Een Keizersdochter offert zich voor haar land Oostenrijk gered door een huwelijk Wonderen De Koning van Rome wordt geboren van menschelijk handwerk In de schaduw van een Keizerskroon .Nu door de jongste gebeurtenissen in Oostenrijk de oogen van de geheele wereld op dit land gevestigd zijn, willen wij hier een episode uit de geschiedenis van Oostenrijk ophalen, een goede 130 jaar geleden, toen het land door een huwelijk gered werd, en wel door het huwe lijk van Napoleon I met Marie Louise van Oostenrijk. In het jciar 1809 kwam bij Napoleon d« gedachte op, dat sinds eeuwen de eerstge boren zoon van de Duitsche Keizers den titel voerde van „Koning van Rome". Daar In 1805 het Duitsche Rijk verdwenen was, besloot hij, dat zijn eerstgeboren zoon de zen titel zou overnemen. Hij zond nu een koerier naar St. Peters burg, om de hand te vragen van de veer tienjarige Grootvorstin, de zuster van den Czaar. Maar aan het Russische Hof zei men niet „neen", maar.... ook niet „ja". De zaak werd eenvoudig op de lange baan geschoven. Dat is voor Oostenrijk het oogenblik om uit den hoek te komen. Een band tusschen Napoleon en den Czaar, door familieban den vastgeknoopt, zou voor Oostenrijk het einde beteekenen. Tusschen deze molen- steenen zou Oostenrijk verpletterd worden. Reeds in den herfst van het jaar 1809, nog voor het teekenen van den vrede had men zich in ieder geval in Weenen met de gedachte vertrouwd gemaakt, Napoleon door een huwelijk aan het huis Habsburg te binden. Een Memorandum, door onbe kende hand geschreven, dat in het Ween- sche staatsarchief bewaard wordt, noemt óit „het eenige middel tot behoud van Oos tenrijk." En de bruid? De bruid is een uit haar krachten ge groeid, zeer mager en slap meisje, opge groeid in de broeikaslucht van het keizer lijke hof. Geen koel, gezond windje is ooit door de zijden gordijnen naar binnen ge drongen. Zij is heel vroom, bijna bigot en hangt aan haar vader met een kinderlijke, bijna slaafsche onderworpenheid. Van de wereld om zich heen weet zij Slechts, dat de tijden heel moeilijk zijn, dat de Anti christ, in de gedaante van Napoleon, het goede Oostenrijk haat en vervolgt. Haar ontwikkeling is middelmatig. Zij speelt een beetje piano, zij spreekt drage lijk Fransch. Een meisje uit de hooge krin gen. Zij houdt van handenarbeid. Het vroo- li.lkst is zij, als zij op het land woont, in de slotkeuken komt en de dienstboden helpt met het aardappelschillen of het bakken ^an koeken en daarbij luistert naar het onschuldige gebabbel. Op zekeren dag, midden Januari, hoort zij, dat Napoleon met een jonge Aarts-her togin zal trouwen. Dat lijkt haar onzinnig en vreeselijk. Maar zij is niet gewend, zich ergens zorgen over te maken. Wat haar vader en Metter- nich bepalen, zal wel goed zijn. Zij heeft met het arme meisje, dat met den „men- seheneter" moet trouwen, van te voren al diep medelijden. En dan, weer enkele dagen later staat zij voor de snikkende keizerin. Zij wil haar moeder troosten. „Misschien....", zulke dingen zegt men als men troost wil bren gen, „misschien is hij toch niet zoo vreese lijk. Als hij met haar trouwen wil, zal hij wel goed voor haar zijn." Waarom huilt de keizerin nu nog harder? Waarom zegt zij niets? „Als daardoor ver hinderd wordt, dat hij weer naar Weenen komt", tracht Marie Ltmise haar moeder te kalmeeren, „als het weer vrede is.." Vrede is een zoo kostbaar woord, een tooverwoord. Maar ditmaal heeft het geen invloed op de keizerin. En opeens wordt Marie Louise doods bleek. „Moeder het zal toch niet...." De keizerin durft haar dochter niet aan te zien. Zij knikt slechts...." ikik zijn?" De Anti-Christ strekt zijn klauwen naar haar uit, naav haar..*' „Moeder., dat kan toch niet waar zijn., dat kan vader.toch niet goedvinden?" Het gaat niet om liefde. Dit huwelijk is oisch van den Staat Oostenriik sril <jlit huwelijk, om zich te redden. Het heeft den vrede noodig, om duizenden wonden te heelen. Napoleon wil het om zijn jong bloed te vermengen met het eeuwenoude bloed van de Habsburgers. Twee machten, één stralend, reusachtig, de andere vertwijfeld, staan tegenover el kaar. Het is van geen beteekenis of het meisje Marie Louise bang is. Het doet er niets toe, dat zij op den morgen van den elfden Maart om half zes in de Augustinus- kerk bijna even bleek naast den plaatsver vanger van den bruidegom het is werke lijk Karei, de overwinnaar van Asperent staat, bijna even wit als haar japon. Dat zij in Sankt Pölten, waar zij op den 13en van haar ouders afscheid neemt, een uur lang aan den hals van haar vader hangt, de armen krampachtig om hem heen. Des middags, den 16en Maart is zij met haar gevolg in Braunau aangekomen. In vliegende haast heeft men daar een pavil joen gebouwd, aan den oever van de Inn - de overkant van de rivier ligt niet meer in Oostenrijk en daar daar stelt haar ge leide haar onder de hoede der Franschen. De vorst van Neuchatel is thans reismaar schalk. Een van de drie zusters, Koningin Caroline, is tot Braunau mèegekomen. Napoleon, die nu zeker is van zijn hu welijk, stelt zich aan als een jongeling. Hij, die anders wars is Van mooie kleeren, laat r.u den kleermaker komen en besteed er veel aandacht aan, dat zijn kleeren goed zitten. Hij neemt dansles en leert de Ween- sche wals. In de Tuilerieen fluisteren de la keien met elkaar. De man, die de vorsten van Europa naar zijn pijpen leerde dansen, geeft zich nu de grootste moeite, om in de maat te blijven. Geweldig, tot in de kleinste onderdeelen verzorgd, is de feestelijke ontvangst in Pa rijs. Plotseling echter houdt de keizer het wachten niet langer uit. Hij neemt, alleen door zijn vertrouwde Murat begeleid, in een rijtuig plaats en rijdt Marie Louise te gemoet. De koetsier moet het incognito be waren. Napoleon en Murat, koning van Na pels, en zijn twee ordonnance-officieren, andera niemand. Nieuwsgierigheid? Of liefde? Liefde op het eerste gezicht? Het is geen.... liefde. Hij moet een zoon hebben. Grof heeft hij het later verklaard: „ik trouw een moeder. (Zijn uitdrukking was veel ruwer). Gedu rende de reis gedraagt hij zich echter als een verliefde dwaas. Eindelijk in het dorpje Courcelles, ontmoeten zij den voorrijder. De wagens der keizerlijke escorte volgen op korten afstand. De tien minuten lijken een eeuwigheid. Napoleon is buiten zich zelf. Deze overrompeling is in het geheel niet volgens de etiquette, maar wel volgens zijn eigen smaak. Nu rijden de wagens het dorpje binnen. Terwijl Napoleon op de keizerin toeloopt, springt de koetsier, die hem herkent, van den bok, rukt het portier open en meldt met luider stemme: „De keizer!" En Napoleon sist woedend: „Stil idioot!" Deze woorden: „Stil idioot!" zijn de eerste, die Marie Louise, aartsher togin van Oostenrijk en keizerin van Frank rijk, uit den mond van haar gemaal hoort. Zij is half verdoofd. Zij heeft haar oogen gesloten. Nu moet de geweldenaar dichter bij komen., de menscheneter. Zij blijft stil. Zij voelt, hoe hij haar aankijkt. Zoo bekijkt de overwinnaar zijn buit. Caroline zegt iets tegen haar. Dan stapt zij uit, geeft haar plaats aan haar broeder. Napoleon heeft de bevende hand van het jonge meisje gegrepen. Hij weet niet goed, wat hij zeggen zal en vraagt naar haar va der. Zij stamelt een antwoord. Voor het eerst kijkt zij hem aan. Hij heeft een breed voorhoofd, een gebruinde huid, groote, zeer sprekende oogen. Hij is., knap. Het is zoo moeilijk om te antwoorden. Anders sprak zij tamelijk goed Fransch, nu brabbelt zij de woorden en radbraakt ze. Zij voelt zelf, dat haar Fransch belachelijk klinkt. Keizerin van Frankrijk.. Hij houdt haar handen in de zijne. Op zijn vraag naar Aartshertog Karei, antwoordt zij reeds iets vrijer. Het is eigenaardig. Hij praat over Karei, alsof deze niet acht maanden gele den tegen hem ten strijde is getrokken, en nu vraagt Napoleon naar hem, zooals een man naar zijn neef vraagt, die een flinke kerel is'en die men wel mag lijden. Daarna buigt hij zich uit het venster en schreeuwt: „Naar Compiège vlug!" Dit maal klinkt zijn stem heel anders. Ditmaal was er iets van trompetgeschal inals het knallen van een zweep. De maanden, die volgden waren vol ge luk en verwachting. Het scheen of de kei zerin vrede over de wereld had gebracht. De keizer rijdt zelden uit, bijna nooit zon der haar. Hij verwaarloost de staatszaken. Bij de grootste troepenrevues zijn nu slechts de Maarschalken tegenwoordig. Het is een kleine idylle en zij gelooft er aan. Zij is niet koppig en moeilijk. Zij heeft vroeger van haar moeder aangenomen, dat deze man een duivel was, nu gelooft zij hem, den rustelooze, die over Europa heen- vliegt als hij zegt, dat hij steeds naar een eigen huis verlangd heeft." Dan, begin Juli is er een troonopvolger op komst. Napoleon spreekt reeds over zijn zoon, die Koning van Rome wordt en Na poleon II, Franz Joseph Karl zal heeten. In hem zal eindelijk het eeuwenoude bloed der Habsburgers vermengd zijn met zijn jonge Bonapartebloed. Eindelijk 20 Maart 1811 wordt inderdaad een zoon geboren. Men meldt Napoleon, dat de moeder gered is, maar het kind dood. De keizer wankelt, de omstanders moeten hem ondersteunen. De dokters on derzoeken het kind. Het is een jongen. Zijn hart klopt niet. In de kamer is het doodstil. Men hoort de levenden nauwelijks ademen. De minuten vergaan, vijf minuten, een eeuwigheid. Nog steeds houden de dokters zich met het kind bezig. Men wrijft het, giet het brandewijn in, en als ook dit niet helpt, legt men het heete compressen om. Opeens een zacht rochelen, dan weer stil te Nog eenmaal dit rochelen, langer, ein delijk heel zwak, gehuil. Dokters en verpleegsters loopen opge wonden heen en weer. Alleen de keizer staat er als een standbeeld bij. Eindelijk beweegt hij zich. Hij werpt een blik op het snikkende hoopje mensch, dat toch in le ven blijkt te zijn. Dan loopt hij naar bui ten. Aan de deur wacht Constant, de kamer dienaar. „Wij hebben een jongen", jubelt de kei zer, „maar hij heeft zich lang laten bid den!" Dan brult hij tegen den ordonnance, die woorden toe, die beroerhd geworden zijn: „Mijn pages en 101 kanonschoten!" Niet ver van het Bodenmeer ligt tus schen de Zwabische Alpen en het Zwarte Woud, een liefelijk klein plaatsje, Tuttlin- gen. Ver van de ijzermijnen en -gieterijen, wordt hier het staal verwerkt met de meest vredelievende bedoelingen. Tuttlingen is beroemd om de daar van oudsher gevestig de industrie van chirurgische messen. In dit opzicht is het een der merkwaardigste industriestadjes, die er bestaan. De inwo ners staan bijna allen in dienst van de lij dende menschheid. Zooals het in zulke ge vallen gewoonlijk gaat, werd ook in deze branche de kennis met het ambacht van vader op zoon overgenomen. Reeds eeuwen geleden genoten de Tutt- linger smeden van messen, lepels en draad nagels een goede reputatie. De machine deed echter haar intrede en geruim en tijd zag de toekomst van het handwerk in Tutt lingen er somber uit. Want dezelfde voor werpen werden nu sneller en bovendien goedkooper gemaakt. Een jonge smid Jetter kwam evenwel na een studiereis door het land met nieuwe ideeën naar huis. Het door hem gegeven parool was, dat men zich op iets anders diende te specialiseeren en hij noemde BIJ DE ILLUSTRATIES: Links boven: Keizerin Marie Louise van Frankrijk, gemalin van Napoleon I, met haar zoon, den koning van Rome. Rechts: Napoleon en Marie Louise bij den doop van hun zoon, den Ko ning van Rome. Rechts boven: Feest bij vorst Metter- nich gedurende het Weensche Congres. Vorst Metternich ge armd met den Hertog van Wellington, rechts van hem vorst Talley- rand, Wilhelm von Humbolt en Vorst von Hardenberg. Hij is de verantwoordelijke per soon voor het noodlot van den zoon van Na poleon en Marie Louise. Midden: Dagen van geluk, Na poleon met zijn zoon, den koning van Rome, kort voor zijn vaL daarvoor in het bijzonder de vervaardiging van chirurgische instrumenten. De oude messensmeaen leerde hq de diverse bewer kingen; met hun bijzóndere vaardigheid hadden de Tuttlinger smeden den nieuweii ambachtstak spoedig onder de knie. Daar- bjj kwam, dat de oorlog van 1870—'71 den groei van de onderneming zeer in de hand werkte, zoodat uit het plan van Jetter na korten tijd de grootste fabriek voor chirur gische instrumenten ontstond. Van hieruit verbreidde zich 't nieuwe bedrijf snel over het geheele stadje. De zoons van de oude messenmakers kregen in de fabriek hun op leiding, bleven er in dienst of vestigden zich zelfstandig als instrumentmaker en zoo ontstonden er tal van kleinere en groo- tere bedrijven. Juist in deze kleinere be drijven bereikte het handwerk zijn hoogste volmaking. Hier is het inderdaad tot een kunst geworden, waarin de vakman schep penden arbeid levert. Want deze stille meesters zijn het, die de wenschen en ver langens der wetenschap, welke steeds weer andere en meer verfijnde hulpmiddelen zoekt, tot werkelijkheid trachten te maken en daarbij eigen vindingrijkheid en ver nuft aan het werk zetten. Bewonderen^ waardig is het vaak, hoe deze technici de behoeften en wenschen van de chirurgen aanvoelen. En toch is de chirurgische-instrumenten- maker geen gespecialiseerd arbeider. Inte gendeel, hij moet alles tegelijk zijn: kunst smid, metaaldraaier, metaalperser, metaal bewerker en holslijper, want hij maakt elk instrument uit het ruwe staal, tot hij het kant en klaar aflevert. In de soort van in strumenten zijn de bedrijven echter wel ge specialiseerd. Elk maakt slechts instrumen ten voor een bepaalden tak van de chirur gie. Zoo zal bijv. een meester-instrument- maker met een tiental assistenten uitslui tend voor de hoofdchirurgie werken. Al leen voor oogen, keel, neus en oor vervaar digt een dergelijk klein bedrijf niet minder dan 800 verschillende instrumenten en toe stellen. Een ander weer maakt slechts pin cetten voor de oogheelkunde, wonderen van precisiewerk, die in 100 verschillende soorten worden vervaardigd. Alles gaat hier in het klein, ware wonde ren van techniek worden er tot stand ge bracht, die in niet mindere mate onzen eer bied afdwingen dan de machtigste produc ten der zwaarindustrie. Een enkel voorbeeld slechts. Een irismes, in gebruik bij de oogheel kunde, bestaat uit een nietige hol geslepen sikkel, 5 mm. lang. Nog bewonderenswaar diger zijn andere oogheelkundige messen, waarvan het lemmet niet meer dan 1.2 mm. lang is. En zoo'n mesje is bovendien ook nog buigzaam! Soortgelijke wonderen zijn ook de oog- pincetten. Hierbij is de precisie ten top ge voerd. Over een lengte van enkele mili- meters telt men op de grijpvlakken onge veer 500 zeer fijne tandjes. Ondanks de mi nimale afmetingen passen de tandjes pre cies in elkaar. Andere pincetten hebben weer een kam met dergelijke tandjes, dié, gesloten, den indruk maken van opeenge klemde kaken. Dan bestaan er pincetten met omgebogen grijpers, bij welke aan den eenen kant een rij zeer kleine stiftjes staat, die juist moeten passen in correspondee- rende openingetjes in het andere vlak. Een ander merkwaardig instrument is nog een pincpt, dat aan zijn punten een nietige, sta len punktroller draagt. Zij doen denken aan de voelhorens van vlinders of de poo- ten van een bij. Hierbij vergeleken doen de grootere chirurgische instrumenten als grofsmeedwerk aan!

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1938 | | pagina 4