TROS NAM
GETALSBARRlèRE
Soest ten
en na de
tijde van
reformatie
Uw ressrder
staat klaar
Snaar"
denschat verborgen werd voor verniel
zuchtige handen.
Tot eer van de beeldbrekers dient
gezegd, dat zij geen geestelijken of
religieuzen mishandelden.
En daar de uitoefening van de rooms-
katholieke godsdienst in 1580 was ver
boden en in het jaar 1588 een gere
formeerd (hervormd) predikant te
Soest geplaatst werd. begrijpt men
waarom de heiligenbeelden in hun
donkere verblijf werden - en bleven
opgesloten, nog lang nadat de gene
ratie. die de verborgen verblijfplaats
kende, was uitgestorven.
Zoals reeds werd vermeld kwamen zij
in 1905 uit hun schuilhoek te voor
schijn. Zij waren sterk aangetast door
de houtworm en verkeerden in zeer
slechte staat Deze beelden, achttien
Bij de oude Soestenaren zien wij een
vaste gehechtheid aan het voorvader
lijk geloof, het christelijk rooms-ka-
tholieke geloof, zoals dat van vader
op zoon is overgegaan. Het is zodanig
ingeworteld, dat het een beslissende
faktor is voor het voortbestaan tot in
onze tijden van sommige gebruiken en
instellingen, zoals het Sint Aagten
Schuttersgilde of Groot Gaesbeeker
Gild (het Grote Gild) en het Sint
Annagilde of kleine Gild in onze ge
meente.
Vanwaar die gehechtheid? De Soeste
naren wilden door alle tijden heen
weinig van nieuwigheid weten; zij
waren rustige bedachtzame mensen,
die hechtten aan oude gebruiken en
tradities.
In de 16e eeuw beroerde de Hervorming
deze hardleerse leider niet erg te
spreken en een jaar later werd de
monnik geëlimineerd er. in het bewus
te rapport bijgeschreven ..Dese mon-
nick is ewech. ende. is aldaer bij pro
visie tot predicant gestelt op den Hen
Juny 1594 Theodorus Anthony Victor".
Officieel bleef de uitoefening van de
rooms-katholieke godsdienst verboden.
R.K. kerk (noodkerk) te Soest na de reformatie in 1692 naar een oud schilderij.
hen wel, doch hun geloof bleven zij
trouw ondanks miskenning en ver
drukking.
Deze geesteshouding ls kenmerkend
voor het merendeel der oude Soeste
naren, die van geen vreemdighead wil
den weten.
Tijdens Kerstmis 1580 verloren de
Soestenaren hun parochiekerkde
huidige hervormde kerk (Oude Kerk)
aan de Torenstraat Bijkans drie eeu
wen lang zouden zij verstoken zijn
van een eigen kerkgebouw. Toen de
rooms-katholieke godsdienst officieel
werd verboden behielpen zij zich al
spoedig met een schuilkerk: een boer
derij die op het z.g. Lange End stond,
waar precies ls niet bekend.
De Reformatie bleek niet in staat
stormerderhand de harten der gelo
vigen te veroveren: de overgrote meer
derheid voelde niets voor die ..nieuw
lichterij" en klampte zich hardnekkig
vast aan het oude vertrouwde geloof.
In 1585 zelfs begon een uit het Soes-
ter Birgittenkloosten ..Mariënburg" af
komstig monnik als pastoor op te
treden: Bruno Jacobi van Amersfoort.
Deze monnik preekte geregeld in de
kertc en dit werd voorlopig door de
Staten getolereerd. Maar hij gedroeg
zich ook als pastoor, heette het, en
dat zal wel betekenen, dat hij bleef
doorgaan de sacramenten toe te die
nen en de begrafenissen te leiden.
In 1585 vonden de Staten van Utrecht
het welletjes en werd Brjino Jacobi
vervangen door een hervormd predi
kant. Ds Christiaan. zoals de nieuw
aangestelde predikant heette, heeft
het in Soest slechts kort uitgehouden.
Reeds in oktober van genoemd jaar
hoewel aan de gelovigen in Soest geen
al te grote moeilijkheden in de weg
zullen zijn gelegd. Door de sterk over
wegend rooms-katholieke bevolking
werd dit als anzelfsprekend aange
voeld. terwijl het protestantse gedeelte
;e^n zeer tolerante houding aannam.
Ernstige botsingen tussen de gemeen
tenaren onderling zijn dan ook -uitge
bleven
De oude St. Petrus en Pauluskerk (nu
Herv. kerk aan de Torenstraat) werd
op last van de Staten 's lands van
Utrecht op boven reeds vermeld tijd
stip in bezit genomen door de hervor
mingsgezinder een betrekkelijk kleine
minderheid der ingezetenen, aange
vuld met enkele, op roof en vernieling
beluste vreemdelingen. Het ging er
weinig verheffend toe, zoals een tijd
genoot en ooggetuige, de Amersfoort-
se priester Michael van Isselt heeft
geboekstaafd en wiens relaas wij hier
citeren
„Wat er nog over was aan kerkelijk
gerei in de kerken van Soest, Baarn.
Leusden en Isselt werd geroofd en
vernield, zelfs de klokken werden uit
de torens gesmeten en weggevoerd om
er geschut van te gieten. ïn Leusden
liepen de boeren te wapen en verjoe
gen - voor niet lang - de geusgezinde
benden".
Tot zover de kroniekschrijver.
De Soester bevolking bood geen weer
stand - de kronieken zwijgen hierover-
men berustte waarschijnlijk in het
noodlot, dat over hen was gekomen.
Gealarmeerd en opgeschrikt door de
onheilstijdingen over de rondtrekken
de beeldenstormers is het aanneme
lijk. dat de Soestenaren zelf de hou-
De ingang tot het R.K. kerkhof aan de Steenhoffstraat. Poort en aanbouwen
werden in 1878 gebouwd nadat de begraafplaats reeds 2 eeuwen in gebruik was.
heeft het dorpsbestuur kans gezien
hem weg te werken. Toen ds. Christi
aan niet meer mocht prediken trad
Bruno Jacobi weer op als pre
dikant-pastoor en hij is dat blijven
doen tot 1594. nadat reeds in 1593
een z.g. „Visitatierapport" was uitge
bracht. waarin wordt vermeld: „Niet
behoerlijck van d'oude wesen gezuij-
vert". Dit betekent, dat er in de kerk
nog te veel restanten van de vroe
gere eredienst werden aangetroffen.
Verder staat er geschreven: „Bruno
Jacobus van Amersfoort bedient hier
de kerke met predicken, is een mon
nik geweest in 't clooster te Soest,
ende heeft hem te dezer plaetse als
pastoor gedragen den tijd van 8 jae-
ren Is gansch onervaren in de religie
(bedoeld wordt de calvinistische con
fessie) ende verclaert. dat hijsijns
dienste begeert ontslaegen te zijn".
Hij wordt genoemd een ..ontijdelijcke
ende onstichtelijcke predicant", d.w.z.
niet te tolereren leraar. Men was over
ten. uit de Middeleeuwen daterende
heiligen beelden uit de kerk hebben
genomen en in een zij torentje of uit
bouwsel aan de zuidzijde van de to
ren hebben ingemetseld en op die ma
nier verborgen voor schennende han
den.
Daar werden zij in het begin van deze
eeuw (1905) tijdens restauratiewerk
zaamheden aan de toren weer terug
gevonden.
Gezien de roerige tijden is deze ver
onderstelling niet al te gewaagd en
redelijk aanvaardbaar
Een tweede hynothese zou zijn. dat de
aanhangers van de reformatie de
beelden uit de kerk hebben verwij
derd. nadat zij het kerkgebouw in be
zit hadden geló-egen. Dit lijkt onwaar
schijnlijk, daar de aanhangers van
de nieuwe leer de heiligenbeelden niet
zouden hebben ingemetseld.
Het dichtmetselen van de toegang tot
dit moeilijk vindbare tor en vertrek je
wijst er ons inziens op, dat de beel-
in totaal, bevinden zich thans ver
spreid in het Rijksmuseum te Amster
dam en in het museum „Flehite" te
Amersfoort.
Het was dus een kleine groep van in
gezetenen, die de invoering der kerk
hervorming in Soest heeft weten door
te zetten Verreweg de meerderheid
van de toenmalige bevolking, ongeveer
zeshonderd personen, voelde niets voor
de ,,nye lere" en bleef de oude gods
dienst trouw.
Ondanks tegenslagen heeft zich in
Soest de jong hervormde gemeente
toch geformeerd en gecondoliseerd, al
was het aantal hervormingsgezinden
uiteraard bijzonder gering. Van de il
lusie, dat er geen nieuwe kerk werd
gevormd, doch de bestaande kerk met
inbegrip van het gehele kerkvolk zou
blijven voortbestaan, alleen in ver
nieuwde naar evangelische maatsta
ven herstelde vormen, bleef weinig
over. Voortaan zouden er twee kerken
zijn.
De kerkelijke verdeeldheid heeft ech
ter in Soest, voorzover is na te gaan.
nooit tot scherpe tegenstellingen bin
nen de dorpsgemeenschap gevoerd. Dit
blijkt wel daaruit, dat in de 17e eeuw
en daarna vele hervormde of hervor
mingsgezinde Soestenaren lid waren
en bleven van het Groot Gaesbeker
Gilde, dat reglementair toch een
rooms-katholiek karakter droeg. (Zie
hierover: E Heupers De gilden van
Soest)
Ook het feit. dat <op voorschrift van
hogerhand) alleen protestanten funk-
ties in het dorpsbestuur mochten be
kleden. schijnt over het algemeen geen
afbreuk te hebben gedaan aan de
onderlinge verhouding tussen protes
tant en katholiek.
De katholieke parochie herstelde zich
langzamerhand, maar pas omstreeks
1692 kreeg zij weer een eigen pastoor:
Johannes Haga. afkomstig uit Deven
ter.
Het rooms-katholieke deel der bevol
king bleef dus meer dan een eeuw
verstoken van een officiële geestelijke
herder.
Een boerderij-diende in die tyd _tot
noodkerk en werd in de loop der tij
den meermalen in- en uitwendig ver
bouwd.
Waarschijnlijk heeft zij op dezelfde
plaats gestaan waar nu de in 1853
gebouwde kerk staat, met dit verschil
dat de noodkerk met de voorzijde
naar de rijksweg heeft gestaan en de
huidige St Petrus en Pauluskerk haar
ingang heeft aan het Kerkplein
Hierbij zij opgemerkt dat het Kerk
plein toen nog niet bestond en de
kerk bereikt kon worden door de Kor
te Kerkstraat, toen niet meer dan een
weggetje dat naar de Brink leidde,
waarvan nu nog een gedeelte bestaat.
Een rij geschoren lindebomen aan de
Steenhoffstraat (rijksstraatweg), aan
de kant van de pastorie, geeft de
plaats aan waar de oude noodkerk
van voor 1853 heeft gestaan.
In het midden van de 18e eeuw ver
nieuwde pastoor Van Zuylen van Ny-
veld (1742-1760) de kerk: later onder
pastoor Martinus van Dijk (1826-1839)
kreeg het godshuis een klein toren
tje (1836). De aldus vergrote kerk
bleek op den duur toch te klein voor
de behoeften van de zich steeds uit
breidende parochie en daar zij in
bouwvallige staat begon te verkeren
ontstond het verlangen naar een
nieuwe kerk
Pastoor Gerardus van Grieken 1839-
1851), de opvolger van pastoor Van
Dijk durfde de bouw van een nieuwe
kerk niet aan. Hij scheen zozeer op te
zien tegen de kosten en moeilijkhe-1
den, dat het steeds bij plannen bleef, i
Na het vertrek van pastoor Van Grie-
ken op 10 september 1851, als rustend
pastoor naar Amersfoort, werd tot
pastoor van Soest benoemd Dr Wil-1
lem Steenhoff, geboren te Utrecht. 29
september 1816 Zijn ouders waren
Johannes Steenhoff en Maria van
Gruythuizen.
Steenhoff promoveerde te Rome tot
doctor in de godgeleerdheid en werd
bij zijn terugkomst in Nederland, op
12 juli 1842. na een assistentschap
van drie maanden te Amersfoort bij
aartspriester Gijsbertus Vermeulen, be
noemd tot professor aan het semina
rie te Warmond, dat tot seminarie
voor de gehele Nederlandse missie was
ingericht
Gedurende negen jaar bekleedde hij
deze leerstoel.
Zijn zwakke gezondheid deed hem op
het einde van het zevende jaar zijn
ontslag uit dit ambt vragen, maar.
dit werd niet verleend voor 1851. In
dit jaar benoemde de vice-suprior
mgr C. Belgrado hem tot pastoor te
Soest.
Naar het schijnt was deze benoeming
tegen de zin van de toen fungerende
aartepriester van Utrecht: J. Hart
man. Reeds eerder was Steenhoff be
noemd tot pastoor van de kerk Bui
ten Witte vrouwen te Utrecht, doch
deze benoeming werd door toedoen
van genoemde aartspriester om onbe
kende reden geannuleerd.
Bij zijn komst in onze gemeente be
gon pastoor Steenhoff direct met de
voorbereidende werkzaamheden voor
een nieuw te bouwen kerk, hetgeen
hij zich als levenstaak had gesteld.
Na overleg met het kerkbestuur en de
aartspriester Hartman hield hij zes
weken na de aanvaarding van zijn
benoeming als pastoor tweemaal een
toespraak tot zijn parochianen en
deed een beroep op hun offervaardig
heid, om te komen tot de bouw van
een nieuwe kerk. Boven zijn verwach
ting slaagde pastoor Steenhoff hierin
ln kor^e tijd kreeg hij als bouw
pastoor een som geld biicen van meer
f'nn dertig duizend gulden.
Het Grote Gild stond een gedeelte af
van de opbrengst van de verhuur der
üe'anden en het Kleine Gild bleef
plerin niet achter en schonk 200,—
behoeve van de Nieuwe kerk
egeven" stond genotuleerd in „Het
°ek voor alle Gilde en Broeders en
usters van het Sint Anna Gild".
Wee maanden later kon het kerkbe-
"Uur de bouw laten aanbesteden.
annemer werd Van Berkum te
trecht voor de som van 47.300,—.
'n september 1853 waren kerk en pas
torie voltooid
V/elgestelde ingezetenen, meest boe
ren gaven geschenken: een commu
niebank. een kieine klok in de toren
fin het uurwerk
Door kapelaan Piek werden de beno
digde gelden voor een preekstoel ge
collecteerd Tenslotte schonk de we
duwe C Kok de beelden van Petrus
en Paulus en de Heilige Joseph.
Het kerkgebouw is in „romeinse" stijl
opgetrokken Het verlangen van pas
toor Steenhoff. die in Rome had ge
studeerd. naar een kedc in die trant,
iHmtihieriri wel sterk tot uiting. Zijn
ideaal een nieuwe kerk in Soest, die
net aanzien zou moeten hebben van
een kerk in het zonnige Italië ging
hiermee in vervulling.
In oktober 1861 werd pastoor Steen
hoff voor het vele werk dat hij in de
ze had verricht en het tot stand
brengen van een nieuw kerkgebouw
door paus Pius IX benoemd tot ere-
kamerheer.
De aartsbisschop van Utrecht - de
bischoppelijke hiërarchie was inmid
dels hersteld - belaste pastoor Steen
hoff met de gestelijke verzorging van
de rooms-katholieke militairen in het
bekende Kamp van Zeist, te Soester-
berg. dat gedeeltelijk op Soester grond
gebied lag.
De pastoor had hier enige malen het
genoegen Koning Willem III te ont
moeten. Aan een feestelijk diner, dat op
R.K. kerk en pastorie te Soest omstreeks 1860 naar een oude tekening.
herder der parochie Soest en zijn pa
rochianen boden - toen zeer gebruike
lijk - bij die gelegenheid een gedenk
plaat aan; in het miden in een ovale
lijst gevat het portret van Z. Eerwaar
de. Rondom in medaillon de portretten
van zijn naaste medewerkers, een zes
tal kapelaans, die met hem in Soest
stonden. In fraai gekalligrafeerd
schrift, staat er boven geschreven:
Ter herinnering aan het Zilveren
Jubelfeest van den
Hoog Eerwaarden en Zeer Geleerden
Heer
Msgr Wilhelmus Steenhoff
als Herder der Parochie Soest.
1851-1876
in onze tijd nauwelijks wordt gevon
den.
Op 2e Kerstdag, 26 december 1880,
's avond om zeven uur, overleed
pastoor Steenhoff in zijn parochie,
toendertijd Wijk B. Dorpsvoetpad no.
23 Daags voor Oudejaarsavond, 30 de
cember. werd hij uitgedragen onder
grote belangstelling en op het oude
kerkhof ter aarde besteld.
Een stenen tombe dekt zijn graf.
Hierop is de priester in vol ornaat af
gebeeld. Jammer genoeg vertoont de
graftombe sporen van ernstig verval.
Alleen al uit piëteit t a v. wijlen pas
toor Steenhoff zou het monument moe
ten worden gerestaureerd en hersteld.
Met het overlijden van deze priester
was een werkzam leven heengegaan,
een leven „met veel ijver en overvloe
dige vruchten' Een voortreffelijk
mens, een Utrechtenaar, die door zijn
leven en werken in een boerendorp als
Soest in die tijd, een rechtgeaarde
„Soesder" werd. niet alleen gerespec
teerd en geëerd door zijn parochianen,
maar ook door vele anderen (w.o. de
Ned. Herv. predikant Ds. Bos), zelfs
door tegenstanders, die het herstel van
de bisschoppelijke hiërarchie en de
„Aprilbewegingnog niet waren verge
ten.
E HEUPERS.
3 van de 7 beelden in museum Flehite
te Amersfoort.
In het midden moeder Anna met Ma
ria en het Christuskind en ter weers
zijden verschillende beelden van Maria
mot het kind
4 september 1853 ter ere van de Kroon
prins in het kamp werd gegeven, zat
zowel de pastoor-aalmoezenier Steen
hoff als de veldprediker aan.
Na een minder aangenam onderhoud
tussen de Koning en hem over het
herstel van de bisschoppelijke hiërar
chie in ons land. werd hij bij een la
tere gelegenheid door de Vorst met een
Mgr. Prof. Willem Steenhoff.
Pastoor van Soest van 1851 tot 1880.
minzaam lachje vereerd en „zeer vrien
delijk bejegend".
Mgr. Steenhoff was negen en twintig
jaren als pastoor te Soest werkzaam
en onder zijn bezielende leiding begon
de emancipatie van de rooms-katholie-
ken te Soest op gang te komen. Met'
nooit aflatende ijver werkte hij hier
aan voort.
Nadat in 1853 de St. Petrus en Pau
luskerk was voltooid werd in 1868 het
St. Josephgesticht gebouwd, met een
bewaar- en meisjesschool. Een ge
deelte er van werd ingericht als oude
mannen- en vrouwenhuis.
In 1871 verrees de St. Bonifaciusschool,
een school alleen voor jongens, terwijl
in 1878 het r.k, kerkhof, gelegen tegen
over de kerk, werd vernieuwd en ver
groot
De grond werd toen pas eigendom van
de r.k. kerk; het kerkhof was voordien
al geruimen tijd (minstens 2 eeuwen)
in gebruik bij de katholieke gemeen
tenaren. Het siuk grond bestemd en
gebruikt als begraafplaats werd reeds
in het begin van de 18e eeuw aan de
katholieken door het gemeentebestuur
voor dit doel afgestaan.
Op 10 september 1876 vierde pastoor
Steenhoff zijn zilveren jubileum als
Jaren achtereen en totaal vergeten
stond de plaat op de zolder van het
v.m. St. Josephgesticht. Enige jaren
geleden werd zij welwillend door de
zusters ter beschikking gesteld van de
gemeente voor haar oudheidkamer.
Bij raadsbesluit van 30 november werd
een gedeelte van de rijksweg naar
pastoor Steenhoff vernoemd. Erg on
nauwkeurig stond op het straatnaam
bordje ..Steenhofstraat", dus met één
f. Pas jaren later ontdekte men de
fout en werd zij alsnog hersteld. Toe
voeging van het praedicaat „pastoor"
heeft men weg gelaten, als zijnde niet
belangrijk. Een zelfde fout werd be
gaan met de „Bosstraat", die naar wij
len Ds. Bos (1847-1892) is genoemd.
Ook hier werd de titel niet aan de
naam van ds Bos toegevoegd.
Naast zijn arbeid als parochieherder
vond de pastoor tijd en gelegenheid de
kerkgeschiedenis van ons land te be
schrijven van 1842 tot 1862. In de ge
schiedenis is geen tijdvak zo gewichtig
voor de rooms-katholieke kerk als het
herstel van de bisschoppelijke hiërar
chie in ons land. meende hij.
Hield de meer algemene kerkgeschie
denis in de eerste plaats zijn aandacht
gevangen, daarnaast toonde hij be
langstelling voor de geschiedenis van
zijn parochie. Hij, Utrechter van
geboorte, voelde zich nauw verbonden
met de boeren, eenvoudige daggelders
en schaapherders, wier lief en leed hij
zo van nabij kende.
Wanneer men nu nog hoog bejaarde
„Soesders" hierover eens aan het pra
ten krijgt, dan hoort men dikwijls hoe
bijzonder pastoor Steenhoff geliefd
was bij het gewone volkeen min
zaam mens. een ware herder voor zijn
parochianen, daarnaast een geleerde,
een man van fijnzinnige eruditie.
Hoezeer deze geestelijke nog voortleeft
onder de oude bevolking blijkt uit
een sage, een volksvertelling, die nu
nog wordt verteld en waarin Steenhoff
als een legendarische figuur een rol
speelt en naar voren treedt als de
machtige priester die fungeert als be
middelende tusenpersoon tussen God
en de mensen. De sage. zoals ons werd
verteld en opgetekend, luidt:
„Pastoor Steenhoff was een bar god
vruchtig mins. hie had biezondere
goave, die man Ming moeder vertelde
altied, dat er is een keer braand was
in de Karkebuurt. In die tied waore
er nog gin braandspuute. zo as noeng
en toen braandde 't maor an. En toen
is gebeurd, 't Was zo aarg. dat ze de
pastoor ophoalden, Steenhoff. want de
wind zat verkeerd. Noeng weet ik niet
meer of 't huus in braand sting of
dat van de buren, meheer de pastoor
liep mit gevouwen haande om 't huus
heen en daor ineens draeide de wind
en 't gevaor was over, was weg. 't Mot
echt gebeurd z'n Ming moeder vertelde
't altied. zo oud as ze was en je kon
heur geleuven, ze zuugt het niet uut
heur duum."
Het oude volksverhaal staat niet op
zich zelf; het wordt overal in ons land
in dorpen en steden verteld door een
generatie, die nog geen weet had van
de oecumenische gedachte. Het wordt
niet alleen verteld door katholieken
doch ook door protestanten, die hier
gevoelig voor waren. Een sage waaruit
een diep Godsvertrouwen spreekt, zoals
De graftombe \an pastoor Steenhoff
op het R.K. kerkhof.
Vele landgenoten zijn de mening toe
gedaan. dat het omroepplan-Vrolijk
nooit een openbestel kon worden, dat
er slechts sprake was van een schijn-
openheid en dat minister Vrolijk het
nieuwe gegadigden onmogelijk had
gemaakt een plaats te bezetten in het
nieuwe bestel, omdat de getalseisen van
de minister véél te hoog waren.
Vermoedelijk zouden heel wat Neder
landers dit nu nog hebben gelooid, als
inmiddels de eerste niet bewezen had,
dat de eerste getalsbarriére (10 000)
wel degelijk te nemen is. De T.R.O.S.
heeft er zelfs maar enkele weken over
gedaan om ruim 25.000 leden aan te
trekken.
De KAMER VAN KOOPHANDEL EN
FABRIEKEN te AMERSFOORT houdt
woensdag a.s.. van 14 tot 17 uur, voor
het verstrekken van Inlichtingen, zit
ting ten gemeentehuize alhier
Natuurlijk zal deze stichting 100000
leden moeten hebben om zich een
volwaardige oirïroep te kunnen noe
men. maar wanneer men binnen een
maand 25.000 leden kan werven, is de
mogelijkheid er toch ook om - laten
we zeggen - in enkele jaren 100.000
leden aan te trekken.
Men kan nu moeilijk meer volhouden
dat de getalseisen van minister Vrolijk
te hoog zijn. Integendeel, wanneer het
zo gemakkelijk is om 10.000 leden te
winnen en daarmee een, zij het dan
bescheiden plaats, in het omroepbestel
te bunnen innemen, dan vragen wij
ons af of deze gang van zaken bevor
derlijk is voor ons omroepwezen.
De kwaliteit der programma's lijkt
ons bepaald niet gediend met een grote
versnippering van de omroep.
Als de grote omroepverenigingen het
al moeilijk hebben om een behoorlijk
programma te brengen, laat staan wat
men dan van allerlei kleine organisa
ties kan verwachten.
Reeds nu wordt de T.R.O.S. een tweede
A.V.R.O. genoemd en daarom kan men
zich afvragen welke winst hierin nu
precies schuilt.