Bij het ophangen der kalender
Is onze kalender altijd zoo
geweest als nu?
'n:
'::ik$0èk
Hoe er orde wordt gebracht in de tijdrekening
Van Quippu tot zakkalender
seasi
x
Wmm i
vUo-V.tSïSs
J&Gl vS
•m:
Een berg vol vuur
in een zee van ijs
Nu ui alle huizen de oude kalender weer
door een nieuwe is vervangen en wij hier-
an al weer gewend zijn geraakt, zal bij
velen wel de gedachte opgekomen zijn of
de kalender in zijn huidigen vorm altijd
coo is geweest.
Als het oude jaar precies om 12 uur in
den nacht van 31 December eindigt en het
nieuwe jaar begint, dan nemen wij als
vanzelfsprekend aan, dat dit niet anders
kan en dat het altijd zoo geweest is. Dat
de jaargetijden steeds met dezelfde maan
den op de kalender samenvallen lijkt ons
zoo eenvoudig en na
tuurlijk, dat wij ons
nauwelijks kunnen
voorstellen, welke groo-
te moeilijkheden er te
j ver winnen waren tot
de menschen er toe
kwamen een kalender
in te voeren, die wer
kelijk met den loop der
zon of astronomisch ge
sproken met den loop
van de aarde om de zon,
overeenstemt.
Duizenden jaren lang
stonden reeds de pyra-
miden van Egypte, de
Grieksche tempels, vele
eeuwen geleden schie
pen kunstenaars en
dichters onvergankelijke
werken, voerden handelsschepen en oor
logsbodems over de zee, voordat het de
menschen gelukte, orde in de tijdrekening
te brengen. Zelfs in het beroemde oude
Rome heerschte er tot Caesars tyd zoo'n
verwarring in het kalenderwezen, dat Vol-
taire met recht kan zeggen: „De Romein-
sche veldheeren behaalden steeds de over
winning, maar wisten niet op welken dag."
En toch hebben de menschen te allen
tijde en in alle landen der aarde zich de
grootste moeite gegeven, de vluchtig voor
bij snellende tijd te meten en in te deelen.
Zelfs een op cultuurgebied zoo laag staand
volk als de Eskimo's, die geen landbouw
kennen, omdat deze in hun land onmogelijk
is, gebruiken een eenvoudig, maar uitste
kend „kalenderhorloge", waar ze met
kleine walrusstaafjes de dagen insteken.
Zooals vele andere werktuigen en gebrui
ken der Eskimo's, geeft dit kalenderhor
loge ons ook een voorstelling, hoe de men
schen vlak na den laatsten ijstijd hun leven
inrichtten, want de Eskimo's zijn ongeveer
op dezen trap van ontwikkeling blijven
staan.
Een goede kalender daarentegen is de
eigenaardige bundel snoeren, die de Spaan-
sche veroveraars 400 jaar geleden uit het
rijk der Inca's in het tegenwoordige Peru
mee naar huis brachten. Het raadselach
tige volk der Inca's kende merkwaardiger
wijze geen schrift in onzen zin, doch ge
bruikte in plaats daarvan het z.g. Quippu.
Dit bestond uit een dik hoofdkoord, dat
verschillend van lengte kon zijn, een meer
of minder groot aantal dunnere draden,
die zich door hun kleur van elkaar onder
scheidden en kleine of grootere knoopen.
Deels waren de draden onderling ook ge
knoopt. De draden en de knoopen hadden
ieder hun bijzondere beteekenis, maar ook
de volgorde der draden en hun lengte
waren niet eender. Jammer genoeg hebben
te zien is, voor ons leesbaar en wie de
beelden geleerd heeft, kan de kalender
lezen.
Naar een ander deel der wereld voert
ons de Balineesche kalender en de gesne
den houten plank uit Achter-Indië. Hier
mede bevinden wij ons in tegenwoordig
heid van volkeren met een eigenaardige,
tamelijk hooge cultuur. Op het eiland Bali
leeft een landbouwend volk van groote
kunstzinnigheid. Ook in Achter-Indië is de
landbouw de voornaamste bron van be
staan. Daarom zijn op onze kalenderplank,
die voor een heele maand geldt, de dagen
waarop de verschillende landbouwwerk-
zaamheden verricht moeten worden door
bijzondere teekens aangegeven.
Dat was oorspronkelijk ook het eigen
lijke doel van de kalenders bij alle volke
ren, dat de juiste tijd voor de bewerking
van den grond, voor het zaaien en oogsten
der verschillende gewassen vooruit bekend
zou zijn. Daarbij kwam toen het streven,
de door religie en zeden geheiligde feesten
op den kalender vast te leggen. Dit heeft
de geleerden, die in den ouden tijd meestal
priester waren, zeer veel hoofdbrekens ge
kost. Als beste middel tot afbakening van
grootere tijdvakken gebruikte men de ver
schillende gestalten van de maan. Wel
haast overal op de aarde rekende men eerst
met maanmaanden die gemeten werden
van de eene nieuwe maan tot de andere.
Hun lengte was aan zekere schommelin
gen onderhevig, in doorsnede bedroegen
zij 29 dagen, 12 uren en 44 minuten. Twaalf
van deze maanden geven echter slechts 354
dagen en eenige uren, terwijl het zonne
jaar 36S dagen en eenige uren lang is.
Daarom zagen de volkeren, die voor de
berekening van hun kalender uitgingen
van de maan zich gedwongen, nu en dan
een schrikkeldag of zelfs een heele schrik
kelmaand in te voegen, om hun kalender
weer met de jaargetijden te doen overeen-
O*.'—.
0
*v" •-
ïk"-'
de conquistadors in hun onwetendheid de
verzamelingen van Quippu's in de hoofdstad
der Inca's moedwillig vernietigd. Slechts
enkele stukken van deze eigenaardige oor
konden uit het oude Peru zijn bewaard
gebleven, daaronder de kalender, die op de
afbeelding is weergegeven. Daarin zijn de
standen van zon en maan, waarvan de
Inca's toekomstberekeningen konden ma
ken, zorgvuldig ingeknoopt.
Sterrenkunde en tijdmetingen waren ook
bij de Azteken in het óude Mexico tot
hooge volmaaktheid gekomen, tot Cortez
hun oude cultuur verstoorde. De Azteken
hadden in zooverre bij de Inca's een gewel
digen voorsprong, omdat zij een schrift
bezaten. Dat was geen letterschrift, zooals
het onze, maar een beeld- of ideeënschrift,
dat echter ook enkele woordteekens en
zinnebeeldige voorstellingen omvatte. Zoo
werd bv. de dood door een doodskop uit
gebeeld, „weduwe" door een tranend oog,
oorlog óf door pijl en'boog öf door water
en vuur.
Van dit schrift bedienden zich ook de
Spaansche ambtenaren bij het verkeer met
de inboorlingen minstens een eeuw na de
verovering en de Spaansche missionnaris-
sen om voor de Azteken de geloofsbelijde
nis en het „Onze Vader" op te schrijven.
In tegenstelling met het geheimzinnige
Quippu is het beeldschrift, zooals op het
blad van een oud-Mexicaansche kalender
goeddunken van den opperpriester af of
een maand zoo kon worden bijgevoegd of
niet en de opperpriester maakte van zijn
bevoegdheid een tamelijk willekeurig ge
bruik. Daardoor geraakte de kalender in
een hopelooze verwarring, tot Ceasar de
kalender met behulp van den Egyptischen
geleerde Sisigenes hervormde.
Deze kalender, die naar Julius Ceasar
de Juliaansche genoemd werd, stelde het
jaar op 365 dagen vast en voerde iedere 4
jaar een schrikkeldag er aan foe. Dat was
iets te veel en het gevolg was, dat het begin
van de lente in 400 jaar drie dagen na den
21sten Maart viel.
Toen deze verschuiving tien dagen was
geworden, besloot Paus Gregorius XIII in
het jaar 1582 tot verbetering van den
kalender. Het duurde lang tot deze Gre-
goriaansche kalender, die thans over de
geheele wereld gangbaar is, algemeene
erkenning vond.
Ook de telling der jaren van Christus
geboorte is nog niet zoo heel oud. Het jaar,
waarin Christus geboren werd, is voor het
eerst door den Abt Dionysius Exiguus in
het jaar 525 berekend, maar de verbreiding
der Christelijke jaartelling is heel lang
zaam gegaan.
Voor het eerst werd deze in het jaar 704
in Engeland gebruikt om te dateeren, sinds
876 in Duitschland, in Spanje en Portu
gal eerst sinds de 14e en 15e eeuw, in
Rusland zelfs pas in 1700.
Eindelooze berekeningen, verhandelingen
en geestelijke studie zijn noodig geweest,
voordat de beschaafde menschheid over de
geheele wereld tot een zelfde tijdrekening
en tot de juiste kalender kon komen.
stemmen. Daarom voegden de oude Romei
nen bij Februari, die de laatste maand van
het jaar was, om het jaar een schrikkel
maand, welke afwisselend uit 22 en 23
dagen bestond. Op deze wijze hadden de
Romeinen hun tijdrekening eenigermate in
orde, toen ze deze schrikkelmaand hadden
ingevoerd.
Daadwerkelijk hing het echter van het
bergreuzen mwt den
Oost-Gnpenlandstroom
naar het S'uiden worden
gevoerd. ."Ken eiland, dat
bekroond wordt door
een 2500 meter hoogea
vulkaan, uit welks kra
ter wel gien gloeiende
lava meur borrelt, doch
in wiens inwendige nog
zoovetfl geweldige
krachten sluimeren, die
zich woelen en roeren
en het eiland op zijn
grondvesten doen beven
Hoe betoo WM end het
is, in het voorjaar bij
den terugkeer van het
daglicht, van de kust
over de wijde zee te
turen, als de ijsbergen
als reusachtige oceaan-
stoomers op de golven
drijvenJan May en
is een verschrikkelijk
oord. De zee rondom
het eiland loopt dik
wijls vol pakijs, het bin
nenland verstart tot
gletchers, doch ondf.t
de dunne aardkor >t
dreigt onophoudelijk ,je
felle vuurgloed, altijd
gereed, het eiland op te
blazen.
De beteekenis van het mete
orologisch station.
Hierboven
Een blad van een oude Mexicaansche
kalender.
Links boven:
Een weekkalenderhorloge van de Eskimo's,
de dagen worden met kleine walrusstaafjes
aangeduid.
Rechts boven:
Deel van een Balineesche kalender. De
dagen zijn hier symbolisch voorgesteld en
in bonte schilderingen uitgevoerd.
Links:
Een landbouwkalender uit Achter-Indië.
Op een houten plank is een heele maand
uitgesneden.
Rechts:
Een geknoopte kalender uit Peru.
door Ir. F. W. Hansen.
De aardbeving, die kort gele
den het eiland Jan May en
teisterde, heeft de aandacht
der wereld gevestigd op dit
belangrijkste weerkundige
station van de Noordpoolstreek
Het is gelegen tusschen IJsland
en Spitsbergen, heeft een
oppervlakte van 370 vierkante
K.M. en wordt bediend door
drie Noorsche meteorologen.
In onderstaand artikel wordt
de wetenschappelijke beteeke
nis van het werk op het Jan
Mayen-eiland uiteengezet.
Van het eenzame eiland Jan May en in
de Verre Poolzee is weinig en toch ook
weer heel veel te vertellen. Voor den
doorsneemensch is het gruwelijk om zijn
eentonigheid en zijn geïsoleerde ligging.
Het leven is er niet glad en gemakkelijk.
De spaarzame vegetatie, die zich in de
korte zomerweken nog weet te ontwikke
len een stuk gras hier en daar, een paar
schamele bloemen ziet er in deze ruige
omgeving zoo triest, zoo hulpeloos uit, dat
de sombere indruk die dit eenzame eiland
in de Noordelijke IJszee op den bezoeker
maakt, er nog slechts door versterkt. Op
den korten zomer volgt weldra de einde
loos lange winter met zijn eeuwige nacht.
Orkanen jagen de wolken over het eiland,
hullen het in fantastische nevelgevaarten,
die zich weldra in sneeuw en ijs ontlasten
en het eiland voor zeven lange maanden in
een ijswoestijn herscheppen, een wereld
waarvan wij niets afweten en waarvan wij
ons geen denkbeeld kunnen vormen.
Slechts een „berennatuur" kan
hier aarden.
Wie echter de natuur ook in haar-ruwe
uitingsvormen liefheeft, wie niet slechts
bekoord wordt door bloeiende bloemen en
zonneschijn, die zal op het eenzame Jan
Mayeneiland dingen kunnen beleven, zóó
ongewoon, dat zij hun weerga nauwelijks
hebben Een eiland midden in de IJszee, in
de zone, waar de machtige Ijsklompen als
Op dit eenzame eiland werd in h»t jaar
1921, toen de meteorologische wetenschap
haar belangstelling meer en meer op de
Poolstreken richtte, een weerkundig zend
station opgericht. Sinds het jaar 1921 be
hoort Jan Mayen tot de zoogenaamde
„draadlooze observatoria van het Noorde
lijk halfrond"; het ontvangt de weerkun
dige waarnemingen van alle belangrijke
stations en zendt deze meermalen daags
voor de scheepvaart uit. Doch meer dan dat
Jan Mayen is een van de voornaamste
stations, die zelf weervoorspellingen doen,
en wel omdat men ontdekt heeft, dat dit
station daarvoor buitengewoon gunstig is
gelegen, namelijk aan het uitgangspunt van
de voor de Noord- en Midden-Europeesche
weersgesteldheid zoo belangrijke koudegol
ven van polairen oorsprong.
Nu moet men in aanmerking nemen, dal
bepaalde weersgesteldheden, eer ze bij ons
aankomen en zich doen gelden, reeds een
weg achter den rug hebben, die hun toch
altijd een dag of drie tot vijf heeft gekost.
Het is daarom van bijzonder belang te
weten, of en op welk tijdstip de betreffen
de weersgesteldheid, die over enkele dagen
voor Midden-Europa beslissend kan wor
den, de meer aan het begin van den te
volgen weg gelegen stations heeft bereikt,
Volgens de metingen, die daar worden
verricht en die gegevens aangaande bewe
gingssnelheid, energie, en atmosferische
bijzonderheden verschaffen, kan men, te
zamen met tal van andere waarnemingen,
een prognose voor het betreffende gebied
opstellen, die wel niet kan gelden als een
voorspelling op langen termijn, doch de
tendenties van het weer enkele dagen van
tevoren aankondigt, hetgeen bij den hui
digen stand van de meteorologische weten
schap reeds van zeer veel beteekenis is.
Het rhythme der „weercomplexen"
De streek van Groenland tot Spitsbergen
met het eiland Jan Mayen als middelpunl
geldt als uitgangsgebied voor de koude
luchtstroomingen uit het Noord-Westen en
Noorden. Alle koudegolven en sneeuwbuien
die wij hier in Midden en West-Europa
dezen winter gehad hebben, hadden hun
uitgangspunt in de Groenlandsche polaire
koudegolven. Het ligt dus voor de hand, dat
de dagelijksche radioweerberichten van
Groenland, IJsland, het IJszeegebied en
Spitsbergen van groot belang zijn. Vooral
de berichten van het station Jan Mayen
nemen hier een belangrijke plaats in, om
dat dit station het eenig betrouwbaar wer
kende tusschen Oost-Groenland en hef
vasteland van Scandinavië is.