PORTRET
DE INTERNATIONALE TOESTAND
DEZE WEEK
IN NEDERLAND
VAN DE WEEK
IBRESIAU
Komatou
Brüx-Dux
.Schafzlar
)A(JSSIG
EGER^^'faikeriai.
ftière 2 nlce
Mcudotf
PRAAG
Slalinskc
Sh-fbena Skolice
Nucice
Hudlice
Jansdoff
Slanken
imdmik e?V
v Mi kgva
'•tfadvan,
p \5(» r'
Turzovk'
Rojicko-Oslavanyj
Dubnai
Bohudavite
Roinavj
Podbn? zo\/o
Sn'ckerfióu^
Hondlovo
K4SCNU
Lubielovo
H steenkolen
bruinkolen
13 Cokes
yzenertsj
x kopèr
O fin.anHnomium, voï?ram^
A aardolie en aardas Wy
zoql, i'lve»; lood,i,inh i
pultecha laolqren»
Hongaarsche
Syjsischs
Poolsche
Roemeensche*»"}
De menschheid leeft snel in dit
tijdperk van vliegtuig, oceaan
reus en gestroomlijnde locomo
tief. Dit geldt ook op politiek ge
bied. Was nog een week gele
den, na lange maanden van
zenuwsloopende spanning, de al-
gemeene stemming er een van
het allersomberste pessimisme,
thans, nauwelijks zeven dagen
later, is tengevolge van de re
cente gebeurtenissen, de wereld
vervuld van hoop op een betere
en gelukkiger toekomst.
Hoe was het mogelijk, dat het oorlogs-
spook, dat nog slechts enkele dagen geleden
zoo gevaarlijk dicht boven Europa waarde,
verdreven kon worden om plaats te maken
voor een geest des vredes en van verzoe
ningsgezindheid Dit is allereerst wel
te danken aan den vredeswil, die, zooals
te München en ook daarna gebleken is,
in alle Europeesche volken in gelijke mate
aanwezig is. Zonder dezen vredeswil ware
het den staatslieden, hoe vredelievend en
bekwaam zij ook mogen zijn, waarschijn
lijk niet gelukt het accoord van München
tot stand te brengen en daarmede den
vrede te redden. Hiermede zij niet afge
dongen op den onvermoeiden arbeid voor
den vrede van een Chamberlain, het ener
gieke ingrijpen van een Mussolini, het
heldere inzicht van een Daladier, de be
reidheid tot een compromis van een
Hitier en de medewerking van een
Benesj. Zij allen hebben hun taak in den
geest der volkeren volbracht en derhalve
mogen zij aanspraak maken op de dank
baarheid van de wereld.
Hoop voor de toekomst.
Het belangrijke van het accoord van
München is ongetwijfeld hierin gelegen,
dat in de eerste plaats een oud onrecht uit
de wereld is geholpen en dat in de tweede
plaats is aangetoond, dat elk probleem,
ook het gevaarlijkste en moeilijkste, door
vreedzame onderhandelingen en met wat
goeden wil aan alle zijden kan worden
opgelost. Chamberlain en Daladier heb
ben daar in de verdediging hunner bui-
tenlandsche politiek in hun parlementen
duidelijk op gewezen. En dat dit de mee
ning van welhaast het geheele Engelsche
en Fransche volk is, bleek duidelijk uit
de meerderheid, waarmede zoowel in het
Lagerhuis als in de Fransche Kamer van
Afgevaardigden de buitenlandsche politiek
van de regeeringschefs werd goedgekeurd.
Zeker, er was ook critiek, in Engeland,
waar de minister van ooidog Duff Cooper
zijn ontslag nam, zelfs van bevoegder
zijde dan in Frankrijk, waar slechts de
communisten en de uiterst rechtsche heer
De Kerillis de buitenlandsche politiek van
Daladier afkeurden; Chamberlain en Dala
dier hebben het verwijt moeten aanhoo-
ren, dat zij veel te toegeeflijk tegenover
Hitier zijn geweest, dat zij een kleinen
staat in den steek gelaten hebben, dat zij
daardoor het vertrouwen van de andere
kleine staten hebben verspeeld, dat zij
aan het prestige van Engeland en Frank
rijk een harden slag hebben toegediend.
Maar deze verwijten zijn op het oogenblik
niet steekhoudend. Dat zouden zij eerst
worden, wanneer bleek, dat alles, wat te
München geschied is, voor niets was ge
weest, dat het oorlogsspook slechts voor
korten tijd zou zijn verdreven, dat de
VREDE I
Niet alleen de volken van Europa, neen,
die van de geheele wereld herademen, nu
de angst voor een ontzettenden oorlog van
hen is weggenomen.
Immers, er is geen kostelijker goed
denkbaar dan de vrede; en bijna geen
offer is te groot, om den vrede te redden
en te behouden. En er zijn ditmaal offers
gebracht, groote offers, in het belang van
het hooge goed, waarom het ging: den
vrede. In München is de grondslag gelegd
voor een, laten we hopen gelukkiger
Europa.
De staatslieden hebben gesproken en
hun volken zijn hun erkentelijk voor de
gevonden oplossing. Het is een gelukkig,
een bemoedigend verschijnsel, dat hier een
geschil, hetwelk een oogenblik dreigde,
een wereldbrand te zullen doen oplaaien,
door middel van onderling overleg is ge
regeld.
Wij zien bij het schrijven van deze
woorden volstrekt niet over het hoofd,
dat zich onder de uitingen van dankbaar
heid ook wanklanken mengen, getuige de
verbitterde uitlating van een professor, die
uitriep: „Tenzij de volken zich vermannen,
en hun semi-democratische regeeringen
verjagen en bereid zijn, hun nu ontzaggelijk
geworden taak op te nemen, zal de macht
der tyrannie ook over het Westen komen
te liggen". Men kan zich niet onttrekken
aan het denkbeeld dat, indien deze pro
fessor de plaats van Chamberlain had in
genomen aan de conferentietafel, geheel
Europa thans in een oorlog zou zijn gewik
keld, waarbij de jaren der verschrikking
1914-1918 geheel in het niet zouden zinken.
Ook in eigen land ontmoet Chamberlain
kritiek. Dit getuigt niet van een vooruit-
zienden blik. Thans is het oogenblik nog
niet aangebroken, waarop wij de vèr
strekkende gevolgen van zijn optreden
kunnen beoordeelen. Ditzelfde geldt voor
zijn tegenstanders.
Wij leven nog te veel in een sfeer van
wantrouwen.
Laten wij afwachten en hun een
eerlijke kans geven. Zoo ooit, dan is
hier het wijze woord op zijn plaats:
„Oordeelt niet, voor het tijd is, dus
wéét of wacht". Weten ligt thans
nog niet binnen de grenzen van het
menschelijk kunnen, dus blijft ons
niets andere over dan te wachten.
Hoogstens zou men kunnen zeggen, dat
de besluiten, dank zij welke de vrede werd
bewaard, geen ideale oplossing vormen;
doch niemand zal kunnen ontkennen, dat
zij moeten worden beschouwd als een ge
lukkige inleiding tot nieuwe methoden ter
regeling der betrekkingen tusschen volken.
Men moet de aangelegenheid, welke in de
achter ons liggende dagen te München is
geregeld, meer aanvoelen, dan beredenee
ren. Het is inderdaad meer een gevoels
kwestie, dan iets anders.
Chamberlain heeft, vermoedelijk beter
dan iemand anders, begrip getoond voor
den werkelijken toestand in Europa. Als
echte Engelschman heeft hij zijn zin voor
realiteit laten spreken. Hij heeft geen
nieuw Europa gebracht neen, dit nieuwe
Europa wts er reeds, gelet op de machts
verhoudingen. En dan is er nóg een factor,
waarmede slechts weinig menschen reke
ning schijnen te hebben gehouden; dat is
het enorme Russische rijk. Het ontketenen
van een oorlog zou hebben beteekend: in
Spanning en ontspanning.
In de bewogen week, die achter ons ligt,
hebben parlement en regeering op over
tuigende wijze bewezen, dat zij, wannéér
het noodig is, tot snel en doortastend han
delen in staat zijn. Tegen het midden van
de week bereikte de spanning, waarin ook
ons land tengevolge van de dreiging van
het Duitsch-Tsjechische geschil verkeerde,
haar hoogtepunt en het was zeker niet te
vroeg, dat het rustige en bezonnen woord
van minister-president Colijn door den
aether klonk, om ons volk tot kalmte en
koelbloedigheid te manen. Dit ministe-
rieele woord schonk tevens het geheele
land het vertrouwen en de zekerheid, dat
de regeering waakzaam en werkzaam was
en geen middel onbeproefd zou laten, om
het land zoo goed mogelijk door de toen
nog zeer dreigende gevaren heen te lood
sen. De toestand van 1914 scheen weerge
keerd en de maatregelen, welke dr. Colijn
in zijn radiorede aankondigde, riepen dien
angstigen tijd nog sterker in de herinne
ring.
Wetten en millioenen.
Des te grooter was daarop den volgen
den dag de ontspanning. De gedenk
waardige Donderdag de 29ste September
bracht voor de gansche wereld laat in den
avond het verheugende bericht, dat door
de mogendheden overeenstemming was
bereikt. Hard en ingespannen is er te Mün
chen voor dit resultaat gewerkt, maar
tegelijk werd er ook in andere steden van
Europa een ongekende activiteit ontplooid
en koortsachtig gewerkt om gereed te zijn
voor het geval de internationale conferen
tie een ongunstig verloop mocht hebben.
Ook voor de Nederlandsche regeering was
de 29ste September geen dag van stilzitten
en afwachten, maar van snel en vastbe
raden afwikkelen der aangekondigde be
sluiten. In record-tempo behandelden
Tweede Kamer en Senaat een lange reeks
van wetsontwerpen, die ons land paraat
zouden maken voor het geval de lont in het
Europeesche kruit zou gaan. In korte op-
somniing waren het: de vorderingswet, de
prijsopdrijvingswet, de schepenuitvoerwet,
de schepenvorderingswet, de oorlogszee-
en luchtverzekeringswe', de bodempvoduc-
tiewet, een wet inzake de "oorbereidingen
tot de economische verdediging van het
land en de distributiewet. Verder werd
voor een groot aantal artikelen, die in tijd
van oorlog voor het land van bijzonder
belang zouden zijn, een uitvoerverbod in
gesteld, waaronder natuurlijk in de eerste
plaats de metalen vielen. Om de noodige
voorzieningen te kunnen financieren en de
kosten van de aangekondigde voormobili
satie en van een eventueele latere mobili
satie te kunnen bestrijden, moest voorts
een suppletoir crediet voor Defensie wor
den aangevraagd, dat, ten bedrage van 100
millioen gulden, eveneens door beide
Kamers werd toegestaan. Ten behoeve van
de voedselvoorziening der bevolking werd
bovendien nog 20 millioen uitgetrokken.
NEVILLE CHAMBERLAIN
REDDER DES VREDES.
Neville Chamberlain is met één
slag ontegenzeggelijk de populairste
staatsman ter wereld geworden. Aan
zijn onvermoeide werkkracht, zijn
sterken vredeswil, zijn diplomatieke
bekwaamheid is het voor het groot
ste deel te danken dat het dreigende
spook van den oorlog op de vlucht
is gejaagd. Daarnaast wordt men
vervuld met bewondering voor de
taaie wilskracht van den grijzen
staatsman, die lichamelijke ver
moeienissen heeft getrotseerd, welke
anderen op zijn leeftijd hij 's bij
na 70 jaarzouden hebben afge
schrikt. Doch door niets heett hij
zich laten afhouden van het vervul
len van zijn zwaren plicht, niet al
leen tegenover eiger land en volk,
maar tegenover Euro-a, tegenover de
geheele wereld. Uit alle deelen der
aarde stroomden hem brieven, tele
grammen en ook dankbetuigingen
in stoffelijken vorm toe. Tot deze
laatste behoort uit ons land o.a
een Groninger koek 1
geest van samenwerking, die op het
oogenblik in Europa leeft, op een ondeug
delijke basis berust. Dit is nu echter nog
geenszins bewezen. Integendeel: de be
trekkingen tusschen de Europeesche groote
mogendheden verbeteren zich ziender-
oogen. Chamberlain en Hitier hebben de
verklaring „nooit meer oorlog tusschen
Engeland en Duischland" onderteekend, de
betrekkingen tusschen Frankrijk en Italië
worden door de benoeming van een Fran-
schen ambassadeur te Rome geregeld, een
nieuwe conferentie tusschen de vier staats
lieden, waarbij ook de overige Europeesche
problemen, zooals de Spaansche kwestie
en het Middellandsche Zeevraagstuk, als
mede de koloniale kwestie zullen worden
besproken, zal binnenkort worden ge
houden. Dit laatste probleem bergt in-
tusschen voor ons land nog een klein
addertje in het gras. In het Engelsche
Lagerhuis is tijdens het debat over de
buitenlandsche politiek, zij het ook slechts
spottenderwijs, over een afstand van een
deel van den Belgischen Congo en van
Ned.-Indië gesproken.
Hier dient uitdrukkelijk verklaard
te worden, dat Ncderlandsch gebied
nimmer kan worden afgestaan en
Duitirehland dit ook niet verwacht.
Hitier heeft herhaaldelijk verklaard,
dat Duitschlands koloniale verlan
gens slechts bevredigd kunnen wor
den door de landen, die deze kolo
niën na den wereldoorlog als man
daat in hun be^it hebben gekregen!
Iedere poging van Engelsche zijde
om te trachten Nederland in het
koloniale vraagstuk te betrekken,
moet derhalve worden afgewezen.
Deelname door Nederland aan een
Koloniale Mogendheden Conferentie
ter bespreking van het aan Duitsch-
land te geven koloniale gebied, heeft
dan ook geen zin.
De toestand in Tsjecho-Slowakije.
In Tsjecho-Slowakije zijn intusschende
daarvoor te München aangewezen zones
door de Duitschers bezet en Hitier is met
groot enthousiasme in het Sudetenland
ontvangen. Ook heeft Praag toe moeten
geven aan den druk van Warschau en het
gebied van Tesjen af moeten staan aan
Polen. Hetzelfde zal tenslotte wel geschie
den met het deel van Slowakije, waar de
Hongaarsche minderheid gevestigd is. Een
staat, waarin Tsjechen, Slowaken, Roethe-
nen en eenige Roemenen wonen, zal dan
na de verschillende volksstemmingen
overblijven. Dat deze nieuwe staat levens
vatbaarheid bezit wordt ook in Praag niet
betwijfeld. Maar duidelijk ziet men daar
bij in, dat memzijn politiek geheel moet
herzien. Dit komt tot uiting in een zeer
bitter gesteld artikel van de „Lidove
Noviny", een blad, dat dikwijls de mee
ning van vooraanstaande Tsjechische poli
tici weergeeft. Daarin wordt verklaard,
dat er voor den nieuwen staat niets anders
over blijft, dan samen te gaan met Duitsch-
land. Zelfs in de handelsbetrekkingen zal
hét elke combinatie moeten vermijden, die
tegen Duitschland gericht is.
Intusschen is het kabinet Syrövy weer
vernieuwd. Het zal de taak van dit nieuwe
kabinet zijn, den staat een goede basis te
geven, zoowel politiek als economisch.
Engeland biedt voorloopig de helpende
hand met een leening van 30 millioen
pond.
Militaire maatregelen.
Tot de militaire maatregelen, die in deze
gespannen dagen onvermijdelijk waren,
behoorde allereerst de afkondiging van den
„toestand van oorlogsgevaar", een wette
lijke formaliteit, noodig om verdere mili
taire maatregelen noodig te kunnen maken
Voorts werden dienstplichtigen ter ver
sterking van de grensbataljons onder de
wapenen geroepen en waarschuwingen
verzonden aan hen, die misschien voor de
voormobilisatie opgeroepen zouden moeten
worden. Gelukkig is het zoover niet be
hoeven te komen. De gezonden waarschu
wingen kunnen als niet ontvangen worden
beschouwd en de voorbereidende maat
regelen voor de voormobilisatie konden ge
leidelijk worden opgeheven. Heel Neder
land herademt, de oorlogsdreiging is ge
weken; de „jongens" kunnen weer aan het
werk. Degenen, die het eerst naar huis
kunnen gaan, zijn zij, die voor herhalings
oefeningen in werkelijken dienst waren;
zij gaan nu met groot verlof en wel op
den gewonen tijd. Het reservepersoneel, de
lichting 1937 en de opgeroepen dienstplich
tigen voor de grensbeveiliging blijven
evenwel voorloopig nog onder de wapenen.
De herhalingsoefeningen, die anders in
deze dagen zouden zijn aangevangen, doch
in verband met de noodzakelijke grensbe
veiliging waren uitgesteld, gaan, nu de
daarvoor bestemde troepen groot verlof
krijgen, voorloopig niet door, aangezien
hiervoor anders nieuwe lichtingen zouden
moeten worden opgeroepen. Zoo ziet het
er thans al weer heel wat vrediger in ons
landje uit, ook al zijn de militaire maat
regelen nog niet ten volle geliquideerd.
De Rotterdamsche tunnelbouw.
In den stortvloed van bijzondere maat
regelen en besluiten, waarmee wij deze
week overstelpt werden, zouden enkele
belangrijke feiten haast ten ondergaan. Te
Rotterdam nam de gemeenteraad een niet
onbeteekenende beslissing in verband met
den in aanbouw zijnden tunnel onder de
Maas. Besloten werd, ter vermijding van
verschillende drukke kruispunten, ondei
den toegangsweg voor het snelverkeer naai
den Maastunnel op vier plaatsen tunriels
aan te brengen, zoodat het autoverkeer
dat van het Zuiden en Noorden komt, vrij
wel ongehinderd door het stadsverkeer,
Rotterdam kan passéeren. Met een en
ander zal 4V2 millioen gulden gemoeid zijn,
dat is een half millioen meer dan in het
oorspronkelijke plan, waarbij de zijwegen
den hoofdweg wel zouden kruisen, doch
de verkeersveiligheid zal er aanmerkelijk
door winnen.
De Hooge Raad in nieuwe
behuizing.
Onder zeer groote belangstelling vond
Vrijdagmiddag de plechtige overneming
plaats van het nieuwe gebouw van den
Hoogen Raad der Nederlanden aan het
Plein te 's-Gravenhage. Deze plechtige in
wijding viel samen met de herdenking van
het 100-jarig bestaan van dit hoogste
rechtscollege in den lande, terwijl dit
laatste feit nog weer een ander jubileum
met zich medebracht, namelijk het hon
derdjarig bestaan van de Orde van Advo-
mten bij den Hoogen Raad,
De Hongaarsche minister-president Bela von Imredy hield een radiorede tot zijn
natie, waarin hij de Hongaarsche eischen aan Tsjecho-Slowakije kenbaar maakte.
WAT TSJECHO-SLOWAKIJE VERLIEST
Op het hierbij afgedrukte kaartje staan
aangegeven de oude Tsjechoslowaaksche
grenzen alsmede de Duitsché, Hongaar
sche, Russische, Poolsche en Roemeensche
taalgrenzen. Neemt men aan, dat de over
wegend door Duitschers, Polen en Hon
garen bewoonde gebieden, voor zoover dit
op het oogenblik nog niet gebeurd is, voor
Tsjecho-Slowakije verloren zullen gaan,
dan komt men op economisch gebied tot
de volgende verliezen voor de republiek
Twee van de belangrijkste grondstoffen
van het oude Tsjecho-Slowakije waren
steenkolen en bruinkolen. In de laatste
jaren werden b.v. niet minder dan 16 mil
lioen ton bruinkolen in de republiek ge
wonnen, waarvan ongeveer 10 werd uit
gevoerd, terwijl de rest door de eigen in
dustrie werd verbruikt. Ook de belang
rijke kolenmijnen in het gebied van Tesjen
werkten hoofdzakelijk voor binnenlandsch
gebruik, n.1. voor de hoog ontwikkelde
zware industrie (Skodafabrieken, Praga-
fabrieken enz.). Zooals nu het kaartje
duidelijk aangeeft, gaat dit belangrijke
bezit aan bruinkolen en steenkolen voor
Tsjecho-Slowakije bijna geheel verloren.
De belangrijke bruinkolengebieden bij
Aussig en Falkenau komen aan Duitsch
land, de steenkolenmijnen van Tesjen
gaan in het bezit van Polen over.
Aan andere mineralen bezat het oude
Tsjecho-Slowakije nog cokes, ijzererts,
koper, Jtin, antimonium, wolfram, aardolie,
aardgas, zout, zilver, lood en zink, maar
dit in zoo kleine hoeveelheden, dat men
voor deze producten in hooge mate op den
invoer aangewezen was. Dit zal natuurlijk
ook in de toekomst zoo blijven, met dit
verschil, dat het nieuwe, kleinere Tsjecho-
Slowakije om zijn zware industrie, een
van de belangrijkste bronnen van inkom-
de kaart der Sovjets spelen. Vergeten wij
dat vooral niet
Men zal het in elk geval er over eens
zijn, dat een vrede, bereikt zonder dat de
Sovjets daarmede iets te maken hadden,
verre te verkiezen is boven het tegen
deel, En, wij herhalen het: eerst na ver
loop van tijd zal men kunnen beoordeelen,
wat de thans bereikte vrede ons uiteinde
lijk zal hebben gebracht, wanneer alle
daarbij betrokkenen een eerlijke kans
hebben gehad, om de oprechtheid van hun
bedoelingen te laten blijken.
Zal het „Nooit Triéer oorlog l" thans
in vervulling gaan en gloort aan de kim
de dageraad van het ideaal der geheele
menschheid:-de -eeuwigdurende vrede?
sten, aan den gang te houden, nu ook
groote hoeveelheden steen- en bruinkolen
zal moeten invoeren.
Houdt men er verder nog rekening mee,
dat de republiek door den afstand van
Bohemerwoud en Ertsgebergte een groot
deel van zijn houtrijkdom verliest, dan
kan het geen wonder baren, dat Praag
thans de noodkreet laat hooren, dat het
economisch aan den rand van den afgrond
komt te staan. Vermoedelijk zal dit wel
meevallen, daar het land altijd nog eenige
malen grooter is dan ons land en een
bloeiende landbouw bezit. In Londen
heeft men intusschen een open oog voor
dit feit en is men bereid de helpende hand
te bieden. Een leening van 30 millioen
pond aan Tsjecho-Slowakije is in voorbe
reiding. Bovendien hoopt men, dat in de
toekomst de economische banden tusschen
Duitschland en Tsjecho-Slowakije zoo
nauw zullen worden aangehaald, dat de
nieuwe republiek daarin economisch een
stêvigen ruggesteun zal vinden.
Het is dan ook geenszins uitgesloten, dat
het nieuwe Tsjecho-Slowakije, gezien zijn
enorme leerindustrie (Bata), economisch
nog een goede toekomst tegemoet gaat.
DUITSCHLANDS KOLONIËN.
D. Hans, de oud-voorzitter van den
Nederlandschen Journalistenkring en
hoofdredacteur van „De Avondpost",
schrijft:
„Waarom geeft men Duitschland zijn
kolonjën niet terug Wij vragen dit nu
niet voor de eerste maal, onder den indruk
der gebeurtenissen, neen, wij hebben het
twee jaar geleden in ons blad al gevraagd.
In den overwinningsroes van 1918 heeft
men dit groote rijk zijn koloniën afge
nomen en er mandaatgebieden van ge
maakt; waarom herstelt men den ouden
toestand niet? Waarom kunnen de demo
cratieën nu niet eens dit groote gebaar
maken? Om de koloniën zullen wij geen
oorlog beginnen heeft Hitier gezegd
en dit is begrijpelijk, maar dat het terug
geven der koloniën de atmosfeer nog veel
verder en veel beter zou opklaren, ligt
voor de hand".
TUBERCULOSE IN POLEN.
Een bekend medisch tijdschrift in Polen
brengt een statistiek over de verbreidheid
van de tuberculose in dit land, waaruit
schrikwekkende toestanden blijken. In
Juni van dit jaar, dus een betrekkelijk
gunstige maand voor teringachtigen, leden
volgens deze statistiek 2648 menschen aan
tuberculose. 1008 van deze ziektegevallen
hadden een doodelijken afloop. Als men
volgens deze getallen berekent, hoeveel
ziektegevallen jaarlijks in Polen voor
komen, komt men tot de conclusie, dat er
gemiddeld 12000 menschen aan tubercu
lose in dat land sterven, dus meer dan
33 per dag.
WONDERLIJKE ECHTGENOOT.
In de Poolsche stad Lodz heeft zich een
bijzonder vreemd geval voorgedaan. Een
jongeman, die van een kennis geld wilde
leenen, begon, toen deze dit weigerde, de
woning van zijn vriend te vernielen en
werd daarom door de politie gearresteerd.
Toen men hem op de politiewacht wilde
fouilleeren, bleek echter, dat men met een
gezonde, jonge vrouw te doen had; verder
onderzoek bracht aan het licht, dat zij al
lang gehuwd was en een kind had. Men
stelde vast, dat de vrouw, die zich voor
een man uitgaf, drie jaar geleden een rijk
jong meisje had getrouwd, om haar ver
mogen in handen te krijgen. Zij was erin
geslaagd haar geheim zoolang te bewaren.
De politie zoekt nu naar den vader van
het kind.