BIJ DE MODERNE VIKINGEN van OOST-GROENLAND Het onbekende eldorado voor den jager RENDIERMARKT in Noord-Finland MYGGBOEKTA, het noordelijkste weerkundig radiostation van de aarde De laatste onderbrekingen van de koude stroomin gen waren klaarblijkelijk zendbodes uit de weer kundige keuken van Groenland, zooals trouwens de geheele ontwikkeling van het weer in Europa bein- vloed wordt door het weer en den ijstoestand op Groenland. Om in Europa geregeld op de hoogte ge houden te worden, heeft men in Groenland een aan tal radiostations opgericht, die regelmatig draadloos hun berichten doorgeven naar de bewoonde wereld. Zonder onderbreking zijn menschen op deze stations aanwezig en slechts eenmaal per jaar wordt het per soneel afgelost. Op een van de laatste expedities, die proviand en nieuwe manschappen bracht, terwijl de oude bezetting mee terugvoer, maakte een bijzonde re. medewerker de reis mede. In woord en beeld vertelt hij hieronder van zijn belevenissen. r« .■>- Fooirunderen in hun eigenaardige afwerende houding. Zij vormen een krachtigen ring en nemen de awakke dieren in hun midden. Laag staat de zonneschijf aan den he mel, lange schaduwen vallen voor ons uit over de nederzetting Tankapirtti, in Finsch Lapland, 234 kilometer verwijderd van den weg, die van Rovaniemi voert naar de Poolzee. De blanke, gladde latten glijden als vanzelf voort over den uitgeholden weg naar het bosch. De sneeuw onder onze voe ten is stijf aangetrapt door de velen, die voor ons langs deze route zijn gegaan. Bij eiken ademtocht blijft gedurende seconden de wasem zichtbaar; dat is nog eens koude, de thermometer wijst 30 graden onder nul. In dit subarctische woud verrijzen plot seling voor ons oog een paar lage blokhui zen. In eens bevinden wij ons temidden van een drukke bedrijvigheid. Daar loopen de Lappenjongens in hun kleurige kleedij en hakken hout. De meisjes in nog veel bonter gewaden gestoken zijn druk bezig met het bereiden van de koffie, die klaar gemaakt wordt in groote koperen ketels. Hier en daar hebben rendieren zich meters diep in de sneeuw ingegraven, zoodat soms nog slechts het opwippende achterdeel te zien is. In dolle ren komt een horde naderbij door het woud. Twee, vier, zes „RaitoV met 3, 4, 7 rendieren, die voor sleden ge spannen zijn. Achter de slede van den lei der volgen de andere, alle zijn zij met elkaar verbonden door middel van leeren riemen. In de sleden bevinden zich de Lap pen, bijna zonder uitzondering herders, kinderen, die zoo warm ingepakt zijn, dat zij gelijkenis vertoonen met levende ke gels, sneeuwschoenen, plaids en huisraad, Even maken de sleden een boog, de leid sels worden straf aangetrokken en de wil de rit is ten einde; snuivend staan dé ren dieren stil. De muilen zijn wijd vaneen ge sperd, de oogen branden, de flanken gaan snel op en neer, zoo staan de dieren daar en meterslange wasemtochten zijn voor hen uit zichtbaar, Om den dichtstbyzijnden boom worden de leidsels geslagen, want nooit mag men de ze nog halfwilde herten vrij rond laten loopen. Zij zouden waarschijnlijk in een onbewaakt oogenblik het hazenpad kiezen. Vrouwen en mannen komen om de rendie ren uit te spannen en de bagage onder te brengen in de blokhuizen. Spoedig knappen de houtblokken in het open haardvuur. Een grijsblauwe rookkolom kringelt uit den schoorsteen naar boven en is duidelijk zichtbaar tegen den starren hemel. Al spoedig heeft men het zich naar den zin gemaakt. De vrouwen en meisjes knap pen zich op. Het groote feest is aangebro ken, de dag, waarop rendieren verkocht worden. Reeds ziet men de rendierkudden van alle zijden naderen. Voorop gaat steeds een herder met den leiderstier. Daarachter loopt de kudde van honderden rendieren. Uit alle richtingen komen de kudden naar het afgepaalde gedeelte in het bosch, waar de verkoop zal plaats hebben. Wanneer men maar eenmaal den leider door de breede poort heeft gevoerd, volgt de kudde van zelf. Honderden en nogmaals honderden rendieren, een golvende zee van bruine lij ven. Wanneer de kudde eenmaal binnen de omheining is gekomen, heerscht doodsche stilte en is een ieder gespannen vol ver wachting van hetgeen komen gaat. Het minste geluid zou de dieren kunnen ver schrikken en daarom kruipen de mannen, vrouwen en kinderen stil onder de balken van de afrastering door en nu kan het feest beginnen, waarbij de Lappenfamilie van groot tot klein tegenwoordig is, de rendier verkooping of zooals men dat hier in het Finsch noemt: de „Porroerotus" gaat begin nen, de jaarmarkt van de rendierkweekers en de Lappen, die men niet ten onrechte de laatste Nomaden van Europa noemt Wanneer het laatste dier van de kudde door de poort gegaan is, wordt deze on middellijk gegrendeld. Op ditzelfde oogen blik schijnen de menschen als het ware de macht over hun tong terug te krijgen. Nu is er geen gevaar meer dat de dieren zul len ontsnappen. Deze ontdekken maar al te spoedig, dat het met hun vrijheid gedaan is. Angstig beginnen zij te snuiven en hok ken in groepen bijeen. De lucht is vervuld van hun zenuwachtig geproest, de breede, hoornen hoeven doen den grond daveren, de prachtige, vertakte geweien raken in el kaar. En temidden van al dat rumoer klin ken rustig de hooge, heldere stemmen van de herders, die onbewogen, gestoken in hun kleurigen dracht, door het gewoel heengaan. Onder de hoeven van de voort jagende dieren, warrelt de sneeuw op als het fijnste meel, dat men zich denken kan. En dat tafereel wordt beschenen door het haast pijnlijk schel witte licht van den Noorschen winterzon. Zonder eenig risico kan men zich temid den der dieren begeven. Oogenblikkelijk wijken zij uiteen, gelijk een boeg door het water snijdt en de golven zich schuimend naar beide zijden in tweeën verdeelen. Even merkwaardig als deze dieren van het hooge Noorden zijn hun herders. „Por- romiehet", of wel rendierkerels heeten deze „Cowboys" van het Noorden. Het heele jaar door vertoeven zij met hun kudden in de woeste, kale gebieden, trekken over de eindelooze toendra's, waar reeds in de grij ze oudheid, hun voorvaderen de kudden hebben gehoed. Het zijn doorgaans groote gespierde kerels, die dit leven op de vlakte en met de dieren voor niets ter wereld zouden willen prijsgeven. Een jager van poolvossen. Hij is een der veteranen. Zorgvuldig maken deze mannen lasso achtig touw gereed, terwijl hun oogen spie dend over de kudde gaan. Die blik van den herder is haast onfeilbaar. In het gewirwar van geweien ontdekt hij in een oogwenk het dier, dat hij zoekt fluitend giert de lasso door de lucht en slaat om het gewei van een uitgezocht dier. Oogenblikkelijk zet de herder zich schrap, want nu volgt de tegenstand van het rendier. Het beest be gint als een dolle in het rond te rennen. Ontzet draven de andere dieren bij hem weg, zoodat hij tenslotte alleen komt te staan. Maar al zijn verzet baat niets, want lang zaam maar zeker wordt hij door den her der naar een kleine opening in de omhei ning toe getrokken. Daar staat de kooper. Wanneer deze een streep zet op een bord, beteekent dit dat hij met den koop accoord gaat. In een oogwenk is het dier nu dooi de opening verdwenen in de zoogenaamde „kontori", dat wil zeggen het vak, waar binnen een ieder zijn gekochte dieren drijft. Ongeveer een dozijn van dergelijke „kontori's" staan op deze wijze in verbin ding met de „marktplaats". Het geschiedt slechts zelden, dat een herder een dier in zijn lasso vangt, dat van vreemde kenteeke- nen is voorzien. Merkwaardig is de wijze, waarop de Lappen hun dieren waarmerken Dit geschiedt aan de ooren, waaruit stukjes van bijzonderen vorm gesneden worden. Hier en daar aan de omheining hebben de vrouwen vuren aangelegd en daarboven hangen zwartgerookte ketels. Ieder, die dorst heeft en wie zou dat niet hebben bij zulk een lage temperatuur en bij zoo inspannenden arbeid verkwikt zich door middel van de sterke koffie. Nog altijd dra ven de rendieren binnen de omheining rond, nog altijd snorren de lasso's door de lucht, en nog altijd doen de stampende hoeven de witte poeder opwarrelen. De marktplaats wordt echter steeds lee- ger, daarentegen vullen de „kontori's" zich meer en meer. De zon zakt al lager aan den hemel, de schaduwen worden langer, het zal spoedig donker worden. Dan voelen zij, gezeten om het vuur, hoe langzaam de moeheid bezit van hun li chaam neemt en .de. menschen worden zwijgzaam, alleen het knetteren van het brandende hout en het snuiven van de die- ren maerbreekt de stilte van den* Pool nacht. Maar dat is ook het tijdstip, dat woorden te veel zijn, dat de onzichtbare draden geweven worden, die de jongeman nen aan de eene zijde en de meisjes aan de andere zijde met elkaar verbinden, Armas en Marjatta, Juhani en Sylvi. Basis op Groenland. Op den voorgrond een gestran de ijsberg. De motorkotter „Polarbjörn" in een ijsbarrière. Na een stormachtigen vaart van vijf da gen over den Noordelijken Atlantischen Oceaan schuift de motorkotter „Polarbjörn" met een expeditie van den Noorschen weer kundigen dienst in de Poolzee aan boord zijn met staal versterkte boeg voorzichtig heen door het gewirwar van ijsschollen in den polaaren ijsstroom voor de kust van Oost Groenland. De eindeloos groote vlak te ijs gebiedt een halt aan elke oproerige opwelling van het water. Het geheel is doortrokken van nerven, en scheuren; doet «enigszins denken aan het web van een monsterlijk groote spin. Het ijs wordt dich ter en dichter; elke golving van het water in de kiem smorend de scheepvaart be gint zoo langzamerhand ever te gaan in iets dat men beter ijsvaart zou kunnen noe men. De breedte van het uit het Noordoosten naar het Zuidwesten drijvende Poolijs wordt hier op een goede honderd vijf en tachtig kilometer geschat. Sedert dit oogen- blik heeft de kapitein zijn plaats op de brug verwisseld met een ietwat doorluch tiger plaats althans in den letterlijken zin namelijk in een ton aan de vijf en twintig meter hooge voormast. Onafgebro ken gaan zijn spiedende oogen over de ijs vlakte, waaraan geen einde schijnt te ko men. Hoog daarboven, onaantastbaar, staat de scherpe, stekende zon van een arcti- schen zomer aan een strakblauwen hemel, door welker stralen wij een buitengewoon helder zicht hebben van tientallen-kilome ters. En waar de kapitein het voor moge lijk acht om door wakken, die dikwijls ter nauwernood de breedte van het schip heb ben, te sturen, geeft hij dienovereenkomsti ge bevelen aan den roerganger. Hier en daar moet men zijn toevlucht nemen tot springstoffen, verscheidene vaten dynamiet bevinden zich aan boord. Maar het wordt beschouwd als de „ultima ratio" van den Poolzeevaarder, zijn laatste redmiddel. Verwonderlijk goed weet de speciaal voor het varen in de IJszee gebouwde Polarb jörn zich door de ijsmassa's heen te wer ken. De dag, die hier thans vierentwintig uur duurt, doet er het overige toe, zoodat na nauwelijks twee dagen varens reeds de blauwige berggroepen aan de kust van Oost Groenland opduiken aan den horizont. Voor het Claveringfjord komen wij in open water en nu wordt terstond een aanvang gemaakt met de onderzoekingen, waarvoor onze expeditie is uitgetrokken. Deze taak is veelzijdig genoeg, aangezien slechts de zomerweken tusschen einde Juli en einde Augustus daarvoor geschikt zijn. De erva ring heeft geleerd dat men er zorg voor dient te dragen tegen het begin van Sep tember weer op den terugweg door het zware ijs heen te zijn, daar men anders onverbiddellijk geisoleerd wordt door het ijs en men derhalve gedwongen is vele maanden te wachten tot terugkeer über haupt mogelijk wordt. Daar zijn de mannen op het Noorsche weerkundige radiostation Myggboekta een van de belangrijkste punten in het net van de weerkundige stations in de Pool streken. Zij wachten ook gedurende de wintermaanden, wanneer het voortdurend schemerduister is, op aflossing en verlan gen naar frissche proviand en bovendien zien ze natuurlijk reikhalzend uit naar al lerlei berichten uit de bewoonde wereld, waarvan zij zoover verwijderd zijn. Een handvol pelsdierjagers overwintert onder omstandigheden, zoo hard als men zich nauwelijks kan voorstellen op vang- plaatsen tusschen 72 en 76 graden Noorder breedte. Hun winst is de opbrengst van de kostbare witte en blauwe Poolvossen. On overtroffen is de taaiheid, de handigheid en het volhardingsvermogen van deze Noor sche jagers. De resultaten, die zij in het afgeloopen jaar hebben kunnen boeken, stellen die van een kleine kolonie Denen verre in de schaduw. Zij zijn met recht de Vikingen van onzen tijd, pioniers aan den uitersten Poolrand van de Noordelijke we reld. Hier, waar zelfs geen Eskimo's het kunnen uithouden en zij zijn voor ons im- bonte ijsbloemen nietig klein onder de ijsflanken van de bergen een primitieve blokhut. Stormdicht gebouwd is het de be schutting en het tehuis van den eryaren pelsjager. Hier vindt hij beschutting tegen de zoo gevreesde sneeuworkanen. Met een betrekkelijk groote haast wordt de bezetting van het station en de jagers uitgewisseld, zakken met kolen, proviand en honden worden aan wal gebracht. De buit van het laatste vangseizoen wordt aan boord genomen. En dan gaat de tocht on middellijk naar het volgende station, er zijn er in het geheel een goed dozijn want er is geen tijd te verliezen, elke mi nuut is kostbaar. Sommige van deze neder zettingen zijn honderden kilometers van elkaar verwijderd. Wanneer de opkomende Myggboekta, het Noordelijkste weerkundig station der wereld op Oost Groenland. mers het symbool van gehardheid tegen de koude en ontberingen brengen zij soms jaren door en zijn dan rijk, maar meestal sterven zij in het harnas en vreemd: zij gaan van deze streken houden, ondanks, neen juist door deze ontberingen. De „Poolbeer" glijdt door het open wa ter van het stille, diep in de bergen inge sneden fjord, langs steile, hemelhooge door weer en wind verteerde bergketens, van welker toppen het eeuwig blanke, sneeuw dek ons als het ware een welkom schijnt toe te roepen. Zwijgend en vol aandacht liggen wij een oogenblik stil voor de mon ding van een reusachtige gletscher. De tong is buitengewoon breed alles wat de natuur hier doet, elk verschijnsel is in de overtreffende trap; eeuwig en ononder broken stuwt deze machtige ijsstroom naar het water van het fjord. Voorzichtig stuurt de roerganger ons schip rond om de ge vaarlijke, maar majestueus voortdrijvende kasteelen van blauwgroen, als marmer glanzend ijs. Hier en daar staat aan het olijfgroene strand midden op een tapijt van nevels en de ijsdammen zich melden is het veelal reeds te laat om terug te keeren. Het geweldige systeem van fjorden van het in den zomer sneeuw- en ijsvrije Oost Groenland wordt naar alle zijden door kruist. Inderdaad, hier kan men nog spre ken van maagdelijk land. AUes is hier nog ongerept; er leven hier hoeveelheden wild, waarvan men geen idee heeft. Maar er is niemand om er jacht op te maken. De na tuur zelf is zoo grootsch, dat kleine men- schenhanden, daaraan weinig of niets zou den kunnen veranderen. De merkwaardige Poolrunderen, die men overigens slechts aantreft op den Canadeeschen arktischen archipel en hier en daar ook in Noordelijk Canada, weiden hier by duizenden stuks. Men heeft hier sneeuwhazen en eenden, wilde ganzen, sneeuwhoenderen, geweldi ge zalmen, en voor de fjorden de ijsbeeren en eenige soorten van zeehonden, walvis- schen en walrussen, om slechts enkele dier soorten te noemen. Waarlijk een eldorado voor den jager.

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1940 | | pagina 8