Dc laatste.... op één na.
UITGAVE: DRUKKERIJ SMIT - SOESTDIJK
Vijf jaar ooschuldig op
het Duivelseiland.
IN DE HOEK.
Plaatselijk nieuws.
SOESTER COURANT
Verschijnt iedere Dinsdag en Vrijdag.
24e JAARGANG. - No- 3
Bureau: Van Weedestraat 35 Telefoon 2566 - Giro 126156
Abonn. p. kwart f 1.50 - Per post f 1.75
DINSDAG 13 JANURI 1948.
Boekarest is de hoofdstad van Roeme-
ni<- en dus woonde de koning van Roe
menie in Boekarest. Zoals dat hoort, in
een echt paleis, met schildwachten er
voor. Die schildwachten hadden hanc-
veren op hun hoofddeksel en wji heb
ben ons eens laten uitleggen, door ie
mand, die veel verstand van dat soort
dingen had, dat kwam, omdat Mi
chael van afkomst een Hohenzollerm
was... U weet wel, die familie, die ook
keizers van Duitsland leverde.
Hohenzollerns zijn er nog bij de vleet,
maar Michael was de laatste, die een
koningskroon droeg. De eerste en de
tweede wereldoorlog hebben ten Oosten
van de Rijn en de Alpen een grondige
opruiming gehouden onder de gekroon
de hoofden. De eerste vaagde die van
Duitsland en Oostenrijk.Hongarije weg,
de tweede, die van de Balkanstaten. Juist
andersom als in Engeland, ons land en
Scandinavië, waar het koningshuis er
telkens zoveel sterker uit te voorschijn
kwam. Hoe dat komt?
De vorstenhuizen uit Noord-West-Euro
pa groeiden in het volksbestaan, de an
deren bleven er buiten. De eerstejn zijn
de eerste dienaren van de volksgemeen
schap, waartoe zij behoren de twee
den beschouwden hun volk als hun die
naren. En natuurlijk hebben de catasfro-
phen, waarmee hun buitenlandse poli
tiek gepaard ging, gewerkt als de be
faamde storm, die het vermolmde zaakje
omver blies.
Als een der laatsfen in die contreien is
dan de jonge koning Michael verdwenen-
Op zichzelf een niet onsympathieke fi
guur. Opvolger van een vader, die het
zelfs bij de hem omringende hofadiel ver
bruid had door zijn lichtzinnige levens
wijze, was het niet gemakkelijk die kroon
weer een schijn van populariteit te ge
ven. Toch slaagde Michaël daarin en die
bescheiden mate van „bemind te zijn
door zijn volk'' verloor hij zelfs niet
door de ongelukkige deelneming aan de
oorlog tegen Rusland. En in de jaren
na de bevrijding, nu het lang geen vet
pot is in het Oosten, lïet-hij de lusttui
nen bij zijn paleis omspitten om er
voedsel te verbouwen voor zijn Boeka-
resters. „Een gebaar" zal men zeg
gen. Goed, maar dan toch een sympa
thiek gebaar. Zelfs toonde hij politiek
ruggegraat, toen de positie in de na
oorlogse regering niet aan z'n grondwet
telijke trekken kwam. Hij weigerde de
staatsstukken te ondertekenen en zette
daarmede de gehele wetgevende machi
nerie stop, totdat de regering bakzeil
haalde.
Maar met dat al bleef het koningshuis
niet meer dan een door vreemde hand
opgelegd vergulsel en veel tranen zul
len er om deze abdicatie dan ook niet
zijn gestort- Ook njet door Michael zelf,
vermoeden we- Want de Roemeense om
roeper, die het feit wereldkundig maakte,
mocht wel met veel pafhos verkondigen,
dat het volk nu zelf het lot in handen
had genomen, iedereen, ook in Roemenie,
weet wel beter. Miet of zonder koning
zit het land in de greep van Rusland.
Waarom hij dan moest verdwijnen?
Niet in de eerste plaats om de betrek
kingen Rusland-Roemenië. Wel als een
antwoord op de mislukte conferentie
van Londen, waar de vier ministers on-
verrichterzake naar huis gingen. Ame
rika en Engeland hebben daar hun eind
vastgehouden. Welnu, in het Kremlin
lqat men zien, dat men daar ook niet
van plan is het zijne los te laten. De
leiders van de politieke partijlen in de
Russische zone van Duitsland, die niet
in het gareel wilden lopen, werden uit
wandelen gestuurd. De Griekse Generaal,
die de oppositie aanvoert tegen het be
wind in Athene, vriend Markos, heeft
om erkenning gevraagd. Daarmee aajnj
de Rusesn gelegenheid gevende, óm hem
te erkennen als dat in Hun kraam te pas
komt.
De jongeling Michaël nog koning iin óns
Roemenie? Bij de gratie van Washing
ton en Londen? Michael abdiceert en
de omroeper vertelt hiet eerst in heit Rus
sisch en daarna in het Roemeens. Hij
had het eigenlijk in het Engels moeten
doen, want als je een buitenlandier een
hak kunt zetten, is het leuker, hem dat
in z'n moedertaal te laten weten.
Maar ondanks alles vlot het goed met
de Engels-Russische handelsbetrekkingen.
Dit tot troost voor de pessimisten, die
overal een aanleiding tot oorlog in zien
zelfs in het heengaan van Michael.
„Alle Joden-zijn verraders!"
Neen, deze uitroep is niet afkomstig van
Julius Streicher of een zijner bentgenoten.
Het was M.le Depute Teysonniere, die tij
dens eên verkiezingsredevoering voor 50
jaar de felste aanklachten slingerde naar
Emile Zola, de schrijver, die het waagde
een Jood te verdedigen-, een Jood, die door
de Franse Generale Staf veilig voor het
leven op het Duivelseiland was opgebor
gen, maar voor wie door moedige mannen
rechtsherstel was verkregen.
15 October 1894, 's morgens 9 uur.
De kapitein bij de Generale Staf, Alfred
Dreyfus, vervoegt zich op het Hoofdkwar
tier in de Rue St. Dominique. Hij is in
burger, volgens opdracht. Een collega. Ka
pitein Picquart, geleidt hem naar een ka
mer, waar enkele stafofficieren bijeen zijn.
Een hunner, de Markies Du Paty de Clam,
verzoekt Dreyfus een kort dictaat op te
nemen. Hij kan zelf niet schrijven, hij heeft
zijn vinger geblesseerd. Dreyfus, hoewel
verwonderd heeft men bij de Staf geen
schrijvers bij de vleet gaat zitten en
wacht. Du Paty de Clam dicteert enkele
zinnen, betrekking hebbende op het mis
drijf van hoogverraad.
„Wat scheelt u? U siddert!" roept Du Paty
de Clam plotseling uit, met theatraal ge
baar de vinger beschuldigend op Dreyfus
richtend.
„Ja, 't is koud," antwoordde Dreyfus, nog
meer verwonderd.
„Kapitein Dreyfus, in naam der wet bent
u mijn gevangene. U wordt beschuldigd
van hoogverraad." De adellijke stafofficier
speelt zijn rol met vervehet is het hoogte
punt van zijn carrière
Achter een gordijn wacht een andere col
lega, wiens naam door heel de wereld be
kend zal worden om het aandeel, dat hij in
de Dreyfuszaak heeft. Hij, Majoor Henry
van de Inlichtingendienst, hoort Dreyfus
verwilderd uitroepen: „Schiet me dan een
kogel door m'n kop". Maar Du Paty de
Clam blijft in zijn rol en zegt met waardig
heid: „Het is niet aan ons, u te doden." Een
ogenblik aarzelt de beschuldigde, zijn hand
kruipt naar de revolver, die bij hem is neer
gelegd, dan trekt hij ze met een beslist ge
baar terug. „Neen. Ik wil leven, mijn on
schuld bewijzen." Nu stapt Majoor Henry
van achter z'n gordijn, neemt Dreyfus offi
cieel gevangen. Korte tijd later bevindt zich
de ongelukkige stafofficier in de militaire
gevangenis van Cherche-Midi.
Ilt ben onschuldig.
Dat was de ouverture. Richard W. Rowan
beschrijft ze in zijn lezenswaardig werk
„The story of Secret Service". Weinig ver
moedden zij. die de rollen speelden in dit
drama, dat heel de wereld straks toeschou
wer zou worden.
Want alles was keurig voorbereid.
Men had de bewijzen in handen, dat er een
verrader bij de Staf school, die staatsge
heimen aan de Duitse militaire attaché ver
kwanselde. Wie was die verrader? Majoor
Henry, de man van de Inlichtingendienst,
had het kunnen zeggen: hij had het brief
papier herkend van zijn collega Esterhazy,
een soldaat van fortuin, omtrent wie eigen
lijk niemand iets wist, afkomstig uit het
Vreemdelingenlegioen, die vergaarbak van
obscure elementen, en dank zij de schaarste
aan officieren na de FransDuitse oorlog
bij het staande leger en zelfs bij de Inlich
tingendienst aangesteld. Henry kon het
briefje niet verdonkeremanen, dus moest
een dader worden gezocht. Wie was daar
voor beter geschikt dan de Jood Dreyfus,
die dank zij zijn uitstekende prestaties bij
de Staf was geplaatst, maar wiens benoe
ming het trotse Franse officierscorps (waar
een fel anti-semitisme „du ton" was) als
een vernedering gevoelde.
Het rechtsgeding tegen Kapitein Dreyfus
werd gevoerd op een wijze, met alle rechts
begrippen volkomen in strijd. Maar alles
moest geheimgehouden worden; staatsbe
lang. Daarom had eigenlijk niemand er
enige notie van, hoe ernstig hier het recht
werd verkracht.
Dreyfus werd tenslotte veroordeeld op de
onzinnigste bewijzen. De handschrift-expert
Bertillon „herkende zijn handschrift"; een
kind kon de onjuistheid van zijn stelling
aantonen, en een vergelijking met Ester -
hazy's handschrift liet geen enkele twijfel
bestaan aan de werkelijke schrijver. Maar
Henry en Esterhazy, de beide samenzweer
ders, getuigden tegen Dreyfus. Du Paty de
Clam, de deftige stafofficier met z'n voor
liefde voor theatrale effecten, kwam met
allerlei „psychologische" bewijzen, o.a. dat
Dreyfus wel hardnekkig ontkende, maar
dat zijn woorden „niet de klank der over
tuiging hadden"dat er in Dreyfus' huis
geen bezwarend materiaal was gevonden
„omdat hij alles van tevoren had doen ver
dwijnen". Maar hoe het zij, Dreyfus ontging
zijn lot niet. Hij werd op smadelijke wijze
gedegradeerd, moest de „schurkenmars"
maken rond het carré der opgestelde troe
pen en toeschouwers, welke laatste naar
hem spuwden en hem met scheldwoorden
overlaadden. En temidden van het hels ka
baal, tussen het geroffel der trommen door,
klonk zijn vertwijfelde roep: „Ik ben on
schuldig ik ben onschuldig".
Het recht struikelt op de straten.
Dreyfus zat „hoog en droog" op het Dui
velseiland. Men had er de moeite voor ge
nomen, de strafwet te wij-^ew, hem
daarheen te krijgen. Het recht, zich door
zijn gezin te doen vergezellen, werd hem
onthouden.
Inmiddels ging het leven zijn gang. Een of
ficier, die op de achtergrond getuige was
geweest van Dreyfus' arrestatie, Georges
Piquart, opgeklommen tot de rang van
overste, was chef van de inlichtingendienst
geworden. Op een goede dag lag op zijn
lessenaar een briefje, gericht aan de Duitse
Militaire attaché en kennélijk afkomstig van
een stafofficier. Picquart sprak er over
met zijn chef. Was één Dreyfus 'bij de staf
nog niet genoeg geweest? Hij wilde de zaak
serieus onderzoeken, wellicht zou blijken,
dat Dreyfus onschuldig was.
Zijn superieuren dachten er echter anders
over. Hoe zou de Staf zich blameren, wan
neer zou blijken, dat Dreyfus ten onrechte
veroordeeld was. Picquart kreeg bevel, over
dé zaak te zwijgen. Toen hij het niet deed,
werd hij naar Afrika overgeplaatst. Men
stond hem naar 't leven, maar Picquart
versaagde niet.
Er waren anderen, die de moed ook niet op
gaven, onder hen Dreyfus' broeder, die het
familiefortuin er aan waagde om de eer van
Alfred hersteld en hem met zijn gezin her
enigd te zien. Toen brutaalweg de „Matin"
van 10 November 1896 een afdruk van het
beruchte briefje, bekend geworden als het
„bordereau" publiceerde met de conclusie:
Nu kan ieder zien, dat het in Dreyfus' hand
geschreven is, ging de steen eerst goed aan
het rollen. Want het handschrift werd wel
herkendmaar als dat van Majoor Es
terhazy. En de „Figaro" zorgde voor na
dere bijzonderheden omtrent de handelingen
van deze duistere figuur.
Esterhazy, gesteund door heel de reaction-
naire pers en de toenmalige politieke en
militaire machthebbers, deed een nood
sprong: Hij vroeg een onderzoek door de
krijgsraad. De krijgsraad sprak hem vrij
wie had anders verwacht? Men had reeds
zovele stappen gezet op de weg der rechts
verkrachting. dat men nu niet meer terug
kon.
Dreyfus' voornaamste kampioen, Picquart,
was door de Krijgsraad opgeroepen om Es-
terhazy's onschuld te bewijzen. Hij weiger
de het, daar hij van het omgekeerde over
tuigd was. Ook met hem maakte men korte
metten: men vond uit, dat hij officiële do
cumenten aan niet-officiele personen had
ter hand gesteld. Hiervoor werd hij op de
13e Januari 1898 veroordeeld tot twee
maanden verzwaard arrest.
Dreyfus wordt gerehabiliteerd.
13 Januari 1898.
Op die zwarte dag, toen Piquart, kampioen
voor het recht, door de rechters de mond
werd gestopt, verscheen een totnogtoe on
beduidende kracht, „1'Aurore", met een ex
tra nummer. Het blad was opgericht door
een gewezen pensionaathouder, ene Georges
Clemenceau, die later de bijnaam van „De
Tijger" zou krijgen, en nu reeds vocht met
alle woede van een tijgerjong.
In zijn krant verscheen de bijtende, gloeien
de aanklacht van Emile Zola, die, hoe uit
eenlopend het oordeel over zijn verder
oeuvre moge luiden, voor deze daad de lof
van heel de wereld verdiend heeft, onder
de titel „J'accuse".
Niemand ontkwam aan de zweep: de rech
ters in de krijgsraad, de verantwoordelijke
minister, de Staf, de handschriftexperts, de
machten die stonden achter deze duistere
krachtenZola geselde ze, zweepte ze
weg.
Maar ze waren nog niet weg. Er waren nog
rechters in Parijs en prompt werd hij tot
een jaar gevangenisstraf veroordeeld. Hij
ging in hoger beroep. Het hoogste gerechts
hof sprak hem vrij. De kranten spuwden
vuur en sulfer, en zowaar, men wist het
opnieuw tot een rechtszaak te laten komen.
De laatste stuiptrekkingen waren hevig
Wanneer Zola in de rechtszaal verscheen,
zaten daar deftige dames en heren, die de
ganse toehoordersruimte in beslag namen.
De gemeenste scheldwoorden en^ bedrei
gingen werden de schrijver naar 't hoofd
geslingerd, hij werd gespuwd en gestompt,
zijn verdediger werd door een revolverschot
gewond. Elk middel werd beproefd om de
verdedigers van Dreyfus, de handhavers
van het Recht, de mond te snoeren. Zola,
die zag aankomen dat hij uiteindelijk toch
veroordeeld zou worden, vluchtte naar
Engeland.
Maar Majoor Henry, Esterhazy's vriend,
was nog niet gerust. Nog doorslaander be
wijzen moesten gegeven worden van Drey
fus' schuld, en daarom vervaardigde hij
zelf een „bewijsstuk", maar zo onhandig,
dat de vervalsing met het blote oog kon
worden geconstateerd. „Le Siècle" publi
ceerde opzienbarende onthullingen over de
activiteit van Esterhazy. En deze schurk
achtige figuur begreep, dat het scherm op
ging voor de laatste acte. Door de vlucht
onttrok hij zich aan de schande.
Henry werd gearresteerd en pleegde zelf
moord. Du Paty de Clam nam ontslag.
Dreyfus kwam terug van het Duivelseiland,
waar hij bijna vijf jaar had doorgebracht.
Het moest 1906 worden, voor Alfred Drey
fus, elf jaar na zijn veroordeling, in ere
werd hersteld met de rang van majoor en
begiftigd met het Legioen van Eer.
EEN IDEE.
Er gaat haasf geen dag voorbij of er
vallen bosjes bekeuringen olndier de au
tomobilisten, die ons dorp passeren.
Meestal is het rijden met leen te grote
snelheid de oorzaak, maar nu hebben
we er sedert enige weken een nieuwe
„bron van inkomsten" bijgekregen, om
dat het op sommige gedeelten van de
hoofdweg verboden is andere vcertui-
tuigen in te halen.
Dat zullen wel allemaal boeten zijn, die
tussen de 20 en 40 gulden liggen.
Argeloze mensen» zoals ik er tot voor
kort ook een was, denken, dat dit eetn
vlotte bron van inkomsten voor het Rijk
is. Dit ligt trouwens voor de hand, want
er wordt, dat lijkt tenminsfte zo, door de
ontvangende partij wei|nig voor gepres
teerd.
Maar nu is mij door een deskundige
uitgelegd, dat het Rijk op ieder pro
cesverbaal gemiddeld 20 gulden toelegt.
Dit klinkt gek, geef ik' toe, maar het be
hoeft dit niet te zijn voor een ieder, die
een beetje bekend is met die weinig
commerciële wegen, die sommige Rijks
diensten plegen te bewandelen.
Hierin ligt voor Soest nu een mooie
kans.
We vragen aan het Rijk onze bekeurin
gen in eigen beheer te mogen nemen en
garanderen 't Rijk 'n behoorlijke winst»
zulks in plaats van de nu steeds te
rugkerende stroppen.
Dat doen we zo!
Alg we een overtreder aanhouden zeggen
we: „Meneer, U is in overtreding. Wan
neer u de boete a f5.contant biefaalf,
bent u van het gevalletje af. Wienst u lie
ver een rechterlijke uitspraak, dan kunt
u op ongeveer 40 gulden boete rekenen.
Daar heeft u dan nog bij op te tellen
de 20 gulden, die het Rijk „er bij legt"
en die u ook weer in de vorm van belas
ting moet opbrengen."
Ik geef u op een briefje, dat het 5 gul
dens zal regenen.
Eens per jaar geven we hiet Rijk hiervan»
laten we zeggen, tien proaeinf. Daar kun
nen ze niets tegen hebben, want nu moet
er dik geld bij.
We moeten natuurlijk wel staan op con
tante betaling. Hebben ze geen geld bij
zich, dan nemen we even het reserve
wiel af. Ze komen vanzelf terug.
En denkt u eens even na over de gevol
gen. Bij de autorijders worden we po
pulair, omdat we zo „goedkoop" zijn en
we hebben bovendien een prachtig melk
koetje, waardoor onze Belasting omlaag
kan en een beetjie meer in overiei&nstem
ming met onze „stand" komt.
Wanneer het idee dan nog ingaing vindt Itri
andere gemeenten, kunnen we 'n groot
gedeelte van die tak van Rijksdienst op
doeken.
Waarom maken we toch alles zo moei
lijk als het zo makkelijk kan.
H. OEKMAN
Zijn grote kampioen. Zola, beleefde dit niet
meer. In 1902 was de onvermoeibare strij
der voor het recht gestorven, en zijn stoffe
lijk overschot werd bijgezet in het Pan
theon. Frankrijk vroeg zijn grote zoon ver
geving maar tijdens de plechtigheid
vuurde een omstander a bout portant een
revolver af op Dreyfus, die erbij tegenwoor
dig was. Hij werd slechts licht gewond.
De 13e Januari 1898 gaf het sein voor een
verwoede, ontzaglijke, allen en alles omvat
tende strijd, waarin al wat laag en gemeen
was, zich op volle capaciteit kon ontplooien,
maar waarin, zij het laat, het Recht over
won.
VERKEERSZONDAARS.
Niet minder dan 15 automobilisten wer
den bekeurd terzake overtreding der
maximumsnelheid.
DIEFSTAL VAN GAS.
Op vernuftige wijze had de C. K. al
hier een clandestiene aansluiting op het
gasbuizennef buiten de metier om ge
maakt, waardoor hij langer dan een
half jaar gratis gas van onze Jemeente
had betrokken.
Hoe vakkundig deze operatie ook ge
schied was, zij werd ten slotte ont
dekt. K. werd geruime tijd van alle gas-
toevoer afgesloten en tot op beden is zijln
gezin van normaal gasverbruik uitgeslo
ten. Bovendien kreeg hij procesverbaal
wegens diefstal, waarvoor hij zich Vrij
dag j.1. voor de Utr. Politierechter moest
verantwoorden.
Bij de straf door uitsluiting van het ge
mecntelijk gasbedrijf voegde de Politie
rechter nu nog 14 dagen ^gevangenis
straf.
OVERTREDING BOTERWET.
Twee winkeliers, die margarine ver
kochten en het hiervoor voorgeschreven
kenmerk niet op hun winkelpui hadden
aangebracht, liepen een procesverbaal op.