
scherming. Nu, als de baas dan die deftige
Bob zag aankomen waarachter zich de
schuldige stiekumpjes verschool, dan lach
te hy en was den ondeugd alweer verge
ten.
Bobby was ook voorzitter van de hon
denclub uit de buurt. Eenmaal per week
kwamen alle dieren bijeen, meestal in het
tuintje achter Bob's „woning", welke be
stond uit een oude hooischuur. Dan was
Bobby in zijn element. Met zijn beste
jasje en zijn mooiste broekje aan zette hy
zich dan op een omgekeerde kist. Zijn voor
zittershamer bestond uit een afgekloven
been en doordat dit been hol was, kon
Bob er flink mee slaan, want heusch, er
scheen muziek in te zitten.
Een voor een kwamen de leden der hon
denclub dan in de schuur, bogen deftig
voor den voorzitter en zochten stil hun
plaatsje; natuurlijk had ieder lid zyn
eigen zetel. Als een ieder dan gezeten
was, klopt Bobby met den hamer en wie
er „afwezig" was, hoewel hij dan al
lang had gezien, dat iedereen present was.
Maar Bod vond, dat een voorzitter nu een
maal niet op alles moet letten: Daar heeft
hij zijn bestuursleden voor, zei hy altijd.
Nu een vergadering van de hondenclub
was altijd heel interessant. En ieder ver
telde om de beurt wat er die afgeloopen
week alzoo was voorgevallen. De een kwam
met een klacht over den melkboer, die
kleine Teddy laatst zoo leelijk had behan
deld, omdat Teddy uit het melkkannetje
had gelikt; de ander wist weer iets te
vertellen van den groenteboer, die niet
eens goed vond, dat je de broodkorstjes
uit zijn mand haalde, omdat het heette, dat
het paard alles moest hebben, enz. enz. En
al deze klachten en wederwardigheden
hoorde Boby met een voorzittersgezicht
aan. Maar dan als er pauze was geweest,
waarin ieder hond zijn eigen meegebrach
te kluif mocht gaan bewerken, dan werden
de aanwezigen rumoeriger, en de vergade
ring eindigde ook meestal in een uitbun
dige pret, waarvan ook weer meestal ruzie
kwam.
Toch zou geen enkel lid graag zyn lid
maatschap opzeggen, want nietwaar, als
men niet in de hondenclub was, kon je
eenvoudig geen vrienden hebben, want je
leerde in de club elkaar kennen.
Bobby, die al jarenlang lid en voorzitter
van de hondenclub was geweest, deelde
op zekeren dag iets heel naars mede. Hij
vertelde n.1, aan de geachte vergadering,
dat zijn baasje ging verhuizen en liefst
nog wel naar een andere stad! Nu, dat
was een slag voor de zoo bloeiende club.
De vrienden zaten verslagen en dachten,
dat de club nu wel spoedig ontbonden zou
worden, wanneer Bob, die trouwe Bob, er
niet meer zou zijn.
Nu, die bijeenkomst werd nu heusch niet
besloten met een stoei- of vechtpartij.
Iedereen keek somber en tegen den tijd,
dat men afscheid moest nemen van Bob,
blonk in menig hondenoog een heimelyke
traan.
MOEDER BAKT KOEK.
Moeder bakt koek in 'n pannetje
Moeder bakt koek van boekende meel,
Bruin van onder, van boven geel.
Heet is 't vuurtje, dun is 't deeg,
Het lepeltje schept, en het potje is leeg.
Sisserdesis! zegt 't pannetje.
Klaar.... en de koek is voor Jannetje!
Beroemd violist: „Ik speel vanavond op
een zeer oud instrument".
Dame: „O, geneer u maar niet. In deze
malaisetijd zal niemand u dat kwalyk ne
men!"
Een rand voor
jurk o£ muts
Hierby zien jul
lie meisjes weer
iets, wat je mis
schien wel te pas
kan komen. Het is
een voorbeeld voor
een randje, dat kan
worden geborduurd
op een jurkje of
een mutsje, ofwel
een kussen. Mis
schien vinden de
grooteren onder de
meisjes het wel
leuk dit randje te
benutten voor een
garneering op zus
jes jurkje.
Het patroontje is
heel gemakkelijk
en iedereen zal het
zeker wel een ple
zierig werkje vin
den. Maar je dient
natuurlijk wel
zoo'n beetje uit te
rekenen of je goed
uitkomt, wanneer je het randje b.v. aan het
halsje van een jurkje ofwel een mouwtje
zet.
Als je 4 cM. voor de bloem telt, dan kun
je tusschen elke bloem b.v. 2 cM. tusschen-
ruimte laten, waarin dan aan weerszijden
van ieder bloempje een tweetal blaadjes
komt. Maar natuurlijk kim je 't beter zelf
beslissen hoe groot of hoe klein de bloem
pjes moeten worden.
Wanneer het lapje, waarop je borduurt
Een kleine palm stond dicht bij den in
gang van een kerk en had veel te lijden
van het steeds weer open en dicht gaan van
fle kerkdeur en van de menschen, die steeds
langs hem liepen.
Spoedig waren zijn punten bruin en de
koster denkende, dat de plant dood was,
gooide hem op een goeden morgen naar
buiten, waar de aschman hem wel zou vin
den en meenemen.
Een der bewoners van het dorpje kwam
toevallig langs, keek eens naar den palm,
zag, dat deze alleen verwaarloosd was en
nam hem mee naar huis. Hy gaf de plant
goede aarde, verzorgde hem uitstekend,
plaatste hem op een lichte, tochtvrije plek
en uit dankbaarheid voor al deze goede zor
gen, begon onze kleine palm heel spoedig
bij te komen en was na eenige jaren zoo
prachtig, dat iedereen, die in het huis kwam
zijn bewondering over den palm uitsprak.
De eigenaar vertelde echter aan niemand,
hoe hij aan de plant gekomen was.
De leege plaats in de kerk werd door een
andere palm, die sterker en groote was, in
genomen en de vroegere kleine palm werd
Vergeten.
Zoo nu en dan als het eens malsch regen
de, droeg de koster de palm naar buiten,
tot dat hij op een goeden dag vergeten was
de palm weer binnen te halen, met het ge
volg, dat de plant den volgenden morgen
door een storm was vernield.
Hoe moest de koster apn een andere, even
mooie en groote palm komen? De man wist
echter raad. Hij zou naar den eigenaar van
de oude palm gaan; hij had immers ver
nomen, dat deze de plant weer zoo mooi
had opgehaald. De koster belde aan het
huis van den man aan en vroeg: „Hoeveel
moet de palm kosten, mijnheer? Ik wilde
de plant namelijk weer graag in de kerk
hebben".
Maar de eigenaar antwoordde: „Hy is
niet te koop". Weer vroeg de koster: „Ja,
maar wij willen er een goeden prijs voor
besteden en zooals u weet is er Zondag aan
staande groot feest in de kerk, dus hebben
wij planten en bloemen noodig. Nu, wat
wilt u voor de palm hebben?"
„De palm is niet te koop", antwoordde
de man weer, „maar als u er op gesteld
bent, dat hij in de kerk staat a.s. Zondag,
dan zal ik hem daarheen brengen, doch dat
kost niets. Ik maak evenwel de voorwaar
de. dat ik de palm des avonds weer weg
haal".
Dit werd na veel gepraat overeengeko
men een sedertdien staat de palm Zondags
geregeld in de kerk, maar des Zondags
avonds neemt de eigenaar hem weer mee
naar huis, waar hij er van verzekerd is, dat
de Daim een goede verzorging krijgt. En
De kabouters hebben natuurlijk evenals
wij, eten noodig om te kunnen leven. Na
tuurlijk .gebruiken de kleine aardmensch-
jes lang niet zooveel voedsel, maar toch zijn
zij erg op lekkere kostje gesteld. De ka
bouters houden eenmaal per week een
groente en fruitmarkt. De tafeltjes, waarop
de groenteboeren hun koopwaar ten toon
spreiden, zijn de paddestoelen, welke in het
bosch groeien. Aan de paddestoel op ons
prentje kun je zien hoe klein de kabouter
tjes zijn. De groenteboer, die op dit plaatje
zijn waar verkoopt, schijnt 't wel erg druk
bank wel eens kunnen zwichten onder die
zware vracht.
Het zijn de kleine elfjes, die bij den ka
bouter-groenteman hun inkoopen gaan
doen. Op het prentje links zie je een klein
elfenkindje, dat voor haar moeder een bood
schap heeft gedaan en nu met een groote
meloen in de armen, naar huis gaat.
Het elfenkindje, dat haar groentemandje
ophoudt, waarin de groenteman zijn heer-
te hebben. Nauwelijks heeft hij de eene
klant geholpen, of een ander keurt alweer
de groenten en koopt het kostelijk fruit.
Op de tafel liggen prachtige vruchten,
zooals druiven, maisbasten, gevuld met
heerlijke mais, citroenen, knolrapen en me
loenen. Onder de „tafel" zie je een paar
heel groote pompoenen. Die legt de man
niet op zijn toonbank, anders zou die toon-
lijk blozende appels gooit, is al heel han
dig.
Het geheel is een leuk prentje, vindt jul
lie niet? Zouden de grooteren onder jullie
het niet eens na kunnen teekenen? De
kleintjes kunnen de elfkinderen mooi kleu
ren, wat zeker vroolijk zal zijn bij al die
kelurige, frissche vruchten, die op de pad
destoel liggen.
het is of de kleine palm zijn dankbaarheid
wegens die goede verzorging wil toonen in
het steeds rijker worden aan frissche, groe
ne bladeren. Want waarlijk, de palm trekt
de aandacht van iederen kerkbezoeker.
OM TE LACHEN
Gemakkelijk. Twee vrienden ontmoe
ten elkaar. Een van hen ziet er zeer ver
genoegd uit. De andere ziet dit en vraagt:
„Wel, hoe bevalt het je in je nieuwen
werkkring, ben je er nog altijd?"
„O, het is de gemakkelijkste betrekking,
die ik ooit heb gehad. De heb niet anders
te doen dan een kruiwagen met steen en te
iaden, het bij een man te brengen en weer
andere steenan te gaan halen. Al het ver
dere werk doet hij.'"
Boer Hannes was naar de stad geweest
om koeien en varkens te verkoopen. Hij had
vandaag goede winsten gemaakt en was
daarom in een vroolijke stemming. Hij trac-
teerde zijn vrienden in het kleine her
bergje op de Koeien markt en vond zich
zelf heel gul. Dat was boer Hannes dan ook,
want heel vrijgevig kon men hem niet noe
men. Boer Hannes was dus goed gemutst
en opgewekt toog hij huiswaarts. Onder
weg bedacht hij zich evenwel. Hij zou een
revolver koopen voor het geval hij eens
mocht worden aangevallen in het groote
bosch, dat hij door moest gaan om naar
huis te komen. Nu had Boer Hannes dat
groote bosch ook wel kunnen ontloopen en
den langen weg door de stad kunnen ne
men, maar hij dacht bij zichzelf: Mijn
vtouw zal wel nieuwsgierig zyn, dus hoe
eerder ik thuis ben hoe beter.
Hannes stapte een winkel binnen en
vToeg een „gevaarlijke pistool". Hij kocht
de „gevaarlijkste" en vond zich thans de
veiligste man ter wereld. Nu durfde hij wel
door zeven bosschen, desnoods mocht het er
spoken ook; Hannes zou ze wel leer en!
De stad had Boerke Hannes al gauw ach
ter den rug en de avondschemering daalde
en daalde, en toen hy in het bosch aan
kwam, was het al zeer donker, maar de
man, die achter de wolken gluurde, goot
haar helder Echt over de duistere, spook
achtige boom en, zoodat boer Hannes op
zijn weg langs de kleine paadjes werd ge
leid en zoodoende niet kon verdwalen. Zin
gend, fluitend of soms neuriënd liep Boerke
Hannes al verder en verder, totdathij
plotseling een geritsel hoort in het struik
gewas naast hem. Hij kijkt verschrikt op en
voelt naar zijn „gevaarlijke pistool", dat hy
stevig in de hand klemt. Eenige seconden
later staat een onguur uitziend persoon
voor Hannes en vraagt hem zijn geld. Boer
Hannes moet in die oogenblikken wel een
groote tegenwoordigheid van geest hebben
gehad, want inplaats van te beven en op
zyn knieën te vallen, begint hij te lachen
en zegt: „Ha! Dus jij bent nou 'n echte
roover. Wel, wel, wat zal m'n vrouw me
belangrijk vinden, als ze weet, dat ik door
een roover ben overvallen! Wel vrind, je
zult je geld hebben, maar schiet me eerst
een gat in mijn broekspijp, anders gelooft
m'n vrouw het verhaal van den overval
niet". Nu, hiertegen kan de roover niets
hebben en welwillend schiet hij een gat in
boerke Hannes' broekspijp. „Dank je, nu
nog door m'n vest en twee door m'n pet".
De roover vindt den boer wel zonderling,
maar denkt aan het geld„Nou, m'n ko
gels zijn op, geef nu je geld;" „Ho, ho",
roept Hannes nu, „jij hebt geen kogels
meer, maar ik wel! Ik wel!" en meteen
haalt Hannes zijn „gevaarlijk pistool" voor
den dag. De roover schrikt; hij had op
zoo'n slimheid van een boertje niet gere
kend. Hij valt voor den boer op de knieën
en smeekt om genade. „Goed, goed", zegt
boerke Hannes. „Genade kun je krijgen,
maar dan als de wind uit mijn oogen." Je
begrijpt, dat de struikroover de beenen
nam en Boertje Hannes een dubbel vroo-
lyken avond beleefde
HAN S NIEUWE PET
Han had van moeder een nieuwe pet
gekregen, 's Middags moest Han een bood
schap doen en daar het regende en waaide,
zei moeder: „Han laat je pet nu maar thuis:
zet liever je muts op". Hè, dat vond Han
nu ineens zoo kinderachtig, een muts! Nee,
Han was eigenwijs en zette toch zijn nieu
we petje op.
Maar.... toen hy al een poosje buiten
had geloopen, begon de wind om zijn ooren
te gieren. Hij blies en blies en kleurde
Han's wangen rood. Han hield zijn petje
stevig vast met beide handen, maar toen hij
vóór den winkel stond, waar hij zijn bood-
lichtblauw is, dan bun je de bloempjes en
blaadjes donker blauw maken; je zoudt
dan de bloemen bleu of pauwblauw kun
nen nemen en de blaadjes in een donkern
kleur blauw, hoewel de blaadjes van een
bloem altijd groen zijn, maar groen komt
eenmaal niet bij blauw.
Je begint met het hartje van de bloem.
Dit wordt aangevangen door een klein
cirkeltje te naaien, bestaand uit gewone
rijgsteekjes; dat is maar om het hartje van
de bloem aan te duiden. In dit cirkeltje ko
men verticale streepjes, bestaand uit kleine
stiksteken. Nu de blaadjes van de bloem.
Deze bestaan uit lange kettingsteken. Een
kettingsteek maken zullen jullie wel ken
nen, denk ik. De blaadjes gelijken in pa
troon al heel veel op de blaadjes van da
bloemen. Ook nu kunnen we weer ketr
tingsteekjes maken, maar in het midden
van het langwerpig blaadje komt dan nog
een streepje, bestaand uit stiksteekjes. Als
je de blaadjes nog wat voller wilt maken,
laat dan vanaf dit middenstreepje tot den
rand van het blaadje schuine steekjes loo-
pen, dan wordt je blad voller en ook meer
natuurlyk.
Hier zien jullie een doolhof, dat er nogal
ingewikkeld uitziet, maar dat toch niet is.
Ik wed. dat de kleintjes onder jullie het
raadseltje ook wel zullen kunnen oplos
sen. Tusschen het gewirwar van streepje^
waarby je oogen, als je er lang naar zie^
pijn gaan doen, staan enkele teekens, wel
ke als begin- of eindpunt moeten worden
beschouwd. De bedoeling is nu, dat jullie
bij een der teekens begint en zoo vervol
gens den weg zoekt naar het volgende tee-
ken en by het laatste teeken het doolhol
kunt verlaten. Denk er om, niet over muur
tjes of heggen heenklimmen, want dan ia
het geen kunst; alleen de open laantjes be
wandelen.
Er zijn verschillende doodloopende laan
tjes, zooals je wel kunt zien. Het eenvou
digst is. dat ie die met notlooi
schap moest doen en zijn handen van zijn
petje afhaalde om de winkeldeur te ope
nen, toenliep de wind met Han's nieu
we petje weg. Het leek wel of de wind hem
uitlachte. Had hij maar naar moeder ge
luisterd! Han holde achter zijn nieuwe pet
aan. O wee, Co pet rolde naar den sloot
kant. De sloot, die grensde aan een stuk
weiland, was niet diep, maar er zou van
Han's pet niet veel moois meer overblij
ven, als ze in het water terecht kwam. Han
holde en holde, totdat hij buiten adem was.
Juist was hij van plan zijn pet maar te la
ten begaan, toen de wind genoeg had van
Han's pet en het hoofddeksel juist op het
randje van de sloot liet uitrusten. Door de
sprong, die Han nam, viel hy voorover m
de sloot tn o help! zijn 'kleeren zaten vol
kroos en vieze boombladeren. Toch was
Han nog zoo slim om gauw zijn pet uit het
water te halen. O, wat n nare middag!
Nu zoo naai- huis en moeder zal wel boos
zijn, dacht Han bij zichzelf. Hij kon wel
huilen van spijt en verdriet.
Thuisgekomen vertelde Han onder tranen
het gebeurde. „Nu", troostte moeder hem.
„Je bent ongehoorzaam geweest, maar me
dunkt, dat je nu wel genoeg straf hebt ge
had! Ga gauw 'n warm bad nemen en trek
je beste jasje maar aan". Han was blij, dat
moeder niet zoo boos was, dan hy wel dacht
en liep vlug naar boven....