SPECULAAS EN PEPERKOEK moderne jeugd stelt het thans zonder S33K huwelijksmakelaar W «*Kv Er wordt gebakken in Nederland. De spe culaasjes komen met millioenen uit den oven, de boterletters of het spoorbanket zou, in de lengte uitgelegd, dan aardbol kunnen omspannen, van de chocoladelet ters zou men romans en gédichtbundels kunnen „zetten" en bibliotheken vullen, de marsepeinen varkens zouden, als zij van echt vleesch waren, de heeren van de Crisis Varkenswet de haren uit het hoofd doen trekken van pure zorg, van de borts- plaatjes zou een respectabele wolken krabber kunnen worden opgetrokken. De speculaas vooral heeft in den tijd van het St. Nicolaasfeest altijd een groote rol gespeeld in het volksleven. De fabri catie van vrijers en vrijsters uit speculaas is een oud-Hollandsche specialiteit, welke thans nóg wel veel aftrek vindt, doch in de laatste jaren toch meer is verdrongen door andere lekkernijen. De koekenbakkers uit Amsterdam waren in het bakken van speculaaspoppen ex perts. In vroeger eeuwen stelden de speculaas figuren meestal de beeltenis voor van den pcplairen Bisschop van Myra. Om een behoorlijk figuur in de specu laas te verkrijgen, maakte men gebruik van houten vormen. Men heeft kunnen vaststellen, dat deze vormen reeds in de Middeleeuwen werden gebruikt, want uit dien tijd heeft men zeer veel dergelijke vormen gevonden. En het moet worden ge zegd, dat deze vormen vaak mooie staal tjes van houtsnijkunst gaven. In het Zui- denn van Duitschland vindt men in de ouderwetsche bakkerijen nog wel het houtsnij-gereedschap, hetwelk bij het bak ken van speculaas werd gebruikt en een voornaam onderdeel der bakkerij uit maakte. In de 13e en 14e eeuw waren de reli gieuze voorstellingen in de speculaas en ook in het taai-taai in zwang. Mij gaf toen de voorkeur aan Bijbelsche voorstellingen, zooals een van Ozaak's Offering, David met de Harp, Maria en het Kind, enz. De kinderen der adellijke families kre gen ook wel speculaas in den vorm van het familiewapen. In later jaren gingen de bakkers zich echter meer toeleggen op het bakken van verschillende figuren. Deze figuren, waar van wij slechts noemen: de Jan Klaassens, de paard-en-wagens, de postkoetsen, de ruiters-te-paard, enz. werden meestal be schilderd, of zooals men het vroeger noem de: verguld. Het vergulden is al heel oud. Het waren de nonnen, die in de 13de eeuw met het koekvergulden begonnen. Het gebak werd tegen St. Nicolaastijd on der de armen en weezen uitgedeeld. De Zusters versierden de speculaas met gou den en zilveren snippers en pluimen. De speculaas van toentertijd bestond hoofd zakelijk uit honing, meel en geurige, vaak zeer sterke kruiden. De nonnenkloosters bakten de beroem de Hollandsche pepernoten, die dan ook meestal wel den naam van „peper"-noten mochten dragen, omdat zij vaak zoo'n sterk gekruiden smaak hadden, dat de kinderen zich maar liever aan hun speculaas hiel den. De monniken aten de pepernoten te gen het St. Nicolaasfeest aan het ontbijt, ja zelfs bij iederen maaltijd van den dag en dronken er wijn en bier bij. Men noemde het eten van pepernoten „een ech te hart- en maagsterking en aangenaam bij het drinken". Op oude platen treft men dan ook vaak eenige lieden aan een koffiehuis-tafel aan, welke lieden een pot bier en een kom no ten bij zich hebben. Voor de mannelijke leden van een ge zin was het pepernoten eten en het bier- drinken de „clou" van den Sinterklaas avond. Maar in het vervaardigen van de specu laas- en taai-taai-figuren zat ook roman tiek. Geestige beelden, harten voor de verliefden en amor's met pijl en boog ieder vond wellicht iets van zijn gading in het zoete honinggebak. Het taai-taai liet zich feitelijk beter vor men en drukken dan de speculaas, omdat het een glad oppervlak en een fijnen deeg korrel bezit. In de 15e en 16e eeuw kwamen de be kende „Hylikmakers", d.w.z. huwelijks makers. Daar vandaan komen ook vrijers en vrijsters, welke men, zooals de koekebalc- ker de Groot in Hildebrand's „Camera Obscura" zegt: „tot de plooitjes van den kraag en de ruitjes van den breizak toe" vergulde. De „Hylikmaker" was bij onze voor ouders een krachtige bondgenoot voor schuchtere jongelingen, die niet vrijpos tig het oude Hollandsche liedje: „Zeg meisjelief, mag ik met jou verkeeren?", durfden zingen. En wanneer de „Hylik maker" dankbaar werd aanvaard, dan was dit een teeken, dat des jongelings liefde werd beantwoord. Later is de naam „Hylikmaker" door den volksmond verbasterd en maakte men er „Heiligmaker" van. De koekbakkers voerden omtrent den St. Nicolaastijd een waren strijd onder el kaar in het vergulden van koek en taai taai en toen zij op het eind van de 19e eeuw de figuren nog aantrekkelijker wil den maken door er hard gekleurde zijden linten en franjes op te plakken, greep de overheid in, omdat men hierin een gevaar zag voor de volksgezondheid. Het werd verboden nog iets anders te gebruiken dan het gewone suikergoed, dat op de koeken werd gespoten door middel van een papie ren zakje. De aardige kleurige poppen geraakten op den achtergrond en verdwenen langzamer hand. Hoe de Jan Klaassen's feitelijk aan het St. Nicolaasfeest te pas komen, zal wel velen een raadsel zijn, wanneer men de geschiedenis van dezen populairen schalk niet kent. Het volgende werd omtrent de relatie van St. Nicolaas met Jan Klaassen ver haald: Eens heeft Jan Klaasen den ouden Sint een poets gebakken. Op een nacht vroor het zeer vele graden en de Heilige Man was door zijn gedraaf over de daken verkleumd van de koude. De Sint besloot toen in den eersten den "besten schoor steen te kruipen, welke hij tegenkwam en deze schoor steen behoorde aan het huis van Jan Klaasen. Laatstge noemde zat met zijn vrouw Katrijn bij het vuur. Op be zoek waren de Dood van Pier lala, de Lange en de heele santekraam van Kabalt, ter» wijl allen zich te goed deden aan vulgaris snert. Toen de Sint zoó pardoes door den schoorsteen kwam vallen, was ledereen beduus, maar Klaa sen sprak: „Kom mee, en zet u aan!" en de Sint, blij, dat faU bi} «ulk» goede menschen was, nam de uitnoodiging gaarne aan. Hij kreeg een bord dikke erwtensoep met Geldersche worst en Meppeler kluiven en liet het zich goed smaken. De Sint vroeg zelfs nog een portie, toen hetbord leeg was en de gulle Jan gaf het den man graag. Toen de Sint al geruimen tijd aan Jan Klaasen's tafel had gezeten, bedacht hij plotseling dat de kinderen met ongeduld op hem zouden wachten en ein delijk stond hij van tafel op om weer door den schoorsteen naar boven t e kruipen, maar o schrik! De Sint was door het eten van de heerlijke soep steeds dikker en ron der geworden en het was hem niet meer mogelijk door den schoorsteen op het dak te komen. „Ziezoo!" zei Jan Klaasen, „nu kom je er niet meer uit!" en de kameraden, aange spoord door den ondeugenden Jan Klaasen, begonnen den goeden Sint met knuppels te bewerken. „Toe maar! Toe maar!" riep de Sint, die vond, dat hij zulk een kastij ding des vleesches wel verdiend had. Door het ranselen werd de arme Sint steeds ma gerder en tenslotte was zijn omvang weer zoo geslonken, dat hij gemakkelijk door den schoorsteen kon kruipen. „Dank je wel voor den heerlijken maal tijd", riep hij zijn gastheer nog na en ver dween in het duister.... En naar aanlei ding van dit wel zeer fantastisch verhaal hebben de bakkers ook Jan Klaasen een vard geheeten. Zij droegen alle vier stalen (helmen, even groote schilden en waren het zelfde gekleed. Mèt de ontwikkeling van het fabrieks werk verdween ook langzamerhand de edele kunst van het koekbakkersgilde. De bakkers konden niet op tegen de geraffi neerde suikerbakker^', welke op het einde Jder 19e eeuw en in het begin van de 20e eeuw opkwam. Het handwerk der bakkers moest plaats maken voor de moderne machines, welke bij tien-, ja honderdtallen hun speculaasmannen, taai-taai-poppen, suikerwerken, borstplaatjes, ja wat al niet kunnen verwerken. De fabriekswerk heeft de frissche, gezonde volkskunst vol roman tiek en humor verdrongen en zijn plaats zal het niet meer afstaan. Voor goed zijn zij verdwenen de gemoedelijke dikke specu laasmannen met hun helkleurige streep- broekjes en hun sierlijke pluimen van goud papier op hun mutsen. Voor goed verdwe nen de Bijbelsche Adam's en Eva's onder den goudbruinen appelboom met zijn zoet- roode vruchten. Voor goed ook verdwenen de trotsche familiewapens, de postkoetsen, de Uilenspiegels, de Figaro's en de vele an dere dingen. Naast het bereiden van speculaas en taai taai heeft het suikerwerk, het marsepein, de chocolade een plaats gekregen in het huiselijk St. Nicolaasfeest. Wij, moderne menschen, zouden ons een voudig niet meer tevreden kunnen stellen met datgene, waarmee onze voorouders te vreden waren. Onze tongen zijn te ver\v?nd en den eenvoudigen, frisschen smaak <*an het ouderwetsch bereide speculaas cn Vt gekruide taai-taai te kunnen waarde, .n. De oude, vertrouwde „Hylikmaker", die als postillon d'amour moest fungeer: i bij plaatsje gegeven onder hun Sinterklaasge- bakkeru Ook het verhaal van "de „Vier Heems kinderen", wier afbeelding ook niooit ont brak In de vel» taai-taai-voorstellingen, In vroeger jaren heel populair, Z i." De „Vier Heemskinderen" werd-altijd af gebeeld óp een krijgsreus van een ros, Ba den verlegen jongeling cn het schuchtere meisje, heeft afgedaan. De moderne jeugd I kan het thans wel zonder „Hylikmaker"

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1936 | | pagina 12