TROS NAM GETALSBARRlèRE Soest ten en na de tijde van reformatie Uw ressrder staat klaar Snaar" denschat verborgen werd voor verniel zuchtige handen. Tot eer van de beeldbrekers dient gezegd, dat zij geen geestelijken of religieuzen mishandelden. En daar de uitoefening van de rooms- katholieke godsdienst in 1580 was ver boden en in het jaar 1588 een gere formeerd (hervormd) predikant te Soest geplaatst werd. begrijpt men waarom de heiligenbeelden in hun donkere verblijf werden - en bleven opgesloten, nog lang nadat de gene ratie. die de verborgen verblijfplaats kende, was uitgestorven. Zoals reeds werd vermeld kwamen zij in 1905 uit hun schuilhoek te voor schijn. Zij waren sterk aangetast door de houtworm en verkeerden in zeer slechte staat Deze beelden, achttien Bij de oude Soestenaren zien wij een vaste gehechtheid aan het voorvader lijk geloof, het christelijk rooms-ka- tholieke geloof, zoals dat van vader op zoon is overgegaan. Het is zodanig ingeworteld, dat het een beslissende faktor is voor het voortbestaan tot in onze tijden van sommige gebruiken en instellingen, zoals het Sint Aagten Schuttersgilde of Groot Gaesbeeker Gild (het Grote Gild) en het Sint Annagilde of kleine Gild in onze ge meente. Vanwaar die gehechtheid? De Soeste naren wilden door alle tijden heen weinig van nieuwigheid weten; zij waren rustige bedachtzame mensen, die hechtten aan oude gebruiken en tradities. In de 16e eeuw beroerde de Hervorming deze hardleerse leider niet erg te spreken en een jaar later werd de monnik geëlimineerd er. in het bewus te rapport bijgeschreven ..Dese mon- nick is ewech. ende. is aldaer bij pro visie tot predicant gestelt op den Hen Juny 1594 Theodorus Anthony Victor". Officieel bleef de uitoefening van de rooms-katholieke godsdienst verboden. R.K. kerk (noodkerk) te Soest na de reformatie in 1692 naar een oud schilderij. hen wel, doch hun geloof bleven zij trouw ondanks miskenning en ver drukking. Deze geesteshouding ls kenmerkend voor het merendeel der oude Soeste naren, die van geen vreemdighead wil den weten. Tijdens Kerstmis 1580 verloren de Soestenaren hun parochiekerkde huidige hervormde kerk (Oude Kerk) aan de Torenstraat Bijkans drie eeu wen lang zouden zij verstoken zijn van een eigen kerkgebouw. Toen de rooms-katholieke godsdienst officieel werd verboden behielpen zij zich al spoedig met een schuilkerk: een boer derij die op het z.g. Lange End stond, waar precies ls niet bekend. De Reformatie bleek niet in staat stormerderhand de harten der gelo vigen te veroveren: de overgrote meer derheid voelde niets voor die ..nieuw lichterij" en klampte zich hardnekkig vast aan het oude vertrouwde geloof. In 1585 zelfs begon een uit het Soes- ter Birgittenkloosten ..Mariënburg" af komstig monnik als pastoor op te treden: Bruno Jacobi van Amersfoort. Deze monnik preekte geregeld in de kertc en dit werd voorlopig door de Staten getolereerd. Maar hij gedroeg zich ook als pastoor, heette het, en dat zal wel betekenen, dat hij bleef doorgaan de sacramenten toe te die nen en de begrafenissen te leiden. In 1585 vonden de Staten van Utrecht het welletjes en werd Brjino Jacobi vervangen door een hervormd predi kant. Ds Christiaan. zoals de nieuw aangestelde predikant heette, heeft het in Soest slechts kort uitgehouden. Reeds in oktober van genoemd jaar hoewel aan de gelovigen in Soest geen al te grote moeilijkheden in de weg zullen zijn gelegd. Door de sterk over wegend rooms-katholieke bevolking werd dit als anzelfsprekend aange voeld. terwijl het protestantse gedeelte ;e^n zeer tolerante houding aannam. Ernstige botsingen tussen de gemeen tenaren onderling zijn dan ook -uitge bleven De oude St. Petrus en Pauluskerk (nu Herv. kerk aan de Torenstraat) werd op last van de Staten 's lands van Utrecht op boven reeds vermeld tijd stip in bezit genomen door de hervor mingsgezinder een betrekkelijk kleine minderheid der ingezetenen, aange vuld met enkele, op roof en vernieling beluste vreemdelingen. Het ging er weinig verheffend toe, zoals een tijd genoot en ooggetuige, de Amersfoort- se priester Michael van Isselt heeft geboekstaafd en wiens relaas wij hier citeren „Wat er nog over was aan kerkelijk gerei in de kerken van Soest, Baarn. Leusden en Isselt werd geroofd en vernield, zelfs de klokken werden uit de torens gesmeten en weggevoerd om er geschut van te gieten. ïn Leusden liepen de boeren te wapen en verjoe gen - voor niet lang - de geusgezinde benden". Tot zover de kroniekschrijver. De Soester bevolking bood geen weer stand - de kronieken zwijgen hierover- men berustte waarschijnlijk in het noodlot, dat over hen was gekomen. Gealarmeerd en opgeschrikt door de onheilstijdingen over de rondtrekken de beeldenstormers is het aanneme lijk. dat de Soestenaren zelf de hou- De ingang tot het R.K. kerkhof aan de Steenhoffstraat. Poort en aanbouwen werden in 1878 gebouwd nadat de begraafplaats reeds 2 eeuwen in gebruik was. heeft het dorpsbestuur kans gezien hem weg te werken. Toen ds. Christi aan niet meer mocht prediken trad Bruno Jacobi weer op als pre dikant-pastoor en hij is dat blijven doen tot 1594. nadat reeds in 1593 een z.g. „Visitatierapport" was uitge bracht. waarin wordt vermeld: „Niet behoerlijck van d'oude wesen gezuij- vert". Dit betekent, dat er in de kerk nog te veel restanten van de vroe gere eredienst werden aangetroffen. Verder staat er geschreven: „Bruno Jacobus van Amersfoort bedient hier de kerke met predicken, is een mon nik geweest in 't clooster te Soest, ende heeft hem te dezer plaetse als pastoor gedragen den tijd van 8 jae- ren Is gansch onervaren in de religie (bedoeld wordt de calvinistische con fessie) ende verclaert. dat hijsijns dienste begeert ontslaegen te zijn". Hij wordt genoemd een ..ontijdelijcke ende onstichtelijcke predicant", d.w.z. niet te tolereren leraar. Men was over ten. uit de Middeleeuwen daterende heiligen beelden uit de kerk hebben genomen en in een zij torentje of uit bouwsel aan de zuidzijde van de to ren hebben ingemetseld en op die ma nier verborgen voor schennende han den. Daar werden zij in het begin van deze eeuw (1905) tijdens restauratiewerk zaamheden aan de toren weer terug gevonden. Gezien de roerige tijden is deze ver onderstelling niet al te gewaagd en redelijk aanvaardbaar Een tweede hynothese zou zijn. dat de aanhangers van de reformatie de beelden uit de kerk hebben verwij derd. nadat zij het kerkgebouw in be zit hadden geló-egen. Dit lijkt onwaar schijnlijk, daar de aanhangers van de nieuwe leer de heiligenbeelden niet zouden hebben ingemetseld. Het dichtmetselen van de toegang tot dit moeilijk vindbare tor en vertrek je wijst er ons inziens op, dat de beel- in totaal, bevinden zich thans ver spreid in het Rijksmuseum te Amster dam en in het museum „Flehite" te Amersfoort. Het was dus een kleine groep van in gezetenen, die de invoering der kerk hervorming in Soest heeft weten door te zetten Verreweg de meerderheid van de toenmalige bevolking, ongeveer zeshonderd personen, voelde niets voor de ,,nye lere" en bleef de oude gods dienst trouw. Ondanks tegenslagen heeft zich in Soest de jong hervormde gemeente toch geformeerd en gecondoliseerd, al was het aantal hervormingsgezinden uiteraard bijzonder gering. Van de il lusie, dat er geen nieuwe kerk werd gevormd, doch de bestaande kerk met inbegrip van het gehele kerkvolk zou blijven voortbestaan, alleen in ver nieuwde naar evangelische maatsta ven herstelde vormen, bleef weinig over. Voortaan zouden er twee kerken zijn. De kerkelijke verdeeldheid heeft ech ter in Soest, voorzover is na te gaan. nooit tot scherpe tegenstellingen bin nen de dorpsgemeenschap gevoerd. Dit blijkt wel daaruit, dat in de 17e eeuw en daarna vele hervormde of hervor mingsgezinde Soestenaren lid waren en bleven van het Groot Gaesbeker Gilde, dat reglementair toch een rooms-katholiek karakter droeg. (Zie hierover: E Heupers De gilden van Soest) Ook het feit. dat <op voorschrift van hogerhand) alleen protestanten funk- ties in het dorpsbestuur mochten be kleden. schijnt over het algemeen geen afbreuk te hebben gedaan aan de onderlinge verhouding tussen protes tant en katholiek. De katholieke parochie herstelde zich langzamerhand, maar pas omstreeks 1692 kreeg zij weer een eigen pastoor: Johannes Haga. afkomstig uit Deven ter. Het rooms-katholieke deel der bevol king bleef dus meer dan een eeuw verstoken van een officiële geestelijke herder. Een boerderij-diende in die tyd _tot noodkerk en werd in de loop der tij den meermalen in- en uitwendig ver bouwd. Waarschijnlijk heeft zij op dezelfde plaats gestaan waar nu de in 1853 gebouwde kerk staat, met dit verschil dat de noodkerk met de voorzijde naar de rijksweg heeft gestaan en de huidige St Petrus en Pauluskerk haar ingang heeft aan het Kerkplein Hierbij zij opgemerkt dat het Kerk plein toen nog niet bestond en de kerk bereikt kon worden door de Kor te Kerkstraat, toen niet meer dan een weggetje dat naar de Brink leidde, waarvan nu nog een gedeelte bestaat. Een rij geschoren lindebomen aan de Steenhoffstraat (rijksstraatweg), aan de kant van de pastorie, geeft de plaats aan waar de oude noodkerk van voor 1853 heeft gestaan. In het midden van de 18e eeuw ver nieuwde pastoor Van Zuylen van Ny- veld (1742-1760) de kerk: later onder pastoor Martinus van Dijk (1826-1839) kreeg het godshuis een klein toren tje (1836). De aldus vergrote kerk bleek op den duur toch te klein voor de behoeften van de zich steeds uit breidende parochie en daar zij in bouwvallige staat begon te verkeren ontstond het verlangen naar een nieuwe kerk Pastoor Gerardus van Grieken 1839- 1851), de opvolger van pastoor Van Dijk durfde de bouw van een nieuwe kerk niet aan. Hij scheen zozeer op te zien tegen de kosten en moeilijkhe-1 den, dat het steeds bij plannen bleef, i Na het vertrek van pastoor Van Grie- ken op 10 september 1851, als rustend pastoor naar Amersfoort, werd tot pastoor van Soest benoemd Dr Wil-1 lem Steenhoff, geboren te Utrecht. 29 september 1816 Zijn ouders waren Johannes Steenhoff en Maria van Gruythuizen. Steenhoff promoveerde te Rome tot doctor in de godgeleerdheid en werd bij zijn terugkomst in Nederland, op 12 juli 1842. na een assistentschap van drie maanden te Amersfoort bij aartspriester Gijsbertus Vermeulen, be noemd tot professor aan het semina rie te Warmond, dat tot seminarie voor de gehele Nederlandse missie was ingericht Gedurende negen jaar bekleedde hij deze leerstoel. Zijn zwakke gezondheid deed hem op het einde van het zevende jaar zijn ontslag uit dit ambt vragen, maar. dit werd niet verleend voor 1851. In dit jaar benoemde de vice-suprior mgr C. Belgrado hem tot pastoor te Soest. Naar het schijnt was deze benoeming tegen de zin van de toen fungerende aartepriester van Utrecht: J. Hart man. Reeds eerder was Steenhoff be noemd tot pastoor van de kerk Bui ten Witte vrouwen te Utrecht, doch deze benoeming werd door toedoen van genoemde aartspriester om onbe kende reden geannuleerd. Bij zijn komst in onze gemeente be gon pastoor Steenhoff direct met de voorbereidende werkzaamheden voor een nieuw te bouwen kerk, hetgeen hij zich als levenstaak had gesteld. Na overleg met het kerkbestuur en de aartspriester Hartman hield hij zes weken na de aanvaarding van zijn benoeming als pastoor tweemaal een toespraak tot zijn parochianen en deed een beroep op hun offervaardig heid, om te komen tot de bouw van een nieuwe kerk. Boven zijn verwach ting slaagde pastoor Steenhoff hierin ln kor^e tijd kreeg hij als bouw pastoor een som geld biicen van meer f'nn dertig duizend gulden. Het Grote Gild stond een gedeelte af van de opbrengst van de verhuur der üe'anden en het Kleine Gild bleef plerin niet achter en schonk 200,— behoeve van de Nieuwe kerk egeven" stond genotuleerd in „Het °ek voor alle Gilde en Broeders en usters van het Sint Anna Gild". Wee maanden later kon het kerkbe- "Uur de bouw laten aanbesteden. annemer werd Van Berkum te trecht voor de som van 47.300,—. 'n september 1853 waren kerk en pas torie voltooid V/elgestelde ingezetenen, meest boe ren gaven geschenken: een commu niebank. een kieine klok in de toren fin het uurwerk Door kapelaan Piek werden de beno digde gelden voor een preekstoel ge collecteerd Tenslotte schonk de we duwe C Kok de beelden van Petrus en Paulus en de Heilige Joseph. Het kerkgebouw is in „romeinse" stijl opgetrokken Het verlangen van pas toor Steenhoff. die in Rome had ge studeerd. naar een kedc in die trant, iHmtihieriri wel sterk tot uiting. Zijn ideaal een nieuwe kerk in Soest, die net aanzien zou moeten hebben van een kerk in het zonnige Italië ging hiermee in vervulling. In oktober 1861 werd pastoor Steen hoff voor het vele werk dat hij in de ze had verricht en het tot stand brengen van een nieuw kerkgebouw door paus Pius IX benoemd tot ere- kamerheer. De aartsbisschop van Utrecht - de bischoppelijke hiërarchie was inmid dels hersteld - belaste pastoor Steen hoff met de gestelijke verzorging van de rooms-katholieke militairen in het bekende Kamp van Zeist, te Soester- berg. dat gedeeltelijk op Soester grond gebied lag. De pastoor had hier enige malen het genoegen Koning Willem III te ont moeten. Aan een feestelijk diner, dat op R.K. kerk en pastorie te Soest omstreeks 1860 naar een oude tekening. herder der parochie Soest en zijn pa rochianen boden - toen zeer gebruike lijk - bij die gelegenheid een gedenk plaat aan; in het miden in een ovale lijst gevat het portret van Z. Eerwaar de. Rondom in medaillon de portretten van zijn naaste medewerkers, een zes tal kapelaans, die met hem in Soest stonden. In fraai gekalligrafeerd schrift, staat er boven geschreven: Ter herinnering aan het Zilveren Jubelfeest van den Hoog Eerwaarden en Zeer Geleerden Heer Msgr Wilhelmus Steenhoff als Herder der Parochie Soest. 1851-1876 in onze tijd nauwelijks wordt gevon den. Op 2e Kerstdag, 26 december 1880, 's avond om zeven uur, overleed pastoor Steenhoff in zijn parochie, toendertijd Wijk B. Dorpsvoetpad no. 23 Daags voor Oudejaarsavond, 30 de cember. werd hij uitgedragen onder grote belangstelling en op het oude kerkhof ter aarde besteld. Een stenen tombe dekt zijn graf. Hierop is de priester in vol ornaat af gebeeld. Jammer genoeg vertoont de graftombe sporen van ernstig verval. Alleen al uit piëteit t a v. wijlen pas toor Steenhoff zou het monument moe ten worden gerestaureerd en hersteld. Met het overlijden van deze priester was een werkzam leven heengegaan, een leven „met veel ijver en overvloe dige vruchten' Een voortreffelijk mens, een Utrechtenaar, die door zijn leven en werken in een boerendorp als Soest in die tijd, een rechtgeaarde „Soesder" werd. niet alleen gerespec teerd en geëerd door zijn parochianen, maar ook door vele anderen (w.o. de Ned. Herv. predikant Ds. Bos), zelfs door tegenstanders, die het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie en de „Aprilbewegingnog niet waren verge ten. E HEUPERS. 3 van de 7 beelden in museum Flehite te Amersfoort. In het midden moeder Anna met Ma ria en het Christuskind en ter weers zijden verschillende beelden van Maria mot het kind 4 september 1853 ter ere van de Kroon prins in het kamp werd gegeven, zat zowel de pastoor-aalmoezenier Steen hoff als de veldprediker aan. Na een minder aangenam onderhoud tussen de Koning en hem over het herstel van de bisschoppelijke hiërar chie in ons land. werd hij bij een la tere gelegenheid door de Vorst met een Mgr. Prof. Willem Steenhoff. Pastoor van Soest van 1851 tot 1880. minzaam lachje vereerd en „zeer vrien delijk bejegend". Mgr. Steenhoff was negen en twintig jaren als pastoor te Soest werkzaam en onder zijn bezielende leiding begon de emancipatie van de rooms-katholie- ken te Soest op gang te komen. Met' nooit aflatende ijver werkte hij hier aan voort. Nadat in 1853 de St. Petrus en Pau luskerk was voltooid werd in 1868 het St. Josephgesticht gebouwd, met een bewaar- en meisjesschool. Een ge deelte er van werd ingericht als oude mannen- en vrouwenhuis. In 1871 verrees de St. Bonifaciusschool, een school alleen voor jongens, terwijl in 1878 het r.k, kerkhof, gelegen tegen over de kerk, werd vernieuwd en ver groot De grond werd toen pas eigendom van de r.k. kerk; het kerkhof was voordien al geruimen tijd (minstens 2 eeuwen) in gebruik bij de katholieke gemeen tenaren. Het siuk grond bestemd en gebruikt als begraafplaats werd reeds in het begin van de 18e eeuw aan de katholieken door het gemeentebestuur voor dit doel afgestaan. Op 10 september 1876 vierde pastoor Steenhoff zijn zilveren jubileum als Jaren achtereen en totaal vergeten stond de plaat op de zolder van het v.m. St. Josephgesticht. Enige jaren geleden werd zij welwillend door de zusters ter beschikking gesteld van de gemeente voor haar oudheidkamer. Bij raadsbesluit van 30 november werd een gedeelte van de rijksweg naar pastoor Steenhoff vernoemd. Erg on nauwkeurig stond op het straatnaam bordje ..Steenhofstraat", dus met één f. Pas jaren later ontdekte men de fout en werd zij alsnog hersteld. Toe voeging van het praedicaat „pastoor" heeft men weg gelaten, als zijnde niet belangrijk. Een zelfde fout werd be gaan met de „Bosstraat", die naar wij len Ds. Bos (1847-1892) is genoemd. Ook hier werd de titel niet aan de naam van ds Bos toegevoegd. Naast zijn arbeid als parochieherder vond de pastoor tijd en gelegenheid de kerkgeschiedenis van ons land te be schrijven van 1842 tot 1862. In de ge schiedenis is geen tijdvak zo gewichtig voor de rooms-katholieke kerk als het herstel van de bisschoppelijke hiërar chie in ons land. meende hij. Hield de meer algemene kerkgeschie denis in de eerste plaats zijn aandacht gevangen, daarnaast toonde hij be langstelling voor de geschiedenis van zijn parochie. Hij, Utrechter van geboorte, voelde zich nauw verbonden met de boeren, eenvoudige daggelders en schaapherders, wier lief en leed hij zo van nabij kende. Wanneer men nu nog hoog bejaarde „Soesders" hierover eens aan het pra ten krijgt, dan hoort men dikwijls hoe bijzonder pastoor Steenhoff geliefd was bij het gewone volkeen min zaam mens. een ware herder voor zijn parochianen, daarnaast een geleerde, een man van fijnzinnige eruditie. Hoezeer deze geestelijke nog voortleeft onder de oude bevolking blijkt uit een sage, een volksvertelling, die nu nog wordt verteld en waarin Steenhoff als een legendarische figuur een rol speelt en naar voren treedt als de machtige priester die fungeert als be middelende tusenpersoon tussen God en de mensen. De sage. zoals ons werd verteld en opgetekend, luidt: „Pastoor Steenhoff was een bar god vruchtig mins. hie had biezondere goave, die man Ming moeder vertelde altied, dat er is een keer braand was in de Karkebuurt. In die tied waore er nog gin braandspuute. zo as noeng en toen braandde 't maor an. En toen is gebeurd, 't Was zo aarg. dat ze de pastoor ophoalden, Steenhoff. want de wind zat verkeerd. Noeng weet ik niet meer of 't huus in braand sting of dat van de buren, meheer de pastoor liep mit gevouwen haande om 't huus heen en daor ineens draeide de wind en 't gevaor was over, was weg. 't Mot echt gebeurd z'n Ming moeder vertelde 't altied. zo oud as ze was en je kon heur geleuven, ze zuugt het niet uut heur duum." Het oude volksverhaal staat niet op zich zelf; het wordt overal in ons land in dorpen en steden verteld door een generatie, die nog geen weet had van de oecumenische gedachte. Het wordt niet alleen verteld door katholieken doch ook door protestanten, die hier gevoelig voor waren. Een sage waaruit een diep Godsvertrouwen spreekt, zoals De graftombe \an pastoor Steenhoff op het R.K. kerkhof. Vele landgenoten zijn de mening toe gedaan. dat het omroepplan-Vrolijk nooit een openbestel kon worden, dat er slechts sprake was van een schijn- openheid en dat minister Vrolijk het nieuwe gegadigden onmogelijk had gemaakt een plaats te bezetten in het nieuwe bestel, omdat de getalseisen van de minister véél te hoog waren. Vermoedelijk zouden heel wat Neder landers dit nu nog hebben gelooid, als inmiddels de eerste niet bewezen had, dat de eerste getalsbarriére (10 000) wel degelijk te nemen is. De T.R.O.S. heeft er zelfs maar enkele weken over gedaan om ruim 25.000 leden aan te trekken. De KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN te AMERSFOORT houdt woensdag a.s.. van 14 tot 17 uur, voor het verstrekken van Inlichtingen, zit ting ten gemeentehuize alhier Natuurlijk zal deze stichting 100000 leden moeten hebben om zich een volwaardige oirïroep te kunnen noe men. maar wanneer men binnen een maand 25.000 leden kan werven, is de mogelijkheid er toch ook om - laten we zeggen - in enkele jaren 100.000 leden aan te trekken. Men kan nu moeilijk meer volhouden dat de getalseisen van minister Vrolijk te hoog zijn. Integendeel, wanneer het zo gemakkelijk is om 10.000 leden te winnen en daarmee een, zij het dan bescheiden plaats, in het omroepbestel te bunnen innemen, dan vragen wij ons af of deze gang van zaken bevor derlijk is voor ons omroepwezen. De kwaliteit der programma's lijkt ons bepaald niet gediend met een grote versnippering van de omroep. Als de grote omroepverenigingen het al moeilijk hebben om een behoorlijk programma te brengen, laat staan wat men dan van allerlei kleine organisa ties kan verwachten. Reeds nu wordt de T.R.O.S. een tweede A.V.R.O. genoemd en daarom kan men zich afvragen welke winst hierin nu precies schuilt.

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1965 | | pagina 7