Het vergif waaraan jaarlijks millioenen menschen ten offer vallen
Kléine dosis
HEILZAAM
Groote dosis
FUNEST
l
Mathis Griinewald, de meester
van het Iseobeimer altaar
Hoe opium gewonnen wordt
In de eerste plaats kan men ziah de
vraag stellen, wat ophim eigenlijk is. Het
is het gedroogte sap van de halfrijpe za
den van den maankop, bij ons beter bekend
als papaver. In Hindoestan in Perzie, Klein
Azië en Egypte wordt de papaver op groo-
te schaal gekweekt om het sap te verkrij
gen, waarvan dan de opium gemaakt wordt.
Ook in Europa wordt deze plan met dit
doel gekweekt.
Het verzamelen van opium uit de half
rijpe zaaddoozen geschiedt op de volgende
wijze. Eenige dagen nadat de bloemblade
ren zijn afgevallen, worden in de zaaddoo-
sen insnydingen gemaakt, waarbij nauwlet
tend wordt toegezien, dat het mes niet
tot in de holte van de zaaddoos doordringt.
Uit deze insnijdingen vloeit dan een witte
stof, welk eerst een melkachtig voorkomen
heeft, maar zich weldra aan den rand der
insnijdingen verdikt. Gedurende een et
maal laat men de planten in dezen toestand
en den volgenden dag wordt dan de opium
verzameld met behulp van groote, stompe
messen. Elke doosvrucht geeft slechts een
maal opium en dan nog maar twee honder-
ste gram. De opium komt evenwel niet zoo
euiver in den handel als de plant haar
eelf voortbrengt. De eerste vervalsching ge
schiedt reeds bij het inzamelen, wanneer
bij het afschrappen van de opperhuid een
weinig van de vrucht wordt medegenomen
om het gewicht te verhoogën. Wanneer
de opium is ingezameld, is het een kleve
rige, wasachtige, bruine massa, welke een
Koetigen-bitteren smaak heeft.
Opium en opium!
Opium en opium behoeft nog niet het
zelfde te zijn, want men kent verschillen
de soorten. De voornaamste daarvan zijn:
Smyrnaasch, Constantinopelsch, Egyptisch,
Perzisch en Indisch opium. De opium be
staat uit verschillende bestanddeelen, als
houtvezels, planteneiwit, caoutchouc, hars,
vette olie en een aantal loogzouten, waar
van als voornaamste genoemd dienen te
worden, morphine, narcotine en codeine.
De uitwerking van de opium hangt af van
de hoeveelheid, die men inneemt in een of
anderen vorm. Een zeer kleine dosis opium
kan in speciale gevallen, wanneer de arts
het voorschrijft, een heilzame uitwerking
hebben op lichaam en geest, maar bij gere
geld gebruik in welk geval de dosis
steeds wordt opgevoerd om er intenser van
te genieten moet de opium leiden tot
den algeheelen ondergang, wat zich in
geestelijk opzicht uit door aanvallen van
waanzin, terwijl het lichaam geheel wordt
ondermijnd.
In kleine dosis, bijvoorbeeld van een
vierde of een halve grein, werkt opium
prikkelend; de polsslag wordt eenigszins
versneld, de gemoedsgesteldheid wordt ge
woonlijk opgewekter en er ontstaat een
gevoel van welbehagen, waardoor de ge
bruiker zoowel geestelijk als lichamelijk tot
werk, dat veel inspanning vereischt ge-
Opiumjonken in de ha
ven van Singapoer, cen
trum van den Indischen
opiumuitvoer.
schikt is. Maar weldra worden deze ver
schijnselen gevolgd door vermindering van
de spierkracht, ongevoeligheid voor in
wendige indrukken, lusteloosheid en een
neiging tot slapen. Dit zijn de gewone uit
vloeiselen van de opium bij menschen, die
niet aan het gebruik daarvan gewend zijn.
Doch door herhaals gebruik neemt de in-
vzloed sterk af en bijgevolg zijn zij, die
opium tot zich nemen, om een weldadige
opgewektheid te verwekken, genoodzaakt
steeds grootere hoeveelheden te nemen.
In grootere hoeveelheden, bijvoorbeeld
van meer dan twee of vier grein, worden de
verschijnselen heel anders. Meestal treedt
dan terstond een toestond van duizeligheid
en dofheid in, zonder dat eerst het gemoed
opgewekt is. De gevoelloosheid neemt hand
over hand toe. De lijder wordt beweging
loos en ongevoelig voor uitwendige indruk
ken; de ademhaling gaat slechts zeer lang-
Het toppunt van gelukzalig
heid.
De werking van de opium openbaart zich
gewoonlijk een of twee uur, nadat de do
sis is ingenomen dan nog vijf of zes uur.
De graad van opgewektheid, die dan wordt
bereikt, beschouwen de echte opiumschui
vers als het toppunt van gelukzaligheid.
Deze menschen zijn terstond aan hun
uiterlijk te herkennen. Ze zijn zeer ma
ger, hebben een bleek gele gelaatskleur,
een slependen gang; de ooge-* liggen zeer
diep in de kassen en hebben een eigenaar-
digen gloed. De geestesvermogens van den
opiumeter zijn totaal uitgeput, hij is tot
geen enkele prestatie meer in staat. Zelden
worden zij ouder dan veertig jaar, daar zij
dan aan hevige zenuwpijnen gaan lijden,
waartegen zelfs dit sterke verdoovingsmid-
del niet meer baat. De opiumrookers bla
zen de rook nooit uit den mond, maar
steeds door de nesugaten naar buiten. De
eerste uitwerking van het opiumschuiven is
dat de man (ook vrouwen laten zich hier
mede in), spraakzamer en ^vendig wor
den, maar weldra flauwt dat weer af en
treedt er een toestand van verdooving in.
Hierna vallen zij in een diepen slaap, wel
ke soms vier uur duurt. Het gebruiken
van opium leidt vrijwel altijd tot het mo-
reele en phijsieke bederf van den gebrui
ker.
Krijgen deze menschen niet op hun gewo
nen tijd opium, dan worden zij duizelig en
beginnen de oogen te tranen en, zou de
opium hun plotseling geheel worden ont
houden, dan worden de ongelukkigen meest
al krankzinnig. Uit de geschiedenis blijkt,
dat het gebruik van opium reeds in de oud
heid bekend was, vooral in de geneeskunde
werd er een druk gebruik van gemaakt.
De Grieksche wijsgeer Hippocrates ver
klaarde, dat men zonder opium onmogelijk
de geneeskunde kon uitoefenen. In het
oude Egypte was het opium dan ook alleen
maar voor medische doeleinden toegela
ten. Maar ondanks dezen maatregel werd
er in het geheim door de Egyptenaren veel
opium gebruikt. De Egyptische toovenaars
bereidden uit heulzaad en nachtschade-bla-
nauwkeurig aanteekeningen te houden.
Niettemin nam het opiumgebruik over
de geheele wereld gestadig toe. In 1870
schatte men zelfs het aantal personen, die
aan opium verslaafd waren geraakt op
400 millioenl De eerste groote internationa
le opiumconferentie werd gehouden in 1906
te Shanghai na de bezetting der Philippij-
nen door de Ver. Staten.
Op deze conferentie bleek, dat niet alleen
de Oosterlingen, maar ook de meer, „be
schaafde" Wtsterlingen aan opium waren
verslaafd en dat de vrije verkoop van opi
um, morphine en andere verdoovende
middelen een dreigend gevaar was gewor
den. In de jaren 1911 en 1912 werd er te
Den Haag een nieuwe groote opium-confe
rentie gehouden, waaraan 12 landen deel
namen en waarbij de teelt en de verkoop
van het rook-opium werden beperkt. In
1913 werden de besluiten, welke op de con
ferentie te Den Haag waren genomen, in
de wetgeving toegepast. Vele besluiten zijn
nadien nog genomen, maar het is zeer de
vraag of men er ook afdoende in zal slagen
den breedvertakte opiumhandel lam te
leggen.
Een der grootste ellenden van het
menschdom is ongetwijfeld de
opium, het kwaadaardigste .genot
middel, dat ooit door menschen
werd uitgevonden, omdat in het al
gemeen iedereen, die zich met het
opiumschuiven of kauwen in laat,
er al spoedig niet meer buiten kan.
Men vervalt van kwaad tot erger,
welk rampspoedig proces over het
algemeen na enkele jaren met
waanzin of den dood eindigt. Men
zou zich vergissen met te meenen,
dat slechts Oostelingen en dan in
het bijzonder Chineezen en Britsch
Indiërs met dil kwaad behept zijn,
helaas is het aantal blanken, dat on
der de opiumpest gebukt gaat legio.
Chineesche vrouwen plukken de halfrijpe maankoppen van de papaver. Op den voor
grond ziet men een vrouw de merkwaar dig lange opium pijp rooken.
Opiumschuivers in China. Op het gebruik
muit, dat eerst recht aanzet tot
zaam. De patiënt ligt roerloos, met geslo
ten oogen en samengetrokken pupillen.
Naarmate het vergif sterker wordt, ver
zwakt de polsslag en verslappen de spie
ren; wanneer dan geen spoedige medi
sche hulp wordt geboden, is de dood het
onvermijdelij-ke gevolg. Herstelt de pa
tiënt, dan gaat deze gevaarlijke toestand
over in een slaap, die gewoonlijk 36 uur
duurt. Dat alles zijn de gevolgen voor
menschen, die het opiumschuiven niet ge
wend zijn. De zoogenaamde opiumschui
vers en -eters reageeren daarop heel an
ders. Zy nemen het gif gewoonlijk in den
vorm van pillen of een papje tot zich.
van de opium volgt een verschrikkelijk tu-
voortzetting van het genot.
deren een drank, welke een diepen slaap
veroorzaakte en de menschen dikwijls voor
eenige dagen van het verstand beroofden.
In de bestrijding van het opiumgevaar ging
de vorige eeuw Amerika voorop, waar de
Ver. Staten in 1840 een wet uitvaardigden,
waarbij de verkoop van opium werd gere
geld. In 1842 werd een verdrag gesloten
met Siam; in 1844 met China en in 1847
met Japan. Bij deze verdragen werd be
paald, dat de uitvoer van opium alleen voor
medische doeleinden was toegelaten; de
apothekers werden verplicht om van de
personen, aan wie opium was verkocht,
Halfverhon-
gerde Chinee
sche kinderen
In een aard-
spelonk. De
ouders zrjn aan
het kwaad van
bot opkun-
schuiven ton
offer gevallen
Een mysterieus schildersleven
vol vraagteekens.
Griinewald is wellicht de grootste kerk-
schilder aller eeuwen geweest. Hij leeft
voort in de enkele van hem bewaard geble
ven altaarstukken. Wie voor het Isenhei-
mer Altaar, thans ondergebracht in het
museum van Colmar, staat, schouwt recht
in de ziel van den meester Mathis Neit-
hardt Gothardt en voor hem zijn er geen
vragen meer wie deze mysterieuze schil
der in het leven van alledag is geweest, hoe
hij heeft geleefd, hoe hij er uit gezien moet
hebben. Zijn geest is voor eeuwig vast ge
legd in enkele monumentale werken, over
het algemeen de vrucht van ettelijke jaren
arbeid, werk, dat aan het volmaakte grenst.
Het zijn felle, echt klassieke tinten, waar
van deze meesters het geheim voor zich-
zelve behouden hebben waarin zij de
heilige gestalten hebben afgebeeld, waarin
op onnavolgbare wijze hun gelaatstrek
kan vorm kregen. Devotie, smart of boven-
aardsche vreugde uitdrukkende.
Wanneer men deze juweelen van schil
derkunst aanschouwt, krijgt men diep ont
zag en bewondering voor den man, die zé
schiep; en zou niets liever willen dan deze
indrukken voor altijd in de herinnering te
prenten. Vroeger war n over de omstreden
figuur van Grünewald reeds verscheidene
boeken versohenen, maar de kleuren en
daar ging het in de eerste plaats
kwamen in de reproducties niet
tot hun reohk De druktechnieken xUa <J&
laatsten tijd evenwel met reuzenschreden
vooruit gegaan en zoo zullen de GrÜne
wald vereerders met vreugde vernemen,
dat onlangs een prachtige platenatlas van
zijn werken het licht zag bij den Atlantas
Verlag (Berlijn Zürich), waarin door vol
maakte kleuren reproducties voor het
eerst recht gedaan wordt aan het oeuvre
van dezen grootmeester.
Uit zijn leven zijn betrekkelijk weinig
feiten bekend. De eerste sporen van „Ma
this der Maler" (Hindemith wijdde aan
hem een van zijn schoonste composities)
vinden wij in Aschaffenburg. Dit Main-
stadje was sedert het begin van de vijftien
»de eeuw de residentie van de aartsbisschop
pen van Mainz. Waarschijnlijk heeft Mathis
zich hier opgehouden sedert 1481. In 1487
hooren wij voor het eerst van een opdracht
voor een altaarstuk. Omstreeks 1490 moet
hij de stad hebben verlaten, waarschijn
lijk omdat de opdracht voor het hoogaltaar
in de parochiekerk was gegeven aan den
kunstenaar van minderen rang (Hans van
Worms). Grünewald moet toen reeds een
schilder van groote bekendheid zijn ge
weest. De volgende tien jaar zijn wij z'n
spoor bijster.
In den zomer van 1501 vestigt hij zich
te Selighenstadt, waar een generatie later
Hans Memling het levenslicht zou zien.
Naar alle waarschijnlijkheid heeft hij hier
een groote werkplaats met verscheidene
assistenten gehad, waar een aantal opdrach
ten werden uitgevoerd. Al spoedig volgt
zijn benoeming tot hofschilder en adviseur
in kunstzaken bij den aartsbisschop. Hij
ontvangt een wapenbrief, waaruit de con
clusie getrokken mag
worden, dat hij in hoog
aanzien stond.
Albrecht Dürcr zijn
groote tijdgenoot en
tevens zijni groote te
genvoeter heeft hij,
voorzoover bekend, een
maal ontmoet.
Bij die gelegenheid, het
was tijdens de keizers
kroning in Aken, bood de meester van
Neuerenberg Mathis een geschenk aan Ier
waarde van twee gulden, voor dien tijd
een aanzienlijk bedrag, wellicht met het
oogmerk, dat hij hem zou aanbevelen bij
den aartsbisschop. Tot een opdracht is het
evenwel nooit gekomen. Wel heeft Grüne
wald een altaar, dat Albrecht Dürer begon
nen was, voltooid, maar een en nder ge
beurde geheel onafhankelijk van elkaar.
Trouwens het aandeel van Dürer is door
brand verloren gegaan.
Het groote werk van Grünewald blijft
echter het Isenheimer Altaar. Omstreeks
1512 moet hij er een aanvang mede ge
maakt hebben, terwijl het. gereed kwam in
1516, het sterfjaar van den abt van het
klooster. Verscheidene deelen moeten uit
gevoerd zijn in de werkplaats te Selighen
stadt. Uit kleine correcties, die op de panee-
len zijn aangebracht, blijkt hoe critisc'n de
kunstenaar te werk ging. Zoo heeft dit
werk hem beziggehouden, dat hij nergens
tijd voor had. Op een belangrijk proces,
waar hij als hoofdgetuige moest verschij
nen, wachtte men tevergeefs.
De Boerenoorlog, die in 1525 uitbreekt,
breekt zijn werkkracht. Hij twijfelt,
tusschen het Katholicisme en het Luther*
sche geloof, het gevolg is dat hij uit der,
dienst van den kardinaal wordt ontslagen.
Mathis trekt nu van de eene plaats naai
de andere. In Augustus 1528 is hij gestor
ven. Zijn nalatenschap bestond uit staats-
gewaden en gouden ringen, de wapenbrief;
twee rozenkransen, luthersche geschriften
bijzondere kleurstoffen een een beeltenil
van den Gekruisigde.
Aschaffenburg aan den
Mala. Gezicht op het be
roemde slot, aan den
bouw waarvan Mathis
Griinewald een zoo
groot aandeel heeft ge
had.
OPIUM DE VLOEK VAN EEN VOLK