PORTRET DE INTERNATIONALE TOESTAND DEZE WEEK WERELD tlfaPjgS IN NEDERLAND VAN DE WEEK EUROPA HERADEMT. Wanneer wij een leer uit de gebeurtenissen van de laatste dagen en weken kunnen trekken, is het wel deze: Europa heeft on danks alles een gezonde vrees voor den oorlog. Want indien werkelijk een of andere mogend heid de lust had gevoeld, den strijd te ontketenen, zou het daar toe thans eenige schitterende ge legenheden gehad hebben. Dat dit niet gebeurd is, bewijst dan ook dat de Europeesche vrede zware stooten kan verdragen. Dit tenminste geeft nog eenige hoop voor de toekomst. De span ning van den laatsten tijd zal im mers moeilijk overtroffen kunnen worden. Nu dan de Oostenrijksche kwestie en het Poolsch-Litausche conflict onbloe dig zijn „geliquideerd" en daarmede twee onrusthaarden in Europa zijn 'gedoofd, krijgt men weer tijd de ge slagen wonden te genezen. Niet, dat dit zoo gemakkelijk zal gaan, want helaas hebben de verschillende gebeurtenissen het wantrouwen in ons werelddeel nieuw voedsel gegeven. Veel, wat reeds met groote omzichtigheid was opgebouwd, is weer afgebroken, zoodat in menig opzicht van voren af aan zal moeten worden be gonnen. De voorwaarden daartoe zijn on getwijfeld nog gegeven. Zoo wordt uit Rome gemeld, dat de Britsch-Italiaansche besprekingen een bevredigend verloop hebben. In hoe verre de nieuwste ontwikkeling in Spanje daarop nu weer een ongunstigen invloed zal uitoefenen, is moeilijk te overzien. Zeker is in ieder geval, dat de Engelsche openbare meening zeer verontwaardigd is over de barbaarsche bombardeering van Barcelona. Vele honderden slachtoffers, die ten deele nog onder do puinhoopen bedolven liggen, zijn daarbij reeds ge vallen. Eigenaardig is in dit verband een uit lating van den Italiaanschen staatssecre taris generaal Valle in zijn toelichting op de begrooting van luchtvaart. Volgens hem zal het luchtwapen in een eventueelen toe- komstigen oorlog de belangrijkste rol spe len. Frontaanvallen zouden een oorlog slechts rekken en de meest logische wijze om den oorlog te „humaniseeren" zou dan ook gelegen zijn in een onbeperkten lucht oorlog, die enorme schrik verspreidt, zoo als dezer dagen te Barcelona geschiedt en op deze wijze den vijand tot een spoedige overgave dwingt. Intusschen blijkt uit de protesten, die in Amerika, Engeland en vele andere landen tegen het bombarde ment van Barcelona aangeheven zijn, dat men dergelijke „humaniteits"begrippen nog lang niet overal deelt. Maar genoeg van dit onverkwikkelijke onderwerp. Naast het verloop van de Britsch-Ita liaansche besprekingen is voor de toe komst ook Engelands verhouding tot Duitschland van het grootste belang. Het is de „Deut sche AUgemeine Zeitung", die juist aan dit vraagstuk een uitvoerig hoofdartikel heeft gewijd. Het blad constateert eerst, dat de nieuwe buren van Duitschland alle hebben verklaard, tegen de thans bestaan de grenzen geen bezwaar te maken. Het blad meent dan verder, dat daartoe ook voor Engeland geen aanleiding is. Wel is Duitschland nu m vele op zichten de grootste continentale mogendheid van Europa geworden, maar deze zou geenszins strijd met Engeland zoeken. Duitschland wil Engeland niet op zee bedreigen en zou ook nadat het zijn koloniën zou hebben teruggekregen aan de vloot- verhouding 35 100 blijven vast houden. Het blad wijst er tenslotte op, dat zoo men al bezwaar tegen de „methode" mag hebben, men daarbij toch zal moeten bedenken, dat elk ander op treden tot een burgeroorlog zou hebben geleid, die volgens de meening ook van vooraanstaande Engelschen gemakkelijk naar Tsjecho-Slowakije had kunnen over slaan en dan een algemeenen oorlog ten gevolge hebben. Het is thans de vraag, of de meerder heid van het Engelsche parlement bij de a.s. politieke debatten een zienswijze als van de „D.A.Z." zal kunnen deelen. Het is aannemelijk, dat Chamberlain de kalmte in het parlement zal weten te bewaren en zich niet tot een nieuwe politiek zal laten verleiden. Londen zal waarschijnlijk ook verder blijven streven naar een toenade ring tot de spil Rome-Berlijn daarbij ech- de belangen der eigen veiligheid niet uit hit oog verliezen. Franhrijks financieele zorgen. Frankrijk bewaart op het oogenblik in de internationale politiek een gereser veerde houding. Kennelijk wil de Quai d'Orsay eerst de nieuwe ontwikkeling in Londen afwachten, alvorens men zich in een of ander opzicht voor de toekomst vastlegt. Overigens heeft men op het oogenblik aan zijn financieele zorgen ook al meer dan genoeg. Teneinde aan den nood der schatkist tegemoet te komen en een begin te maken met de financiering van de autonome defensiekas, heeft de re geer ing aan het parlement voorgesteld een nieuwe overeenkomst aan te gaan met de circulatiebank, krachtens welke het maxi mum van het loopende crediet van ten hoogste 15 milliard frs. met 6 milliard frs. verhoogd zou worden. De schatkist zal daarna niet minder dan 37 milliard frs. aan de Bank schuldig zijn! Commentaar is hier wel overbodig. De strijd in het Verre Oosten. Intusschen wordt wegens de gebeurte nissen in Europa minder opgemerkt, maar daarom nog niet minder verwoed, de strijd in het Verre Oosten, vooral in Zuid- Sjantoeng, voortgezet. Het is opmerkelijk dat de Japanners daarbij betrekkelijk weinig successen melden. Overigens is er thans naast de regeering te Peiping ook een nieuwe regeering voor Centraal China in het leven geroepen. Dat ook deze regeering geheel van de Japan ners afhankelijk, is, behoeft wel geen be toog. HIER LEEFDE EN WERKTE JOSEPH HAYDN. Gezicht op de Bergkerk van Eisenstadt in Burgenland, waar de beroemde componist Haydn dertig jaar als organist werkte. H.M. Koningin Emma herdacht. Het is kenmerkend voor de groote plaats, die H.M. Koningin Emma tijdens haar leven in het hart van het Nederland- sche volk heeft ingenomen, zooals haar nagedachtenis nog elk jaar opnieuw op den sterfdag met groote trouw in verschil lende plaatsen van het land wordt geëerd. Thans was het reeds de vierde maal, dat deze rouwdag in het Oranjehuis werd herdacht. In de plaatsen, die zoo gelukkig zijn, een standbeeld of ander monument van de geliefde Landsvrouwe te bezitten, vonden de gebruikelijke kransleggingen plaats, terwijl Baarn als ieder jaar Zijn Hooge Ambachtsvrouwe eerde met een plechtige herdenkingsbijeenkomst. Zoo houdt ook ons land de herinnering wakker aan een leven, dat uitblonk door hooge plichtsbetrachting en menschelijke goed heid. De Eerste Kamer krijgt een uitbrander. De Benjamine onder de politieke par tijen, de N.S.B., heeft in den Senaat een kleine manoeuvre uitgehaald, als gevolg waarvan de voorzitter de Kamer op^een boetpredicatie heeft onthaald, die niet overal in even goede aarde is gevallen. De zaak was deze: in de laatste zitting, 4 Maart j.1. aan de begrooting van Sociale Zaken gewijd, werd algemeen verwacht, dat deze begrooting zonder hoofdelijke stemming zou worden aangenomen. De Kamer liep dan ook reeds voor een goed deel leeg. Doch de N.S.B. dacht er anders over; zij verlangde stemming, maar deze was niet geldig, omdat het vereischte aantal leden niet meer aanwezig was. Dus moest in een volgende zitting, welke Dinsdagavond bijeenkwam, herstemming plaats vinden. Natuurlijk werd de begrooting aangeno men (met 42 tegen 4 stemmen van de N.S.B.doch de voorzitter vond in dit geval aanleiding, de Kamer de les te lezen over haar gebrek aan belangstelling voor de zittingen. Op den bewusten middag was er tegen het einde der vergadering nog slechts 30 der leden aanwezig geweest. Gelukkig kregen de leden hiervan niet alleen de schuld, want Baron de Vos van Steenwijk erkende, dat er soms wel reden is voor wegblijven of ontijdig vertrek als gevolg van de ondraaglijke lengte der Voorloopige Verslagen en de uitvoerigheid der debatten. Er zou voor de Eerste Kamer ongetwijfeld veel gewonnen zijn en de be langstelling voor de vergaderingen zou er zeker door toenemen, indien de verslagen en de redevoeringen werden bekort en het aantal sprekers werd beperkt. Een Duitsche vriendschapsbetuiging Het was te verwachten, dat de snelle en krachtige reactie van ons land op Duitsch- lands optreden in Oostenrijk bij onze Oos terburen niet onopgemerkt zou blijven. Wij vinden hiervan het bewijs in de „Deutsche Allgemeine Zeitung". die een beschouwing wijdt aan de radiorede van minister Colijn en het daarin uitgesproken besluit van de Nederlandsche regeering om in versneld tempo de weermacht op voldoende peil te brengen. Het kan wel niet anders, of een Duit sche pen moet dit een geheel over bodige maatregel noemen. Zelfs steekt er voor Duitschland een licht angeltje in, hetgeen ook tot uiting komt in de opmerking van het blad, dat „zor gen van deze soort een geheel mis plaatst wantrouwen verraden". Het blad herinnert dan verder aan het aanbod van de Duitsche regeering, om met Nederland evenals met België een niet- aanvalspact te sluiten, welk voorstel door ons land, dat zich in geen enkel opzicht wilde binden, is afgewezen en het besluit met de verzekering, dat het Duitsche Rijk ook in zijn huidigeri vorm niets anders van Nederland wenschte dan „vertrouwen, ruil van goederen en voortzetting van de oude vriendschap". Wij zouden hierbij slechts willen aantdekenen, dat wel niemand er aan zal twijfelen, dat ons land ten opzichte van den grooten buurman van dezelfde ge voelens bezield is, doch dat een goede ver standhouding met het Duitsche Rijk niets afdoet aan de noodzakelijkheid, dat in een tijd van uiterste spanning als deze de gren zen aan weerskanten voldoende be veiligd zijn NEDERLAND EN DE TELEVISIE. Dezer dagen is verschenen, het rapport van de Televisie-commissie en het is wel licht van belang daaraan eenige woorden te wijden, zulks temeer wijl door de inter ressante demonstraties van Philips op de Jaarbeurs de televisie in het brandpunt der belangstelling is komen te staan. En thans doet zich de vraag voor, of men reeds zoover is, dat men ook hier te lande evenals in Engeland en Duitschland met regelmatige televisie-uitzendingen kan aan vangen. Vooropgesteld zij en tot deze conclu sie komt ook de Televisie-commissie in het eerste gedeelte van haar rapport dat de kwaliteit van de televisiebeelden over het algemeen van dien aard is dat in tech nisch opzicht een practische toepassing reeds te verantwoorden zou zijn. Hoe staat het hiermede echter in economisch opzicht Als bekend mag worden verondersteld, dat men voor de uitzending van het tele visiebeeld golven van 5 tot 7 meter lengte moet gebruiken. Maar de voortplanting dezer golven vormt een geweldige moeilijk heid in het distributiestelsel, want de wer kingssfeer van een op een dergelijke golf lengte werkende zender reiktniet verder dan tot den gezichtseinder. Dé televisiezen der, of juister gezegd twee zenders, een voor het geluid en een voor het beeld, bestrijkt dus slechts een gebied met een middellijn van ongeveer 40 kilometer. Om een land als Nederland van televisie te voorzien zouden er dus heel wat zeer dure zenders noodig zijn en deze zouden zeker in vele jaren nog niet rendabel v orden. Slechts in groote steden, zooals Londen en Berlijn, met vele millioenen inwoners, kan de zen der wellicht een zeker rendement opbren gen, maar voor zoover bekend is, is het rendement ook daar nog uiterst laag. Het aantal bezitters van een televisie-ontvang- installatie is uiterst gering, zulks niet in de laatste plaats natuurlijk wegens de hooge kosten van het toestel. Bovendien zendt men ook in deze beide wereldsteden slechts enkele uren per dag uit, zoodat men van zijn zeer kostbaar toestel nog be trekkelijk weinig genoegen heeft. En dat er zoo weinig uitgezonden wordt, heeft ook weer zijn oorzaken, want de programma verzorging is ook volgens het rapport van de Televisie-commissie een van de groot ste struikelblokken op den weg naar de regelmatige televisie-uitzendingen. Slechts zeer weinige actueele gebeurtenissen kun nen, gezien de geringe bewegingsvrijheid van de mobile televisie-stations, uitgezon den worden. Goede gelegenheden waren b.v. de Olympische Spelen te Berlijn en de kroningsfeesten in Londen. Gezien dit alles zal men zich zeer goed kunnen neerleggen bij de meening der Televisie-commissie, dat de instelling van een regelmatigen televisiedienst in Neder land in elk geval nog geruimen tijd zal moeten uitblijven. Anderzijds zal men echter, gelijk het rapport van de commissie ook verklaart, maar niet eenvoudig bij de pakken neer mogen zitten. Want eens zal wellicht de televisie ook economisch mogelijk worden en op dat oogenblik zal men de verschil lende vraagstukken reeds onder de oogen moeten hebben gezien, indien men bij andere landen niet te ver achter wil blijven. DE VOORBARIGE LENTE. Als een onbegrijpelijk geschenk is het mooie weer van de laatste weken tot ons gekomen. Een lentebegin dat samenvalt met den datum, dien de kalender daarvoor aangeeft, ja zelfs nog vooruitloopt op dit „of£icieele" tijdstip, behoort wel tot de hooge uitzonderingen. De stedeling, vqqt wfen mooi weer niet anders beteekent dan terögkeer tot zomér- sche geneugten, die hij zich den ganschen, triesten winter lang heeft mooeten ontzeg gen, aanvaardt zonder er verder bij stil te staan dit zonnig geschenk én'geniet ervan met volle teugen, dankbaar, de zware winterkleeren aan den kapstok te kunnen hangen en de kachel voorloopig althans op nonactief te kunnen stellen. Zoo zag deze laatste Zondag van den kalender- winter een uittocht uit de steden, naar bosch en zee en duin, alsof het volop zomer was. Doch de landelijke bevolking, voor wie „mooi weer" een minder ongecompliceerd begrip is, voor wie „mooi weer" juilfc „slecht weer" kan zijn, omdat zij weet, dat zulk een voorbarige lente aan het gewas, waar zij van leven moet, meer schade dah goed kan doen zij is wat gematigder ih haar oordeel, juicht niet zoo snel en licht vaardig en ziet het niet zonder bezorgd heid aan, hoe zon en wind samenspanne^ om het vocht aan den grond te onttrekken, hoe jonge groente onderstuift onder het striemend opgewaaide zand, kortom hoe heel de ontluikende natuur snakt naar den weldaad van den milden voor jaarsregen. Want de boer weet wel beter dan de argeloos genietende stadsmensch, dat dit niet zoo mooi is als het lijkt en dat deze gouden zonnegloed, die eenerzij ds veel blijheid en levenslust doet ontwaken, aan den anderen kant juist voor veel leven een rem is door zijn feilen overdaad. Uitbundig is de lente ingezet. De stads mensch juicht er om, de boer zoekt speu rend den blauwen hemel af, naar de eerste aankondigers van zijn lente: den milden, zegenbrengenden regen. SPOORREIZEN WORDEN DIESELREIZEN. Als straks het reisseizoen weer begint, zal ons land opnieuw kunnen ervaren, hoe de evolutie in het vervoerswezen zich vol trekt. Eigenlijk is het typisch, dat juist, nu in deze dagen de verschijning van den eersten spoortrein in ons land weer wordt herdacht, de Spoorwegen zelf en met hen maar al te graag het reizend publiek dien ouden „voorvader" van het railverkeer meer en meer ontrouw worden. Want, ter wijl eenerzijds de electrische tractie aan zienlijk is uitgebreid, g&at anderzijds de moderne nazaat van dat oude stoommon- ster, de snelle en geriefelijke Dieseltrein, meer en meer terrein veroveren. En zeker zullen wij, als wij uit verre uithoeken van het land een half uur eerder dan met den snelsten Nederlandsche stoomtrein moge lijk zou zijn, in Groningen aankomen, een dankbare gedachte willen wijden aan den uitvinder Rudolf Diesel, die in 1893 den eersten naar hem genoemden motor vol tooide, welke van Duitschland uit zijn zegetocht over de wereld begon. Toen de Dieselmotor in 1900 op de Wereldtentoon stelling den Grand Prix verwierf, was het pleit voor goed beslecht: overal deed hij zijn intrede en thans vinden wij hem over al, op zee, te land en zelfs in de lucht toe gepast. OVERSTE BECK Poolsch minister van Buitenlandsohe Zaken Eenige dagen lang dreigde een oorlog in Oost-Europa tusschen het groote Polen en het kleine Litauen, De aanleiding was betrekkelijk on aanzienlijk een van de vele grens conflicten in dit gebied, waarbij dit maal echter een doode te betreuren viel. Maar de gevolgen hadden ca tastrofaal kunnen zijn. Veler oogen waren derhalve in de afgeloopen week op. Warschau en den Pool- schen minister van Buitenlandsche Zaken, overste Beek, die de buiten landsche politiek van zijn land nu reeds bijna zes jaren met vaste hand leidt, gericht. Beek heeft zich ook bij dit incident een goed diplomaat getoond. Het ultimatum, dat hij tot Kaunas richtte, steunde misschien niet geheel op het recht, maar het was gematigd en eischte slechts dq erkennning van een feitelijken toe stand. De Litausche regeering heeft dit ook ingezien en de diplomatieke betrekkingen met Polen hersteld. Daarmede is wederom een gevaar lijke haard van onrust in Europa gedoofd. SINDS WANNEER SPELEN DE ESKIMO'S VOETBAL? Amerikaansche anthropologen hebben het bewijs kunnen leveren, dat het voet balspel al 350 jaar bij de Eskimo's bekend is. Het werd door Engelsche matrozen in Groenland ingevoerd. Ook thans nog zijn de Eskimo's hartstochtelijke voetballers; alleen spelen zij het spel niet met een ronde, doch met een vierkante voetbal. Tsjecho-Slowakije en het nationaliteits principe. Slechts weinige landen ter wereld afge zien natuurlijk van de Sovjet-Unie, zullen eenzoo bonte bevolking bezitten als de Republica Cesko-slovenska. Het boven staande kaartje, dat de verdeeling van het land in vijf volksgroepen laat zien, is niet eens geheel volledig. Zoo wordt Tsj echo- geering te Praag aooveel mogelijk aan de wenschen der Sudeten-Duitschers tege moet te komen. Helaas schijnen daarbij haar voorschriften niet altijd door de lagere Tsjechische autoriteiten nagekomen te worden. Desondanks mag men wel be weren, dat Tsjecho-Slowakije zijn minder heden heel wat beter behandelt, dan iD sommige andere staten het geval is. De Tsjecho-Slowaaksche republiek is eer zuivere democratie, waarin alle burgers dezelfde rechten en plichten hebben. De meeningsverschillen tusschen Sudeten- Duitschers en Tsjechen bewegen zich dan ook hoofdzakelijk op administratief ge bied. Overigens toont men aan Duitsche zijde ook weinig begrip voor de moeilijk heden van Praag. Voor een grappenmaker DUITSCHLAND DRESDEN R U S - S LAND POLEN •KRAKAU WEENEN r-'j00STENRIJK H O N G A R IJ E/ ROEMENIË Duifschers ||||H Hongaren Tsjechen 15/o*r*Aen Hoef henen Slowakije o.a. ook nog bewoond door een aanzienlijk contingent Polen. Men zal zich nu wellicht afvragen, hoe het mogelijk was, dat de vaders der vredesverdragen zoovele volksdeelen in een staat onder konden brengen. Het ant woord daarop is vrij simpel: men heeft aan het land zijn natuurlijke en gemakke lijk te verdedigen grenzen willen geven en gemeend, dat daarbij de wenschen van bepaalde volksgroepen (in het bijzonder de Sudeten-Duitschers en de Hongaren) voor hoogere belangen zouden moeten wijken. Of men het bij het rechte eind heeft ge had? De meeningen daarover zijn verdeeld, maar zeker is, dat Tsjecho-Slowakije op het oogenblik^als een der meest bedreigde staten van Europa wordt beschouwd. En dat is geen Wonder in een tijd, dat het nationaliteits-principe men weet niet hoe over Europa is gekomen. Na den Anschluss kon men veelal, ook in Neder land, hooren verklaren, dat men de toege paste methode verwierp, maar dat men de leer, dat Duitschers bij Duitschers behoo- ren, zeer plausibel vond. Hetzelfde zou men natuurlijk van een eventueele aan sluiting der ongeveer 3% millioen Sudeten- Duitschers kunnen beweren. Het probleem der Sudeten-Duitschers is te ingewikkeld, om in dit kort bestek uit voerig behandeld te worden. Genoeg zij te zeggen, dat deze volksgroep meent in den Tsjecho-Slowaakschen staat als tweede rangs burgers te worden behandeld en dat men in Duitschland, in het bijzonder in de laatste jaren gelooft, de broeders aan de overzijde van de grens in bescherming te moeten nemen. Anderzijds tracht de re is dit wel eens aanleiding geweest, Benesj aan te raden, de Duitsche minderheid evenzoo te behandelen als Mussolini dit in Tirol doet. HOE EEN REUZENSLANG EIEREN LEGT. Het komt niet vaak voor, dat een reuzenslang, zonder zich iets aan te trekken van het drukke bezoek van den dierentuin, vlak bij den rand van haar kooi, bijna drie dozijn eieren legt, zooals een tijger slang dat een poos geleden heeft gedaan in Berlijn. De slang woelde eerst een ondiep kuiltje in het kiezel en legde daar heel kalm 35 eieren in. Zoo'n ei weegt 150 gram en is zoo groot als een ganzenei, maar het heeft geen dunne harde schaal, doch een dikke perkamentachtige. Bovendien is het meer rolrond, dan eivormig, zoodat men niet van een stompe kant en een punt van het ei kunt spreken. In tegenstelling met de eieren van vogels met hun harde broze scha len, is hier het eiwit en de eier dooier niet apart, maar zijn ze samen één geelachtig-witte massa, waar het heele ei mee is gevuld

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1938 | | pagina 8