Begeerten die in vervulling gaan
Over verzamelaars en andere
kinderen
Ieder mensch heeft zijn eigen liefhebberijen
Er zijn mannen, die zich bukken om
waardelooze dingen op te rapen, om
dat deze voorwerpen hun beelden uit
hun kinderjaren voortooveren. Er
zijn andere mannen, die nergens af
stand van kunnen doen. Zilverpa
pier, verzamelen zij en geen lucifer
doosje zullen zij nooit in het vuur
werpen. Ze zijn niet gierig maar ver
heugen zich over de dingen, precies
zooals zij er zich als jongen over
verheugd hebben. Weer anderen ver
zamelen postzegels en munten, ma
ken allerlei voorwerpen of teekenen
Ja, er zijn mannen (maar dit strikt
in vertrouwen), die zelfs scheepjes
laten varen.
Het is reeds meer dan tweeduizend jaar
geleden, dat Socrates onder een boom zat
en een stok puntig sneed, waarna hij er
een eigengesneden paardekop op zette. De
jeugd uit Athene stond erbij, bewonderde
de kunst van den filosoof en geraakte hee-
lemaal in geestdrift toen de wijze zijn stok
paardje tusschen de beenen klemde en
yroolijk als een vierjarig kind in het rond
reed. Toen legde de groote denker der wijs
heid alle waardige geleerdheid af om net
als de kinderen den blik te wenden naar
't oorlogzuchtige verleden. Hij deed dit uit
een innerlijken drang, omdat hij het pret
tig vond en omdat hij in het spel zijn eigen
begeerten verwezenlijkt zag, al was het
dan ook maar in schijn.
Hoeveel liever had hij misschien aan het
hoofd van een heel leger gestaan. Als offi
cier of misschien als generaal, want hij
hield van de dappere krijgslieden en was
zelf graag soldaat geworden. Zoo kon het
kind in den man slechts zijn gedroomde
wenschen benaderen.
Socrates is dood, maar het stokpaardje
leeft nog steeds! Het heeft de eeuwen over
leefd en wordt nog heden ten dage vlijtig
bereden. De kleine kantoorbediende zit er
op en de geweldige directeur, de eenvou
dige „man uit het volk" en de knappe ge
leerde. Ieder naar zijn eigen aard. „In den
echten man is een kind verborgen en dat
wil spelen", zei Nietzsche reeds. Hij kon
het weten, want hij gold toch voor een van
de ernstigste menschen van zijn tijd, hij
was een filosoof, dien niemand van
speelschheid zou verdenken, maar hij be
schuldigt zichzelf hiervan en schaamt zich
niet over deze bekentenis.
Wij kennen zijn stokpaardje niet, weten
niet, of hij vellen papier volteekende of dat
hij in het geheim cactussen kweekte. Hij
hield zijn liefhebberijen goed verborgen
voor de buitenwereld. Overal zien wij het
kind in den man. Daar zit een oude ren
tenier op een bank in het park. Met zijn
slok teekent hij figuurtjes in het zand, or
namenten en hondekoppen. Zijn geest
zoekt bezigheid in het spel, bijna onbe
wust Af en toe kijkt hij eens naar de
kinderen, die in het zand spelen. Hij zou
graag met hen mee willen spelen, misschien
een kasteel bouwen of iets dergelijks.
Maar zoo in het openbaar? Wat zouden
de menschen er van zeggen? Neen, dat
kan hij niet doen, maar hij moet spelen,
hij moet iets doen, wat de kinderen ook
doon. En plotseling glinstert er iets ondeu
gends in zijn oogen. Het is lente, er komt
loven in de boomen. En reeds snijdt hij
een wilgentak af. Nu zit hij daar en klopt
Ittet het heft van zijn zakmes op het groen
omhulsei. tot de bast tenslotte loslaat. Het,
gaat schitterend. Nu 'n paar speelgaten en
het mondstuk en de fluit is klaar. Hij zou
hem graag eens probeeren, maar hoe? De
jonge vrouw op de bank daarnaast zit al
door zoo geanimeerd naar hem te kijken.
Daarom geeft hij de fluit aan een jongen.
De oude man zit nu iederen dag in het
park en snijdt wilgenfluitjes. De jongens
staan al op hem te wachten. Met hem en
met zijn werk beleeft hij zijn eigen jeugd
weer opnieuw.
„Mannen willen spe
len", zei mijn vrouw,
„en men moet ze la
ten spelen. Dat stemt
hen vroolijk en wij
krijgen er menige
wensch door vervuld.
En dat is belangrijk ge
noeg."
„Na het eten wordt
mijn man onrustig",
luisterde ik een gesprek
van mijn buurvrouw af.
„Hij schuift op zijn
stoel heen en weer,
kijkt op de klok. Tot
hij eindelijk zegt, dat
hij weer een figuur
zaagwerkje heeft mee
gebracht. Ik laat hem
rustig zijn gang gaan
en alles wat hij knut
selt, krijg ik. Laatst
was het een bloembak,
nu wordt het een staan
de lamp. Hoort U hem
zagen in de keuken?
„En mijn man', zegt
een andere buurvrouw,
„heeft ook zijn stok
paardje. Hij verzamelt
papieren soldaatjes. Die
plakt hij op karton en
zet ze op groote stukken
karton vast, heele regi
menten. Hij heeft er al
meer dan duizend en dan vestingen en
loopgraven. Hij zegt, dat hij er veel geld
mee zou kunnen verdienen. Maar dat ge
loof ik niet, hij wil zich alleen maar veront
schuldigen,
de liefhebberij van mijn man heelemaal
niet eens. Overal staan zijn soldaten, ik
weet niet, waar ik met mijn andere dingen
blijven moet."
Zoo praten ze, de vrouwen. De eene is
er voor, de andere ertegen. Wie weet waar
de man toe zou komen, als men hem zijn
liefhebberijen zou ontnemen. Liever zijn
gang laten gaan, want het kind in den man
is degelijk. Intusschen moet men toegeven
dat zij er soms wel eigenaardige stokpaard
jes op na houden, die heer en der schep
ping. Daar is een schoorsteenveger, die
eikels verzamelt. Daar maakt hij kronen
van, medaillons en halskettingen. Het zijn
kunstwerken, die hij maakt. Hij heeft er
plezier in, maar ook heeft hij er oog voor
en een kijk op de wonderen der natuur.
Zoo ziet hij eens twee houthakkers bezig
een boomstronk uit den grond te halen. De
bijl zal juist neervallen om de wortels door
te hakken. Hij springt toe, houdt de man
nen tegen, graaft de bedreigde wortels
voorzichtig bloot en gebruikt ze wegens
hun grilligen vorm als lijst voor een
spiegel.
De'gang van zijn huis is versierd met tal-
looze imitaties van hertgeweien, merkwaar
dige boomvertakkingen, die hij op ronde,
houten schijven heeft vastgelijmd.
Heimelijke verlangens zijn het, die hier
in vervulling gaan. Bij den een meer, bij
den ander minder.
Een matroos deed maandenlang moeite
om een schip met mast en zeilen in een
flesch te tooveren. Een ander knoopte
handtasschen of borduurde een tapijt, dat
op een tentoonstelling zelfs bekroond werd.
Men stelt zich de mannen altijd doodelijk
ernstig voor. Vooral ondergeschikten heb
ben die voorstelling van hun meerderen.
Als zoo iemand zit te wachten, tot hij bij
den directeur van een zaak wordt toegela
ten, dan gelooft hij, dat die daar achter de
deur niets anders kent dan getallen en ba
lansen. Laat hij echter eens door het sleu
telgat kijken! Misschien heeft hij geluk en
kan hij het kind in den man waarnemen.
Want hij schrijft niet, hij telefoneert niet,
hij broedt geen groote plannen uit, maar
hij doet niets anders dan grappige, kleine
mannetjes op het o zoo kostbare brief
papier teekenen. Misschien trekt hij een
En neem ook den geleerde niet al te
ernstig. Hy laat zich rustig van zijn arbeid
afleiden, als hij op de weide jongens bezig
ziet hun vliegers op te laten. Dan mom
pelt hy voor zich heen: „De staart is te
licht"en stormt naar buiten. Misschien
neemt hij zelf het touw in de hand en holt,
totdat de vlieger omhoog gaat.
Vrouwen kunnen dat niet begrypen, die
berijden zulke stokpaardjes niet. Als de
pop stuk is, gaan de kleintjes niet naar
moeder, maar naar vader, die de schade
herstelt, en tegelijk een beetje meespeelt.
Alle mannen spelen en zij schamen er
zich niet voor. En als zij daarenboven nog
gelijkgestemde zielen vinden, dan richten
zij vaak een club op en spelen tezamen.
Laat hen maar rustig spelen. Ze doen er
geheim laad je open en verheugt zich over nieuwe krachten mee op voor den levens
een paar munten of postzegels, die hij strijd.
daar bewaart. Over het algemeen zijn de
heeren directeuren precies zoo behept met
menschelijke zwakheden als wij. Als men
hen in hun huis zou kunnen gade slaan,
zou men zien, dat ze heel ongegeneerd hun
stokpaardje berijden.
Zij kunnen zich urenlang amuseeren met
een kleine muis onder glas in haar holle
tje te schudden of een rouletteballetje zoo
lang rond te draaien, tot het op de ge-
wenschte kleur komt.
BU DE ILLUSTRATIES:
Links boven:
Iemand in New York, die correspondeert
met menschen van alle leeftijden, over de
geheele wereld, heeft de muren van zijn
kamer met enveloppen behangen. De lucht
postbrieven hangen aan het plafond, de
aangeteekende enveloppen liggen op den
grond.
Rechts boven:
De Tiroler Hauptman reist reeds jarenlang
de wereld door om autogrammen te verza
melen. Wat is dat anders dan een
stokpaardje?
Hierboven:
Mr. Browning uit Washington verdrijft
zich den vrijen tijd met het verzamelen
van sigarettendoosjes en sigaretten. Zijn
grootste trots is het, dat er geen enkele
soort sigaret op de heele wereld bestaat,
die niet in zijn verzameling aanwezig is.
Een nutteloos tijdverdrijf?
Daaron d e r:
Hoeveel „vaders" spelen er niet als kinde
ren met het spoortreintje van hun jongen?
Komen dergelijke mannen met elkaar in
aanraking, dan richten zij soms een club
op, waar de onschuldige liefhebberij naar
hartelust kan worden botgevierd.
L i n ks:
Prentjes ruilen is niet alleen een bezig
heid voor kinderen, doch ook voor volwas
senen. Zij noemen het verzamelen, in ieder
geval is het een geliefkoosd stokpaardje.
RUBENS EN VAN DIJK.
In een tijd, dat Rubens een van zijn
schoonste bijbeltafereelen onder handen
had, verkregen enkele van zijn leerlingen
van Rubens' dienstbode toegang tot zijn
werkplaats, terwijl de meester afwezig was
Een hunner viel ongelukkigerwijze tegen
het nog niet opgedroogde schilderwerk en
wischte den arm en de wang der H. Maagd
en de kin van Maria Magdalena uit. Groot
was zijn ontsteltenis. Ieder wilde vluchten,
doch de dienstbode, op wie de verantwoor
delijkheid van het ongeluk zou neerkomen,
deed de deur van het atelier op het slot en
verklaarde, dat niemand de plaats moch\'
verlaten alvorens Magdalena's kin en Ma-
ria's wang en arm in den natuurlijken staa'
waren hersteld! De leerlingen capituleer
den. Men ging tot een stemming over, wie
het uitgeveegde zou moeten bijwerken. Van
Dijk trof het lot. Met bevende handen vat
te de jonge schilder palet en penseelen aan
en, door zijn makkers aangemoedigd, her
stelde hij, hetgeen was bedorven, zóó vol
maakt, dat niet alleen de dienstmaagd te
vreden was, doch zelfs Rubens, die nader-
luinri mji, nu(aucx wcik nog cena
kritisch bekeek, sprak hij tot een zijnei
kunstvrienden: „Dat hoofd en die arm z:jr
lang niet de slechtste, die ooit door mij ze-
maakt zijn!"
„IK BEGEER HET GOED
VAN ANDEREN NIET!"
Toen in 1739 te Berlijn tot den oorlog
tusschen Duitschland en Oostenrijk was be
sloten en alle onderhandelingen om den
vrede te bewaren, op een mislukking wa
ren uitgeloopen, zond Oostenrijk, die nog
een laatste poging wilde wagen. Baron von
Thugut naar Pruisen, om de kwestie nog
eens mondeling te behandelen.
Frederik van Pruisen ontving den Oos-
tenrijkschen gezant zeer koel en zeide, dat
de zaak reeds door Graaf von Finkenstein
was afgehandeld en dat hij niets meer te
bespreken had.
Von Thugut evenwel liet zich niet zoo
gauw afschepen, maar rolde de papieren
uit, welke hij had meegebracht en legde
alle bijzonderheden omtrent den toestand
van het land aan den vorst voor.
Toen hij evenwel bemerkte, dat zijn toe
hoorder maar met een half oor luisterde,
pakte hij mismoedig zijn papieren weer bij
elkaar en ging met langzame schreden
naar de deur. Juist, toen hij deze wilde
openen, hoorde hij den vorst achter zich
aankomen. Snel keerde hij zich om, in de
hoop, dat Frederik van gedachten was ver
anderd.
Daar stond de vorstelijke held voor hem,
met het touwtje in de hand, dat Baron von
Thugut op de tafel had laten liggen. Glim
lachend zeide de vorst: „Hier, mijnheer
Von Thugut, ik begeer het goed van een
ander niet!"
DE VOORUITGANG
DER STAALTECHNIEK.
Onder dit motto zal op de komende Voor-
jaarsmesse te Leipzig een groote expositie
worden gehouden in een speciale hal*
„Stahlbau". In deze tentoonstellingsruimte
zal men een overzicht vinden van de g~oo-
ten vooruitgang, welke in de laatste jaren
op het gebied van staalproductie, oppt-t-
vlaktetechniek, beschermen en vrijwaren
tegen roest, en aanwending van staal op
de meest uiteenloopende gebieden te cun-
stateeren valt. Hier zal men een bewijs vin
-den voor het feit, dat het eeuwenoude ma
teriaal „staal" zeer zeker nog voor verdere
ontwikkeling vatbaar is, en dat er op veler
lei gebied nog mogelijkheden bestaan tol
het gebruik van dit metaal, mogelijkheden,
waarvoor staal, beter dan eenig ander mr
teriaal, geschikt is.