xnnnnn
W aar de edele T okay er vloeit
■a
BOEDAPEST. KONINGIN VAN DEN
„BLONDEN DONAU"
.herinnert
Gezicht
Mmt bü nacht
Het monument van St. Stephanus te
Boedapest.
MAAKT men niet gebruik van het
snelle vliegtuig, dat ons in vijf
uren brengt naar de verre stad op
de grens van Oost en West, dan ziet men
zich genoodzaakt gebruik te maken van
den trein, die ons door een bont en afwis
selend landschap voert naar de plaats van
bestemming. Meer dan een etmaal is men
opgesloten in den trein. Wanneer men weg-
ppoort uit het vlakke land, begint de avond
reeds te vallen en eenmaal in Boedapest
aangekomen, is de zon reeds ten tweede
male ondergegaan.
Deze treinreis is intusschen ook niet van
bijzondere bekoringen ontbloot. Merkwaar
dig is bijvoorbeeld, dat vrijwel een ieder
hier met een koptelefoon op zit.
De stem in den trein.
Nauwelijks zijn wij het grensstation He-
gyesholm gepasseerd de politieagent
droeg daar een helm die onweerstaanbaar
deed denken aan den toren van Babel,
of een stem begroet per radio ons Hollan
ders. De onzichtbare man met zijn wellui
dende stem, heet ons welkom in het eens
zoo smartelijk getroffen land,
aan hetgeen de Nederlanders gedaan heb
ben voor het misdeelde, Hongaarsche kind
en eindigt met een „Lang Leve Koningin
en Nederland."
In het donker naderen wij de sprookjes-
stad, badende in een zee van licht, want
overal ziet men lichtjes, duizenden licht
jes, en wanneer men dan nog het geluk
heeft een helderen sterrenhemel te treffen
boven de stad, dan is het schouwspel uniek.
Boedapest bij avond.
De lichtjes weerspiegelen in den Donau.
Hoog boven de rivier ligt op een der heu
vels, verlicht door schijnwerpers, het ko-
kinklijk slot met de sprookjesachtig geillu-
rr.ineerde kroningskerk, waar koning Karl
IV het laatste met veel pracht en praal ge
kroond werd tot koning van Hongarije.
Daarbij waren tegenwoordig tallooze bis
schoppen, ministers en Hongaarsche edel
lieden, gestoken in middeleeuwsche gewa
den, rijk bezet met juweelen. Hier hebben
eens de Habsburgers geresideerd; nu ze
telt de rijksbestuurder Horthy in een der
vleugels van het paleis. Koepels en tin
nen van de Krönungsburg vindt men te
rug in tallooze, eeuwenoude, kleinere pa
leizen.
Het Visscherbastion, met zijn witte to
rens en de oude citadel sprookjesachtig be
schenen en zich somber als een ruïne af-
teekenend tegen den donkeren hemel, wek-
Meer dan eens hoort men betuigen, dat het stedendécor van Boedapest behoort tot
de indrukwekkendste van Europa. En inderdaad deze stad aan den „blonden Donau"
biedt vooral des avonds, badend in een zee van duizenden lichtjes een schilderachtigen
aanblik en ware het niet, dat de aistand zoo groot was, ongetwijield zou Boedapest
kunnen wedijveren met Parijs en Londen.
ken den indruk, dat men de atmosfeer van
het sprookje ademt. Dit tafereel kon direct
gegrepen zijn uit de vertellingen der Dui
zend en één nacht en een dergelijke aan
blik is voldoende om ons, eens en vooral
te overtuigen van het feit, dat Boedapest
behoort tot de schoonste steden van Euro
pa. Dat het eerst vrij laat, ongeveer een
twintig jaar geleden voor het tourisme ont
dekt werd, is te danken aanden wereld
oorlog. De stad werd omstreeks 1920 na
melijk door vele commissies bezocht. En
het is eigenlijk hieraan te danken, dat Boe
dapest voor het toerisme gewonnen werd.
(«robdc» Vmui Hkn MdMB ML
kv»m 4e bmm Urn on hi£
adMMa werd
hfj muziekhandelwtr in L&ipeig. ïh dezen
tijd voltrok zich de groote verandering van
zijn leven. Hij las vele standaardwerken
over het tooneel en in hem ontwaakte een
groeiende belangstelling voor dQ tooneel-
wereld.
Dikwijls kwam het voor, dat Theodoot
Loos met andere leden van het personeel
in de zaak, waar hij was, al even door de
kunst bezeten als hij zelf, tekstboekjes na
men en de rollen onder elkaar verdeelden
en het stuk op primitieve wijze opvoerden.
In Leipzig .waagde Loos den sprong naar
het tooneel. Bij Bornstedt kreeg hij too-
neellessen en reeds na achttien lesuren is
hij zoover gevorderd, dat hij met succes
medewerkt aan een uitvoering van Sha-
kespeares „As You like it". Zijn optreden
had een enorm succes. En het was de on
vergetelijke tooneelspeler Josef Kainz, die
den jongen Theodoor door zijn geniaal spel
wist op te voeren tot het hoogste spel. De
onuitbluschbare vlam is ontbrand. Tenslot
te komt Loos na een snelle carrière aan 't
stadswijk. Hier voelt men den polsslag van
de hoofdstad, hier staan de groote dikwijls
pompeuze restaurants en hotels, de café's
en de theesalons. Schrijvers en artisten
houden er een eigen café op na, elders zijn
restaurants, waar alleen kooplieden, dok
ters en rechters hun stamtafels hebben.
Niet ten onrechte heeft men Boedapest de
stad der café's genoemd. Ook in dat opzicht
spant het de kroon boven het Westen, want
het is een stad zonder „sluitingstijd". Som
mige café's zijn den geheelen nacht open.
Wanneer de vale ochtendschemering bin
nenvalt en de gloeilampen meer en meer
de burcht.
Het raadsel van Boedapest.
Waarom dweept men zoo met Boedapest?
Zijn het de schatten, die hier in de musea
opgestapeld liggen? Zijn het de indrukwek
kende paleizen? Het schilderachtige, op de
heuvels gelegfin, stillere stadsdeel Boeda?
Zijn het de zigeuners, de tsiganen.Het
is moeilijk op deze vraag een antwoord te
geven. Waarschijnlijk zijn het al deze fac
toren tegelijk, die Boedapest zoo aantrek
kelijk maken. Dit raadsel is niet zoo ge
makkelijk op te lossen en de toerist, die
hier voor eenigen tijd komt, doet beter zich
niet met dergelijke vragen het hoofd af te
pijnigen, maar zich over te geven aan de
bekoring zonder meer. De droom van Boe-
depest is om nooit meer te vergeten.
De majestueuze Donau stroomt midden
door de stad en verdeelt de stad in twee
deelen, stadsdeelen, die merkwaardigerwijs
geheel verschillende aspecten hebben. Hier
keert Boedapest ons haar tweeledig aange
zicht toe.
De stad zonder „sluitingstijd."
In Boeda, het stadsdeel op de heuvels,
droomt het verleden voort. Pest daarente
gen, dat eerst werd tot wat het nu is in de
laatste zestig jaren, is de levendige drukke
vurige bolletjes worden, wanneer de trams,
na hun nachtelijke rust, weer beginnen te
rijden, zitten verschillende groepjes
menschen in de café's nog bijeen te praten
of zijn verdiept in een spelletje schaak.
Is dit niet een ongewoon verschijnsel
voor den Nederlander, die gewend is tegen
uiterlijk één uur te hooren: „Nog vijf mi
nuten heeren!''
Waar de Tokayer vloeit en de ge
heelonthouder zou watertanden.
Men zou zich evenwel vergissen door te
meenen, dat de bewoners van Boedapest
verslaafd aan den edelen Tokayer wijn en
echte nachtvlinders zijn. Want er wordt
meer koffie gedronken en de geheelont
houder zou watertanden, wanneer hij het
leger gevulde waterglazen op de diverse
cafétafeltjes zou zien.
Al krantenlezende wordt veel koffie ge
dronken voor sommige nachtbrakers is
dit wellicht ook maar het beste. Bij de thee
gebruikt men gewoonlijk een schijfje ci
troen, in plaats van melk. Is de koffie of
thee echter opgedronken, dan haast de
kellner zich Uvan water te voorzien. En
hij is vrijgevig, want in minder dan geen
tijd ziet ge uw disch verrijkt met twee of
drie glazen water. Daarop kan men nog
een paar uur blijven zitten en niemand zal
er U op aankijken, dat ge op één vertering
het cafébezoek zoo lang traineert.
Het zij nogmaals gezegd: Wil men het
Hongaarsche leven leeren kennen, dan
moet men in een café gaan zitten. Dan
kunt ge tevens rustig poolshoogte nemen
van het bonte leven, dat op straat aan Uw
oog voorbij rolt.
De Hongaar eet graag en goed. Brood bij
voorbeeld wordt er zeer veel gegeten, en
meelspijzen überhaupt, want Hongarije
brengt groote hoeveelheden tarwe voort.
Op z'n Transsylvaansch.
Op een avond werden wij uitgenoodigd
voor een zeer bijzonder festijn. Er zou een
Transsylvaansche maaltijd worden gehou
den. Eenigszins aarzelend betraden wij met
onzen gastheer het restaurant. Weldra had
ieder een houten bord voor zich.-De bedoe
ling is, dat hiervan gegeten wordt en wel
naar Transsylvaansche wijze. Dit houdt in,
dat elk stuk vleesch' in vier. gedeelten ge
sneden moet worden. Het valt niet mee op
deze wijze het vleesch te moeten verorbe
ren.
Dt borden zijn zonder rand en het is
Gezicht van de St. Gellertsberg op de Bocdapester regeeringsgebouwen.
weldra duidelijk, dat wij nog niet voldoen
de Transsylvaansch bloed in de aderen
hebben om dit genoegen voor de volle hon
derd procent te kunnen waardeeren.
In de war gebracht door de houten bor
den, giet een der Nederlandsche gasten een
kom mayonnaise leeg over de japon van
een der dames. De consternatie is groot,
maar wordt nog grooter, wanneer onze
gastheer een tweede kom mayonnaise
neemt en ook deze midden op tafel om
keert.
De étiquette wil nu eenmaal, dat het „ta-
rploTwplnlHf." on
wordt. Het gebaar van den gastheer wil
zooveel zeggen als: het was niet zoo erg.
Dat Boedapest nog niet veel meer in trek
is bij de toeristen, is natuurlijk voor een
belangrijk deel te wijten aan den grooten
afstand, maar toch ook is het de taal, die
velen weerhoudt een bezoek aan Honga-
rije's hoofdstad te brengen.
In vele prospectussen wordt wel beweerd,
dat men met zijn Duitsch overal terecht
kan, maar dan zou men toch bedrogen uit
komen. Het is waar, dat men, zelfs gewa
pend met „Hoe leer ik Hongaarsch in één
maand" of een dergelijk patentmiddel, dik
wijls met den mond vol tanden staat. Het
Hongaarsch blijft den vreemdeling, ook na
geruim en tijd, nog een raadsel. Maar de
echte toerist verlangt naar dergelijke moei
lijkheden. Voor hem zijn het juist de aan
trekkelijkheden, die men zich later herin
nert na het verblijf in een buitenlandsche
stad, waar men nog niet eerder kwam.
Berliner Lessingtheater. Het was een Oc-
toberavond van het jaar 1910. De jonge ac
teur trad als gast op in Ernst Hardt's
„Tantris der Narr". De schrijver van het
stuk schreef opder een portret van Loos:
Toen Kainz stierf, stierf voor mij de Tan
tris door U échter is hij herboren". Dat
was werkelijk een bijzondere lofprijzing,
een erkenning van zijn talent. Sedertdien
blijft Loos in Berlijn.
Het is of zijn werklust onuitbluschbaat
is. Altijd weer ziet men hem optreden in
film of tooneel. En al spreekt het vanzelf,
dat zijn bestaan, zijn geheele wezen door
drenkt is van dat kunstenaarschap, toch
houdt hij er nog andere liefhebberijen or
rollen voor komende premières altijd ge
noeg te doen", verklaart hij, „zoodat mij
ternauwernood enkele uren in de week
overblijven! die ik aan mijn liefhebberijen
kan besteden. Deze liefhebberijen vorderen
veel tijd en geduld. In de eerste plaats de
prachtige verzameling vlinders, die ik se
dert mijn jeugd heb aangelegd en in stand
gehouden. Men stelle zich dat niet te licht
en te eenvoudig voor, Als zoon van een
houtvester was mijn liefde voor de natuur
al spoedig gewekt. Ik begon vlinders te
verzamelen. Later is die liefhebberij uitge
groeid tot een onderzoek op wetenschappe
lijke basis. De belangrijkste standaardwer
ken op dit gebied heb ik me aangeschaft
en tegenwoordig laat ik uit de verste lan
den eieren en poppen komen. Hier wacht
ik dan rustig het ontpoppen van de prach
tige tropische vlinders af en werkelijk het
doet mij telkens weer pijn, dat ik deze
diertjes terstond moet dooden, maar een
tropische vlinder zou hier toch spoedig dood
gaan. Het opzetten zelf is een tijdroovend
werkje. In glazen vitrines berg ik de vlin
ders op en bijelk diertje is een beschrij
ving gevoegd
TOONEELSPELER
EN VLINDERVER
ZAMELAAR.
Theodoor Loos be
hoort tot de men
schen, die geen druk
te maken, maar stil
en teruggetrokken
leven, ofschoon hun
beroep hen midden
in het volle leven
plaatst. Deze inner
lijke bescheidenheid
is waarschijnlijk te
vens het geheim van
de sterke werking,
die er uitgaat van
zijn creaties. Of het
nu een kleine of een
grootere rol betreft
altijd weet hij
van zijn rol een
stukje leven te ma
ken.
Loos komt uit Hes-
sen-Darmstadt, uit
de kleine stad Zwin-
genberg. In het niet
veraf gelegen Bens-
heim bezocht hij 't
gymnasium en reeds
in den schooltijd leg
de hij een zoo sterke
belangstelling voor
zuiver wetenschap
pelijke onderwerpen
aan den dag, dat
men zich er over
verbaast dat deze
man in 't tooneel zijn
bestemming heeft
Honeaarscbe herders hl MftMonttl* Weeder dracht