Met d
Vo
De Internationale toestand
Het Portret
Deze week
De Wereld
IN DE AEGELOOPEN WEEK
v- -
0l \Vd enem.
VAN DE WEEK
IN NEDERLAND
-
j
IN KAART
a:
var, cl
Vooi
aan
Een C
De toestand in het Noorden van
Europa blijft onoverzichtelijk, niet
het minst door de elkaar op de meest
pertinente wijze tegensprekende be
richten van de drie betrokken leger
leidingen, die van de geallieerden,
van de Noren en van de Duitschers.
Het eenvoudigst maakte zich dezer
dagen wel het D.N.B. eraf, door aan
het adres van Reuter en Havas te
verwijten, dat alle berichten over
successen der geallieerde troepen en
alle berichten over verliezen aan
Duitsche zijde überhaupt verzonnen
waren.
Of bijvoorbeeld Narvik heroverd is door
de Noren De Noren beweren het, de Duit-
«chers hebben het eerst ontkend noch toe
gegeven, maaar later weer pertinent ont
kend. Intusschen schijnt in ieder geval wel
vast te staan, dat de Engelsche en Fransche
troepen op verschillende punten aan Noor
wegens westkust aan land zijn gegaan.
Deze landing was natuurlijk veel bezwaar
lijker dan die, welke de Duitsche troepen
bij hun inval uitvoerden. Het wordt steeds
duidelijker, dat daarbij op hoegenaamd
geen tegenstand werd gestuit.
Leiding voor de geallieerden zeer
moeilijk.
'De geallieerden hebben geen overijlde
dingen willen doen, die bij voorbaat tot
mislukking waren gedoemd. Het moest vo- r
de Duitschers, die op de versterkte punten
aan de kust geschut en munitie en door de
Noren ingerichte stellingen en forten ge
reed vonden en zonder slag of stoot konden
nemen, heel wat gemakkelijker zijn, deze
stellingen te consolideeren en tegen aan
vallen te beveiligen, dan het voor de En-
gelschen en Franschen was, te landen. Zij
moesten volledig uitgerust zijn, niet alleen
tegen het vijandelijk vuur, maar ook tegen
de koude en sneeuw, die op vele plaatsen
nog woeden. Men krijgt den indruk, dat
het een felle strijd is en steeds meer zal
worden en dat het einde ervan voorloopig
nog niet in het zicht is. De eigenaardige
vorm van het land brengt trouwens groote
moeilijkheden met zich mede. Ook al zou
den de geallieerden de geheele smalle
strook land, waaruit Noorwegen bestaat,
heroveren, dan blijft nog het veel uitge
strektere Zuidelijk deel van het land, met
als centrum Oslo. Ook daar wordt fel ge
streden. Maar de posities der beide partijen
zijn ook hier niet geheel duidelijk. Wel
blijkt dat de Duitschers hier vorderingen
maken en dat Oslo stevig in hun handen is.
De „regeering-Quisling" is met even groot
gemak ter zijde gesteld, als waarmee zij
werd benoemd en er is nu een Regeerings-
raad voor de bezette gebieden ingesteld
onder leiding van den Prefect van Oslo
Christians, terwijl Quisling is belast met
de demobilisatie van de Noorsche troepen.
President Roosevelt heeft gesproken.
De Vereenigde Staten blijven niet onbe
wogen staan tegenover de gebeurtenissen
in Europa. De toon van de pers en die van
President Roosevelt in een rede voor de
Panamerikaansche Unie is heel anders dan
in het begin van dezen oorlog. Was het
toen het eenige doel van de Amerikaansche
politiek, buiten den oorlog te blijven, men
begint langzamerhand in te zien, dat de
gebeurtenissen ook Amerika niet onbe
wogen kunnen laten. De isolationisten ver-
Het eerste punt, dat in Kopenhagen door de Duitsche troepen werd bezet, was de
ditadel.
hctland-
eib
Orkriey-
500km
icapjfiöw
NOORWEGEN
SCHOTLAND
Sravanger
Newcasïïe^^ O
ENQELtiND
urn
Cuihlv.
]*mden o&rem
HOLLANDDÜITSCHL
LONDEN
DE STRATEGISCHE POSITIE VAN
ENGELAND EN DUITSCHLAND.
Bovenstaand kaartje toont ons aan, welk
een groot strategisch belang de bezetting
van Zuid-Noorwegen en Denemarken voor
de Duitsche luchtmacht is. De cijfers geven
de afstanden aan, welke vliegtuigen noodig
hebben om belangrijke Engelsche vloot-
steunpunten te bereiken, wanneer zij uit
Duitschland zelf of uit Noorwegen starten.
liezen terrein en er is weinig twijfel, aan
welke zijde de Vereenigde Staten, indien
zij zich daartoe door hun belangen ge
dwongen mochten zien, zullen strijden.
Roosevelt heeft de orde van de Nieuwe
Wereld gesteld tegenover die in de Oude
en gezegd, dat Amerika niet toestaat, dat
de oude illusies van een universeel wereld
rijk weer worden verwezenlijkt.
De positie van Zweden
schijnt intusschen minder gevaarlijk te zijn
geworden. Berlijn vestigt er althans de
aandacht op, dat er steeds is gesproken van
de neturaliteit van Denemarken en Noor
wegen, die beveiligd moesten worden en
dat men daar geen behoefte heeft aan uit
breiding van het gevechtsterrein. De voor
waarde, dat Engeland het daarin niet zou
hinderen, waarop aan Denemarken en
Noorwegen was toegezegd, dat van hun
landen geen operatiebasis tegen de gealli
eerden zou worden gemaakt, is, aldus Ber
lijn, thans door de aanvallen der geallieer
den vervallen en Denemarken moet dus
dulden, dat vandaar uit troepentransporten
plaats vinden en ook door de lucht wordt
opgetreden tegen Noorwegen. Dat neemt
intusschen niet weg, dat de strijd de gren
zen van Zweden op twee plaatsen zeer
dicht is genaderd, namelijk ten Oosten van
Narvik, welks eenige verbinding met het
achterland de spoorlijn naar Kiruna en
verder is en in het Zuiden, waar fel ge
streden wordt om het bezit van de puin-
hoopen van Kongsvinger. De spoorweg van
Narvik naar de grens is, gelijk gezegd, door
de Noren vernield, maar thans geheel in
handen der Duitschers, die wel zullen doen
wat zij kunnen, om deze lijn te herstellen.
DEENSCHE BEZETTING ALS
STIMULANS VOOR ONZEN UITVOER.
De bezetting van Denemarken en Noor
wegen door Duitschland brengt voor Enge
land ernstige consequenties met zicli mede,
niet alleen op militair-politiek gebied, doch
ook ten aanzien van het voedselvraagstuk.
Eerstgenoemd land toch speelde een be
langrijke rol in het economische leven in
Engeland, vooral ten aanzien van de vet-
positie.
Het is van algemeene bekendheid, dat
Denemarken in dat opzicht voor Engeland
veel gewicht in de schaal legde. Wij be
hoeven hier niet in het licht te stellen, welk
een sterke concurrentie de Deensche boter
ons aandeed op de Engelsche markt. De
productie van dit artikel in Denemarken
bedroeg bijna twee maal zooveel als de
onze; meer dan drie vierde daarvan wordt
uitgevoerd, in hoofdzaak naar Engeland.
Ook in Duitschland ondervond ons land
den invloed van de concurrentie der Deen
sche boter, zij het dan in mindere mate.
Bezien in het licht van de recente ge
beurtenissen doet zich vanzelf de vraag
voor, in hoeverre deze van invloed zullen
blijken te zijn op de situatie van onzen eigen
zuivelproducten op de Engelsche, resp.
Duitsche markt. Denemarken onder Duit
sche „bescherming" beteekent natuurlijk in
de eerste plaats, dat het met den export
naar Engeland is afgeloopen. Dit wil echter
aan de andere zijde niet zeggen, dat
Duitschland daarvan voor de volle 100
zal profiteeren.
Ook Nederland weet mede te praten van
de moeilijkheden, verbonden aan het ver
krijgen van voeder voor onzen veestapel.
Denemarken verkeert in hetzelfde geval.
Ook in dat land is men voor het grootste
deel afhankelijk van veevoeder, dat van
overzee moet worden aangevoerd. Op
Duitschland valt in dat opzicht natuurlijk
niet te rekenen; daar is men al blij, dat
men het eigen vee in leven weet te houden.
En met den invoer is het nu, dank zij de
Duitsche „bescherming", gedaan.
Wat zijn daarvan nu voor Denemarken
de onmiddellijke gevolgen
Men zal den veestapel zooveel moeten
inkrimpen. Daartoe zal men beginnen met
de varkens, die het voor Engeland zoo be-
geerenswaardige bacon leverden. Deze zul
len in grooten getale worden geslacht. Veel
vet zal dit aan Duitschland niet opbrengen,
want voor bacon fokt men geen vette var
kens. Duitschland zal zich door deze
massaslachting tijdelijk een flinken voor
raad varkensvleesch verschaffen, doch zich
aan den anderen kant verdere productie
van dien kant afsnijden.
Zelf vette varkens fokken uit den Deen-
schen voorraad is eveneens uitgesloten,
daar men in Duitschland den laatsten tijd
er op uit is, uitbreiding van den varkens
stapel niet in de hand te werken, omdat
varkens voor een deel worden gevoed met
stoffen, die als voedingsmiddelen voor den
mensch in aanmerking komen.
Wat nu de melkkoeien betreft: deze zul
len wel zooveel mogelijk worden gespaard,
zoodat zij een blijvende bron van zuivel
producten voor Duitschland blijven vor
men, indien de „bescherming" van Dene
marken van blijvenden aard zal blijken te
zijn.
In dat geval rijst de vraag in hoeverre
zal de aanwinst van deze bron van invloed
zijn op den Nederlandschen uitvoer van
zuivelproducten naar Duitschland Beper
king van dezen invoer uit ons land zou
TH. STAUNING.
Thorwald Stauning, de Deensche
eerste minister, beleeft moeilijke
dagen. Hij is een gematigd politicus,
hoewel hij de leider is van de Deen
sche sociaal-democraten en heeft
steeds een nationale politiek gevoerd.
In 1936 aanvaardde hij met een op
zienbarende radiorede den openlijken
strijd tegen het communisme. Meer
malen vertegenwoordigde hij zijn
land op de Volkenbondsvergaderin
gen te Genève, waar hij steeds een
zeer zelfstandigen blik op de inter
nationale verhoudingen bleek te heb
ben. Zijn ontwapeningspolitiek is
echter nu het noodlot van zijn land
geworden.
voor Duitschland besparing van deviezen
beteekenen.
Daartegenover staat, dat Engeland zich
genoodzaakt zal zien', uit te kijken naar een
leverancier, die in staat is om Denemarken
geheel of gedeeltelijk te vervangen; en
daarvoor zou in de eerste plaats Nederland
in aanmerking kunnen komen. Deze moge
lijkheid lijkt op het eerste gezicht voor onze
producenten aanlokkelijk en voordeelig
aannemende dat van Duitsche zijde op een
of andere wijze geen spaak in het wiel
wordt gestoken. Doch ook aan deze kwestie
is een schaduwzijde verbonden. Het is
namelijk zeer de vraag of Engeland bereid
zou worden gevonden om den prijs, dien
het tot dusverre voor de Nederlandsche
boter betaalt, op een meer bevredigend
peil te brengen.
Van een bepaald vervangen van Dene
marken op het gebied van de levering van
bacon kan natuurlijk voorshands geen
sprake zijn, om de eenvoudige reden dat
het uitgesloten zou zijn, de Nederlandsche
productie in korten tijd belangrijk uit te
breiden.
Een tweede Oranjeboek.
Ten tweede male heeft minister Van
Kleffens een Oranjeboek het licht doen
rien, ditmaal om een overzicht te geven
wan de voornaamste aangelegenheden in de
periode van November tot April, voor zoo
ver zij voor openbaarmaking in aanmer
king konden komen. Ook dit tweede
Oranjeboek is een krachtig getuigenis van
den vasten wil onzer regeering om de
Nederlandsche neutraliteit te handhaven.
Het bespreekt de maar al te lange reeks
van schendingen, welke ons rechtsgebied
in genoemde periode van elk der oorlog
voerende partijen onderging en de protes
ten daartegen door onze regeering geuit.
Over de grensschending bij Venlo deelt
het Oranjeboek mede, dat nog steeds geen
taal of teeken van de Duitsche regeering is
ontvangen op de Nederlandsche protesten
dienaangaande. Meer succes bereikte men
in vele gevallen met de protesten wegens
neutraliteitsschending door vliegtuigen. In
de gevallen, waarin deze werden erkend,
werden verontschuldigingen of betuigingen
van leedwezen aangeboden. Ook de ver
schillende aanvallen die de scheepvaart te
verduren heeft gehad, passeeren de revue.
Alleen in de maand Maart werden reeds der
tien maal Nederlandsche visschersschepen
door vreemde vliegtuigen in open zee aan
gevallen. Wat de Engelsche contrabande
controle betreft, vermeldt het Oranjeboek
een protestnota gericht aan de Britsche re
geering, waarin bezwaar wordt gemaakt
tegen de onbilllijke uitbreiding van het be
grip contrabande m de Engelsche contra-
bandelijst. Op deze lijst komen bijv. arti
kelen voor als kina, peper, thee en koffie,
die toch onmogelijk als contrabande zijn
te beschouwen. Ook te Parijs is in dezen
geprotesteerd tegen het in beslag nemen
van kina, nootmuskaat, cocoskoeken en
phosphaat.
De eceonomisclie verhouding met België.
Zoowel in België als in Nederland zijn
ln den laatsten tijd herhaaldelijk stemmen
opgegaan om te komen tot een nauwere
economische samenwerking tusschen beide
landen. Nadat Brussel op zijn jaarbeurs een
Nederlandschen dag heeft gehad, waarop
e.m. het belang van dit vraagstuk werd
toegelicht, reciproceerden thans de Depar
tementen Breda en Oost-Noordbrabant van
de Nederlandsche Maatschappij van Nij
verheid en Handel met een „België-dag" te
Breda ter versterking van de wederzijdsche
economische betrekkingen. Verschillende
sprekers zoowel Belgische als Nederland
sche, voerden bij deze gelegenheid het
woord. Een hunner, mr. B. J. M. van
Spaendonck, wees op de beperkte mogelijk
heden op het terein van economische
samenwerking. Hij noemde een van de be
zwaren, waarop de verwezenlijking van de
toenaderingsgedachte steeds is afgestuit, de
meestbegunstigingsclausule, die vrijwel in
alle handelsverdragen, door België en Ne
derland met andere landen gesloten, voor
komt. Deze clausule vormt een belemme
ring voor het internationale handelsver
keer. Landen, die hun wederzijdsche be
trekkingen zouden willen uitbreiden, zoo
als thans tusschen België en Nederland het
geval is, worden daarvan door deze be
paling weerhouden. Om te komen tot een
intensiever handelsverkeer moet echter
volgens dezen spreker ook ter dege rekening
worden gehouden met de beteekenis van
het binnenlandsche afzetgebied zoowel van
de agrarische als de industrieele productie.
Doet men dit niet of in onvoldoende mate,
dan zouden juist de belangen der produ
centen door de plotselinge sterke verschui
ving van afzetgebied kunnen worden ge
schaad.
De staat van beleg uitgebreid.
De staat van beleg, die op 1 November
van het vorige jaar voor een aantal ge
meenten in het midden, Westen en Zuid-
Oosten van het land was afgekondigd, is
thans in verband met de bijzondere voor
zorgsmaatregelen, welke geboden waren, in
het Zuiden (Noord-Brabant) en io de
Noordelijke en Oostelijke provincies ..net
een aantal plaatsen uitgebreid.
Handelsbesprekingen met Frankrijk.
Nadat de handelsbetrekkingen met En
geland voor dezen oorlogstijd in een spe
ciale overeenkomst zijn geregeld, zijn thans
die met Frankrijk aan de beurt. Een Neder
landsche delegatie onder voorzitterschap
van den heer A. Th. Lamping, directeur
van de Handelsaccoorden, vertrok naar
Parijs, om met de Fransche regeering over
leg te plegen ten aanzien van de kwestie
betreffende het eontrabandeverkeer, den
aanvoer en de scheepvaart.
De positie van Nederlandsch-Indië.
Verontrust door de aanzienlijke ver
scherping van den toestand van Europa, die
ook voor ons land nieuwe bedreigingen in
houdt, legde Japan opeens een ongewone
belangstelling voor onze koloniën in den
Oost aan den dag. Japan, dat in Neder
landsch-Indië groote economische belangen
heeft, slaat met bezorgdheid de ontwikke
ling van den toestand in Europa gade, daar
men vreest, dat bij een eventueel betrok
ken raken van Nederland in den oorlog
Japans belangen in Indië schade zullen
lijden. Het schijnt, dat Japan vooral be
vreesd is voor een ingrijpen der Vereenigde
Staten in dat geval. In verband met deze
plotseling gestegen Japansche bezorgdheid
voor het lot van onze koloniën werd de
Nederlandsche gezant te Tokio, generaal
P. C. Pabst, uitgenoodigd een bezoek te
komen brengen aan den Japanschen minis
ter van Buitenlandsche Zaken Arita, ten
einde Japans standpunt ten aanzien van de
situatie te vernemen. Dit onderhoud duurde
drie kwartier.
Strenger straf voor spionnage.
Bij de Tweede Kamer werd door den
minister van Justitie een wetsontwerp in
gediend, dat ten doel heeft de strafmaat
voor staatsgevaarlijke misdadigers te ver-
hoogen. Minister Gerbrandy heeft dus
spoedig de daad by het woord gevoegd.
Zooals men zich herinneren zal, had hij bij
gelegenheid van de behandeling der spion-
nagezaken in de Kamer reeds te kennen
gegeven, dat de bestaande maximumstraf
voor dit misdrijf volgens hem te laag is en
vele Kamerleden bleken deze meening met
den minister te deelen. In het nieuwe wets
ontwerp wordt daarom voorgesteld, de
maximumstraf op spionnage tot vijftien
jaar te verhoogen en de lagere straf-
HET VERVOER VAN ERTS NAAR
DUITSCHLAND.
Het erts uit de Zweedsche mijnen kan
naar de Zweedsche Oostzeehavens worden
vervoerd en vandaar geheel veilig over de
Oostzee naar Duitschland. De Noordelijkste
der drie in aanmerking komende havens,
Lulea, ligt echter aan de Botnische Golf, die
omstreeks 5 maanden is toegevrorer, wat
echter voor de eerstvolgende maanden geen
beletsel vormt. De beide andere havens,
Stockholm en Malmö, liggen respectievelijk
1200 en 1800 km varen van de ertsge-
bieden verwijderd, hegeen een massaver-
voer duur en langzaam maakt. Om het ver
voer naar Duitschland van de Zweedsche
ijzerertsen geheel te beletten, zouden de
Geallieerden dus door een expeditie in het
Noorden van Scandinavië de hand op de
mijnstreek moeten leggen.
Generaal Ironside, chef van den Britschen
generalen staf, volgens wiens verklaring
Engeland thans sinds enkele weken met
zijn militaire voorbereidingen gereed is.
maxima te verdubbelen, zoodat de ver
houdingen tusschen de strafmaten voor de
verschillende misdrijven gelijk blijven.
De grensarbeiders.
In weerwil van den oorlogstoestand blijft
er toch nog werkgelegenheid voor Neder
landsche arbeiders in Duitschland bestaan.
Dienaangaande wordt althans in den laat
sten tijd onderhandeld tusschen Neder
landsche en Duitsche arbeiders. Op een
bijeenkomst tusschen vertegenwoordigers
van Nederlandsche en Duitsche arbeiders,
voornamelijk landarbeiders, vaklieden en
fabrieksarbeiders, van de noodige papieren
voorzien, om in Duitschland te werk ge
steld te kunnen worden. Inmiddels zijn
deze arbeiders reeds naar Duitschland ver
trokken. Op eigen gelegenheid werk te zoe
ken in Duitschland wordt echter Ne
derlandsche arbeiders sterk afgeraden.
HET SCHEEPVAARTVERKEER IN DE
NOORSCHE HAVENS.
Terwijl Narvik zijn bekendheid hoofd
zakelijk te danken had aan de verscheping
van het Zweedsche erts, is het scheepvaart
verkeer in de meeste andere havens van
veel grooter en veelomvattender beteeke
nis. Noorwegen heeft er onophoudelijk naar
gestreefd, zijn vloot uit te breiden en kan
er dan ook met trots op wijzen, dat zijn
vrachtschepen tot de modernste en best in
gerichte ter wereld behooren De Noren zijn
geboren zeelieden, die zich, zooals in de
laatste maanden herhaaldelijk is gebleken,
ook door de grootste gevaren niet laten
weerhouden om zee te kiezen. Oslo, Bergen,
Stavanger, Haugesund en andere plaatsen
langs de kust tellen tal van scheepvaart
maatschappijen, welker schepen alle
wereldzeeën bevaren Ook deze havens zijn
voorzien van de modernste outillage.
HET OORLOGSTERREIN RONDOM
NARVIK.
Na Oslo is Narvik de plaats, waar in
Noorwegen het felst wordt gestreden. Ons
kaartje geeft een duidelijk beeld van deze
plaats en haar onherbergzame omgeving.
Het terrein, waar deze strijd woedt, is zoo
De eenige spoorweg is die van Narvik
door de Zweedsche ertsgebieden van Kiru
na en Gelluvara naar de Zweedsche haven
Lulea. Van Narvik tot de Zweedsche grens
is een afstand van 27 kilometer. Op 7 kilo
meter van de grens is deze lijn dior de
Noren vernield, doordat zij haar opb -aken
en daarna een ertstrein van de h 'lling
lieten loopen, die daar nu een zware hin
dernis vormt. Deze spoorlijn is thans tot
de Zweedsche grens in Duitsch bezit, dia
ongetwijfeld pogingen doen, haar zoo snel
mogelijk te herstellen, daar, wanneer Nar
vik mocht vallen, deze lijn een gelegenheid
biedt, om op Zweden terug te trekken.
A -• aA:
t
J)l a Lcr
Cj£kh\ aksfa^>
O AJzaJjmat
NARVIK e* OMGEVING
ti/eqen
jpoert tu
Tjo-jta-M
volkomen verschillend van dat, waaraan
wij gewend zijn, dat een indruk van den
werkelijken toestand en de mogelijkheden
alleen kan worden verkregen, wanneer
men het aan de hand van de kaart bestu
deert. Wij hebben ter wille van de duide
lijkheid in de eerste plaats weggelaten de
tallooze meertjes en kleine stroompjes,
waardoor het uiterst moeilijk begaanbaar
is. Er liggen trouwens slechts een aantal
zeer kleine gehuchten in de bergen, die
zich als een hooge kam langs de grens tus
schen Noorwegen en Zweden verheffen.
Wel zijn op het kaartje de wegen aange
geven, die zich tusschen de steile bergen
doorslingeren naar de gehuchten en kleine
huizengroepen.
De landingen, waarvan de Engelsche be
richten spreken, schijnen voornamelijk
plaats gehad te hebben op de Lofoten, de
woeste eilandengroep voor de Noorsche
kust en te Harstad, ten Noordwesten van
Narvik.
Men ziet op het kaartje, hoe een uitge
strekt gebied ten Zuiden van Narvik zelfs
geheel zonder begaanbare wegen is. Daar
bij gevoegd de zeer diep, soms tot hon
derd kilometer en meer in het land in
snijdende fjorden, is het land zoowel voor
de verdedigers als voor de aanvallers een
uiterst moeilijk gebied, waar de gueriüa-
oorlog nog geruimen tijd zal voortduren,
eer een van beide partijen zal kunnen zeg
gen, het voor goed in zijn bezit te hebben
Is er wel één
heid denkbaar,
de belangstelling
heeft als de hoec
«peelt dan ook
een groote rol, o
eigenschap bezit
«chijning beter 1
komen dan wel
te doen mislukki
moet liefst zoo
gelijk opvallend
bij een mantel
menigmaal kien
gedragen worden
shawls enz. V<
costumes wordt
gekozen, waarb
kleur vilten ho
kleedt, terwij
accessoires voor
dige noot zorg'
van donkerblauw
die meestal hooj
fleurig stroohoec
dat van de bloui
ia het eventueel
in de halsopenin
dit zoo neutraal
De meeste ho
over het voorho
zoowel randloozi
Stevig materi;
maken van het
leent er 2ioh
noodig een reep
breed en twee r
naden aanknipp
De draagbanden
7 c.M. van elk;
rugzijde heoht i
de lange teugel
die in een gar
lengte van 2
Men kan ook d
verschillende 1
M. lang zijn ei
worden. Als v*
zijde 5 gehaaki
tjes aamgebraot
Men maakt een
in 12 stokjes wi
een toer va
toer, 1 losse, J
der grootte, i
S c.M. in het
feand van het
kent. De verfc
is plm. 78 c.I
wijl voor de
worden. De c
iken verbond*
deelte blijft
kaas met snij
tenslotte naa
dicht. Voorga
den vóór woi
Het tasch
waren wordt
14 c.M. hoog
imien, waarvé
worden de 1
van bij gaan-
licht beige,
bruin.
Oogen en
De lange i
werkt.
Het haasje
Velen legj
toe op de er
ten, iets da
de moeite n
'-Vn deze