f LOjrEErt PUZ71E0P Uitgegeven door: RADIO-CENTRALE „SOESTDIJK", JULIANALAAN 94. Telef. 2862. SOEST Het is algemeen bekend, dat zelfs groote artisten het dikwijls met de zenuwen te kwaad krijgen als zij op moeten treden. Men noemt dat plankenkoorts en er zijn slechts weinigen, die vóór hun opkomen niet den gewel digen druk van het verschijnen voor het publiek ondervinden. Het is begrijpelijk en ook weer niet. Men zou den ken, dat artisten die reeds zooveel malen voor het publiek zijn opgetreden, zoo langzamerhand wel hun zenuwen onder bedwang moeten hebben. Komt iemand voor het eerst voor het voetlicht, dan geeft de zaal, hetzij deze wel of niet geheel gevuld is, wel eenige aanleiding voor zijn vrees en toch kunnen wij niet gelooven dat het angst is om „het er niet goed af te zullen brengen." Heel anders echter staat een zanger of spreker voor den Radio-Omroep er voor. Deze heeft een gehoor van honderdduizenden; zijn stem kan geheel anders uit den luidspreker klinken dan dit in een zaal het geval is en toch staat zoo iemand voor een ander probleem. Hij (zij) komt in een rustige localiteit zonder pu bliek en heeft slechts een microphoon voor zich. Zoodra het signaallampje begint te gloeien, betee- kent dit, dat men kan beginnen en heeft men zich op de microphoon te concentreeren. Dit eenvoudige instrument schijnt echter zulk een benauwenden invloed op vele sprekers te heb ben, dat eenig gekuch absoluut noodzakelijk is om op dreef te komen. Wij maakten eenigen tijd geleden eens een proef neming mede, welke ons nog lang in het geheugen zal blijven. Bij het bezoeken van een groot omroepbedrijf mochten wij in een controlekamer medeluisteren naar het resultaat van een examen, dat verschil lenden personen, die meenden geschikt te zijn voor het baantje van omroeper of reportageman, werd afgenomen. De gang van zaken was als volgt: De examinandus werd rustig in een vertrek geplaatst achter een schrijfbureau, waarop een microphoon was opge steld. Na de noodige inlichtingen te hebben verkregen moest het proefkonijn vertellen aan de (niet aan wezige) luisteraars wat zijn indrukken waren. Hij behoorde zoo ongeveer te zeggen: Ik zit hier achter een groot schrijfbureau met een microphoon voor mij, de kamer is voorzien van electrisch licht, een paar ramen zien op een stukje weiland uit enz. Door een speciaal venster werd deze persoon ge controleerd. Het venster bestond uit een soort glas dat slechts aan één zijde doorzichtig was, zoodat de betr. niet kon zien dat hij begluurd werd. Wat deed nu deze examinandus? Hij zat eenigen tijd naar de microphoon te kijken en begon toen te stotteren. Hij kon eenvoudig niet uit zijn woorden komen. De controleur ging na eenig wachten naar de examenkamer en stelde hem met eenige woorden gerust, terwijl hij nogmaals zijn instructies gaf. Hij verzocht toen: „Vertelt U maar eens wat U hier buiten ziet." De controleur verwijderde zich en ging weer naar de controlekamer. Nogmaals zat de examinandus als een zoutzak in elkaar, totdat hij plotseling moed kreeg en begon: „Ik moet vertellen wat ik hier zie. Ik zie een stukje weiland en daar spelen kinderen op. Zij kijken naar mij en trachten mij in de war te brengen. Maar dat, dat zal, zal ze niet lukken, zijen verder kwam hij niet. Ik keek den controleur eens meewarig aan en deze vertelde, dat dit zoo eiken dag een dood gewone zaak was. Zooals vroeger elk knap uitziend jongmensch dacht, dat hij (zij) geschikt voor de film was, zoo denkt thans menigeen dat hij (zij) ge schikt is om voor de radio te spreken of daarbij een betrekking te bekleeaen. „Enfin, ik ga weer," besloot hij, ging de examenkamer binnen, waar hij den betr. persoon mededeelde, dat hij er wel van zou hooren. Toen hij weer terugkwam, vroeg ik: „Vindt U onder de reflectanten nog wel eens een geschikt per soon?" en hij antwoordde: „Zeker, dat komt wel eens voor, maar U moet niet vergeten, dat wij hier een 3-tal examenkamers hebben die een groot deel van den dag bezet zijn met reflectanten, want bij onze 'instelling is bepaald, dat allen, die meenen in aanmerking te kunnen komen voor het afleggen van een proef, om daarmede in staat te zijn een werk kring te krijgen, hiertoe in de gelegenheid gesteld moeten worden." „U zult er dan veel hooren, die totaal ongeschikt zijn." „Inderdaad, maar wij we ten, dat zoovelen hun laatste hoop op den radio- omroep hebben gevestigd. Wij geven daarom iedereen een zoo groot mogelijke kans te bewij zen, dat hij (zij) geschikt is of niet." (Zie vervolg pag. 3.) PETERTJE 15 WEER '5 ONDEUCEND MAAR AGENT SNUFFFL IS IN DE 8UURT FIANC,DAAR CAAT DE BAL DOOR EEM Ruir HEMESNUFFEL IS VOLDAAN WAT STOND ER OP DIE" RUIT 7 PETERTJE MAAKT BEf NFN SNUFFELS AANDACHT WORDT GETROKKEN DOOR DE LETTERS OPOE SCHERVEN

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1939 | | pagina 5