Met d Vo De Internationale toestand Het Portret Deze week De Wereld IN DE AEGELOOPEN WEEK v- - 0l \Vd enem. VAN DE WEEK IN NEDERLAND - j IN KAART a: var, cl Vooi aan Een C De toestand in het Noorden van Europa blijft onoverzichtelijk, niet het minst door de elkaar op de meest pertinente wijze tegensprekende be richten van de drie betrokken leger leidingen, die van de geallieerden, van de Noren en van de Duitschers. Het eenvoudigst maakte zich dezer dagen wel het D.N.B. eraf, door aan het adres van Reuter en Havas te verwijten, dat alle berichten over successen der geallieerde troepen en alle berichten over verliezen aan Duitsche zijde überhaupt verzonnen waren. Of bijvoorbeeld Narvik heroverd is door de Noren De Noren beweren het, de Duit- «chers hebben het eerst ontkend noch toe gegeven, maaar later weer pertinent ont kend. Intusschen schijnt in ieder geval wel vast te staan, dat de Engelsche en Fransche troepen op verschillende punten aan Noor wegens westkust aan land zijn gegaan. Deze landing was natuurlijk veel bezwaar lijker dan die, welke de Duitsche troepen bij hun inval uitvoerden. Het wordt steeds duidelijker, dat daarbij op hoegenaamd geen tegenstand werd gestuit. Leiding voor de geallieerden zeer moeilijk. 'De geallieerden hebben geen overijlde dingen willen doen, die bij voorbaat tot mislukking waren gedoemd. Het moest vo- r de Duitschers, die op de versterkte punten aan de kust geschut en munitie en door de Noren ingerichte stellingen en forten ge reed vonden en zonder slag of stoot konden nemen, heel wat gemakkelijker zijn, deze stellingen te consolideeren en tegen aan vallen te beveiligen, dan het voor de En- gelschen en Franschen was, te landen. Zij moesten volledig uitgerust zijn, niet alleen tegen het vijandelijk vuur, maar ook tegen de koude en sneeuw, die op vele plaatsen nog woeden. Men krijgt den indruk, dat het een felle strijd is en steeds meer zal worden en dat het einde ervan voorloopig nog niet in het zicht is. De eigenaardige vorm van het land brengt trouwens groote moeilijkheden met zich mede. Ook al zou den de geallieerden de geheele smalle strook land, waaruit Noorwegen bestaat, heroveren, dan blijft nog het veel uitge strektere Zuidelijk deel van het land, met als centrum Oslo. Ook daar wordt fel ge streden. Maar de posities der beide partijen zijn ook hier niet geheel duidelijk. Wel blijkt dat de Duitschers hier vorderingen maken en dat Oslo stevig in hun handen is. De „regeering-Quisling" is met even groot gemak ter zijde gesteld, als waarmee zij werd benoemd en er is nu een Regeerings- raad voor de bezette gebieden ingesteld onder leiding van den Prefect van Oslo Christians, terwijl Quisling is belast met de demobilisatie van de Noorsche troepen. President Roosevelt heeft gesproken. De Vereenigde Staten blijven niet onbe wogen staan tegenover de gebeurtenissen in Europa. De toon van de pers en die van President Roosevelt in een rede voor de Panamerikaansche Unie is heel anders dan in het begin van dezen oorlog. Was het toen het eenige doel van de Amerikaansche politiek, buiten den oorlog te blijven, men begint langzamerhand in te zien, dat de gebeurtenissen ook Amerika niet onbe wogen kunnen laten. De isolationisten ver- Het eerste punt, dat in Kopenhagen door de Duitsche troepen werd bezet, was de ditadel. hctland- eib Orkriey- 500km icapjfiöw NOORWEGEN SCHOTLAND Sravanger Newcasïïe^^ O ENQELtiND urn Cuihlv. ]*mden o&rem HOLLANDDÜITSCHL LONDEN DE STRATEGISCHE POSITIE VAN ENGELAND EN DUITSCHLAND. Bovenstaand kaartje toont ons aan, welk een groot strategisch belang de bezetting van Zuid-Noorwegen en Denemarken voor de Duitsche luchtmacht is. De cijfers geven de afstanden aan, welke vliegtuigen noodig hebben om belangrijke Engelsche vloot- steunpunten te bereiken, wanneer zij uit Duitschland zelf of uit Noorwegen starten. liezen terrein en er is weinig twijfel, aan welke zijde de Vereenigde Staten, indien zij zich daartoe door hun belangen ge dwongen mochten zien, zullen strijden. Roosevelt heeft de orde van de Nieuwe Wereld gesteld tegenover die in de Oude en gezegd, dat Amerika niet toestaat, dat de oude illusies van een universeel wereld rijk weer worden verwezenlijkt. De positie van Zweden schijnt intusschen minder gevaarlijk te zijn geworden. Berlijn vestigt er althans de aandacht op, dat er steeds is gesproken van de neturaliteit van Denemarken en Noor wegen, die beveiligd moesten worden en dat men daar geen behoefte heeft aan uit breiding van het gevechtsterrein. De voor waarde, dat Engeland het daarin niet zou hinderen, waarop aan Denemarken en Noorwegen was toegezegd, dat van hun landen geen operatiebasis tegen de gealli eerden zou worden gemaakt, is, aldus Ber lijn, thans door de aanvallen der geallieer den vervallen en Denemarken moet dus dulden, dat vandaar uit troepentransporten plaats vinden en ook door de lucht wordt opgetreden tegen Noorwegen. Dat neemt intusschen niet weg, dat de strijd de gren zen van Zweden op twee plaatsen zeer dicht is genaderd, namelijk ten Oosten van Narvik, welks eenige verbinding met het achterland de spoorlijn naar Kiruna en verder is en in het Zuiden, waar fel ge streden wordt om het bezit van de puin- hoopen van Kongsvinger. De spoorweg van Narvik naar de grens is, gelijk gezegd, door de Noren vernield, maar thans geheel in handen der Duitschers, die wel zullen doen wat zij kunnen, om deze lijn te herstellen. DEENSCHE BEZETTING ALS STIMULANS VOOR ONZEN UITVOER. De bezetting van Denemarken en Noor wegen door Duitschland brengt voor Enge land ernstige consequenties met zicli mede, niet alleen op militair-politiek gebied, doch ook ten aanzien van het voedselvraagstuk. Eerstgenoemd land toch speelde een be langrijke rol in het economische leven in Engeland, vooral ten aanzien van de vet- positie. Het is van algemeene bekendheid, dat Denemarken in dat opzicht voor Engeland veel gewicht in de schaal legde. Wij be hoeven hier niet in het licht te stellen, welk een sterke concurrentie de Deensche boter ons aandeed op de Engelsche markt. De productie van dit artikel in Denemarken bedroeg bijna twee maal zooveel als de onze; meer dan drie vierde daarvan wordt uitgevoerd, in hoofdzaak naar Engeland. Ook in Duitschland ondervond ons land den invloed van de concurrentie der Deen sche boter, zij het dan in mindere mate. Bezien in het licht van de recente ge beurtenissen doet zich vanzelf de vraag voor, in hoeverre deze van invloed zullen blijken te zijn op de situatie van onzen eigen zuivelproducten op de Engelsche, resp. Duitsche markt. Denemarken onder Duit sche „bescherming" beteekent natuurlijk in de eerste plaats, dat het met den export naar Engeland is afgeloopen. Dit wil echter aan de andere zijde niet zeggen, dat Duitschland daarvan voor de volle 100 zal profiteeren. Ook Nederland weet mede te praten van de moeilijkheden, verbonden aan het ver krijgen van voeder voor onzen veestapel. Denemarken verkeert in hetzelfde geval. Ook in dat land is men voor het grootste deel afhankelijk van veevoeder, dat van overzee moet worden aangevoerd. Op Duitschland valt in dat opzicht natuurlijk niet te rekenen; daar is men al blij, dat men het eigen vee in leven weet te houden. En met den invoer is het nu, dank zij de Duitsche „bescherming", gedaan. Wat zijn daarvan nu voor Denemarken de onmiddellijke gevolgen Men zal den veestapel zooveel moeten inkrimpen. Daartoe zal men beginnen met de varkens, die het voor Engeland zoo be- geerenswaardige bacon leverden. Deze zul len in grooten getale worden geslacht. Veel vet zal dit aan Duitschland niet opbrengen, want voor bacon fokt men geen vette var kens. Duitschland zal zich door deze massaslachting tijdelijk een flinken voor raad varkensvleesch verschaffen, doch zich aan den anderen kant verdere productie van dien kant afsnijden. Zelf vette varkens fokken uit den Deen- schen voorraad is eveneens uitgesloten, daar men in Duitschland den laatsten tijd er op uit is, uitbreiding van den varkens stapel niet in de hand te werken, omdat varkens voor een deel worden gevoed met stoffen, die als voedingsmiddelen voor den mensch in aanmerking komen. Wat nu de melkkoeien betreft: deze zul len wel zooveel mogelijk worden gespaard, zoodat zij een blijvende bron van zuivel producten voor Duitschland blijven vor men, indien de „bescherming" van Dene marken van blijvenden aard zal blijken te zijn. In dat geval rijst de vraag in hoeverre zal de aanwinst van deze bron van invloed zijn op den Nederlandschen uitvoer van zuivelproducten naar Duitschland Beper king van dezen invoer uit ons land zou TH. STAUNING. Thorwald Stauning, de Deensche eerste minister, beleeft moeilijke dagen. Hij is een gematigd politicus, hoewel hij de leider is van de Deen sche sociaal-democraten en heeft steeds een nationale politiek gevoerd. In 1936 aanvaardde hij met een op zienbarende radiorede den openlijken strijd tegen het communisme. Meer malen vertegenwoordigde hij zijn land op de Volkenbondsvergaderin gen te Genève, waar hij steeds een zeer zelfstandigen blik op de inter nationale verhoudingen bleek te heb ben. Zijn ontwapeningspolitiek is echter nu het noodlot van zijn land geworden. voor Duitschland besparing van deviezen beteekenen. Daartegenover staat, dat Engeland zich genoodzaakt zal zien', uit te kijken naar een leverancier, die in staat is om Denemarken geheel of gedeeltelijk te vervangen; en daarvoor zou in de eerste plaats Nederland in aanmerking kunnen komen. Deze moge lijkheid lijkt op het eerste gezicht voor onze producenten aanlokkelijk en voordeelig aannemende dat van Duitsche zijde op een of andere wijze geen spaak in het wiel wordt gestoken. Doch ook aan deze kwestie is een schaduwzijde verbonden. Het is namelijk zeer de vraag of Engeland bereid zou worden gevonden om den prijs, dien het tot dusverre voor de Nederlandsche boter betaalt, op een meer bevredigend peil te brengen. Van een bepaald vervangen van Dene marken op het gebied van de levering van bacon kan natuurlijk voorshands geen sprake zijn, om de eenvoudige reden dat het uitgesloten zou zijn, de Nederlandsche productie in korten tijd belangrijk uit te breiden. Een tweede Oranjeboek. Ten tweede male heeft minister Van Kleffens een Oranjeboek het licht doen rien, ditmaal om een overzicht te geven wan de voornaamste aangelegenheden in de periode van November tot April, voor zoo ver zij voor openbaarmaking in aanmer king konden komen. Ook dit tweede Oranjeboek is een krachtig getuigenis van den vasten wil onzer regeering om de Nederlandsche neutraliteit te handhaven. Het bespreekt de maar al te lange reeks van schendingen, welke ons rechtsgebied in genoemde periode van elk der oorlog voerende partijen onderging en de protes ten daartegen door onze regeering geuit. Over de grensschending bij Venlo deelt het Oranjeboek mede, dat nog steeds geen taal of teeken van de Duitsche regeering is ontvangen op de Nederlandsche protesten dienaangaande. Meer succes bereikte men in vele gevallen met de protesten wegens neutraliteitsschending door vliegtuigen. In de gevallen, waarin deze werden erkend, werden verontschuldigingen of betuigingen van leedwezen aangeboden. Ook de ver schillende aanvallen die de scheepvaart te verduren heeft gehad, passeeren de revue. Alleen in de maand Maart werden reeds der tien maal Nederlandsche visschersschepen door vreemde vliegtuigen in open zee aan gevallen. Wat de Engelsche contrabande controle betreft, vermeldt het Oranjeboek een protestnota gericht aan de Britsche re geering, waarin bezwaar wordt gemaakt tegen de onbilllijke uitbreiding van het be grip contrabande m de Engelsche contra- bandelijst. Op deze lijst komen bijv. arti kelen voor als kina, peper, thee en koffie, die toch onmogelijk als contrabande zijn te beschouwen. Ook te Parijs is in dezen geprotesteerd tegen het in beslag nemen van kina, nootmuskaat, cocoskoeken en phosphaat. De eceonomisclie verhouding met België. Zoowel in België als in Nederland zijn ln den laatsten tijd herhaaldelijk stemmen opgegaan om te komen tot een nauwere economische samenwerking tusschen beide landen. Nadat Brussel op zijn jaarbeurs een Nederlandschen dag heeft gehad, waarop e.m. het belang van dit vraagstuk werd toegelicht, reciproceerden thans de Depar tementen Breda en Oost-Noordbrabant van de Nederlandsche Maatschappij van Nij verheid en Handel met een „België-dag" te Breda ter versterking van de wederzijdsche economische betrekkingen. Verschillende sprekers zoowel Belgische als Nederland sche, voerden bij deze gelegenheid het woord. Een hunner, mr. B. J. M. van Spaendonck, wees op de beperkte mogelijk heden op het terein van economische samenwerking. Hij noemde een van de be zwaren, waarop de verwezenlijking van de toenaderingsgedachte steeds is afgestuit, de meestbegunstigingsclausule, die vrijwel in alle handelsverdragen, door België en Ne derland met andere landen gesloten, voor komt. Deze clausule vormt een belemme ring voor het internationale handelsver keer. Landen, die hun wederzijdsche be trekkingen zouden willen uitbreiden, zoo als thans tusschen België en Nederland het geval is, worden daarvan door deze be paling weerhouden. Om te komen tot een intensiever handelsverkeer moet echter volgens dezen spreker ook ter dege rekening worden gehouden met de beteekenis van het binnenlandsche afzetgebied zoowel van de agrarische als de industrieele productie. Doet men dit niet of in onvoldoende mate, dan zouden juist de belangen der produ centen door de plotselinge sterke verschui ving van afzetgebied kunnen worden ge schaad. De staat van beleg uitgebreid. De staat van beleg, die op 1 November van het vorige jaar voor een aantal ge meenten in het midden, Westen en Zuid- Oosten van het land was afgekondigd, is thans in verband met de bijzondere voor zorgsmaatregelen, welke geboden waren, in het Zuiden (Noord-Brabant) en io de Noordelijke en Oostelijke provincies ..net een aantal plaatsen uitgebreid. Handelsbesprekingen met Frankrijk. Nadat de handelsbetrekkingen met En geland voor dezen oorlogstijd in een spe ciale overeenkomst zijn geregeld, zijn thans die met Frankrijk aan de beurt. Een Neder landsche delegatie onder voorzitterschap van den heer A. Th. Lamping, directeur van de Handelsaccoorden, vertrok naar Parijs, om met de Fransche regeering over leg te plegen ten aanzien van de kwestie betreffende het eontrabandeverkeer, den aanvoer en de scheepvaart. De positie van Nederlandsch-Indië. Verontrust door de aanzienlijke ver scherping van den toestand van Europa, die ook voor ons land nieuwe bedreigingen in houdt, legde Japan opeens een ongewone belangstelling voor onze koloniën in den Oost aan den dag. Japan, dat in Neder landsch-Indië groote economische belangen heeft, slaat met bezorgdheid de ontwikke ling van den toestand in Europa gade, daar men vreest, dat bij een eventueel betrok ken raken van Nederland in den oorlog Japans belangen in Indië schade zullen lijden. Het schijnt, dat Japan vooral be vreesd is voor een ingrijpen der Vereenigde Staten in dat geval. In verband met deze plotseling gestegen Japansche bezorgdheid voor het lot van onze koloniën werd de Nederlandsche gezant te Tokio, generaal P. C. Pabst, uitgenoodigd een bezoek te komen brengen aan den Japanschen minis ter van Buitenlandsche Zaken Arita, ten einde Japans standpunt ten aanzien van de situatie te vernemen. Dit onderhoud duurde drie kwartier. Strenger straf voor spionnage. Bij de Tweede Kamer werd door den minister van Justitie een wetsontwerp in gediend, dat ten doel heeft de strafmaat voor staatsgevaarlijke misdadigers te ver- hoogen. Minister Gerbrandy heeft dus spoedig de daad by het woord gevoegd. Zooals men zich herinneren zal, had hij bij gelegenheid van de behandeling der spion- nagezaken in de Kamer reeds te kennen gegeven, dat de bestaande maximumstraf voor dit misdrijf volgens hem te laag is en vele Kamerleden bleken deze meening met den minister te deelen. In het nieuwe wets ontwerp wordt daarom voorgesteld, de maximumstraf op spionnage tot vijftien jaar te verhoogen en de lagere straf- HET VERVOER VAN ERTS NAAR DUITSCHLAND. Het erts uit de Zweedsche mijnen kan naar de Zweedsche Oostzeehavens worden vervoerd en vandaar geheel veilig over de Oostzee naar Duitschland. De Noordelijkste der drie in aanmerking komende havens, Lulea, ligt echter aan de Botnische Golf, die omstreeks 5 maanden is toegevrorer, wat echter voor de eerstvolgende maanden geen beletsel vormt. De beide andere havens, Stockholm en Malmö, liggen respectievelijk 1200 en 1800 km varen van de ertsge- bieden verwijderd, hegeen een massaver- voer duur en langzaam maakt. Om het ver voer naar Duitschland van de Zweedsche ijzerertsen geheel te beletten, zouden de Geallieerden dus door een expeditie in het Noorden van Scandinavië de hand op de mijnstreek moeten leggen. Generaal Ironside, chef van den Britschen generalen staf, volgens wiens verklaring Engeland thans sinds enkele weken met zijn militaire voorbereidingen gereed is. maxima te verdubbelen, zoodat de ver houdingen tusschen de strafmaten voor de verschillende misdrijven gelijk blijven. De grensarbeiders. In weerwil van den oorlogstoestand blijft er toch nog werkgelegenheid voor Neder landsche arbeiders in Duitschland bestaan. Dienaangaande wordt althans in den laat sten tijd onderhandeld tusschen Neder landsche en Duitsche arbeiders. Op een bijeenkomst tusschen vertegenwoordigers van Nederlandsche en Duitsche arbeiders, voornamelijk landarbeiders, vaklieden en fabrieksarbeiders, van de noodige papieren voorzien, om in Duitschland te werk ge steld te kunnen worden. Inmiddels zijn deze arbeiders reeds naar Duitschland ver trokken. Op eigen gelegenheid werk te zoe ken in Duitschland wordt echter Ne derlandsche arbeiders sterk afgeraden. HET SCHEEPVAARTVERKEER IN DE NOORSCHE HAVENS. Terwijl Narvik zijn bekendheid hoofd zakelijk te danken had aan de verscheping van het Zweedsche erts, is het scheepvaart verkeer in de meeste andere havens van veel grooter en veelomvattender beteeke nis. Noorwegen heeft er onophoudelijk naar gestreefd, zijn vloot uit te breiden en kan er dan ook met trots op wijzen, dat zijn vrachtschepen tot de modernste en best in gerichte ter wereld behooren De Noren zijn geboren zeelieden, die zich, zooals in de laatste maanden herhaaldelijk is gebleken, ook door de grootste gevaren niet laten weerhouden om zee te kiezen. Oslo, Bergen, Stavanger, Haugesund en andere plaatsen langs de kust tellen tal van scheepvaart maatschappijen, welker schepen alle wereldzeeën bevaren Ook deze havens zijn voorzien van de modernste outillage. HET OORLOGSTERREIN RONDOM NARVIK. Na Oslo is Narvik de plaats, waar in Noorwegen het felst wordt gestreden. Ons kaartje geeft een duidelijk beeld van deze plaats en haar onherbergzame omgeving. Het terrein, waar deze strijd woedt, is zoo De eenige spoorweg is die van Narvik door de Zweedsche ertsgebieden van Kiru na en Gelluvara naar de Zweedsche haven Lulea. Van Narvik tot de Zweedsche grens is een afstand van 27 kilometer. Op 7 kilo meter van de grens is deze lijn dior de Noren vernield, doordat zij haar opb -aken en daarna een ertstrein van de h 'lling lieten loopen, die daar nu een zware hin dernis vormt. Deze spoorlijn is thans tot de Zweedsche grens in Duitsch bezit, dia ongetwijfeld pogingen doen, haar zoo snel mogelijk te herstellen, daar, wanneer Nar vik mocht vallen, deze lijn een gelegenheid biedt, om op Zweden terug te trekken. A -• aA: t J)l a Lcr Cj£kh\ aksfa^> O AJzaJjmat NARVIK e* OMGEVING ti/eqen jpoert tu Tjo-jta-M volkomen verschillend van dat, waaraan wij gewend zijn, dat een indruk van den werkelijken toestand en de mogelijkheden alleen kan worden verkregen, wanneer men het aan de hand van de kaart bestu deert. Wij hebben ter wille van de duide lijkheid in de eerste plaats weggelaten de tallooze meertjes en kleine stroompjes, waardoor het uiterst moeilijk begaanbaar is. Er liggen trouwens slechts een aantal zeer kleine gehuchten in de bergen, die zich als een hooge kam langs de grens tus schen Noorwegen en Zweden verheffen. Wel zijn op het kaartje de wegen aange geven, die zich tusschen de steile bergen doorslingeren naar de gehuchten en kleine huizengroepen. De landingen, waarvan de Engelsche be richten spreken, schijnen voornamelijk plaats gehad te hebben op de Lofoten, de woeste eilandengroep voor de Noorsche kust en te Harstad, ten Noordwesten van Narvik. Men ziet op het kaartje, hoe een uitge strekt gebied ten Zuiden van Narvik zelfs geheel zonder begaanbare wegen is. Daar bij gevoegd de zeer diep, soms tot hon derd kilometer en meer in het land in snijdende fjorden, is het land zoowel voor de verdedigers als voor de aanvallers een uiterst moeilijk gebied, waar de gueriüa- oorlog nog geruimen tijd zal voortduren, eer een van beide partijen zal kunnen zeg gen, het voor goed in zijn bezit te hebben Is er wel één heid denkbaar, de belangstelling heeft als de hoec «peelt dan ook een groote rol, o eigenschap bezit «chijning beter 1 komen dan wel te doen mislukki moet liefst zoo gelijk opvallend bij een mantel menigmaal kien gedragen worden shawls enz. V< costumes wordt gekozen, waarb kleur vilten ho kleedt, terwij accessoires voor dige noot zorg' van donkerblauw die meestal hooj fleurig stroohoec dat van de bloui ia het eventueel in de halsopenin dit zoo neutraal De meeste ho over het voorho zoowel randloozi Stevig materi; maken van het leent er 2ioh noodig een reep breed en twee r naden aanknipp De draagbanden 7 c.M. van elk; rugzijde heoht i de lange teugel die in een gar lengte van 2 Men kan ook d verschillende 1 M. lang zijn ei worden. Als v* zijde 5 gehaaki tjes aamgebraot Men maakt een in 12 stokjes wi een toer va toer, 1 losse, J der grootte, i S c.M. in het feand van het kent. De verfc is plm. 78 c.I wijl voor de worden. De c iken verbond* deelte blijft kaas met snij tenslotte naa dicht. Voorga den vóór woi Het tasch waren wordt 14 c.M. hoog imien, waarvé worden de 1 van bij gaan- licht beige, bruin. Oogen en De lange i werkt. Het haasje Velen legj toe op de er ten, iets da de moeite n '-Vn deze

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1940 | | pagina 2