PORTRET DE INTERNATIONALE TOESTAND DEZE WEEK IN NEDERLAND VAN DE WEEK IBRESIAU Komatou Brüx-Dux .Schafzlar )A(JSSIG EGER^^'faikeriai. ftière 2 nlce Mcudotf PRAAG Slalinskc Sh-fbena Skolice Nucice Hudlice Jansdoff Slanken imdmik e?V v Mi kgva '•tfadvan, p \5(» r' Turzovk' Rojicko-Oslavanyj Dubnai Bohudavite Roinavj Podbn? zo\/o Sn'ckerfióu^ Hondlovo K4SCNU Lubielovo H steenkolen bruinkolen 13 Cokes yzenertsj x kopèr O fin.anHnomium, voï?ram^ A aardolie en aardas Wy zoql, i'lve»; lood,i,inh i pultecha laolqren» Hongaarsche Syjsischs Poolsche Roemeensche*»"} De menschheid leeft snel in dit tijdperk van vliegtuig, oceaan reus en gestroomlijnde locomo tief. Dit geldt ook op politiek ge bied. Was nog een week gele den, na lange maanden van zenuwsloopende spanning, de al- gemeene stemming er een van het allersomberste pessimisme, thans, nauwelijks zeven dagen later, is tengevolge van de re cente gebeurtenissen, de wereld vervuld van hoop op een betere en gelukkiger toekomst. Hoe was het mogelijk, dat het oorlogs- spook, dat nog slechts enkele dagen geleden zoo gevaarlijk dicht boven Europa waarde, verdreven kon worden om plaats te maken voor een geest des vredes en van verzoe ningsgezindheid Dit is allereerst wel te danken aan den vredeswil, die, zooals te München en ook daarna gebleken is, in alle Europeesche volken in gelijke mate aanwezig is. Zonder dezen vredeswil ware het den staatslieden, hoe vredelievend en bekwaam zij ook mogen zijn, waarschijn lijk niet gelukt het accoord van München tot stand te brengen en daarmede den vrede te redden. Hiermede zij niet afge dongen op den onvermoeiden arbeid voor den vrede van een Chamberlain, het ener gieke ingrijpen van een Mussolini, het heldere inzicht van een Daladier, de be reidheid tot een compromis van een Hitier en de medewerking van een Benesj. Zij allen hebben hun taak in den geest der volkeren volbracht en derhalve mogen zij aanspraak maken op de dank baarheid van de wereld. Hoop voor de toekomst. Het belangrijke van het accoord van München is ongetwijfeld hierin gelegen, dat in de eerste plaats een oud onrecht uit de wereld is geholpen en dat in de tweede plaats is aangetoond, dat elk probleem, ook het gevaarlijkste en moeilijkste, door vreedzame onderhandelingen en met wat goeden wil aan alle zijden kan worden opgelost. Chamberlain en Daladier heb ben daar in de verdediging hunner bui- tenlandsche politiek in hun parlementen duidelijk op gewezen. En dat dit de mee ning van welhaast het geheele Engelsche en Fransche volk is, bleek duidelijk uit de meerderheid, waarmede zoowel in het Lagerhuis als in de Fransche Kamer van Afgevaardigden de buitenlandsche politiek van de regeeringschefs werd goedgekeurd. Zeker, er was ook critiek, in Engeland, waar de minister van ooidog Duff Cooper zijn ontslag nam, zelfs van bevoegder zijde dan in Frankrijk, waar slechts de communisten en de uiterst rechtsche heer De Kerillis de buitenlandsche politiek van Daladier afkeurden; Chamberlain en Dala dier hebben het verwijt moeten aanhoo- ren, dat zij veel te toegeeflijk tegenover Hitier zijn geweest, dat zij een kleinen staat in den steek gelaten hebben, dat zij daardoor het vertrouwen van de andere kleine staten hebben verspeeld, dat zij aan het prestige van Engeland en Frank rijk een harden slag hebben toegediend. Maar deze verwijten zijn op het oogenblik niet steekhoudend. Dat zouden zij eerst worden, wanneer bleek, dat alles, wat te München geschied is, voor niets was ge weest, dat het oorlogsspook slechts voor korten tijd zou zijn verdreven, dat de VREDE I Niet alleen de volken van Europa, neen, die van de geheele wereld herademen, nu de angst voor een ontzettenden oorlog van hen is weggenomen. Immers, er is geen kostelijker goed denkbaar dan de vrede; en bijna geen offer is te groot, om den vrede te redden en te behouden. En er zijn ditmaal offers gebracht, groote offers, in het belang van het hooge goed, waarom het ging: den vrede. In München is de grondslag gelegd voor een, laten we hopen gelukkiger Europa. De staatslieden hebben gesproken en hun volken zijn hun erkentelijk voor de gevonden oplossing. Het is een gelukkig, een bemoedigend verschijnsel, dat hier een geschil, hetwelk een oogenblik dreigde, een wereldbrand te zullen doen oplaaien, door middel van onderling overleg is ge regeld. Wij zien bij het schrijven van deze woorden volstrekt niet over het hoofd, dat zich onder de uitingen van dankbaar heid ook wanklanken mengen, getuige de verbitterde uitlating van een professor, die uitriep: „Tenzij de volken zich vermannen, en hun semi-democratische regeeringen verjagen en bereid zijn, hun nu ontzaggelijk geworden taak op te nemen, zal de macht der tyrannie ook over het Westen komen te liggen". Men kan zich niet onttrekken aan het denkbeeld dat, indien deze pro fessor de plaats van Chamberlain had in genomen aan de conferentietafel, geheel Europa thans in een oorlog zou zijn gewik keld, waarbij de jaren der verschrikking 1914-1918 geheel in het niet zouden zinken. Ook in eigen land ontmoet Chamberlain kritiek. Dit getuigt niet van een vooruit- zienden blik. Thans is het oogenblik nog niet aangebroken, waarop wij de vèr strekkende gevolgen van zijn optreden kunnen beoordeelen. Ditzelfde geldt voor zijn tegenstanders. Wij leven nog te veel in een sfeer van wantrouwen. Laten wij afwachten en hun een eerlijke kans geven. Zoo ooit, dan is hier het wijze woord op zijn plaats: „Oordeelt niet, voor het tijd is, dus wéét of wacht". Weten ligt thans nog niet binnen de grenzen van het menschelijk kunnen, dus blijft ons niets andere over dan te wachten. Hoogstens zou men kunnen zeggen, dat de besluiten, dank zij welke de vrede werd bewaard, geen ideale oplossing vormen; doch niemand zal kunnen ontkennen, dat zij moeten worden beschouwd als een ge lukkige inleiding tot nieuwe methoden ter regeling der betrekkingen tusschen volken. Men moet de aangelegenheid, welke in de achter ons liggende dagen te München is geregeld, meer aanvoelen, dan beredenee ren. Het is inderdaad meer een gevoels kwestie, dan iets anders. Chamberlain heeft, vermoedelijk beter dan iemand anders, begrip getoond voor den werkelijken toestand in Europa. Als echte Engelschman heeft hij zijn zin voor realiteit laten spreken. Hij heeft geen nieuw Europa gebracht neen, dit nieuwe Europa wts er reeds, gelet op de machts verhoudingen. En dan is er nóg een factor, waarmede slechts weinig menschen reke ning schijnen te hebben gehouden; dat is het enorme Russische rijk. Het ontketenen van een oorlog zou hebben beteekend: in Spanning en ontspanning. In de bewogen week, die achter ons ligt, hebben parlement en regeering op over tuigende wijze bewezen, dat zij, wannéér het noodig is, tot snel en doortastend han delen in staat zijn. Tegen het midden van de week bereikte de spanning, waarin ook ons land tengevolge van de dreiging van het Duitsch-Tsjechische geschil verkeerde, haar hoogtepunt en het was zeker niet te vroeg, dat het rustige en bezonnen woord van minister-president Colijn door den aether klonk, om ons volk tot kalmte en koelbloedigheid te manen. Dit ministe- rieele woord schonk tevens het geheele land het vertrouwen en de zekerheid, dat de regeering waakzaam en werkzaam was en geen middel onbeproefd zou laten, om het land zoo goed mogelijk door de toen nog zeer dreigende gevaren heen te lood sen. De toestand van 1914 scheen weerge keerd en de maatregelen, welke dr. Colijn in zijn radiorede aankondigde, riepen dien angstigen tijd nog sterker in de herinne ring. Wetten en millioenen. Des te grooter was daarop den volgen den dag de ontspanning. De gedenk waardige Donderdag de 29ste September bracht voor de gansche wereld laat in den avond het verheugende bericht, dat door de mogendheden overeenstemming was bereikt. Hard en ingespannen is er te Mün chen voor dit resultaat gewerkt, maar tegelijk werd er ook in andere steden van Europa een ongekende activiteit ontplooid en koortsachtig gewerkt om gereed te zijn voor het geval de internationale conferen tie een ongunstig verloop mocht hebben. Ook voor de Nederlandsche regeering was de 29ste September geen dag van stilzitten en afwachten, maar van snel en vastbe raden afwikkelen der aangekondigde be sluiten. In record-tempo behandelden Tweede Kamer en Senaat een lange reeks van wetsontwerpen, die ons land paraat zouden maken voor het geval de lont in het Europeesche kruit zou gaan. In korte op- somniing waren het: de vorderingswet, de prijsopdrijvingswet, de schepenuitvoerwet, de schepenvorderingswet, de oorlogszee- en luchtverzekeringswe', de bodempvoduc- tiewet, een wet inzake de "oorbereidingen tot de economische verdediging van het land en de distributiewet. Verder werd voor een groot aantal artikelen, die in tijd van oorlog voor het land van bijzonder belang zouden zijn, een uitvoerverbod in gesteld, waaronder natuurlijk in de eerste plaats de metalen vielen. Om de noodige voorzieningen te kunnen financieren en de kosten van de aangekondigde voormobili satie en van een eventueele latere mobili satie te kunnen bestrijden, moest voorts een suppletoir crediet voor Defensie wor den aangevraagd, dat, ten bedrage van 100 millioen gulden, eveneens door beide Kamers werd toegestaan. Ten behoeve van de voedselvoorziening der bevolking werd bovendien nog 20 millioen uitgetrokken. NEVILLE CHAMBERLAIN REDDER DES VREDES. Neville Chamberlain is met één slag ontegenzeggelijk de populairste staatsman ter wereld geworden. Aan zijn onvermoeide werkkracht, zijn sterken vredeswil, zijn diplomatieke bekwaamheid is het voor het groot ste deel te danken dat het dreigende spook van den oorlog op de vlucht is gejaagd. Daarnaast wordt men vervuld met bewondering voor de taaie wilskracht van den grijzen staatsman, die lichamelijke ver moeienissen heeft getrotseerd, welke anderen op zijn leeftijd hij 's bij na 70 jaarzouden hebben afge schrikt. Doch door niets heett hij zich laten afhouden van het vervul len van zijn zwaren plicht, niet al leen tegenover eiger land en volk, maar tegenover Euro-a, tegenover de geheele wereld. Uit alle deelen der aarde stroomden hem brieven, tele grammen en ook dankbetuigingen in stoffelijken vorm toe. Tot deze laatste behoort uit ons land o.a een Groninger koek 1 geest van samenwerking, die op het oogenblik in Europa leeft, op een ondeug delijke basis berust. Dit is nu echter nog geenszins bewezen. Integendeel: de be trekkingen tusschen de Europeesche groote mogendheden verbeteren zich ziender- oogen. Chamberlain en Hitier hebben de verklaring „nooit meer oorlog tusschen Engeland en Duischland" onderteekend, de betrekkingen tusschen Frankrijk en Italië worden door de benoeming van een Fran- schen ambassadeur te Rome geregeld, een nieuwe conferentie tusschen de vier staats lieden, waarbij ook de overige Europeesche problemen, zooals de Spaansche kwestie en het Middellandsche Zeevraagstuk, als mede de koloniale kwestie zullen worden besproken, zal binnenkort worden ge houden. Dit laatste probleem bergt in- tusschen voor ons land nog een klein addertje in het gras. In het Engelsche Lagerhuis is tijdens het debat over de buitenlandsche politiek, zij het ook slechts spottenderwijs, over een afstand van een deel van den Belgischen Congo en van Ned.-Indië gesproken. Hier dient uitdrukkelijk verklaard te worden, dat Ncderlandsch gebied nimmer kan worden afgestaan en Duitirehland dit ook niet verwacht. Hitier heeft herhaaldelijk verklaard, dat Duitschlands koloniale verlan gens slechts bevredigd kunnen wor den door de landen, die deze kolo niën na den wereldoorlog als man daat in hun be^it hebben gekregen! Iedere poging van Engelsche zijde om te trachten Nederland in het koloniale vraagstuk te betrekken, moet derhalve worden afgewezen. Deelname door Nederland aan een Koloniale Mogendheden Conferentie ter bespreking van het aan Duitsch- land te geven koloniale gebied, heeft dan ook geen zin. De toestand in Tsjecho-Slowakije. In Tsjecho-Slowakije zijn intusschende daarvoor te München aangewezen zones door de Duitschers bezet en Hitier is met groot enthousiasme in het Sudetenland ontvangen. Ook heeft Praag toe moeten geven aan den druk van Warschau en het gebied van Tesjen af moeten staan aan Polen. Hetzelfde zal tenslotte wel geschie den met het deel van Slowakije, waar de Hongaarsche minderheid gevestigd is. Een staat, waarin Tsjechen, Slowaken, Roethe- nen en eenige Roemenen wonen, zal dan na de verschillende volksstemmingen overblijven. Dat deze nieuwe staat levens vatbaarheid bezit wordt ook in Praag niet betwijfeld. Maar duidelijk ziet men daar bij in, dat memzijn politiek geheel moet herzien. Dit komt tot uiting in een zeer bitter gesteld artikel van de „Lidove Noviny", een blad, dat dikwijls de mee ning van vooraanstaande Tsjechische poli tici weergeeft. Daarin wordt verklaard, dat er voor den nieuwen staat niets anders over blijft, dan samen te gaan met Duitsch- land. Zelfs in de handelsbetrekkingen zal hét elke combinatie moeten vermijden, die tegen Duitschland gericht is. Intusschen is het kabinet Syrövy weer vernieuwd. Het zal de taak van dit nieuwe kabinet zijn, den staat een goede basis te geven, zoowel politiek als economisch. Engeland biedt voorloopig de helpende hand met een leening van 30 millioen pond. Militaire maatregelen. Tot de militaire maatregelen, die in deze gespannen dagen onvermijdelijk waren, behoorde allereerst de afkondiging van den „toestand van oorlogsgevaar", een wette lijke formaliteit, noodig om verdere mili taire maatregelen noodig te kunnen maken Voorts werden dienstplichtigen ter ver sterking van de grensbataljons onder de wapenen geroepen en waarschuwingen verzonden aan hen, die misschien voor de voormobilisatie opgeroepen zouden moeten worden. Gelukkig is het zoover niet be hoeven te komen. De gezonden waarschu wingen kunnen als niet ontvangen worden beschouwd en de voorbereidende maat regelen voor de voormobilisatie konden ge leidelijk worden opgeheven. Heel Neder land herademt, de oorlogsdreiging is ge weken; de „jongens" kunnen weer aan het werk. Degenen, die het eerst naar huis kunnen gaan, zijn zij, die voor herhalings oefeningen in werkelijken dienst waren; zij gaan nu met groot verlof en wel op den gewonen tijd. Het reservepersoneel, de lichting 1937 en de opgeroepen dienstplich tigen voor de grensbeveiliging blijven evenwel voorloopig nog onder de wapenen. De herhalingsoefeningen, die anders in deze dagen zouden zijn aangevangen, doch in verband met de noodzakelijke grensbe veiliging waren uitgesteld, gaan, nu de daarvoor bestemde troepen groot verlof krijgen, voorloopig niet door, aangezien hiervoor anders nieuwe lichtingen zouden moeten worden opgeroepen. Zoo ziet het er thans al weer heel wat vrediger in ons landje uit, ook al zijn de militaire maat regelen nog niet ten volle geliquideerd. De Rotterdamsche tunnelbouw. In den stortvloed van bijzondere maat regelen en besluiten, waarmee wij deze week overstelpt werden, zouden enkele belangrijke feiten haast ten ondergaan. Te Rotterdam nam de gemeenteraad een niet onbeteekenende beslissing in verband met den in aanbouw zijnden tunnel onder de Maas. Besloten werd, ter vermijding van verschillende drukke kruispunten, ondei den toegangsweg voor het snelverkeer naai den Maastunnel op vier plaatsen tunriels aan te brengen, zoodat het autoverkeer dat van het Zuiden en Noorden komt, vrij wel ongehinderd door het stadsverkeer, Rotterdam kan passéeren. Met een en ander zal 4V2 millioen gulden gemoeid zijn, dat is een half millioen meer dan in het oorspronkelijke plan, waarbij de zijwegen den hoofdweg wel zouden kruisen, doch de verkeersveiligheid zal er aanmerkelijk door winnen. De Hooge Raad in nieuwe behuizing. Onder zeer groote belangstelling vond Vrijdagmiddag de plechtige overneming plaats van het nieuwe gebouw van den Hoogen Raad der Nederlanden aan het Plein te 's-Gravenhage. Deze plechtige in wijding viel samen met de herdenking van het 100-jarig bestaan van dit hoogste rechtscollege in den lande, terwijl dit laatste feit nog weer een ander jubileum met zich medebracht, namelijk het hon derdjarig bestaan van de Orde van Advo- mten bij den Hoogen Raad, De Hongaarsche minister-president Bela von Imredy hield een radiorede tot zijn natie, waarin hij de Hongaarsche eischen aan Tsjecho-Slowakije kenbaar maakte. WAT TSJECHO-SLOWAKIJE VERLIEST Op het hierbij afgedrukte kaartje staan aangegeven de oude Tsjechoslowaaksche grenzen alsmede de Duitsché, Hongaar sche, Russische, Poolsche en Roemeensche taalgrenzen. Neemt men aan, dat de over wegend door Duitschers, Polen en Hon garen bewoonde gebieden, voor zoover dit op het oogenblik nog niet gebeurd is, voor Tsjecho-Slowakije verloren zullen gaan, dan komt men op economisch gebied tot de volgende verliezen voor de republiek Twee van de belangrijkste grondstoffen van het oude Tsjecho-Slowakije waren steenkolen en bruinkolen. In de laatste jaren werden b.v. niet minder dan 16 mil lioen ton bruinkolen in de republiek ge wonnen, waarvan ongeveer 10 werd uit gevoerd, terwijl de rest door de eigen in dustrie werd verbruikt. Ook de belang rijke kolenmijnen in het gebied van Tesjen werkten hoofdzakelijk voor binnenlandsch gebruik, n.1. voor de hoog ontwikkelde zware industrie (Skodafabrieken, Praga- fabrieken enz.). Zooals nu het kaartje duidelijk aangeeft, gaat dit belangrijke bezit aan bruinkolen en steenkolen voor Tsjecho-Slowakije bijna geheel verloren. De belangrijke bruinkolengebieden bij Aussig en Falkenau komen aan Duitsch land, de steenkolenmijnen van Tesjen gaan in het bezit van Polen over. Aan andere mineralen bezat het oude Tsjecho-Slowakije nog cokes, ijzererts, koper, Jtin, antimonium, wolfram, aardolie, aardgas, zout, zilver, lood en zink, maar dit in zoo kleine hoeveelheden, dat men voor deze producten in hooge mate op den invoer aangewezen was. Dit zal natuurlijk ook in de toekomst zoo blijven, met dit verschil, dat het nieuwe, kleinere Tsjecho- Slowakije om zijn zware industrie, een van de belangrijkste bronnen van inkom- de kaart der Sovjets spelen. Vergeten wij dat vooral niet Men zal het in elk geval er over eens zijn, dat een vrede, bereikt zonder dat de Sovjets daarmede iets te maken hadden, verre te verkiezen is boven het tegen deel, En, wij herhalen het: eerst na ver loop van tijd zal men kunnen beoordeelen, wat de thans bereikte vrede ons uiteinde lijk zal hebben gebracht, wanneer alle daarbij betrokkenen een eerlijke kans hebben gehad, om de oprechtheid van hun bedoelingen te laten blijken. Zal het „Nooit Triéer oorlog l" thans in vervulling gaan en gloort aan de kim de dageraad van het ideaal der geheele menschheid:-de -eeuwigdurende vrede? sten, aan den gang te houden, nu ook groote hoeveelheden steen- en bruinkolen zal moeten invoeren. Houdt men er verder nog rekening mee, dat de republiek door den afstand van Bohemerwoud en Ertsgebergte een groot deel van zijn houtrijkdom verliest, dan kan het geen wonder baren, dat Praag thans de noodkreet laat hooren, dat het economisch aan den rand van den afgrond komt te staan. Vermoedelijk zal dit wel meevallen, daar het land altijd nog eenige malen grooter is dan ons land en een bloeiende landbouw bezit. In Londen heeft men intusschen een open oog voor dit feit en is men bereid de helpende hand te bieden. Een leening van 30 millioen pond aan Tsjecho-Slowakije is in voorbe reiding. Bovendien hoopt men, dat in de toekomst de economische banden tusschen Duitschland en Tsjecho-Slowakije zoo nauw zullen worden aangehaald, dat de nieuwe republiek daarin economisch een stêvigen ruggesteun zal vinden. Het is dan ook geenszins uitgesloten, dat het nieuwe Tsjecho-Slowakije, gezien zijn enorme leerindustrie (Bata), economisch nog een goede toekomst tegemoet gaat. DUITSCHLANDS KOLONIËN. D. Hans, de oud-voorzitter van den Nederlandschen Journalistenkring en hoofdredacteur van „De Avondpost", schrijft: „Waarom geeft men Duitschland zijn kolonjën niet terug Wij vragen dit nu niet voor de eerste maal, onder den indruk der gebeurtenissen, neen, wij hebben het twee jaar geleden in ons blad al gevraagd. In den overwinningsroes van 1918 heeft men dit groote rijk zijn koloniën afge nomen en er mandaatgebieden van ge maakt; waarom herstelt men den ouden toestand niet? Waarom kunnen de demo cratieën nu niet eens dit groote gebaar maken? Om de koloniën zullen wij geen oorlog beginnen heeft Hitier gezegd en dit is begrijpelijk, maar dat het terug geven der koloniën de atmosfeer nog veel verder en veel beter zou opklaren, ligt voor de hand". TUBERCULOSE IN POLEN. Een bekend medisch tijdschrift in Polen brengt een statistiek over de verbreidheid van de tuberculose in dit land, waaruit schrikwekkende toestanden blijken. In Juni van dit jaar, dus een betrekkelijk gunstige maand voor teringachtigen, leden volgens deze statistiek 2648 menschen aan tuberculose. 1008 van deze ziektegevallen hadden een doodelijken afloop. Als men volgens deze getallen berekent, hoeveel ziektegevallen jaarlijks in Polen voor komen, komt men tot de conclusie, dat er gemiddeld 12000 menschen aan tubercu lose in dat land sterven, dus meer dan 33 per dag. WONDERLIJKE ECHTGENOOT. In de Poolsche stad Lodz heeft zich een bijzonder vreemd geval voorgedaan. Een jongeman, die van een kennis geld wilde leenen, begon, toen deze dit weigerde, de woning van zijn vriend te vernielen en werd daarom door de politie gearresteerd. Toen men hem op de politiewacht wilde fouilleeren, bleek echter, dat men met een gezonde, jonge vrouw te doen had; verder onderzoek bracht aan het licht, dat zij al lang gehuwd was en een kind had. Men stelde vast, dat de vrouw, die zich voor een man uitgaf, drie jaar geleden een rijk jong meisje had getrouwd, om haar ver mogen in handen te krijgen. Zij was erin geslaagd haar geheim zoolang te bewaren. De politie zoekt nu naar den vader van het kind.

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1938 | | pagina 8