Belangrijke problemen in Afrika De verhouding „BLACK AND WHITE De Indische invasie •eeenwoordig beginnen de Engelschen dn Voor-Indiër» wenr r J er 1 Het „Kaffervraagstuk" in Zuid- Afrika. In Afrika vragen voor het oogenblik twee belangrijke problemen om 'n oplossing. In de eerste plaats staat Enge land voor de moeilijkheid wat aan te vangen met den over weldigenden stroom van Britsch-Indiërs, die na den We reldoorlog koloniseerden in de Kenyakolonie, in Oeganda en Oost-Afrika. In de tweede plaats is de regeering van de Unie van Zuid-Afrika thans genoodzaakt het vraagstuk onder de oogen te zien, of blank en zwart naast elkaar In één maatschappij kunnen leven. Het „kafferprobleem" in Zuid-Afrika vertoont veel overeenkomst met het tot heden eveneens onopgeloste negerprobleem der Vereenigde Staten. Tegenwoordig staan blank en zwart uiterst scherp men kan gerust zeggen vijandig tegenover elkaar. Natuurlijk zal de zwarte zich thans niet meer met schild en speer te weer stellen tegen den blanke. De geciviliseerde zwarte man heeft van zijn blanke broeder geleerd. Stakingen en eischen om loonsverhooging zijn voor hem niets vreemds. Zij geven zelf kranten uit die in de kaffertaal gesteld zijn en die een onschatbaar communicatiemiddel voor hen vormen. Bij stroomen trekken de kaffers naar de stad, in de hoop daar hun arbeidskracht voor een klein loon te gelde te maken. Maar de blanken beginnen dit meer en meer te verhinderen. Het ia waar, dat Zuid Afrika niet geheel buiten de zwarte ar beidskrachten kan, maar het zou teveel van het goede zijn, Indien men gebruik maakte ven alle aangeboden diensten. Tenslotte keelt man 4®m «®H genoeg Mme blonken. Waar eena oerwouden ruischten en zich hier en daar een kmUukpitf beveoA Mêé nu de geweldig® havenstad Durban. Men kan cnawetgh» een stad denker 4MH aanwijMn, waar de rassenscheiding nso ooaseqnsnt woedt ioirgeenssC In een eigen drukkerij zetten de zwarten hun door zwarte redacteuren geredigeerde kranten. Afrika staat niet alleen in het brandpunt van de belangstelling, omdat zich hierop de oogen der wereld hebben gericht, nadat Duitschland zijn koloniale eisch heeft ken baar gemaakt. Het werelddeel heeft zijn eigen moeilijkheden, die, hoewel zij van ge heel anderen aard zijn, eveneens om een spoedige oplossing vragen. Tijdens den Wereldoorlog hebben de Britsch Indiërs, niet slechts als koopman, maar ook als soldaat, goede diensten be wezen aan het Britsche imperium. Enge land was wel verplicht voor deze diensten een vergoeding te geven en het deed dat in den vorm van een kolonisatievergunning. Een grootscheepsche belofte, waarvan de gevolgen niet lang op zich hebben laten wachten. Als sprinkhanen overstroomden de Voor-Indiërs Britsch-Afrika. Men maakt zich niet aan overdrijving schuldig, wan neer men Britsch Oeganda betitelt als In disch Oeganda. Ook in de voormalige Duitsche kolonie Oost Afrika staan de zaken niet veel an ders. Nadat in 1920 Duitschland hier de macht ontnomen werd, hebben de Britten de plantages voor een appel en een ei ver kocht aan Indische emigranten. Een ware invasie was het gevolg. De kolonisten strek ken hun invloed thans uit tot de rijke pro vincie Natal. Wanneer men langs den hoofdweg van Durban gaat de rijkste en mooiste ha venstad van Zuid Afrika, valt het oog di rect op Indische vrouwen, gehuld in kleu rige zijden gewaden. Op verschillende kruis punten ziet men gestalten in vuilwitte ge waden gekleed. Op een vergeeld leerach tig gezicht rust een geweldige tulband. De dorre hand uitgestrekt, roepen zij den voor bijganger toe en smeek en om een kleine gave. Europeesche concurrentie onmo gelijk. De lage prijzen waren voor ons aanlei ding te blijven staan voor een winkel. Het opschrift liet ons zien dat de eigenaar een Britsch Indiër moest zyn. Voor de somma van zeven shilling kan men zich daar een kimono van de fijnste Japansche zijde aan schaffen. De uitstalkast ligt vol met pij pen, zakmessen, ivoren voorwerpen, spie geltjes, artikelen, bestemd voor de inboor lingen, die voor enkele pennies te krijgen zijn. Die prijzen zijn zoo laag, dat het voor den Europeaan onmogelijk zou zijn hier te gaan concurreeren. De wijk der Europeanen en Britsch In diërs is niet gescheiden. Men merkt het ver schil slechts door een verandering van het straataspect. In de Indische wijken treft men hoogstzelden een Europeaan aan. Daar zou men dikwijls kunnen meenen te ver toeven in een havenstad als Calcutta. Gezeten voor een hoop afval, twisten 2 Indiërs over een banaan, die zij gevonden hebben. De armoede kent in dit land geen grenzen. Niet zoo heel ver van de markt de prachtige moskee, nemen een riks ja, het gewone vervoermiddel van Durban. Voor sixpence per mijl trekt een keurig uitgedos te Zoeloe ons over het gloeiend heete fait. Overal ziet men de Britsch Indiërs, maar de Britten stellen energieke pogingen de zg. „poor white", die aan het werk gezet moeten worden. Het kafferprobleem in Zuid-Afrika is een landsbelang. Wanneer men bedenkt, dat voor de inboorlingen, die 75 pet. van de bevolking uitmaken, slechts 11 pet. van het land beschikbaar is, dan is het niet te ver wonderen, dat regelmatig de noodkreet om expansie weerklinkt. En toch staat men er verbaasd over wanneer men bedenkt, dat Zuid-Afrika even groot is als Frankrijk, Italië en Duitschland tezamen. Om aan de eischen der inboorlingen te gemoet te komen, heeft de regeering van Zuid-Afrika besloten een groot gedeelte van de provincie Transvaal ter beschikking van de zwartjes te stellen. Voor het in cul tuur brengen van dit land stelt de Unie van van Zuid-Afrika een bedrag van tien mil- lioen pond ter beschikking. Wanneer dit proces zich geheel voltrokken zal hebben, is na verloop van vijf jaar Noord Trans vaal veranderd in een inboorlingenreser vaat. Boven: De Indische markt in Durban. De handel berust voornamelijk bij de Britsch-Indischc kooplieden, die zelfs de Europeesche con currenten verdrongen hebben« Rechts: Bezoek aan een tehuis voor Zoeloe- kindertjes. glijdt een groote luxe wagen voorbij van een Voor-Indiër, die hier rijk geworden is, maar hij is een van de hooge uitzonderin gen. Zijn soortgenooten zijn voor het mee- rendeel straatarm Aan den hoek van een huis doet een ver koopster haar middagslaapje. De schaduw van een huismuur en een stapeltje kranten als hoofdkussen schijnen al voldoende te zijn om de slaap te vatten. Wat naast haar op den grond staat, kan nog niet één shil ling opbrengen. Vijf pond zakgeld en een gratis reis. Hoe verder wij komen, hoe meer de stra ten zich vernauwen tot stegen. Het eene winkeltje grenst hier aan het andere. Hier zijn geen Indiërs, maar zwarte inboorlin gen verkoopers. Want de inboorling koopt niet graag van een Voor-Indiër. Hij wil be diend worden door zijn stamgenooten, maar ook deze zijn door Britsch Indi sche kooplieden aangesteld. Wij verlaten nu de markt en gaan langs in het werk om het land van deze „inva sie" te bevrijden. Op kosten van de Engel- sche regeering kunnen zij naar hun vader land terug gaan. Ja, zelfs gaat men zoover hun nog ieder vijf pond mede te geven als „zakgeld". Het zijn niet de menschen zelf, die het probleem scheppen, maar hun han delwijze, want het is een algemeen ver schijnsel, dat elke verdiende shilling naar Voor-Indië verhuist. Het eenige doel, dat deze kolonisten voor oogen houden is een rijk man te worden, maar dan ook naar Voor Indië terug te keeren. In dit uitgezochte gebied is thans reeds een aanmerkelijke economische vooruit gang te bespeuren. De boeren, die hier hun have en goed moeten verlaten, krijgen daarvoor wel een rijkelijke vergoeding, maar toch ligt daarin een tragiek besloten, Eerst een bescheiden ezeldrijver, dan een benzinestation langs den weg en eenige ja ren later een garage. Zoo vergaat het vel® Britsch-Indiërs in Afrikaansche steden. want eens hebben hier hun voorvaderen de Voortrekkers dapper gestreden en vele bloedige offers gebracht. Nu moeten zij vrij baan maken voor de zwarten en zelf elders onder bezwaarlijker omstandighe den een nieuw bestaan scheppen. De bedoeling der Zuid-Afrikaansche re geering is op deze wijze een scheiding tus- schen wit en zwart te trekken. Men is te ruggekeerd tot de stelling der Voortrek kers, die sterke voorstanders van dit prin cipe waren. En reeds sinds de stichting van de Unie in 1910 bestaat een scherpe klasse scheiding tusschen blanken, kleurlingen en zwarten. Deze scheiding komt reeds tot uiting door gebiedende opschriften als „Al leen voor Europeanen", die men niet alleen boven café's en andere openbare gelegen heden ziet, maar eveneens op banken in parken en op bussen. Alle restaurants zijn verdeeld in drie af- deelingen en in de bars worden de zwar ten en kleurlingen door latwerk, als in de gevangenis, gescheiden gehouden van de blanken. Het scherpste onderscheid wordt echter gemaakt in de Britsche koloniën. Cp grond daarvan is het den Britten ook mogelijk in Nigeria met slechts 6000 blanken te regee- ren over 20 millioen inboorlingen. Geringe rechten worden den inboorlingen gegeven, maar op het punt van de rassenscheiding bestaat geen concessie. Het is nog maar zeer de vraag of mn on deze wijze een afdoende oplossing he~ "1 gevonden voor het kaffervraagstuk, w«"t binnen verloop van dertig jaar, heeft i'1 aantal zwarten zich verdubbeld in de Kaap provincie; in Besoetoland, dat daara: n grenst, was de bevolking reeds na twintig jaar verdubbeld. De belangrijkste oorzaken van deze aan was zijn het verbod, dat de stammen oT%- der elkaar oorlog voeren, het verscheriDtfe alcoholverbod en de verspreiding van ca Westersche geneeskunde, die tegenwoordig op de meest afgelegen kraal haar invloed weet uit te oefenen. Zuid-Afrika staat voor een uiterst moei lijk probleem en de tijd zal eerst kunnen leeren, of de regeering van de Unie er in zal slagen deze kwestie afdoende en op bevredigende wijze op te lossen.

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1940 | | pagina 8