IN HET RIJK VAN KONING WINTER Wanneer de Ijs vorst Thialf regeert...... m Verschrikkingen van catastrofale winters in vroeger eeuwen -■a** Gouden stille kusten en de zee nog blauw, en de blijde vele golven, die er spelen, en die witte lucht van voog'leno, de vele meeuwen, zwevend door de zuiverende kou. Zwermend als een bui, als een gevleugeld sneeuwen, en hun kreten af en aan over mijn hoofd; heb ik ooit wel in een ander lied geloofd hier op aard dan de verloren kreet der meeuwen? En zij zwenken en verdwijnen, en het ls nu weer stiller, en het gouden uur wordt later, en ik loop verloren verder langs het water van der eeuwen eenzame geheimenis. Uit A. Roland Holst: Een Winteravondval. "-k. 'V.T.;, Tu V. vn V./.' Een winter zonder ijs is geen Hollandsche winter. Heldere zonnestralen vallen door de ont bladerde takken van het winterwoud. MET de r in de maand begint door gaans de koude te komen. Wan neer het eenmaal November of December is geworden zijn er de oogen van tallooze jongeren, die verlangend naar den hemel zien, of de wolken zich niet aaneen duiten tot een parelgrijs wolkendek, dat Dnder gunstige omstandigheden een fik- jchen sneeuwval belooft. Anderen beslui ten den avond voor zij ter ruste gaan met jen blik naar buiten en wanneer dan aan den nachtelijken hemel de koele, vurige jterren staan te schitteren, en er een ve nijnige wind uit het Oosten giert, gaan zij net vreugde slapen, omdat het nu binnen tnkele dagen wellicht zoover zal zijn, dat re er met de schaatsen op uit kunnen. Maar hoe dikwijls is in ons landje met z'n onbe trouwbaar klimaat deze hoop niet ij del ge bleken! Al staan de jaartallen van de felle winters in de lage landen gegrift in het ge heugen, toch komen ze vrij zelden voor, jammer voor de liefhebbers van de schaats en een partij sneeuwballen, maar gelukkig voor de minder bedeelden onder ons, die ook zoo dikwijls, wanneer het gaat winte- „ren. naar den hemel zien, al is het met heel andere gevoelens, met de vurige hoop, dat te felle koude uit mag blijven. Dat is de keerzijde van de medaille, en het ligt slechts aan de omstandigheden, welke mo tieven het zwaarste wegeti.... Wij willen dit jaar in onze wintersche overpeinzing eens nagaan welke strenge winters in de laatste eeuwen werden geregistreerd. Wintertij in den loop der eeuwen. Er zijn reeds heel wat strenge winters over de hoofden onzer voorouders gegaan dat is weliswaar een zwakke troost wan neer de winter zich doet gevoelen van zijn hardste, dat wil zeggen koudsten kant maar voor velen schuilt daarin toch ook weer een bemoediging dat het menschenge- slacht wel tegen een stootje kan en al deze koude-c-risis heeft doorstaan. Over het alge meen zoo merkten we reeds op in onze Inleiding zyn lange strenge winters in ons land vrij zeldzaam, en ook het geval dat de sneeuw zoo hoog opwaait, dat daar door alle verkeer gestremd wordt, even eens. De winters, die rijk waren aan sneeuwval, zijn reeds in de oudste kronie ken, welke wij bezitten, nauwkeurig opge- teekend en wij kunnen ons op grond daar van een vrij nauwkeurig beeld vormen van de ex-horbitante moeilijkheden en ver schrikkingen, die hiervan het onmiddellijk gevolg waren. Uiteraard moesten de win tersche natuurmachten In vroeger eeuwen een veel funester uitwerking hebben, om dat-men toen nog niet de beschikking had over de moderne technische hulpmiddelen, zooals die ons thans ten dienste staan, on der meer in den vorm van sneeuwploegen, die door een goede organisatie in weinige uren de hoofdverkeerswegen van hun sneeuwlast bevrijden. De motor speelt daar bij een voorname rol; maar wij dwalen af. Als de oudst bekende sneeuwwinter heb ben de kroniekschrijvers het jaar 1439 op- geteekend. Nadat het 31 dagen ononderbro ken had gesneeuw de Neckar, een rivier die zeer moeilijk dichtvriest door de snelle strooming, was steenhard bevroren wa ren de lage landen en zelfs geheel Duitsch- derom een zeer sneeuwrijk jaar. Opnieuw viel de sneeuw een maand lang zonder tus- schenpoos. In 1600 volgde de eene sneeuw bui op de andere; tenslotte lag de sneeuw zoo hoog, dat in de dorpen de huizen nog slechts met de topgevel omhoog staken. De menschen zaten in hun huizen als gevan genen opgesloten. Wie naar buiten wilde, bijvoorbeeld om enkele noodzakelijke le- Vredlg ligt het dorp onder z'n witte last als In een sprookje. land overdekt met een dik pak sneeuw. Maar nauwelijks drie jaren later bleek het, dat ook deze recordwinter nog over troffen kon worden, want ditmaal sneeuw de het 37 dagen achtereen en vanwege de lage temperatuur bleef de sneeuw 14 weken liggen. Vele, vooral kleinere plaatsjes, wa ren volkomen afgesneden en bij deze ge legenheid moet het zelfs zoo koud geweest zijn dat de molens invroren. Na dezen winter der verschrikkingen van 1442 beleefde de menschheid in 1491 we- Bckoren dennen en sparren des zomers door den zoeten geur, des winters zijn ze bedekt met vlokken sneeuw, stuk voor stuk ware prachtstukken der natuur. eens herhaald in 1658. Daarna schijnen de wintersche verschrikkingen niet meer van die buitensporige vormen te hebben aan genomen. Gedurende meer dan honderd jaren wordt dan geen winter gemeld, welke door al te veel sneeuwcatastrofes gekenmerkt werden, totdat wij in de kronieken gena derd zijn tot het jaar 1784. Ook in de vo rige eeuw was er menige koude,, aan sneeuw rijke winter, om een voorbeeld te noemen de jaren 1846 en 1860, terwijl ,de strenge vorst van 1888 de andere generatie onder ons nog voor een deel heeft beleefd en er de onuitwischbare herinneringen aan heeft behouden. Het schijnt wel of elke eeuw voor de be woners op onze breedte een aantal bijzon der zware winters kreeg toebedeeld. Na 1900 zal bij velen nog als zeer streng de herinnering blijven aan den oorlogs winter van 1917. Dat was tot dusverre de strengste in deze eeuw. De thermometer daalde tot 35 graden onder nul. Daarna heeft de winter 1928'29 ons de laastste verschrikkingen bezorgd en van den vorigen winter kan men slechts zeg gen dat hij op het stuk van internationale verspreiding niets te wenschen heeft over gelaten. Wij willen deze kroniek van wintersche verschrikkingen besluiten met een goeden raad. Niet alle winters zijn zóó streng als de hierboven beschrevene. Het kan ook weldadig koud zijn. En dan is het de rech te tijd om in de natuur een kijkje te gaan nemen. De natuur des winters is zoo geheel anders dan in de herfst. Er zijn honderd en één verschijnselen in waarvan ge het bestaan eenvoudig niet had vermoed. Wie er op uit wil trekken moet zich van te vo ren eenigszins orienteeren. Daartoe bestaat een unieke uitgave. Wij bedoelen het deel: „W1 n t e t", uit de cyclus „Een jaar Na tuurleven", (uitgave Scheltema en Holke- ma, Amsterdam, waarin begenadigde schrij vers. als R. J. de Stoppelaar, Jan P. Strij- bos en A. B. Wigman, in woord en beeld uw deskundige gidsen zijn. Zij vertellen U de duizend en één kleine dingen, welke ge over het hoofd zou zien op een winter sche wandeling. Of ge zwerft langs rivier of plas, over de hei of door het bosch, dit prachtige boek dient uw raadsman te zijn. Èen weelde van foto's vult de tekst aan. Wie van zijn land houdt, wie het wil lee- ren kennen in het wintersch gewaad, ra den wij met klem dit werk aan te schaffei en het terdege te bestudeeren. DES WINTERS IN HET ZUIDEN. Op elk schilderstuk pleegt men den win ter uit te beelden met een dikke laaj sneeuw, waaronder de slapende natuur ba- dolven is, Deze voorstelling van den winter hoi geslaagd ook in zinnebeeldig en artistiek opzicht wijkt geheel af van het beeld van Italië in den winter.Azuurblauw! luchten, een stralende zon, 'n bijzondei zacht en gezond klimaat, Wie naar dit land in dat jaargetijde reist, begint reeds van deze wonderbare gaven der natuur te genieten wanneer na een langen onbehagelijken nacht in den trein, die hem naar het Zuiden voert, te hebben doorgebracht de weldoende warme zon vroolijk door het coupé-raam naar binnen straalt. San Remo. cosmopolitisch, aristocratisch en modern, Bordighera te midden van een landschap van ongekende schoonheid gele gen, Rapallo in de zon rustend tusschen da olijfboomen en palmen, en S. Margherita, het zijn de aanlokkelijke en meest bezoch te toeristencentra aan de schoone Italiaan- sche Riviera, een paradijs waar men geen winter kent! Nog Zuidelijker is het heerlijk te rusten en te genieten, zich in de warme Siciliaan- sche zon te koesteren, in Taormina het prachtigs'te oord van dit eiland met zijn bloeiende citroen-, amandel- en sinaasap- pelboomen, waarvan de zoete geur de ge- heele omgeving vervult en op den bezoeker werkt als een aangenaam verdoovingsmid- del! Laat de wintersport-liefhebber echter niet mistroostig worden! Ook voor hem biedt Italië voldoende gelegenheid zich uit te le ven en te genieten. Een winter-vacantie in een der bergstreken zal voor hem een open baring zijn. Hij vindt er in een betoove- rend schoone omgeving moderne, drukbe zochte sportcentra, doch ook rustige, lief lijke kleine oorden met uitmuntende acco- modatie en volledige outillage, die des win ters te bereiken zijn, vensmiddelen van zijn buurman te leen en, moest uren en uren sneeuwscheppen om een smallen weg naar het andere huis vrij te maken, terwijl de sneeuw aan beide zij- den dreigend als een muur oprees. Het was een winter, die ontelbare offers onder de menschen en dieren eischte, doordat zfj be vangen door de koude, bevroren of iïi de sneeuw bleven steken. Reeds twee jaar later beleefde Centraal Europa een nieuwen catastrofalen winter. Duitschland geleek, bij een temperatuur, die nauwelijks nog te verdragen was, één groot sneeuwgraf. In 1614 deed het nieuwe jaar zijn intrede met enormen sneeuwval. Het leek alsof er geen einde aan kon ko men en van dag tot dag werd de laag hoo- ger. Dat ging zoo door bij een temperatuur van 18 graden onder nul tot mfeïden Fe bruari. In het geheel zijn toen twintig sneeuwweken geregistreerd. Dat daarbij onder de vele meters dikke sneeuwlaag over uitgestrekte gebieden alle winterge wassen verstikt werden, is geen wonder. De zeventiende eeuw schijnt behalve door stoffelijke welvaart zij werd immers de Gouden Eeuw genoemd te hebben uitge blonken door catastrofale winters. Als de ergste winter, dien men in deze eeuw bij voorbeeld in Duitschland en derhalve ook bij ons beleefde, dient te worden genoemd die van het jaar 1644, vjelke een des te fu nester uitwerking had, omdat het Duitsche land toen door de verschrikkingen van den Dertigjarigen Oorlog reeds zoozeer murw en verarmd was, dat het niet veel meer kon verdragen. In dezen winter aldus ver tellen het ons de kroniekschrijvers, lag de sneeuw zoo hoog, dat ledereen er onher roepelijk in weg zakte, wanneer hij zich buiten waagde; zonder erbarmen bevroor het wild in de bosschen of verhongerde, omdat geen mensch meer in staat was op de een of andere wijze hulp te bieden. De witte gruwelen van dit jaar werden nog Boeren gaan ter kerke door het sneeuwlandschap.

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1941 | | pagina 8