Van Vulkanen en Geysers Vesuvius trots en schrik Prof. Carlevaro'sprofeet: van Napels IJSLAND dienstbaar maken aan de industrie De natuurkrachten van den Vesuvius Ijs is mijn lichaam, koude mijn ziel" Rchoou eenzaam IJsland. Tot de meest ro mantische landen der aarde behoort onge twijfeld IJsland, dat een bijzonder karakte ristiek uiterlijk heeft, dank zij de bergen van lavablokken. Hier ziet men een een- r.ame boerenhoeve; de bevolking heeft de reden en gewoonten van de voorvaderen trouw in eere gehouden. Eigenlijk is de Vesuvius, de eenige nog actieve vulkaan in Europa, geen bijzonde re berg. Dat wil zeggen: hij is niet hoog, slechts een vierde van den Mont Blanc. Op de hellingen strekken zich kostelijke wijn bergen uit, maar ook dat is niet zoo bijzon der, al hebben bepaalde wijnsoorten als JLacrimae Christi" (Tranen van Christus) «n „Vesuvio" bij fijnproevers een goede re putatie. Hoewel de laatste levende vulkaan van Europa, heeft de Vesuvius er geen be zwaar tegen dat op gezette tijden een ge moedelijk bergtreintje de toeristen tot be trekkelijk dicht bij den krater brengt. Ja, Sc vele opzichten doet deze berg denken *an een heer op leeftijd, die niet meer zul ke beste longen heeft en van tijd tot tyd eens moet kuchen. Bij een dergelijke hoest bui komen dan kleine, roodgloeiende steen tjes naar buiten, die echter geen kwaad stichten. Hoeveel onheil deze hoestende oude heer in den loop der eeuwen ook mag hebben aangericht de verwoeste steden Pompeji en Herculanum toonen door bloot gelegde ruïnes, dat de Vesuvius nooit veel gevoeld heeft voor half werk, het schoone Napels met z'n onvergetelijk schilderachti ge baai, die men volgens het oude gezegde eerst gezien moet hebben om rustig het hoofd te kunnen neerleggen, heeft z'n roem en vermaardheid toch maar voor een be langrijk deel te danken aan dezen vredi- gen onruststoker 1 Elke eeuw doet de Vesuvius eenige ma len van zich spreken. Met tusschenpoozen van enkele tientallen jaren heeft er een krachtige uitbarsting plaats. Bij de laatste hevige eruptie van 1906 verloren rond 150 menschen het leven. De asch werd vijf ki lometer omhoog gestooten en de fijnste deeltjes bleken wereldreizigers. Zij verwij derden zich van den krater tot op een af- Iiand van 1500 km., en stierven hun roem loozen dood in de wateren van de Oostzee. Bij die gelegenheid bood Napels een onge woon schouwspel. De stad was gehuld in grauwe nevels. Het regende letterlijk stee nen. De hoeveelheid steen, welke bij deze gelegenheid naar buiten werd geslingerd, bedroeg naar schatting ongeveer twee hon derd millioen kubieke meter. Tien millioen vierkante meter van de hellingen werden bedolven onder een gloeiende lavastroom, die alles wat op zijn weg kwam, verteerde en verwoestte. De Vesuvius tijdeus een krachtige uit barsting. Du gloeiende stofdeeltjes, welke kilometers hoog opgeworpen worden, bren» |en een fantastisch schouwspel te weeg. De Vesuvius, 's werelds drukst bezochte vulkaan mag zich dezer dagen weer in hernieuwde belangstelling verheugen door de plannen, welke professor Carlevaro van de universiteit in Napels bezig is uit te werken en die ten doel hebben de groote hoeveelheden stoom, die regelmatig uit den vulkaankrater ontsnappen af te leiden en dienstbaar te maken aan de ltaliaansche industrie. De deskundigen geven toe dat het een kostbare onderneming zal zijn, aangezien er een tunnel ge boord moet worden tot diep in het inwendige van den vulkaan, door welke gang de stoom dan gevoerd zal worden naar een krachtstation in Torre del Greco, waar men het wil condenseeren met behulp van het water uit de nabije zee, om er tenslotte een turbine mede aan te dry ven, die verscheidene duizenden kilo watts zou kunnen produceeren. Toch, wanneer wij denken aan de zwarte zijde van den Vesuvius, dan gaan de ge dachten terug naar de verschrikkelijke ramp van het jaar 79. Den 24sten Augus tus van dat jaar onder het bewind van Keizer Titus werden in tijd van enkele uren een welig bloeiende natuur en ver scheidene dorpen en steden totaal vernie tigd. Het moet voor de Napolitanen een fantastisch, maar tevens vreeselijk schouw spel geweest zijn, den berg geheel in vlam men gehuld te zien, terwijl de vuurschijn- sels kilometers hoog oplaaiden. Toen spleet met donderend geraas de berg vaneen en stortte omlaag. De steden Herculanum, Pompeji en Sabiae (tegenwoordig Castella- mare) werden overdekt met een dikke laag modder en lava. Volgens de overlevering bleef het tot den avond van 25 Augustus pikdonker in de stad. Nergens was een menseh te zien. Allen waren gevlucht. Maar waar men zich ook verborgen hield, overal drong het stof door en vrijwel alle bewoners van de steden stierven den ver stikkingsdood. Anderen werden op hun vlucht achterhaald door den lavastroom, die een ondraaglijke hitte verspreidde en verbrandden levend. Toen enkele dagen Ia- ter de activiteit van den vulkaan vermin derde, hing over de stad Napels en omge ving een lijkwade van asch en slik. Dat wij van deze ernstigste uitbarsting zooveel bijzonderheden weten, is te danken aan twee brieven, geschreven door Plinius de Jongere aan zijn vriend Tacitus, waarin hij vertelt hoe zijn oom, Plinius de Oudere, bevelhebber van de Romeinsche vloot, wel ke gestationeerd was te Misenum, bij de zen ramp om het leven kwam. De Romein sche admiraal had een merkwaardige wolk waargenomen, waarvan niemand de her komst begreep. Onderzoekend als hij was, zette hij terstond in een boot, bemand met veertig roeiers, koers naar den Vesuvius. Onderweg ontmoetten zij vluchtende scha ren; in de boot regende het steenen en stof. |Maar Plinius zette door. Toen hij aan wal ging, stond de Vesuvius geheel in vlam men. Hij bracht den nacht door in het ge heel ontvolkte Sabiae. Maar de uitbarsting werd zoo hevig, dat hij het beter achtte ook terug te keeren. Tegenwind belette hem evenwel de haven te verlaten. Slechts de vlucht over land bleef hem over. Plinius slaagde er niet in den stroom te ontloopen. Bewusteloos viel hij neer en kwam om. Drie dagen later vond zijn neef hem. De schokken waren zoo hevig dat zij zelfs in Afrika, met name in Egypte wer den gevoeld. Te Rome verduisterde de dag door de geweldige hoeveelheden uitgewor pen stof. Eorst vier dagen na de eruptie trokken de nevels op en scheen de zon over een troosteloos landschap. Het gewone leven hernam zijn gang. Ja ren kwamen en gingen, de herinnering aan deze tragedie, waarbij duizenden menschen omkwamen, verbleekte en men vergat zelfs het bestaan van de bedolven steden als Pompeji en Herculanum. Op de vruchtbare aschlaag waren de planten omhoog ge schoten. Op een deel van het voormalige Herculanum verrees zelfs een nieuwe stad, Resina. Omstreeks 1600 moest graafwerk verricht worden voor een aan te leggen waterleiding. Toen stootte men op de ruï nes van Pompeji. Eerst in de tweede helft van de achttiende eeuw werd besloten de steden bloot te leggen. Het werk vorderde en vordert evenwel slechts langzaam; ook thans is nog lang niet alles ontdaan van de lava en asch, die soms als stof zoo fijn is, dat men het met de vingers van de steenen kan krabben. Rampen van zoo grooten omvang als die aan het begin van onze jaartelling zijn nu nauwelijks meer mogelijk, sedert op de helling ongeveer halverwege een observa torium werd ingericht, dat zich uitsluitend sig houdt met het voortdurend waarne men van de gedragingen van den vulkaan. Het observatorium, dat in de jaren 19121916 werd gemoderniseerd, be schikt over een uitstekende documentatie over vorige uitbarstingen en aardbevingen (ruim 600). Elke verdachte reactie wordt geregistreerd en in ernstige gevallen, zoo als bijvoorbeeld in 1929, wordt terstond alarm gemaakt. De Vesuvius in een periode van verhoogde activiteit. Een luchtopname van den top van den Vesuvius, zooals deze slechts zel den slaagt. Men ziet hier de machtige rook wolken, welke te voorschijn komen uit den krater. Op weg naar IJsland komen we met de boot langs de Far Oer. Reeds wanneer deze eilanden opduiken aan den horizont, be seffen wij in een andere wereld te verkee- ren. Niet alleen zijn de troostelooze rots blokken, die den indruk wekken, of in vroeger eeuwen hier een spel gespeeld is met ontzaggelijke steenklompen, vreemd voor onze oogen, die meer gewend zijn aan regelmatiger overgangen, maar het meest mysterieuze is wel het licht. Onge twijfeld zult ge wel eens schilderijen, in deze streek gemaakt, hebben gezien, en het hoofd geschud hebben over de felle kleuren Maar toch zijn die felle kleuren werkelijk heid. Een dergelijk violet, groen en rood, dat overgaat in purper, zouden alleen mo gelijk zijn op het palet van een met over vloedige fantasie begaafden schilder, maar in de natuurEn nu men het met eigen oogen ziet, is men over die schilde rijen in een heel ander opzicht teleur ge steld. Het groen van de zee, het violet van de oevers, het bruin-rood van de steile bergwanden, het is alles van een zoo in tense lichtkracht, dat deze spot met de mo gelijkheden, die het penseel biedt. Deze openbaring van nimmer geziene kleuren en bovendien van een onvermoede intensiteit, het is het eerste geschenk, dat de toerist in den Noordelijken Atlantischen Oceaan ontvangt. Maar dit alles is nog slechts de ouverture. Plotseling staat daar als verrezen uit een wolkenbank, in het neerstroomende licht onverwacht nabij, een glinsterende witte massa, scherp afgeteekend tegen den he mel. Men onderscheidt duidelijk een blan ken bergtop, de voet gaat schuil in een mistbank. Maar de zon giet triomfeerend haar stralen uit over het zichtbare gedeel tes, Voor ons oog is het een bonte menge ling van diep groene, blauwe en roode tin ten. met duizenderlei schakeering. Maar ondanks al die schittering, blijft de berg in zijn witte massiviteit ongenaakbaar, onaan tastbaar. Uit ijs bestaat zijn lichaam, de koude is zijn ziel, en zoo staat deze monu mentale rots daar reeds tienduizenden Ja pen en men ziet het hem geenszins aan dat hjj kt zija êohoot nog steeds de herinaerfaf aan een wilde, stormachtige jeugd bewaart, toen hij verrees uit de kokende golven als een vurig ziedende kegel. Dat is de eerste indruk wanneer men van het Zuiden IJs land nadert. Hier begint het land, dat zijn diepste wezen alleen prijs geeft aan den- gene, die gekomen is met den onverzette- lijken wil het te doorvorschen. De hoofdstad Reykjavik is een teleurstel ling. Doordat men op IJsland een chronisch tekort heeft aan hout, hebben de bewoners het nimmer kunnen brengen tot een eigen bouwstijl. Men heeft gebouwd, waar plaats was en later zijn daartusschen andere gebouwtjes gezet, toen men plaatsgebrek had. De stad heeft van de 114.000 IJslanders alleen 35000 tot. zich getrokken. Men kan zich niet vrij maken van de gedachte, dat het leven in deze stad op Amerikaansche wijze is gemo derniseerd. De oude en de nieuwe genera tie staan hier schril tegenover elkaar. Men ontmoet in de straten moeders en dochters, die elk een aparte wereld vertegenwoordi gen, de moeders die van het verleden, de dochters die van het heden. De oudere vrou wen dragen nog de oude, IJslandsche dracht, de met goud geborduurde kap, lang haar in vlechten, een zwart kleed, waar van de gordel bewerkt is met gouddraad. Maar de jongere vrouw draagt een confec- tiecostuum uit Kopenhagen, schoenen met hooge hakjes, een koket hoedje wat scheef op het hoofd. Maar deze indruk, die daarom deprimee rend werkt, aangezien wij erdoor werden overrompeld, is vervlogen, zoodat wij eeni ge kilometers verderop het land ingegaan zijn. Om dit land juist te beoordeelen, dient men in gedachten te houden, dat in het binnenland nauwelijks een IJslandef op een vierkante kilometer voorkomt. Men moet ook het een en ander uit de geschie denis weten. Volgens de overlevering van ItQKhg njonnüran hebben Wer Noren tegen het einde van de negende eeuw een staat van vrije mannen opgericht. Twee eeuwen achtereen bloeide deze gemeenschap, een tijd, waarvan men den weerslag heeft ge vonden in de Edda en de liederenschat der skalden. De staat geraakte in verval en kwam in de veertiende eeuw onder Dene marken te ressorteeren. De helden en de vrije, trotsche mannen schenen te zijn ge storven, maar de jonge generatie ontwaakte en tegenwoordig is IJsland nog slechts door een zeer lossen band door een personee- le unie verbonden met den koning van Denemarken; in wezen regeeren de IJslan ders zichzelf. Men moet het land intrekken de stra ten zijn berijdbaar voor auto's, wanneer men tenminste eenige schokken voor lief wil nemen en dan zal men spoedig in de ban van dit machtige landschap zijn ge vangen. Op het met lava bedekte land groeit slechts spaarzaam wat dor gras en Een stadsdeel in het blootgelegde Hercula» num, waar, volgens de laatste onderzoekin gen, is gebleken, dat men ook hier de Chris» telijke cultuur heeft gekend. mos. Erg innemehd zien de bergen er niet uit. Aan hun toppen ziet men het, dat zij dood en verderf hebben uitgespuwd en stroomen glaedenden steen naar de laag vlakten hebben gezonden, waardoor mensch, dier en plant vernietigd werden. Men voelt zich nooit zeker of niet het volgende uur weer de zwavelgele wolk bo ven den berg zal staan. Want de aarde, waaruit dit alles naar buiten geslingerd werd in vroeger eeuwen, is nog altijd niet tot rust gekomen. Overal schieten de gloeiend heete bronnen omhoog, niet re gelmatig, maar bij tusschenpoozen en dan plotseling dertig, veertig meter hoog. In Gryla vindt men een van de beroemd ste geysers. Duistere bergketens houden 't dal omsloten. Tevergeefs tracht het mos, in de kloven zich te hechten en het grauwe van de omgeving met zijn helder groen wat op te fleuren. Plotseling stijgt damp uit een gat in de aarde naar boven, een heete straal springt omhoog, steeds hooger. Een penetrante zwavellucht verpest de om geving. Nog duisterder, nog dreigender schijnen de steil in de sombere diepte af dalende bergwanden ons toe. Waarlijk, hier slaat men aan de poort van de hel. Lucifer woont niet in Thingvellir, het breede, liefelijke door een meer gevormde dal, waar in den heldentijd van IJsland de vrije mannen zich verzamelden, om het rechtsgeding 4e houden, veetes te beslech ten of te beginnen, of ook om hun zonen en dochters in den echt te verbinden. Zij zijn onder wapengekletter door de enge, duis tere kloof gereden, langs, de bruisende wa tervallen, voordat zij geslacht bij geslacht hun tenten aan de oevers van dit meer op-, sloegen. Zij zullen gereden hebben op de kleine paarden, die nog tegenwoordig een belangrijk verkeersmiddel vormen op IJs land. Krachtig is het lichaam van deze po- nies, kort en sterk zijn de pooten, verder, lange manen en een staart, die nagenoeg tot op den grond afhangt. Deze dieren zijn in hun soort onverschrokken. Zij vreezen geen ruig lavaveld en geen scherpe rotsen. De ze trouwe dieren draven nog heden als te getuigen van een heroisch verleden larvs de wegen, waarover van tijd tot ti.'d ooit een motorvehikel snort. In de haven wacht het schip; het signaal voor vertrek is reeds gegeven. Men gaat terug naar het Zuiden en men besluit zijn bezoek aan IJsland, waaraan de herinne ring nog lang levendig zal blijven. Boven natuurlijk helder schijnt de zon. De kleu ren op de bergen schijnen een feest te vie- dat meer een orgie is. Donker als de koelissen voor een drama, waarin heiden- sche goden de rollen spelen, staan de vul kanen somber op den achtergrond lOMchttge, maar tpven» ongenaakbare Ualandf gericht op de fletschera.

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1940 | | pagina 8