Het voorspel* 70 jaar K.N.V.B. Het twintigste wereldkampioenschap IN DE HOEK. BRANDWEER TELEF. 3 3 3 3 DINSDAG 11 AUGUSTUS 1959. 37e JAARGANG No. 59. OESTER OURANT Verschijnt iedere dinsdag en vrijdag. Abonn. p. kwart, 2.10 - per post 2.25 UITGAVEDRUKKERIJ SMIT SOESTDIJK BUREAU VOOR REDAKTIE EN ADMINISTRATIEVAN WEEDESTRAAT 29A, SOESTDIJK TELEFOON 2566 POSTGIRO 126156 2. In de tweede week van Augustus 1939 werd in Polen het feit herdacht dat maarschalk Pilsoedski 25 jaar eerder met 150.000 soldaten tegen de Russen optrok om het land te bevrijden. Maarschalk Smigly-Rydz voerde het woord. „Ik ben er zeker van dat wij, legioensoldaten, ten strijde zullen trek ken als in 1914, met hetzelfde ideaal bezield en met hetzelfde vertrouwen. Het enige verschil zou zijn dat wij niet meer 150.000 man zouden tellen, maar een miljoen. Wij hebben de vrede lief, maar er is geen macht, die er ons van overtuigen kan, dat er een recht is, dat voor de één geven en voor de an der nemen betekent". En terwijl de maarschalk met zijn vuist op de lesse naar sloeg, riep hij uit„Danzig vormt de long van onze economische organi satie en wij zullen Danzig niet prijs geven". De duizenden aanwezigen rie pen „Wij willen Danzig 1", waarna zij de volgende eed aflegden „Wij zweren plechtig voor de eeuwige macht van Polen in een oorlog onversaagd te zullen strijden tot de overwinning". Het antwoord op deze rede was een nieuwe tirade van Herman Göring, die tot 8000 arbeiders van de Junckerfa- brieken sprak. Hij probeerde zijn toe hoorders ervan te overtuigen dat En geland het spel van 1914 herhalen zou, maar de Duitse regering wist heel goed dat de Engelse bewapening weinig om het lijf had. Göring eindigde zijn rede met de woorden „Wij willen geen oorlog. Ik ken hem en weet dat hij de geweldigste verantwoordelijkheid be tekent die een staatsman op zich kan nemen. Wanneer wij niettemin zo koortsachtig bewapenen, dan is dat om de strijd, die ons opgedrongen wordt, zegenrijk te doorstaan." De Poolse gezant te Londen was een der eersten die het grote gevaar vol ledig zag en hij ging naar minister Halifax om zijn bezorgdheid uit te drukken over de drieste taal van de Duitse leiders en van Forster, de gouw leider van Danzig. Ook op de troepen concentraties langs de Poolse grens had de Pool het niet voorzien. In Polen en Engeland was men van mening, dat de crisis om Danzig haar hoogtepunt zou bereiken tijdens de herdenking van de slag bij Tannenberg op 25 augustus. Dan zou Hitier een redevoering hou den. D'it zou wel eens een signaal kun nen worden voor een overweldigende druk op Polen. Het feit dat 2 miljoen Duitse soldaten op de been waren zou deze druk nog gevaarlijker maken. In ons land had men blijkbaar nog wei nig in de gaten al kon iedereen uit de kranten lezen hoe gevaarlijk de toe stand was. Hier had men veel meer aandacht voor de pogingen van jhr mr De Geer een nieuw kabinet te vor men en wie aan de mogelijkheid dacht dat Duitsland wel eens tegen Polen kon optrekken en dat ook zei, werd meest al uitgelachen, want de soldaten van de Führer zouden niets kunnen begin nen met hun kartonnen tanks en de paar boterhammen die ze apart kon den leggen om er de oorlog mee in te gaan. Mr De Geer slaagde en H.M. de Konin gin kreeg van de nieuwe premier de volgende lijst van ministers aangebo den Buitenlandse Zaken mr E. N. van Kleffens Justitie Prof. P. S. Gerbrandy Binnenlandse Zaken H. v. Boeyen Onderwijs, Kunsten en We tenschappen G. Bolkestein Financiën en Algemene Zaken jhr mr D. J. de Geer Defensie Lt Kolonel A. Q. H. Dijkshoorn Waterstaat Ir J. W. Al- barda Economische Zaken mr M. P. L. SteenbergheSociale Zakendr J. v. d. Tempel, en Koloniën Ch. J. I. M. Weiter. De heren Albarda en v. d. Tempel waren de eerste S.D.A.P.-ers, die deel uitmaakten van een kabinet. „De beste arbeider ter wereld heeft voor de beste soldaat ter wereld de beste wapenen ter wereld gesmeed" blufte generaal Von Brauchitsch in een rede tot arbeiders uit de wapenindu strie en het was eigenlijk betreurens waardig dat zelfs beroepsmilitairen zich van dergelijke bluf gingen bedienen, die ze blijkbaar niet aan Goering, Goeb- bels en Forster konden overlaten. D'e heer Van Brauchitsch beëindigde zijn rede met de schoon-klinkende fra sen „Een heilige verzekering kan ik als een der nauwere medewerkers van onze Führer geven. Nooit zal de Führer het leven van de Duitse mens lichtvaar dig op het spel zetten. Wanneer echter de Führer eens de uiterste en hoogste opoffering van ons verlangt, dan kun nen wij- er zeker van zijn, dat er geen andere uitweg is, doch dat dit voor de instandhouding van ons volk een on veranderlijke noodzaak is". Forster beklom ook maar weer eens de katheder en hij kondigde opnieuw het uur der bevrijding aan. En nog had den velen niet in de gaten dat er bin nen enkele weken oorlog zou uitbreken, zelfs zij niet, die nu al zoveel jaren lang zeggen dat er oorlog zal komen. Zij weten niet meer dat we in 1939 op een vulkaan leefden. Veel meer dan nu. In augustus 1939 niets dan dreigingen, en bedreigingen, in augustus 1959 pret tige bezoeken en aangename brieven zonder dat de waakzaamheid van de vrije wereld verslapt. „Tegen dat kleine kreng kon ik niet spelen", zei in 1911 het Sparta-kanon Huug de Groot na afloop van de wed strijd H.B.S.-Sparta, waarin hij geen doelpunt had kunnen scoren. Dat kwam door de 15-jarige Harry Denis, die be grepen had hoe de gevaarlijke midden voor van het Nederlands elftal bedwon gen moest worden. Harry Denis debuteerde in de eerste wedstrijd van het Nederlands elftal na de wereldoorlog, op 9 juni 1919. Hij zou tot 1930 56 maal in het Nederlands elftal gekozen worden, waarvan 37 maal als aanvoerder. Slechts Puck van heel droeg de Oranje trui vaker en met 64 maal staat hij aan de kop. Op de derde plaats Gejus van de Meulen, de keeper, die in 1924 debuteerde en in 1934 zijn laatste wedstrijd speelde. Harry Denis legde bij de Olympische Spelen in Amsterdam namens alle spe lers in 1928 de eed af. Die eerste wedstrijd na de wereldoor log werd een 3-1-overwinning op Zwe den. Behalve Denis debuteerden Hor dijk, Verwey, Gupfert, Tekelenburg en Broekmans. Verwey werd de bekend ste en in tien wedstrijden vormde hij met Denis een prima achterhoede. Twee Kesslers speelden mee en in het doel stond nog altijd Just Göbel. In augustus werd een tegenbezoek aan Zweden gebracht. Nu werd het een 1-4 nederlaag en tegen Noorwegen werd gelijk gespeeld in Oslo (1-1). In deze wedstrijd debuteerde Jan de Natris, die al gauw de lieveling van het publiek werd. En terecht, want hij was de bes te vleugelspeler die het Nederlands elf tal ooit gehad heeft. Maar hij had zijn nukken en als hij per ongeluk z'n dag niet had dan gooide hij er volledig met de pet naar en dan kon het publiek diezelfde lieveling wel verscheuren. In een wedstrijd tegen België in 1922 raakte hij nauwelijks een bal aan en het publiek gilde dat men hem maar een stoel moest geven, dan kon hij gaan zitten. Na die wedstrijd werd hij zevenmaal niet opgesteld, maar tenslotte kon men de beste buitenspeler van ons land niet passeren. Tot groot genoegen van het zelfde publiek, dat zo vreselijk op hem schelden kon. Zijn laatste wedstrijd speelde hij in 1925. Met Boelie Kessler als rechtsbuiten, Jan de Natris als linksbuiten hadden we in 1920 een elftal dat het kon opnemen tegen het sterke Italië, nadat met 2-0 gewonnen was van Denemarken. Just GÖbel had zich teruggetrokken en hij werd met succes opgevolgd door de kleine H.V.V. keeper MacNeill. Van Zwitserland werd met 1-2 verloren in Bazel. Cas Ruffelse was spil en aan voerder. Het Olympisch voetbaltournooi in 1920 begon met een 3-0 overwinning op het zwakke Luxemburg en een 5-4-over- winning op Zweden. Daarna ging het mis, want Spanje won met 31 van het Nederlands elftal. In het doel van de zuiderlingen stond Zamora, die op fenomenale wijze debuteerde en de Ne derlandse supporters kwamen naar huis met de mededeling, dat ze een keeper aan het werk gezien hadden die nog beter was dan Göbel. In de demi-finale ontmoetten de oude rivalen Nederland en België elkaar. MacNeill was slecht op dreef en met 0-3 verloren we deze wedstrijd. De finale tussen België en Tsjecho-Slowa- kije werd meer een vuistgevecht dan een voetbalwedstrijd en toen de Tsjechen het met knokken ook niet konden win nen, liepen ze kwaad het veld af. Ze werden gediskwalificeerd en België Olympisch kampioen-, Spanje bezette de tweede plaats en Nederland was derde. In 1921 kwam Zwitserland op bezoek en het werd met 2-0 verslagen. Mac Neill was in het doel vervangen door Van Tilburg. Zes weken later kwam Italië op bezoek. David Buitenweg, de broer van Wout, mocht het eens in het Nederlands elftal proberen en ook Jan van Gendt maakte zijn debuut. Op nieuw werd het een gelijk spel (2-2). Vierduizend Nederlanders gingen op 15 mei 1921 naar Antwerpen voor de wed strijd België-Nederland. De Belgen maakten het eerste doelpunt, aanvoer der Dé Kessler zorgde voor de gelijk maker en daarbij bleef het. (1-1). Een maand later dezelfde uitslag tegen de Denen in Kopenhagen, waar Hans Tetz- ner debuteerde. Hij zou de chirurg worden, die heel veel spelers van hun voetbalknie zou afhelpen, maar was in Denemarken alleen nog maar een uit stekend voetballer. Het jaar 1921 werd uitstekend besloten met een 50 overwinning in Parijs op het Franse elftal. De Ajax-speler Hor dijk was weer in de ploeg opgenomen en dit bleek een goede greep. Men noemde hem sloom, maar Hordijk hield er nu eenmaal niet van meer te lopen dan strikt nodig was en hij vond terecht dat de bal het meeste werk moest doen. Jan van Gendt en Harry Rodermond maakten samen de vijf doelpunten. De Fransen waren vooral verrukt over het spel van Jan de Natris, maar die ging liever naar Amsterdam terug dan in te gaan op de verleidelijke aanbiedin gen, die men hem deed om hem te be wegen prof te worden. Deze maand worden de wereldkampi oenschappen wielrennen in ons land gehouden en het moet al heel erg mee vallen als er een Nederlander kampioen wordt. Arie van Vliet is geen wielrenner meer, Jan Derksen is 40, Gerrit Schulte is al 42 en doet daarom niet mee en onder alle andere baan- en wegrenners zal waarschijnlijk geen ster schuilen die presteert wat Van Vliet, Derksen, Faan- hof Middelkamp, Van Heusden, Pronk en Schulte na de oorlog presteerden. Zij werden wereldkampioen en zetten de reeks van topprestaties voort waarmee Jaap Eden gestart was. Hij was de eer ste Nederlander, die in 1895 een we reldkampioenschap behaalde en na hem kwamen Dickentman, Maurice Peeters, Moeskops, Meijer, Mazairac, Van Eg- mond, Pellenaars, Van Vliet, v. d. Vij ver en Derksen. Derksen bezorgde ons land voor de ne gentiende maal een wereldtitel en Arie van Vliet zou waarschijnlijk voor het twintigste wereldkampioenschap gezorgd hebben wanneer de wereldkampioen schappen 1939 niet afgebroken waren omdat de oorlog van meer belang was dan het behalen van een wereldtitel. Jaap Eden werd in januari 1893 in Am sterdam wereld-schaatskampioen en en nog tweemaal zou hij deze titel be halen. Schaatsen was in die tijd echter alleen maar in de winter mogelijk, zo dat Eden 's zomers fietste en wel zo hard, dat hij in 1894 bijna wereldkam pioen werd. De Duitser Lehr was echter iets ster ker en Jaap Eden moest genoegen ne men met de tweede plaats. August Lehr was een onaangenaam man, die wel eens de benen nam als hij de indruk kreeg dat hij niet kon winnen. Dat deed hij in 1895 te Keulen, waar Eden in buitengewone conditie was. Hij maak te zich zo kwaad over de onsportieve houding van de Duitser, dat hij de Deen Pedersen, de Duitser Schaaf en de Noor Henie (de vader van Sonja Henie) geen schijn van kans gaf. Het volgend jaar werd Jaap Eden pro fessional, maar zijn topprestaties be hoorden tot het verleden. De Neder landers Meijer en Schilling bereikten in 1900 een tweede en een derde plaats, maar pas in 1903 kreeg ons land z'n tweede wereldkampioen. Hij heette Piet Dickkentman en behaalde dit suc ces als stayer achter gangmaker Thor- mann in Kopenhagen. Vijfentwintig jaar later reed Dickentman nog en in 1928 nam hij tijdens wedstrijden in het Amsterdamse stadion afscheid Van de wielersport na 33 jaar renner geweest te zijn. D'e derde wereldkampioen was Maurice Peeters, een merkwaardige figuur. Hij sprak geen woord Duits, Frans of En gels en voelde daar ook helemaal niets voor. Toch reisde hij jarenlang door Europa om wedstrijden te rijden en hij kwam altijd terecht waar hij wezen moest. Peeters was al dertig jaar ge weest toen hij met wielrennen begon, maar dat belette hem niet de top te bereiken en in het jaar 1920 werd hij Olympisch kampioen en wereldkam pioen. Peeters heeft altijd geweigerd prof te worden. Piet Moeskops was al 8 jaar wielren ner voor hij een wereldtitel won, maar toen had hij daarvan de smaak ook zo te pakken, dat hij deze prestatie vier maal herhaalde. In 1917 werd hij voor de eerste maal Nederlands kampioen door jhr Bosch van Drakestein te klop pen. In 1921 ging hij naar Kopenhagen en versloeg daar de wereldkampioen j Bob Spears, waarmee hij zijn eerste wereldtitel veroverde en ons land aan het vierde wereldkampioenschap hielp. Moeskops ging naar Amerika waar hij tientallen zesdaagsen reed, maar in de zomer van 1922 was hij weer present voor het wereldkampioenschap. Met een wiellengte voorsprong versloeg hij Spears opnieuw. Weer naar Amerika, 1 waar hij met Piet van Kempen reed en in de zomer van 1923 kwam hij naar Zürich waar hij zijn derde wereldtitel behaalde door Poulain en Kaufmann te kloppen. In 1924 te Parijs de vierde titel vóór Kaufmann en Schilles, maar 1925 werd een teleurstelling. De wereld kampioenschappen werden in Amster dam gehouden, maar Moeskops kwam in het hele stuk niet voor. Kaufmann won, Schilles werd tweede en de jonge Michard derde. In 1926 ging hij naar Milaan en bij de training maakte hij een buiteling die hem schaafwonden op zijn been be zorgde. Een slapeloze nacht met koorts en een ingezwachteld been konden toch niet verhinderen dat Moeskops zijn vijfde wereldtitel en het achtste wereld kampioenschap voor zijn land behaal de. Moretti en Michard werden twee en drie. In 1929 en 1930 werd Moes kops tweede, maar Michard was de grote man geworden en die kon hij niet meer de baas. De amateurs Meijer en Mazairac zorgden voor de negende en de tiende titel. In 1932 werd Jacques van Egmond Olympisch kampioen in Los Angeles. Iedereen verwachtte dat hij in dat jaar ook wereldkampioen zou worden, maar dit werd een grote teleurstelling. Richter veroverde de titel en van Egmond moest wachten tot 1933. Toen behaalde hij in Duitsland het elfde wereldkampioenschap voor ons land. Hij versloeg UIrich en Andersen met zijn lange sprint zonder een greintje taktiek. Later moest hij tot zijn schan de ondervinden dat wielrennen nog iets anders is dan heel hard fietsen. Het wielergezegde „wat goed is komt snel", gold zeer zeker voor Arie van Vliet, die in de zomer van 1934 nog to taal onbekend was en twee maanden later al naar de wereldkampioenschap pen uitgezonden werd omdat hij zo verrassend bij de Nederlandse kampi oenschappen voor de dag gekomen was. Hij bereikte de finale en was daarmee de grote verrassing van het sportjaar. Tegen Pola was hij echter niet opge wassen en hij bezette de tweede plaats, nadat hij de Duitse kampioen Merkens verslagen had. Pola liet in de laatste rit zien dat niet de snelheid alleen van belang is en hij reed zo ingewikkeld dat Van Vliet er geen touw aan vast knopen kon en verloor. Een pleister op deze wonde was het wereldkampioenschap voor amateurs op de weg, behaald door Kees Pellenaars, die daarmee voor het twaalfde wereld kampioenschap zorgde. In 1935 rekende men er al zo'n beetje op dat Van Vliet wereldkampioen zou worden bij de wedstrijden in Brussel. Merkens zette hem echter de voet dwars en hij werd weer tweede. Jef v. d. Vijver werd derde. In 1936 werd Arie van Vliet olympisch kampioen in de tijdrace. De sprinttitel ontging hem door een onsportieve zwie- per van Merkens, waartegen de jury niets deed, zeer waarschijnlijk omdat de olympische spelen in Berlijn gehouden werden en omdat Merkens een Duitser Weliswaar is de commerciële televisie er nog niet en er zal nog wel heel wat water door de Eem stromen voor het zover is, maar er is achter de schermen reeds veel deining over. De omroepverenigingen waren er vlak tegen en het culturele peil van de commerciële televisie in andere landen werd er zelfs bij gesleept. Als voorbeeld o.a. werd verteld, dat het daar is voorgekomen, dat, midden in een tervensscene in een opera, iemand kwam beweren, dat je geen parelender lach kon krijgen dan bij gebruik van glim- mex-pasta. Dat is natuurlijk vreseijk oneerbiedig en we mogen ons gelukkig prijzen, dat we in ons land nog mannen en vrouwen hebben, die er zich reeds bij voorbaat zorgen over maken. Overigens behoef je geen helderziende te zijn om te snappen, dat een groot deel van de bestrijding van de com merciële televisie door de omroepver enigingen is terug te brengen tot angst voor eigen bestaan, hetgeen begrijpe lijk is. Maar wat gebeurde Direct nadat vast stond, dat we in ons land ook een re clame-televisiezender zouden krijgen, wierpen alle omroepverenigingen zich op het geval in een poging een deel van de zendtijd te krijgen. Maar nu hoop ik toch echt, al ben ik dan ook geen televisie rijk, dat dit ons bespaard blijft. We hebben er allen vrede mee, dat radio en televisie in handen zijn van de diverse omroep verenigingen, maar het lijkt mij ge heel verkeerd de commerciële televisie te versplinteren in V.A.R.A.-, K.R.O.-, N.C.R.V.-, A.V.R.O.- en V.P.R.O.-recla- mezuilen. Asjeblieft geen vijf wel of niet con currerende reclamebureaus en de moei lijke keuze voor de reclame makende firma's tot welke omroep zij zich moe ten wenden. D'e omroepverenigingen, die allemaal persé moesten meedoen met de gewone televisie en met meer of minder suc ces de uitzendingen verzorgen, moeten ten gerieve van de kijkgeldbeta lers, op eigen terrein blijven en trach ten daar een prima programma te brengen. Daaraan hebben zij, naar wat wij er van horen, al hun handen vol. En laat de reclame-televisie verzorgd worden door de mensen uit het publi- citeitsvak, onder alle denkbare garantie wat het culturele peil betreft. H. OEKMAN. In Zürich werd Arie van Vliet we reldkampioen van de amateurs en nu had hij geen last van Merkens, want die was prof geworden. Na dit wereld kampioenschap werd van Vliet eveneens prof en het volgend jaar moest hij het opnemen tegen Poeske Scherens, de fameuze Belg, die hem de baas bleef. Meer geluk had Jef v. d. Vijver bij de amateurs en hij behaalde het veertien de wereldkampioenschap voor ons land. In 1937 was de finale van de profs tussen Scherens en Van Vliet verreden en in 1938 gebeurde dit in Amsterdam opnieuw. Nu won Arie van Vliet en Jef v. d. Vijver behaalde voor de tweede maal de titel bij de amateurs met Jan D'erksen op de derde plaats. In 1939 te Milaan opnieuw een finale Scherens-Van Vliet, nadat Jan Derk sen bij de amateurs de zeventiende Ne derlander was die een wereldtitel be haalde. Matthieu Gordang (1895) en Cor Blekemolen 1914 kan men als we reldkampioenen hierbij tellen, hoewel het onderdeel voor amateur-stayers ver vallen is. Een vol stadion zag de Belg en de Ne derlander nek aan nek door de bocht gaan en iedereen stond op om te zien wat de uitslag van deze fameuze rit zou zijn. Er kwam geen uitslag, want Scherens en Van Vliet raakten elkaar in volle sprint en vielen. Scherens was geblesseerd en de rit werd drie dagen uitgesteld om hem weer op zijn ver haal te laten komen. Dit uitstel werd afstel, want de oorlog brak uit en de achttiende wereldtitel werd niet in 1939 door Arie van Vliet behaald, maar pas in 1946 door Jan Derksen, met Senft- leben op de tweede plaats en Arie van Vliet als derde.

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1959 | | pagina 1