De loods komt aan boord De beschermer der Oceaan reuzen Olie op de golven om deze te kalmeeren Ook in de haven moet de loods weten te manoeuvreeren Kankerbestrijding Hoe grooter de tonnenmaat en daarmede de diepgang van de groote oceaanstoomers werd, des te duidelijker moesten de vaar geulen bij de kusten zijn aangegeven. Dat geschiedde eenerzij ds door betere en meer uitgebreide betonning, anderzijds door bij zonder ervaren loodspersoneel, dat bij uit stek bekend is met de plaatselijke water wegen. Iedere zeekaart geeft wel is waar de richting en de snelheid der zeestroomingen aan, maar bij zwaar weer, dichte mist of andere abnormale omstandigheden ontstaan er stroomingen lang de kust, die alleen de oude, ervaren zeeman, door en door kent. De gevaren van onderzeesche zandban ken, riffen en stroomversnellingen zijn in Bij druk scheepvaartverkeer gebeurt het wel, dat er soms 40 tot 50 loodsen per dag noodig zijn. De aan boord van het loodsvaartuig te- rugkeerende loods schrijft in 't „logboek" onder opgave van den naam van het schip dat geloodst is, alle verdere bijzonderhe den in. Hoe gevaarlijk het leven der loodsen soms kan zijn, vertelde eens een oude zee- loods. Zijn verhaal luidde als volgt: „Het was in November en buiten sloegen de golven huizenhoog tegen de golfbre kers aan. De zee kookte. Wijd en zijd wa ren lucht en horizon één water. De licht- kegels van onze geweldige schijnwerpers trachtten, zoo goed en zoo kwaad als het ging, het labyrinth der huilende vloedgol ven te doordringen. Daar, een oceaanstoomer, die ons sig naal gaf! De beurt was aan mij. Reeds het geheel niet denkbeeldig en tijdens den storm moet ieder schip met de grootste han digheid tegen de woedende grondzeeën wor den beschermd. In verschillende vaargeulen aan de kust treden tegengestelde stroomingen op. En juist de zandbanken, vaak in het ge zicht van de kust, doch eenige meters on der den zeespiegel, worden het graf van vele dappere zeelieden. Zoodra een oceaanstoomer voor den mond van de groote rivieren komt, moet hij langzaam opstoomen, precies in de vaar geulen, die schots en scheef, onzichtbaar onder het grauwe waterdek loopen; met „nautisch" verstand en „zeemansgevoel" moeten zij gevonden worden. De scheepskapitein stuurt niet graag zelf in de monden der rivieren, want ondanks de talrijke aanteekeningen op de zeekaar ten zijn deze gevaarlijke labyrinthen. Bij Amsterdam, Rotterdam, Antwerpen en verschillende andere, diep in het land gelegen havens, onderscheidt men twee soorten van loodsen, buitenloodsen, die het schip binnen de rivier- of havenmond in g brengen, en de binnenloodsen, die zorgen, dat het vaartuig verder het kanaal of de rivier opkomt, om zoo de plaats van bestem ming te bereiken. De moderne loodsbooten zijn voorzien v&n electrisch gedreven signaalschijnwer pers, draadlooze telefonie en dergelijke technische hulpmiddelen meer, kortom van alles wat men maar eenigszins zou kunnen noodig hebben. Hoe begrijpen nu de binnenkomende schepen en de loodsen elkaar? Door de zoogenaamde „loodsvlag", die het schip in top voert, als het een loods noodig heeft. Het is een blauwe rechthoek op witten grond, of de natievlag omgeven door een Witten rand. Vaak staan de lood sen met hun verrekij kers gewapend aan de railing van de loods- ooot, naar den masttop van de binnenkomende schepen te turen. Heeft een schip het signaal gegeven, dan gaat het in vliegende vaart van boord in de steeds in een kraan gereed han gende loodskotter, die onmiddellijk te waier wordt gelaten. De golven mogen huizenhoog over het schip slaan, en de klei ne kotter met ruwolie- motor mag rijzen en dalen met eiken golf slag mee, als een rots zoo vast staat de Joods in zijn oliejas aan de railing en laat het zilte nat in zijn gezicht spat ten. Na korten tijd klimt hij reeds over de valreep van den stoo- mer, die intusschen ge- eeft. Op de com- ïg vraagt hij i over 1IK: tonnenmaat, diepgang en machines, over 't aantal schroeven en dergelijke dingen meer en geeft hierna zijn raad en orders. Een tot tweemaal per dag komen er nieuwe loodsen van de kust op het loods vaartuig, dat buitengaats op wacht ligt De gezagvoerders van alle binnenkomen de zeeschepen zijn verplicht zich van de daarvoor aangewezen loodsen te bedienen, waarvoor loodsgeld moet worden betaald. De buitenloodsen zijn in staatsdienst, de diensten der binnenloodsen worden gere geld en beheerd door de gemeentebestu ren. De aansprakelijkheid van den gezagvoer der of reeder wordt door de aanwezigheid van een loods echter niet opgeheven. De gezagvoerder moet den raad van den loods opvolgen; doet hij dit niet en gebeurt er iets, dan is de loods niet aansprakelijk te stellen voor de gevolgen. knarste de windas, waarmee de loodsboot werd neergelaten en even later ging ik den donkeren stormnacht in. Met reusach tige kracht rolden de golven op onze zwakke boot toe en het scheelde een haar, of onze kotter was tegen het loodsvaartuig te pletter geslagen. Doch het lot beschikte anders en daar gingen we. De huizenhooge golven dreig den ons te vernietigen. Met verkleumde handen hield ik mij aan de railing van on ze lichte boot vast. Het ging op leven en dood. Maar wij hadden een goede oliemotor en onbevreesd gingen wij vooruit, door de dalen der golven, over de hooge kammen naar het schip toe. Ergens moest het schip zijn. Drie golven kwamen vlak achter el kaar, de tweede had een vreeselijke kracht Doch op dat oogenblik kwam er redding: het tankschip, want dat was het, had veel olie op de golven gegooid en zoo de zee doen bedaren, de reuzenkammen waren plotseling verdwenen. Maar ook het schip zelf was door die daad gered. Op het laatste oogenblik kon ik als loods aan boord klimmen en het schip er voor behoeden, dat het in stukken werd gesla gen en zoo met man en muis zou zijn ver gaan. Dat was de zwaarste nacht in mijn leven." De zeeloodsen of buitenloodsen brengen hun schip tot in den mond van het Noord zeekanaal of de Nieuwe Waterweg, hier komen dan de binnenloodsen aan boord, die verder op zich nemen om het schip door de „van ondiepten wemelende" kana len naar de havensteden te brengen. Den moeilijksten arbeid hebben dikwijls de havenloodsen. De leek mag lachen als hij denkt: „In de rustige haven." In een haven zijn echter, afgezien van een meestal zeer druk verkeer, vaak zeer grillige stroomingen. Als men daarbij denkt aan de geweldige zogwerking der huidige oceaanstoomers, dan kan men zich ongeveer een voorstelling maken van de gevaren, die een havenloods met manoeu vreeren heeft te overwinnen. Een goede manoeuvreerloods ziet kans om een gevaarlijken tegenstroom aan zich dienstbaar te maken en er, bij het draaien van het schip, nog profijt van te trekken. Het „verhalen" van een oceaanstoomer, .zooals de vakterm voor het meren van schepen of het verwisselen van plaats aan de kade luidt, vereischt een bijzondere vaardigheid in het manoeuvreeren, want niet alleen moet de oceaanreus gedirigeerd worden, maar ook de sleepboot, die door fluitsignalen zijn orders krijgt. Dit „verhalen" kan soms uren duren; het behoort tot het zwaarste deel van het werk der loodsen. BIJ DE ILLUSTRATIES: Rechts boven: De loodsvlag wordt geheschen. Links boven: De loods is op zijn post. Ofschoon de loods boot met alle comfort is uitgerust, is het verblijf op het steeds rollende en slinge rende schip zelfs voor ervaren zeevaste mannen geen pretje. Midden: De loods op de commandobrug. De groote reederijen hebben hun eigen loodsen; zij moeten echter bovendien er een van de haven nemen of in ieder geval het loods geld betalen. Rechts: Terugkeerende loodsen schrijven hun werk zaamheden in het zoogenaamde „logboek" in. Ieder onder zijn nummer, met opgave van het schip en de bijzonderheden der^ vaart. Links: De loods komt aan boord van een groot vrachtschip. Over den schouder aan een riem hangt zijn koffertje. Bij zwaren zee gang is het aan boord gaan dikwijl* «eer gevaarlijk. moet men verhinderen, dat de beschreven prikkel verschijnselen optreden. Deze ver schijnselen plegen nu echter het gevolg van zekere chronische ziekten, vooral van darmstoringen en de vrouwelijke genitale ziekten, te zijn. Het is nu gebleken, dat het water van bepaalde bronnen bjj deze ziekten genezing kunnen brengen, nl de bronnen van Marienbad. De in Marienbad gebruikelijke stofwisselingskuren vormen een uitstekende prophylax tegen de oorza ken van den kanker. Er wordt dikwijls beweerd, dat kanker erfelijk zou zijn en dat het derhalve wei nig zin heeft, zooveel aandacht aan de be strijding van deze ziekte te wijden. Zoo ca tegorisch genomen, is deze meening niet juist. Men heeft weliswaar in den laatsten tijd door experimenten met muizen vast gesteld, dat niet slechts de aanleg tot kan ker erfelijk kan zijn, maar dat ook da plaats van de kankergezwellen bij opeen volgende generaties dezelfde is. De erfelijke aanleg tot kanker is echter slechts daar waargenomen, waar beide ouders voor den kwaal gedisponeerd wa ren. Was een ouder gezond, dan bleek de aanleg tot kanker niet op de kinderen te zijn overgegaan. Zooals men ziet, is dus hoogstens de aan leg tot kanker erfelijk. Maar daarmede is nog geenszins gezegd, dat de ziekte ook inderdaad moet optreden. Hier kan Ma rienbad goed werk verrichten. In de eer ste plaats kan door 't onderzoek der stof wisseling worden vastgesteld, of een dis positie tot kanker inderdaad aanwezig ü- en blijkt dit het geval te zijn, dan kan een kuur er toe bijdragen, het kwaad in den kiem te smoren. Van dit standpunt uil bezien moet aan het bronwater van Ma rienbad bij de bestrijding van kanker een groote beteekenis worden toegekend. Hoe deze ziekte te voorkomen. Af en toe doen opzienbarende berichten, waarin over de ontdekking van den zoo- genaamden kankerbacil gesproken wordt, de ronde door de internationale pers. En iedere keer weer beschouwen millioenen menschen deze meldingen als boodschap pen uit den hemel, hoewel het tot nog toe nog nimmer gelukt is, de oorzaken van den kanker onomstootelijk vast te stellen en een afdoende geneeswijze aan te geven. Is het werkelijk een bacil, die deze ver schrikkelijke ziekte opwekt? Daartegen over staat de „prikkeltheorie", die den kan ker toeschrijft aan het feit, dat een nor maal menschelijk weefsel door verschil lende prikkelingen op een dergelijke wijze beinvloed wordt, dat het ontaardt en de omliggende weefsels vernielt. Wanneer de ze aangetast worden, scheiden zich gifstof fen af, welke sterker zijn dan het mensche lijk organisme. Zoo ontstaat de cachexia, de slechte algemeene lichaamstoestand, waarin kankerpatiënten geraken. Om zich dus tegen kanker te beschermen WETENSWAARDIGHEDEN. Men gelooft in Portugal, dat men be wijzen heeft gevonden, dat de eerste koe in het jaar 1493 door Columbus in Ame rika is ingevoerd. Eerst vele jaren later volgden er eenige fokdieren om de grond slag te leggen voor de geweldige kudden, die kort daarop in het Noord Amerikaan- sche werelddeel bijzonder goed bleken t» gedijen. Als men de straten van New-York opmeet en de verschillende lengten optelt, komt men tot een lengte van 3000 mijl. Men zou dus een groote reis moeten maken om door alle straten van New York te wandelen en dezen afstand af te leggen. In een kelder van een oud kasteel bij Versaille werd een zwarte kat 32 dagen lang bij een lage temperatuur vergeten. Toen men het dier weer te voorschijn haalde, leefde het nog wel, maar zijn zwar te huid was volkomen wit geworden. De haarborstel werd uitgevonden dooi een Chineeschen generaal, die bij 't bou wen van „de groote muur" wacht had en uit verveling trachtte een instrument te maken om zijn haar te verzorgen en zoo de borstel maakte

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1937 | | pagina 4