Het avontuur met Sascha Strenge tucht in de kinderafdeeling van den dierentuin Hoe vrouwen leeuwen- en berenbaby's verzorgen DE ROOFBURCHT IN DEN BERG Fogingen om kleine roofdieren door vrouwen te laten verzorgen, hebben tot interes sante resultaten geleid. Zij wennen het dier aan het samenleven met de menschen, spelen met hem en houden hem den geheelen dag bezig. Mannen zouden zich bij dit werk spoedig gaan vervelen; de vrouw echter heeft er plezier in roofdieren te dres- seeren, hen te verzorgen en met de dieren om te gaan met die toewijding, die eerste vereischte is, en die juist van de vrouw verwacht wordt. Een doelbewuste dressuur komt voor kleine beren, leeuwen en andere dieren niet in aanmerking. Zij worden evenwel, wanneer men aan hun speelschheid toegeeft, onwillekeurig voorbereid op samenleven en samenwerking met de menschen. Voor deze persoon hebben de kleine beren wel respect. Maar aan teedere omhelzingen zijn reeds heel wat schorten ten offer gevallen. DIKWIJLS ga ik voorbij de „kinderaf deeling'1 van den dierentuin, om de grappige beren gade te slaan en te bewonderen, hoe handig de verzorgster is, {Tie met de leeuwen optrekt. Dat is in het geheel niet zoo ongevaarlijk als het den leek toeschijnt. Geen oogenblik mag de verzorgster de dieren uit het oog verliezen, want de practijk heeft geleerd, dat leeu wen, die nog maar nauwelijks tien jaar oud zijn, reeds levensgevaarlijk kunnen zijn. Juist is de verzorgster bezig met twee leeuwenbaby's en rijdt hen in een kinder wagen naar hun moeder. De afdeeling voor de wilde roofdieren, ligt ongeveer tien mi nuten gaans verwijderd van de „kinderaf deeling" van den tuin, waar de jonge die ren „opgevoed" worden. Zij heeft er de handen vol werk aan, de welpen, die nogal roerig zijn, te bedwingen en heelhuids af te leveren bij de moeder. „Voortdurend moet ik oppassen", ver klaart zij. „Eenmaal zijn de leeuwtjes er uit gesprongen, en om hen daarna weer te vangen, was geen gemakkelijke taak. Se dert mij dat overkomen is, ben ik wel op mijn hoede. Ook bij dit soort werk, even als bij het verzorgen van groote roofdieren, Is concentratie eerste vereischte, concentra tie en nogmaals concentratie.*' Wij zijn nu in het groote roofdierenhuis gekomen. Statig loopt de leeuwin door de kooi te ijsberen. Wanneer de kleinen in haar hok zijn binnengelaten, begint zij hen aanstonds te likken ter begroeting en daar na heeft het er veel van weg, dat zij zich door haar kinderen de avonturen van dezen dag laat vertellen. Vergenoegd loopen de kleine dieren snuffelend om de moeder heen, worden uitgelaten vroolijk, spelen met haar staart, maar tenslotte zijn zij moe gespeeld en beginnen te drinken. De ver zorgster van de welpen staat naast mij en beschouwt nauwkeurig de kleinste bewe gingen van de dieren. „Zijn zij niet prach tig?" vraagt zij trotsch. „Over twee uur moet ik hen al weer bij de moeder wegne men, maar wanneer ik de welpjes van avond terugbreng, mag de oude leeuwin haar kinderen den geheelen nacht bij zich houden." Op den terugweg naar de afdeeling der kleine dieren vertelt de verzorgster mij, hoe zij ertoe kwam dergelijke kleine die ren te gaan opvoeden. „Reeds als kind hield ik hartstochtelijk veel van dieren en zorgde voor verscheide ne huisdieren. Later heeft een dolle hond mij in den arm gebeten. De wonde wilde maar niet heelen, en zelfs nu heb ik nog hevige pijnen op deze plaats." „Heeft die ervaring U dan juist niet af geschrikt?" „Geenszins. Natuurlijk komt het ook bij leeuwen wel voor, dat zij al spelende de klauwen niet intrekken en dat men de een of andere verwonding oploopt. Maar dat moet men het dier niet kwalijk nemen. In ieder geval moet men voorzichtig zijn. De stokken heb ik alleen bij me, om mee te spelen en hen zoo noodig af te weren. Ge slagen heb ik daarmede echter nog nooit. Maar zij zijn wel zeer noodig om hen op een afstand te houden. Een slag met de zweep zou al zeer noodlottig kunnen zijn, omdat de dieren met hun klauwen stukken vleesch uiteenscheuren en dientengevolge licht kleine vleeschresten in die klauwen achterblijven. Wanneer men die klauwen niet terstond zorgvuldig uitwascht en rei nigt, zou hierdoor maar al te spoedig infectie kunnen ont staan." .Wordt U dikwijls op de een of andere wijze verwond?" met hem gewoonlijk weinig meer aan te vangen. „Ja zeker, het zijn prachtige dieren", zegt de verzorgster, die nog altijd naast mij gaat, wanneer zij ziet hoezeer ik me vermaak met deze spelende Teddy's. „Maar mijn leeuwen zijn mij toch liever." Even verderop liggen de groote leeuwen lui in hun kooi. Wanneer zij hun verzorg ster zien aankomen, staan zij op en komen Boven: kleine wolfjes, die door de moeder niet gezoogd worden, wor den met de flesch groot gebracht. „Zelden. Dat gebeurt alleen onder het spelen, wanneer men niet voldoende oppast. Men moet ten slotte niet vergeten, dat men met gevaarlijke roof dieren te maken heeft. Men kan leeuwen als het ware op het gezicht aflezen, wat zij den ken. Van die openheid houd ik. De beren daarentegen, die veel ongevaarlijker zijn, laten zelfs niet raden wat zij denken of willen. Hun snuit heeft altijd dezelfde uitdruk king. Maar plotseling kunnen zij hun verzorgster bijten, wan neer zij zich op de een of andere wijze door haar geprikkeld voe len." Terwijl wij zoo praten, gaan wij langs de berenkooi. Daar is juist een leerlinge bezig met de jonge die ren. De beren moeten steeds bezig gehou den worden, opdat zij niet te dik worden, want dan gaat de aardigheid van de dieren af. Is een beer eenmaal lui en dik, dan is de buurt was, te hulp had kunnen snellen. Terwijl wij staan te praten, zijn de leeu wen met elkaar gaan spelen. De dieren- temster gaat de kooi binnen, waar o.a. ook een zware autoband ligt. Zij laat Carlos dezen band ronddraaien en kijkt dan tege lijk met haar vriend er door heen. Ik vraag me af, wat er wel zou gebeuren, wanneer de leeuw met zijn klauw naar haar gezicht zou slaan maar zij weet nauwkeurig hoever zij het dier kan vertrouwen. Later spreek ik nog met enkele andere dierenverzorg sters. Allen zijn opgetogen over haar werk, of zij nu een steenmarter met klei ne stukjes vleesch moeten voeren, of een uit Afrika ingevoerd bijzonder soort bok de flesch moeten ge ven of onhandige, kleine wolfjes helpen altijd weer zijn deze vrouwen bij het verzorgen van de ze dieren in haar element, en van de schepsels, die aan haar hoede zijn toevertrouwd, toonen zij altijd weer begrip. Als een berenverzorgster mij haar aan flarden gescheurd Onder: kleine leeuwtjes. Op dezen leeftijd zijn de instincten van het roofdier nog niet ontwaakt. ^en pas uit Afrika ingevoerd bokje» WJ de voeding v«£l Sfgfffe yfttiil bij de tralies, om zich door haar te laten liefkoozen. „Ziet u Sascha daar", zegt zij, „zij heeft mij maandenlang slechts grimmig aange keken en tegen me gebromd; nu komt dat nog heel zelden voor, alleen, wanneer zij een slechte bui heeft. Ralf, Prins en Cae sar doen eerst sedert enkele weken mee aan het spelen. Maar Ralf ie ook im nog wan trouwend en volgt mij, met de oogen, waar ik ook ga. Daarentegen was Carlos van den vierden dag, dat hij hier kwam, vriendelijk tegen mij. Dikwijls noodigt hij mij uit met hem te spelen en laat dan steeds zijn Uh. Uh.hooren. „Zouden de leeuwen zelfs nu nog voor U gevaarlijk kunnen zijn?" vroeg ik de ver zorgster. „Ongetwijfeld. Ik zal U een voorbeeld geven. In een naburige stad heeft de vrouw van een temmer uit een circus, met jonge leeuwen gespeeld of het honden waren. De dieren waren veel jonger dan de mijne, en die zijn nu toch reeds een jaar oud. Eens stoeide de vrouw met haar leeuwtjes in de kooi. Daarbij bleef zij met haar schort ha ken aan een der klauwtjes; spelenderwijs sloeg ook een ander toe. De vrouw kwam overeind en probeerde uit de kooi weg te komen, maar tevergeefs. De leeuwen vie len haar aan blijkbaar was plotseling het roofdiereninstinct gewekt en scheurden haa* aan stukken, voordat haar man, die in schort toont, om te laten zien, hoe leuk de dieren heb ben gespeeld, en wanneer haar collega in de middag uren op verschillende plaatsen haar kousen moet stoppen, dan hoort men geen verwijt uit den mond dezer vrouwen aan het adres der dieren. „Kleine dieren spelen en daarbij kan zoo nog wel eens het een en ander gebeu ren", zeggen zij. Geen van haar zou van haar bescher meling afstand willen doen, zoo zeer zijn zij aan de die ren gehecht. Vroolijk spel in tl« leeuwenkooi. Sascha was eerst zeer gevaarlijk, nu speelt deze leeuw vroolijk mede. Een van de best bewaard gebleven, on- deraardsche burchten slechts aan een enkeling bekend, omdat deze niet aan den grooten weg ligt vindt men in Ober- bayern, in de omgeving van het aantrekke lijke stadje Traunstein. In een liefelijh heuvellandschap droomt, den tijd verge tend, een klein dorpje, waarboven steil een rots oprijst: Stein a. d. Traun. Aan den voet van deze rots is een nieuv» slot gebouwd, elders ziet men nog het res tant van een oude ruïne, maar dit alles verraadt niets van het geheim in het hart van deze bergrots. Sedert eeuwen is de berg dicht begroeid met struiken en boo- men, waardoor hij een wereld op zichzelf is geworden. De niets vermoedende vreem deling zou er voorbij gaan. Met een lantaarn daalt men de bijns loodrechte trappen af en gaat door nauws gangen van deze onderaardsche burcht. He* is een echt roofnest uit „den goeden, ouder tijd". Om de groote zalen, de kemenades ec de keuken zijn gangen aangelegd, dis naar buiten nauwelijks zichtbare schietga ten hebben. Het merkwaardigste zijn even wel de zgn. vluchtgangen, die thans gedeel telijk versperd zijn door instorting, en dif zich uitstrekken tot de nabije stad Trost- berg. Waarschijnlijk dateert deze burcht uil den tij^ der Romeinen, daar hier eens de grens tusschen het Salzburgsche en het Beiersche land liep, welke door twee kastee- len beheerscht werd. Het was voor de Mid- deleeuwsche ridders wel nauwelijks denk baar, met behulp van hun primitieve werk tuigen, in het hartje van dezen rots door t« dringen. Daarom namen de latere roover» deze onderaardsche schuilplaats als dank baar erfstuk van de Romeinen over en noemden zich, niet zonder humor, „riddert van steen". Vooral Heinz von Stein, d€ schrik der burgers en de meisjesroover is in de Middeleeuwsche kronieken een cen trale figuur en houdt nog heden de gemoe deren van romantische lieden bezig. Hij werd tenslotte door zijn eigen „makkers' in den burcht vermoord. De geschiedenis verhaalt, dat Keizer Maximiliaan 1 op een veldtocht tegen de roofridders in het jaar 1502 het rotsnest wekenlang tevergeefs heeft belegerd en zelfs in onzen tijd schijnt het pantser, dat door de natuur zelf is vervaardigd, niet te doorbreken. NIEUWE S.O.S.-RAKETTEN. In de ontwikkeling van licht- en signaal raketten heeft men een belangrijke schre de vooruit kunnen doen. Een nieuw soort raket zal den menschen, die zich in de hoogste nood bevinden, nog een mogelijk heid bieden, om hulp op te roepen. De tot dusver door schepen gebruikte raketten, hebben het nadeel, dat zij slechts één en kele seconde licht geven en bovendien ia de hoogte, waartoe zij stijgen veel te ge ring om op grooten afstand gezien te wor den. De lading van de nieuwe raket, de uit vinding van een Duitsch ingenieur, kan tol een hoogte van 30004000 meter stijgen. De raket wordt nadat de lont is aangesto ken in het water geworpen, ontbrandt daar na weinige seconden en stijgt lood recht omhoog. Wanneer zij haar hoogste punt bereikt heeft, slingert de raket een roteerend voorwerp naar buiten, dat aan een valscharm bangt, waardoor het lang zaam zinkt. Zoodoende blijft het twee mi nuten lang van grooten afstand zichtbaar. De raket functioneert nog, wanneer het schip reeds zinkt. Wind en zware zeegang hebben op deze in het water geworpen ra ket geen invloed. Dat dit soort raket niel alleen voor de scheepvaart en voor sein huizen, maar ook voor de luchtvaart een belangrijke schrede voorwaarts beteekent, ligt voor de hand. Het is gebleken uit proeven, dat het lichtende, rondwentelen de voorwerp, bijzonder duidelijk zichtbaai aafcfc.

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1940 | | pagina 8