Kinderarbeid in den modernen tijd Zes- en zevenjarigen in de verschillende bedrijven. De zeden en gewoonten in het Verre- en nabije Oosten. VMM Het probleem van den Kinderarbeid* WERKENDE kinderen! Dat woord heeft voor den mo dernen West-Europeaan en vooral voor hen, die in groo- te steden wonen, bijna iets misdadigs. Wij zijn het niet gewend, dat onze kinderen reeds vroeg tot regelmatig beroepswerk worden gedwon gen. Volgens onze begrippen moeten de kinderen eerst op school den grondslag leggen voor de kennis, waarop zij later hun leven kunnen bouwen. Maar het zijn niet slechts onze zorgzaamheid en de school, die ons er van terughouden onze kinderen te dwingen tot regelmatigen arbeid, die aan het lichaam vaak te zware eischen stelt. Wij weten, dat het voor de ontwikke ling van het kinderlijke organisme niet goed is, dit door regelmatig zwaar werk in te spannen. Wij moeten onze kinderen, om ze behoorlijk te kunnen laten ontwikkelen ver houden van het harde beroepswerk. De moderne staat heeft deze eisch begrepen en de bescherming van het kind op zich genomen en wetten uitgevaardigd, waar door de kinderarbeid in fabrieken, op werk plaatsen en andere bedrijven, hetzij geheel wordt verboden, hetzij in slechts zeer be paalde gevallen en bij wijze van uitzonde ring wordt toegelaten. Deze kinderwetten vindt men in hoofd zaak in de moderne industrielanden, om dat hier voor het kind het gevaar het grootst is. In agrarische landen heeft de bescherming in dezen vorm weinig zin. Opvallend is het, dat zij nog in verschil lende landen met groot-industrie als Ja pan en Amerika, ontbreken. Hoewel in Amerika crisis en werkeloosheid de beper king van den kinder-arbeid ten gevolge hebben gehad, was dit voordien toch alge meen gebruikelijk. Tien- en twaalfjarige kinderen werden in groote getale in be drijven en industrieën te werk gesteld; de handelsgeest, die in Amerika reeds in het kind steekt, mag niet als motief voor den kinder-arbeid genomen worden. In Japan behoort de kinderarbeid ook in de industrieele bedrijven tot een gewoon dagelijksch voorkomend iets. Steeds meer ziet men hier misbruik maken van kinder krachten in West-Europeeschen zin. Daar entegen is in het overige Verre Oosten de kinderarbeid niet zóó algemeen verbreid, dat men kan zeggen, dat dit tot de zeden en gewoonten van het land behoort. In China worden duizenden kinderen in textiel- en andere fabrieken tewerk ge steld. De goede wil om deze wantoestanden uit den weg te ruimen faalt door de reus achtige uitgestrektheid van 't land en het sociale peil der bevolking. Behalve de fa- brieksbedrijven zijn namelijk nog zeer ve le mogelijkheden voor kinderarbeid, want in China heerscht trots de industrialisee- ring nog veel huisvlijt, die door den vader geleid wordt en waaraan de heele familie, met inbegrip van de kinderen, meewerkt. Dat de kinderen bij het landbouw-bedrijf medewerken, is iets dat men niet alleen in China ziet. Dat zes- en zevenjarige kinde ren met een straathandel hun brood ver dienen, heeft China met andere landen, zelfs in Europa, gemeen. De opvatting of deze handel als kinderarbeid aangemerkt moet worden, wordt in de hooge gecivili seerde staten bevestigd, in andere evenwel ontkend. Het probleem van den kinderarbeid schijnt voor Indië bijzonder urgent te zijn. Daar werken nu, evenals in het midden der vorige eeuw in Engeland, dertienjari gen in de mijnen. Jongere kinderen ziet men wel is waar niet in de mijnen om dat het verboden is wel echter komt het dikwijls genoeg voor, dat zes- en zevenja rigen op plantages en in fabrieken moeten werken. Nog niet lang geleden werd er een bericht gepubliceerd over 'den kinder arbeid in Indië. Daarin lezen wij: „Een nauwkeurige op gave, hoeveel kinderen daadwerkelijk voor den arbeid geschikt zijn, kan men niet ge ven, want de statistieken houden zich al leen bezig met het vaststellen van cijfers over volwassenen, terwijl de vele honderd tallen tewerkgestelde kinderen in deze be drijven niet worden opgegeven. Het mee- rendeel der kinderen werkt in de textiel industrie en bij de theeplantages. Het aan tal kinderen ,dat in de fabrieken werkt, is in de laatste jaren beduidend achteruit ge gaan. Dit is grootendeels het gevolg van de strenge doorvoering der kinderbescher- mingswetgeving. Toch heeft de koninklijke commissie voor arbeidsbemiddeling vastge steld, dat nog steeds zes- en zevenjarige kinderen in de industrie-bedrijven en op de plantages werkzaam zijn. De meeste werkende kinderen zijn jongens. Het aan tal meisjes bedraagt slechts een vijfde deel: De oorzaak, dat het aantal meisjes in de fabrieken naar verhouding zeer klein is, komt, doordat de meisjes vroeg trouwen. Zeer vele meisjes in Indië trouwen, voor dat zij den leeftijd bereikt hebben, dat zij mogen gaan werken. In de Indische mijn bouw is de kinderarbeid zeer verbreid, wel is waar mogen hier de kinderen onder der tien jaar niet werken, maar daartegenover staat, dat kinderen boven dertien jaar in dag- en nachtploegen werken. Een bericht van het internationale arbeidsbureau, ge schreven door den Indiër Rajani Kara, geeft een interessante kijk op deze kinder levens. Een arbeidsbureau legt beslag op het arbeidsvermogen van een geheel gezin. De meeste kinderen worden was tezamen met de ouders aangenomen. Daarnaast komt het slechts zelden voor, dat de ar beid van de kinderen met klinkende munt wordt betaald; de werkgever neemt op zich de kinderen te kleeden, te voeden en hun een onderdak te verschaffen en geeft den ouders daarvoor een voorschot, dat, als het om oudere jongens gaat, honderd tot honderdtwintig roepijen per jaar bedraagt. Deze contracten loopen over het algemeen twee of drie jaar. Ook in de tapijtfabrie ken is het gewoonte, dat de ouders hun kinderen aan de arbeidsleiding tegen een zeker voorschot ineens verhuren, waarvan dan een bedrag van zeven of negen of meer roepijen, naar gelang van de ouder dom van het kind, per maand wordt afge schreven. De duur van zoo'n contract loopt zoolang, tot het geheele voorschot door het kind aan loon is terugbetaald. Het arbeids loon van de kinderen is in den regel niet bijzonder hoog. De bedrijfsleidingen grij pen, zoo luidt het bericht, zeer vaak naar minder fraaie middelen om de loonen te drukken en de discipline te handhaven. Ook lichamelijke tuchtigingen komen niet zelden voor. Daarom zijn er wetten in voor bereiding, die dergelijke straffen in de toe komst zullen verhinderen. Een andere vorm van bestraffing bestaat uit geldboe ten bij slechten arbeid of eigendomsbe schadiging. De kinderen lijden dikwijls groote schade tengevolge van deze boeten. Het nieuwe ontwerp van de arbeidswetten voor Britsch-Indië wil vaststellen, dat er geen loon mag worden afgetrokken als de betreffende arbeiders nog geen vijftien jaar oud zfjn. Tot zoover het bericht van het Interna tionale arbeidsbureau. Alles wijst erop, dat zich in Britsch-Indïë een ommekeer in den kinderarbeid voltrekken zal, daar de le den een grondige verandering van de ver houdingen nastreven. Hoeveel kinderen in Indië werken moeten, kan men niet nauw keurig bepalen: men weet slechts, dat er in Indië honderd veertig millioen kinde ren zijn en dat een groot percentage hier van ergens werkt. Hoewel men ook de hui dige verhoudingen niet zonder meer op an dere landen in het Oosten kan overdragen, zoo geldt veel, wat van Indië gezegd wordt, bijvoorbeeld ook voor China. De mogelijk heid bestaat, dat hier zelfs nog een hooger percentage kinderarbeid wordt verricht. Toch moet men zien naar de gewoonten van het land. Men kan de West-Europee- sche opvattingen hieromtrent niet op één lijn stellen met den cultuurtoestand van de desbetreffende landen. Men moet de te genwoordige verhoudingen beschouwen en de historische ontwikkeling niet over het hoofd zien. Hoe verder de civilisatie in de ze landen doordringt, hoe meer zij zich aansluit aan die van Europa, des te eerder zullen deze landen zich afwenden van de uitwassen die de te werk-stelling van kin deren met zich meebrengt. Een tegenstel ling zal er toch altijd blijven bestaan. De bevolkingsdichtheid, het sociale peil en het klimaat spreken hier mee. Zoo hangt de opvallend vroegtijdige te werk-stelling van de kinderen niet slechts in het landbouw bedrijf, maar ook in de industrieele bedrij ven, als bijvoorbeeld in de tapijtf abrieken van het nabije Oosten, voor een deel samen met de vroegrijpheid van de kinderen. Bij de Arabieren worden jongens van acht en tien jaar bij een handwerksman in de leer gedaan. In de suq's der Marokkaansche en Tunische steden, in de bazars van Cairo of Damascus werken jongens onder de tien jaar als schoenlappers, kleermakers, we vers, tapijtknoopers enz. Daar ziet men dus bijna het zelfde beeld als in het Verre Oosten. EEN GOEDE FOUT. Monsieur De Corbières, Minister van Einnenlandsche Zaken, onder de restaura tie der Bourbons, wist zich, hoewel uit min deren stand, door zijn meer dan gewone bekwaamheden tot rang «n aanzien te ver heffen. Als een gevolg zijner opvoeding in de burgerklasse en onder burgers, waren hem de gebruiken in de groote wereld schier onbekend gebléven of kon hij zich niet naar beheoren daarnaar voegen. Die onbekendheid met de etiquetten van het hof deed hem niet zelden de zonder lingste bokken begaan. Dat die zonden de lachspieren van den koning en van het Hof in beweging bracht, is begrijpelijk.... BIJ DE ILLUSTRATIE Links boven: Zevenjarig meisje op de natte rijstvelden in de Philippijnen: rheu- matiek is daar aan de orde van den dag. Links onder: Op de katoenvelden en in de katoenfabrieken van Azië behoort kin derarbeid tot de gewo ne dagelijksche ver schijnselen. In het midden: Chineesche jongen als straatkoopman. Hiernaast: In het Verre en Nabije Oosten werken de kin deren als tapijt-knoo- per, zooals dit Siamee- sche meisje. Rechts onder: In Japan worden de kleine meisjes met het decoreeren van massa artikelen belast. De rechtsgeleerde wist zich echter altijd er uit te redden, zoodoende bracht hij zich zelf niet gauw in verlegenheid. Toen De Corbières op zekeren dag Lode- wijk XVTH eenige belangrijke plannen on der het oog bracht, was zijn geest zoozeer vervuld met het onderwerp der beraad slaging, dat hij, na het nemen van een snuifje, zijn snuifdoos op tafel bij de pa pieren legde en daarnaast zijn zakdoek legde. „Gij schijnt Uw zakken te ledigen, mijnheer De Corbières", zeide koning met gekwetste waardigheid. „Dat is juist een goede fout, sire!" was het vlugge antwoord van De Corbières, ,,'t zou mij hinderen, ja werkelijk, geweldig hinderen, als Uwe Majesteit mij beschul digde van ze te vullen!" EEN 85-JARIGE ALS WEERKUNDIGE. Te Bournemouth in Engeland woont 'n 85-jarige heer' Charles Dale ge naamd, die zijn geheele leven, van kindsbeen af, een weerprofeet is ge weest. Met bijna onfeilbare zeker heid weet de heer Dale te voorspel len hoe de weers omstandigheden over enkele da gen zullen zijn. Geheel Bourne mouth komt bij hem om inlichtin gen. Men stelt 'n grooter vertrou wen in Dale dan in het Meteorolo gisch Instituut. HERINNERING AAN ALEXANDER PETÖFY. Door den dood van den laatsten zijner medestrijders uit den Hongaarschen Op stand van 1848 wordt de herinnering aan Graaf Alexander Petöfy weer levendig. Volgens bericht uit Budapest overleed on langs een zekere Michael Geszti, de laatst- overgeblevene uit de groep strijd rs in den Hongaarschen opstand. Hij werd op 18 Aug. 1830 geboren, dus op denzelfden datum als den lateren keizer Frar.z Joseph. Tot aan het laatste oogenblik van zijn le ven bezat hij een helderen geest en zijn heerlijkste oogenblikken waren die, waar in hij met zijn kleinzoon en achterklein kinderen kon praten van „den goeden, ouden tyd", van de jaren, dat hg onder graaf Alexander Petöfy stond en met hem vocht om de vrijheid van het vaderland. In den Slag nabij Schassburg, welke Hon garije alle hoop op succes ontnam, werd Michael Geszti gewond en wel zoodanig, dat hij zich uit den militairen dienst moest terugtrekken. Toch bleef hij tot aan zijn dood toe een levendige belangstelling too- nen voor het militarisme. EEN PANOPTICUM VOOR KONINGEN. In de beroemde Westminsterabdij te Lon den bevindt zich een klein panopticum, waar twaalf koningen in wasfiguur zijn opgesteld. Al deze figuren zijn gekleed in vorstelijk ornaat. Het figurenkabinet stelt voor de kroningszaal ten tijde van ko ningin Elisabeth, toen deze vorstin, in te genwoordigheid van vele vorstelijke per sonen werd gekroond. Door de hooge ven sters, welke dit panopticum aan één zijde bezit, valt overdag het bleekgele zonlicht en geeft aan de wasfiguren een eigenaar dige schijn, welke de poppen als mummies onder glas doet voorkomen. Het panopti cum van de Westminsterabdij is niet voor iedereen toegankelijk. Slechts op verzoek wordt de wasfigurenkamer voor vreemde lingen geopend. De Engelschen hechten een te groote waarde aan hun vroegere historie en hun vorstenhuis, dan dat zij een herinnering hieraan, in den vorm van dit panopticum, aan iederen vreemdeling willen toonen.

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1936 | | pagina 8