VOER DE GR90TERE REISJES f i Gelukkige Treeske Een beroemde Nederlandsche schilder Jan Steen De belooning voor haar ijver BELLO OP HET KERKHOF Schoenen poetsen Een handwerkje voor het schortje van kleine zus ijiitauiiciuum Natuurlijk hebt jullie allen al eens ge hoord van den beroemden Hollandschen kunstschilder Jan Steen. En de grooteren onder jullie hebben misschien ook wel eens een schilderstuk van hem gezien in een museum of op een tentoonstelling. Welnu, we willen jullie nu iets vertellen over het leven van deze schilder. Jan Steen stond bekend als een vroolijke en geestige paan Hij .schilderde het liefst gezellige hui selijke tafereel en, waarbij de kleine kinde ren over den grond kropen en de hond in- hisschen van het vleesch snoepte, dat op een tafel in de keuken staat. Wat vooral zoo geestig is van Jan Steen is het schil derstukje „Sinterklaasavond", Een heer lijk, kleurrijk schilderij, waarnaar men uren kan kijken en telkens ontdekt men dan weer iets nieuws. Tan Steen ontwikkelde zich al vroegtijdig als een goed schilder. Hij werd geboren in 1620 en studeerde i.i Leiden bij Jan van Goyen, later eveneens een be roemd schilder. Steen trouwde met de dochter van van Goyen, Marga- Petha. Zij gingen te Delft wonen, waar zij een drank- winkeltje o-pende. Maar Jan Steen was wel een goed kunstschilder, maar geen zakenman, evenmin als zijn vrouw. De bruid- ichat van 10.000 guldens, welke Margartha van haar vader had mee gekregen bij haar huwelijk, was al gauw op- gefuifd en de klanten, die in den drankwin kel van Steen kwamen, betaalden het liefst pas op het eind van de maand of soms wel c»p het eind van het jaar. Boekhouden deed Jan Steen niet, dus schreef men alles een voudig op een leitje. Eens gebeurde het, dat Steen zich voor de rechtbank had te verant woorden wegens dranksmokkelarij. Hij moest van de rechter zijn boeken laten zien. Tja, die had hij niet. Toen kwam hij met het kleine leitje aandragen, maar je be grijpt, Steen kon zelf geen wijst uit de klei ne cijfertjes en aanteekeningen van hem en zijn vrouw worden, dus de rechter wist er heelemaal geen weg mee. Hij kreeg een hooge boete en moest zijn zaak voor een bepaalden tijd sluiten. Maar Steen lachte er om en ging aan het schilderen. De vader van Jan Steen heeft zijn zoon meermalen financieel moeten helpen, wan neer de familie Steen geen geld had om hun schulden te voldoen. Maar gelukkig was Steen al reeds bij zijn tijdgenooten een be roemd schilder, zoodat hij altijd koopers vond voor zijn schilderijen. Toch is het een onjuiste bewering van sommige menschep, die zeggen, dat Jan Steen niet anders kon schilderen dan een kamer vol hopelooze rommel, schreeuwende vrouwen en huilen de kinderen en dan niet te vergeten de ruwe lieden, die hun vertier in een herberg zochten; Steen heeft ook mooie natuur tafereeltjes weten te schilderen en zoo ge voelig en fijn, dat niemand hem dat ooit heeft weten na te doen. Maar omdat Steen zelf een vroolijke man was, bekeek hij alle andere dingen ook graag van den vroolijken kan en daarom schilderde hij het liefst vroolijke, lachende menschen en kinderen. Na den dood van Margaretha van Goyen huwde Jan Steen met een weduwe, Maria van Egmond. Doch sindsdien ging het den man niet meer voor den wind. Hij verloor ook zijn vader, die hem zoo vaak had ge holpen en groote armoede wachtte dezen kunstschilder. Zijn vrouw verkocht gebra den schapenpooten, ossenkoppen,enz. aan de deuren der groote huizen en Steen werkte dikwijls dagenlang in zijn atelier, maar men scheen geen geld meer over te heb ben voor de kunst, want de doeken werden niet verkocht. Men zegt, dat Jan Steen in groote Wat voelde Treeske zich angstig. Zou zij overgegaan zijn naar de volgende klas op school, of zou zij dezelfde klas nog 'n keertje over moeten doen. Treeske kon wel goed leeren, maar jammer was het, dat zij zoo lang ziek was geweest dit jaar en natuurlijk had zij hard moeten werken om weer met de andere kinderen bij te komen. Vanmiddag zouden de rapporten worden rondgedeeld en dan zou zij meteen hoo ien, of zij naar de volgende klas mocht. „Dag moe", zei Trees, toen zij dien middag naar school ging. „U komt me vanmiddag halen hè?" Natuurlijk, moeder was er zelf nieuwsgierig naar of haar meisje was over gegaan. Maar als Treeske niet was ver hoogd, dan was er toch ook niets aan te doen; zij had haar best genoeg gedaan. Vier uur.... „Dag mam, ik ben over!" roept Treeske. „Zoo kindje, welgefeliciteerd hoor. Ik ben blij voor je", zegt moeder hartelijk. „En nog wel de vijfde van de heele klas moeder", juichte Treeske onder weg naar huis. Ze huppelt en danst maar over de straat en kan haast niet wachten als moeder even stilstaat voor een winkel ruit. Ze wil naar huis, het nieuws aan va der vertellen. „Dag Betje, ik ben over!" roept ze uitgelaten als de oude dienstbode -oordeur opent op Treeske's ongeduldig „Wel tje", zegt de oude meid, „da's or". „En ik krijg een leesboek van p.rvt Traesk^. "rva a» Jqdüö jonge, ik wil ook wel 'ns overgaan", lacht Bet. Gelukkig is vader ook gauw thuis dien middag, zoodat ook hij 't prettig nieuws kan hooren. „Goed zoo Trees", prijst vader en geeft zijn dochtertje 'n vriendschappe lijk klopje op de schouder. „Nu krijg jij je leesboek, je mag zelf mee het koopen". Nog dienzelfden middag stappen Treeske en vader de deur uit naar den boekwinkel in de straat, waar Treeske al heimelijk een boek heeft uitgezocht, hoewel ze nog niet eens wist of zij wel overging. „Kijk vader dèt", zegt Treeske, als vader en zijn vóór de winkelruit kijken naar al die fijne leesboeken, welke er liggen. „Goed, kleine meid, dan koopen we dat", zegt vader en meteen stappen zij den win del binnen. „O, wat veel!" roept Treeske, als ze al die boeken ziet, welke netjes op 'n rijtje op de muurplanken staan. De juffrouw in den winkel lacht tegen haar en knikt vriendelijk. „Nu Trees, doe je eigen boodschap maar", zegt vader en Treeske, met een dun stemmetje, omdat ze 'n beetje verlegen is, vraagt: „Juffrouw, mag ik dat boek 'ns zien, wat daar heele maal vooraan in de etalage ligt". De juf frouw haalt het hoek niet uit de etalage, maar aif»nt uan ondfiC- ila irtnnhflnk. nrpripa armoede is overleden (Februari 1679). Een zijner vijf kinderen, zijn zoon Dirk, ging later naar Duitschland en werd hofschilder. Wat er van de andere kinderen is gewor den, weet men niet. Ontelbaar bijna zijn de schilderstukken, welke Steen in zijn leven heeft gemaakt. En waar hij vroeger nog geen schapenbout bij den slager voor kreeg, daar geeft men thans een groote som gelds voor; ieder schilderstukje van hem is thans kostbaar. Over geheel Europa en zelfs in Amerika vindt men doeken van hem, doch de meeste schilderijen vindt men toch in zijn vader land en Engeland. Op bijgaande prentjes ziet men: Jan Steen, naar een zelfportret en een afbeel ding van een schilderij van hem, voorstel lend een vroolijke boer op een bruiloft. DOM MUISJE. Het muisje wou 'ns even kijken, Naar 'n heerlijk stukje spek En 't zei: „Dat zou mij lijken". Ja, het likte reeds zijn bek. „Och, ik zal maar even happen, Kom, dat kan toch heusch geen kwaad", 't Muisje liet zich leslijk snappen, 't Klepje dicht.... en 't was te laat. O, daar zag het poes al komen, 't Muisje zat in bangen nood, Hap, hap, hap, deed het poesje En het muisje was al dood.... TROUW AAN ZUN BAASJE „Kom Bello, kom nu toch", roept een klein meisje, gekleed in een zwart jurkje, en staande aan het hek van het groote kerkhof. Zij roept haar trouwen Bello, die daar nog maar heel alleen op dat verlaten kerkhof toeft. „Heeft hij zoo'n verdriet om zijn baas je?" hoort het kleine meisje plotseling een heer achter haar vragen. Ann kijkt om en ziet daar een man met lange grijze baard staan. Medelijdend kijkt hij van het kind naar den hond. Hij haalt den hond aan en strijkt eens over den ruigen kop. Het meis je, blij, dat nog iemand haar Bello lief vindt, vertelt, dat haar vader eenige maan den geleden is gestorven en daar begraven ligt. De hond, die jarenlang het lief en leed met zijn baasje heeft gedeeld, volgt het kind iederen keer, als zij naar het kerk hof gaat om versche bloemen op het graf te strooien. De hond loopt dan stil en ver drietig om het versch gedolven graf heen en jankt zachtjes. Hij hield zooveel van zjjn goeden baas. Natuurlijk is de kleine Ann, bij wie hij heeft mogen blijven, toen het kind bij een familielid ging wonen, even lief voor hem, maar een groot heim wee naar zijn ouden baas doet hem telkens meegaan naar zijn graf. De menschen uit den omtrek kennen het tweetal al, het klei ne meisje met haar zwarte jurkje en man teltje en de grooten hond met verdrietig starende oogen. Langzaam wandelt de oude heer de laan uit van het kerkhof en neemt dan afscheid van het kleine meisje, dat dan met haar Bello achter zich aan, vlug den weg naar huis inslaat.... zoo'n zelfde boek op. „Dat bedoel ik", lacht Treeske en neemt 't van de juffrouw over om 't even in te kijken. „Kijk vader, wat 'n mooie plaatjes". En dan, zooals Trees ke moeder dat wel 'ns in een winkel hoorde zeggen: „Mag ik dit van u hebben, juffrouw?" „Zeker jongedame", zegt de juf frouw en pakt het boek eerst in een dun kartonnetje en daarna in mooi bruin pa pier, waarom heen dan nog een touwtje komt. „Vader, ik ben er toch zoo blij mee", zegt Treeske, als ze weer met vader op straat loopt. „Ik ga er gauw in lezen als ik thuis kom". „Ja maar, we gaan nog niet naar huis!" zegt vader ondeugend. „Treeske, we gaan fuiven hoor, ter eere van je overgaan. We gaan ergens taartjes eten!" Treeske juicht en roept: „Heerlijk vader, en dan brengen we er ook een voor moeder mee". „Natuurlij k, natuurlij k" Vroolijk stapt het tweetal verder. Treeske denkt: „Ik had wel graag aan het boek be gonnen, maar taartjes eten komt ook niet eiken dag voor! Dat boek zal toch wel uit komen...." Vader gaat naar de mooiste banketzaak, welke in de stad is en Treeske krijgt een groote schaal gebakjes voor zich, waarvan zij er een paar mag uitzoeken. Wat smult Treeske en wat heeft vader 'n pret, dat die kleine Trees zooveel taartjes kan eten. „Moeder zal 't wel niet leuk vin den, als ik vanavond niets meer eet", lacht Treeske tegen vader, maar deze stelt haar gerust. „Je gaat maar ééns in het jaar over, hoor Trees. Moeder moet vandaag maar door de vingers zien". Als ze buiten komen, wijst de stadsklok al haast op 6 uur. „Nu gauw naar huis, kind, moeder zal niet weten waar wij blij ven.". En Treeske geeft vader een arm. Samen stappen zij nu naar huis, waar moe de# het nieuwe boek van Treeske moet be wonderen, en dq Tpee,£tebraohte taartjes mag oppeuzelen.... Iedereen vindt schoenen poetsen een ver velend baantje, tenminste dat schijnt wel zoo. Maar Jan vindt 't heusch geen verve lend baantje. Jan is de jongste jongen uit het huisgezin en telt negen levensjaren. DE Jan, die wij hier op het oog hebben is een flinke jongen, die graag wat voor z'n moeder over heeft en haar helpt zoo veel hij kan. Als hij des middags uit school thuis komt, staan er al 'n bende'schoenen, groot en klein, op een rijtje. De schoenen staan er al te wachten om te worden schoongemaakt en ze worden 't liefst door Jan gepoetst. Jan poetst ook wel de schoe nen van zijn groote broers en zyn vader, maar die laat Jan „betalen". Wim en Henk, zoo denkt Jan, hebben geld genoeg en va ders beurs is onuitputtelijk. Maar Jantje doet 't even graag voor niemendal hoor. Als je 't maar vriendelijk vraagt. Zoo komt Jan weer uit de school en loopt naar de keuken. „Maak ons toch weer gauw schoon Jan, wij zijn al weer zoo vuil", roe pen een paar kleine schoentjes van Dik, zijn 4-jarig broertje, wiens schoenen er al tijd het meest vies uitzien. Gauw gaat Jan aan den slag, dan kan hij straks nog buitei^ spelen. Vlug alles insmeren, even laten staan, en dan aan het uitwrijven. „Verbeeld je", denkt Jan bij zichzelf", dat ik de schoe nen nou 'ns vergeet uit te wrijven, wat zou Miesje kwaad zijn, dat haar mooie schoen tjes er zoo vies uitzagen!" Jan lacht ondeugend bij die gedachte, en gaat weer aan het borstelen. Jan heeft de eigenaardige gewoonte altijd bij zijn eigen schoenen te beginnen en als je vraagt, waarom hij dat doet, dan zegt hy: „Als je pas aan het werk gaat, heb je de meeste kracht om lekker te poetsen en te wrijven en dan worden mijn schooenen altijd het mooist!" Ziezoo, de schoenen zijn gepoetst. Hè, wat staan ze daar glunder, 't Lijkt wel of ze lachen.... ja heusch.... en Jan lacht meek Jan zet nu alle schoenen van groot tof klein netjes op 'n rij. „Nu, dat zijn er heel wat vandaag", mompelt hij bij zichzelf, maar hij is toch tevreden. Het werk vlotte vanmiddag goed en Dik heeft vandaag zijn laarsjes niet zoo vuil gemaakt als gisteren. Toen zagen ze zwart van de modder. Vader's laarzen zijn altijd het mooist en moeder maakt haar schoenen haast nooit vuil.... Zoo mijmerend bergt Jan zijn poetsdoos op. Juist komt moeder d* keuken binnen en ziet al die keurige s',hoentjes staan. Zij staat een oogenblik bewonderend naar die lange rij staan en lacht dan tegen haar f linken zoon. „Jan, ga maar gauw mee naar de kamer, vóór de anderen komen, dan krijg jij vanmiddag 'n extra beschuitje van mij".... Hiernaast zien jullie een aardig hand werkje, dat de wat grooteren onder jullie kunnen maken. Het kan dienen op een schortje voor je zusje of op de jurk van haar. Je zoudt het ook kunnen benutten als teekening op een kruippakje of slabbetje. De steekjes, welke hiervoor worden gebruikt, zijn heel ge makkelijk; het gewone, klei ne borduursteekje, dat jullie allen wel op school of van je moeder geleerd zult hebben Het aardigste is het, als je er verschillende kleuren voor gebruikt. Je houdt het mutsje van het meisje wit, haar blouse lichtblauw en het rok je b.v. donkerrood. De kous jes worden zwart en de klompjes weer wit. Het gras waarop de kinderen staan, wordt natuurlijk groen, grasgroen. De bloempjes in het midden zijn weer rood ofwel geel en met een groen «tengeltje. Het middenste struikje heeft groene bladeren, oranje bloefnen en een bruine stam. De vlinder wordt wit met geel, maar .ia kunt kern ook heet bant maken. want bonte vlinders bestaan er ook. De jongen heeft een gelen hoed, een licht bruine kiel en een donkeren broek, waarop een donker blauwe voorschoot. De schop heeft een bruine steel en de rest wordt grijs. Zijn kousen zijn zwart en zijn klompen wit. Ik weet zeker, dat je kleine zusje er maar wat trotsch op zal zijn en je zult zelf zien hoe reuze aardig het staat. Je hoeft je natuurlijk niet strikt te hou den aan de kleuren, d'ü hierboven v. orden aangageven. Als je zelf smaak hebt, of je moeder weet neg wat leukers, wel, dan doe je het anders. Ik hoop in ie:!-.- fr. al, dat je er iets aardigs vaa nv want het Kla&ue is het h-usch wel waard.

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1936 | | pagina 7