Geen wind te hard, geen zee te hoog, altijd varen de reddingboten uit r-. •i S.O.S. Schip in nood Michiel Adriaansz. de Ruyter, Maar ten Harpertsz. Tromp, Karei Door man en nog vele anderen, zijn voor iedereen klinkende namen, die direct verbonden worden met de zee. Hoewel Nederland zijn suprematie op de wereldzeeën reeds lang verloren heeft, bezit het nog altijd de naam van „zeevarend volk", en beslist niet ten onrechte. In alle havens en op alle wereldzeeën wappert het rood- wit-blauw. Hoe druk is het in de vakantietijd niet op de steigers van de rederijen, in onze havensteden Rotterdam en Amsterdam, die rondvaarten organi seren door de havens. En hoeveel tienduizenden trotseerden de onmoe- melijke drukte niet op de toevoer wegen naar onze kust, om maar een glimp op te vangen van het door de winterstormen op de Nederlandse kust geworpen „zeekasteel". De Ne derlander voelt zich aangetrokken tot de zee,'in zijn wel, en in zijn wee! In zijn wel, zomers genietend van de zon op de overbevolkte stran den, in zijn wee, meelevend met elk schip of elke schepeling die in nood verkeert. de stuurman. Na enkele mislukte pogingen, door het stampen der zee werden ze nadat ze na moeizaam roei en tot vlak bij ,,De Vrede" waren ge komen in een keer tientallen meters teruggeslagen. Na taaie volharding gelukte het de redders de drie man van boord te halen. Alle hens gered. Hoe tragisch werd het eind van deze tot dan zo succesvol verlopen geïm proviseerde reddingsactie. Toen men de branding bereikte werd de boot door een zware grondzee dwars op de golven getrokken, sloeg om en op een redder na verdronken allen voor de ogen voor familie en kennissen. Veertien dagen later kwamen de Huisduiners weer in het nieuws, toen voor de Huisduiner kust de Neder landse birk Susanna Maria strandde. Weer voeren de Huisduiners uit, vier Motorstrandreddingboot van station Schiermonnikoog „Willem Horsman". Ontstaan van de Eerste Reddingmaatschappij De najaarsstormen van 1824, met hun enorm aantal scheepsrampen, tot ge volg hebbend, zouden de directe aan leiding worden tot oprichting van de Noord- en Zuid-Hollandse Redding maatschappij. Vooral het fantastische werk wat de Huisduiners deden bij de stranding van het Nederlandse fregat „De Vre de", op 14 oktober op „hun" stand was doorslaggevend. Toen „De Vrede" als zoveel schepen voor haar, ge strand was, misleid door het nood weer en de gebrekkige kustbeveili- ging werd dit uiteraard direct op gemerkt door de mensen, die doordat ze bij stormweer niet konden slapen op de duinen stonden. Deze mensen vindt men nu nog, mensen die de elementen trotseren, zich verwant voelend met de zee. In de kortst mogelijkte tijd was het strand vol Huisduiners, zeven vrij willigers wilden het wagen om met de lichte sloep die op het strand lag langszij „De Vrede" te komen, en te proberen de bemanning van boord te halen. Hun eerste poging mislukte, voordat „De Vrede" bereikt was verspeelden ze in de geweldige branding de meeste van hun riemen, en werden terug geworpen. Men moest eerst terug naar het dorp om nieuwe rie men te halen, voor men een nieuwe poging kon wagen. Van de zeven vrijwilligers moesten er bij de 2e poging drie vervangen worden, zij hadden teveel van zich gevergd Nu had rnen wel succes, 11 man haalde men in een keer van boord en kwamen behouden aan land. De derde keer dat men door de bran ding brak waren er nog drie man aan boord, waaronder de kapitein en Motorreddingboot Carlot, dwars door de branding naar zee. schipbreukelingen konden worden gered, voor veertien opvarenden kwam de hulp te laat. Deze reddingen brachten ons volk in beweging en op 11 november 1824. ging een geschrift, opgesteld door 6 bekende Amsterdammers, door het land, waarin zij elke Nederlander, ongeacht positie, geloofsovertuiging of politieke overtuiging, vroegen gel den beschikbar te stellen voor een te vormen fonds van waaruit men alle benodigde reddingsmaterialen zou kunnen bekostigen. Dit fonds kreeg de naam van „Noord en Zuidhollandse Reddingmaatschap- pij" Binnen een jaar na de stichtingsda tum beschikte het fonds reeds over het formidabele bedrag van 16.000.- en telde de N.Z.H.R.M. bijna 800 leden. Uit die tijd stamt ook het feit dat het werkterrein van de Maatschappij beperkt bleef tot Loosduinen, en de Zeeuwse eilanden er niet in werden betrokken. Men neemt aan dat de eerste voorzitter, Jhr. Ortt, inspecteur van het Loodswezen boven de Maas, zich niet op het gebied van zijn col lega, inspecteur beneden de Maas, jhr. Twent, heeft willen indringen. Wel hebben de „zuidelijken" in 1824 ook een Maatschappij opgericht, doch pogingen om tot een fusie te komen mislukten. Zelfs de bemoeienissen van Koning Willem I bleven vruch teloos, bij fusie beloofde men rege ringssubsidie, doch de N.Z.H.R.M. weigerde uit vrees voor gebonden heid. Dat deze weigering geen onbezonnen daad was, zoals sommigen het wilden doen voor komen, leerde de toe komst, zelfs nu heeft men van het toen genomen besluit geen moment spijt, een stichting zo bij uitstek bestaand van vrijwillige daad, kan het best gespeend blijven van iedere overheidsbemoeiing. Ook het regeringsstandpunt valt na tuurlijk te begrijpen, men was bang voor excessen bij de reddingen de redders soms meer belangstelling zouden hebben voor de lading van het gestrande schip, dan voor zijn ongelukkige bemanning, hoe wel dit in de reglementen ten strengste was verboden. De ervaring leerde dat dit wantrou wen niet gerechtvaardigd was, al zal de verleiding wel eens erg groot geweest zijn, redden was punt 1 ge worden. De N.Z.H.R.M. gaat van start Het viel voor het bestuur niet mee om langs de kust van Schiermonnik- ook tot Loosduinen geschikte plaat sen te vinden voor stationering van boten en materieel. Op diverse plaat sen beschikten men over boten, soms totaal ongeschikt, soms met een enkele ingreep voor het reddingwerk geschikt te maken Na drie maanden beschikte men reeds over negen in goede staat verkerende boten. Voor de stations waar geen boten aan wezig waren liet men het oog val len op het „Groenlandse type", sloe pen die ondermeer op de walvisvaart hun degelijkheid en geschiktheid voldoende hadden bewezen, maar wat vooral een doorslaggevend punt was, de kustbewoners kenden de sloepen, door en door. Elk station had een eigen verant woordelijk bestuur samengesteld uit enkele invloedrijke, en daardoor over wicht hebbende personen. Het station Egmond aan Zee heeft de eer behaald om als eerste station na oprichting van de Reddingmaat schappij de eerste schipbreukelingen te redden. Hierna volgden de Pet- temers, Zandvoorters en Amelanders, hun triomftochten, want zo mochten we de eerste tochten onder de vlag van de nieuwe Maatschappij toch wel noemen, zouden de ouverture worden van een lange rij helden fei ten. Grote openlijke waardering was er voor de redders niet bij. dit wordt het best Geaccentueerd door de in structies die het bestuur van de Maatschappij aan de plaatselijke se cretarissen gaf: „Hierneven de getuigschriften, welke wij u verzoeken uit te reiken aan de bemanning van de reddingboot welke de bemanning van de Amerikaanse boot „Virginia" heeft gered, zonder enig officieel vertoon. De zaak zelve moet goed en prijzenswaardig zijn. maar zich niet door veel gedruis en ophef aanprijzen, wij moeten zo een voudig onze weg gaan. gelijk u altoos met ons eens waard". Dat het bloed ook wel eens kroop waar het eigenlijk niet gaan mocht is wel begrijpelijk, het waren jutters en in hun hart bleven het jutters, maar niet de drang naar buit, alleen de drang naar „redden" is primair Hun grootste beloning was een be houden terugkomst met „alle hens gered". Dat deze hartstocht ook wel eens een conflict opleverde is logisch Wan neer b.v. een tot stranding gedoemd schip zich op het moment van stran ding precies tussen de gebieden van twee naast elkaar liggende stations bevond, gebeurde het wel dat een fikse vechtpartij ontstond over de vraag wie er dan wel met zijn boot op af zou gaan. terwijl dat de schipbreukelingen niets kon schelen, als ze maar gered werden Uiteraard heeft de Maatschappij ook wel eens berispend op moeten treden, wanneer b.v. de reddingboten loodsen aan boord van schepen brachten. Niet van humor ontbloot is de berisping die de „Wijkers" (Wijk aan Zee) in ont vangst moesten nemen, toen het be stuur kennis had genomen van het feit dat zij hun boot hadden gebruikt voor het vangen van een walvis. Van de reddingen tot ongeveer 1875 zijn de rapporten niet bewaard ge bleven, enkele rapporten, niet eens die van belangrijke reddingen, zijn ten dele teruggevonden, met zeer ge brekkige gegevens. Wel weet men met zekerheid dat tot 1875 ruim 2300 mensen van 340 verschillende sche pen zijn gered. Lijnwerp- en Wippertoestel Rond 1850 werden <roor het eerst langs onze kust een aantal lijnwerp- toestellen geplaatst. Voor onze lang- zaam oplopende kust is dit een toe stel wat maar hoogst zelden wordt gebruikt, daar de afstand toestel- gestrand schip meestal groter is dan de schootsafstand van het toestel. Wanneer echter de reddingboot de gestrande boot doordat deze zo hoog is komen te liggen, niet meer kan bereiken, werpt dit toestel beslist zijn nut af Wanneer het gelukt om, rekening houdend met de wind, de lijn over het schip te schieten, en de nog aanwezige bemanning is nog in staat om met behulp van de lijn een zwaardere tros binnen te halen, dan kunnen zij daarmee een verbinding met de wal tot stand Motorreddingboot Bernard van Leer, station Scheveningen, sinds 1965 in de vaart. dig. Toen het Engelse fregat „Bram- bletye" strandde op de Noordergron- den, voer Dorus Rijkers uit en redde in een actie die ruim 14 uur duurde. 21 man. Hij was uit het goede hout gesneden. Ruim een jaar na zijn benoeming, kwam het moment dat Rijkers zijn reputatie als een der grootste, zo niet de grootste redder van Nederland zou geven. Op 9 december strandde te Nieuwe- diep de Duitse bark „Renown" met 25 man aan boord waaronder de Duitse loods. In de vroege morgen ontdekte de vuurtorenwachter van Kijkduin noodsignalen in de richting van het Westgat. Hij waarschuwde het plaatselijk bestuur dat op haar beurt de bemanning alarmeerde die de boot in enkele minuten vaar klaar hadden. /r .••tv* j&y Mll motorstrandreddingboot Kurt Carlsen, Schipper C. van den Berg, vaji de station Noordivijk aan Zee Motorreddingboot „Jhr. H. J. Ortt", station Ameland. brengen waarlangs zij de vaste wal dan kunnen bereiken. Motorreddingboten Begin 1900 deden de mechanisch voortbewogen reddingboten hun in trede. In eerste instantie tot 1910 waren dit boten van Engelse make lij, maar in 1910 deed de eerste Ne- derlanse reddingboot met motor „De Brandaris" haar intrede. Een geheel stalen boot van 17.5 me ter lang, 4,5 meter breed en een diepte van 1,5 meter, uitgerust met een motor van nu nog bekende naam, Kromhout, van 76 paardekrachten, welke het schip een snelheid van ongeveer 15 km gaven. Voor veel kustbewoners was dit een moeilijke tijd. jaren achtereen had den de „stoere" roeiers uit hun mid den de boot gebracht waar zij wil den, en nu werd hun taak overge nomen door een „helse" machine. Vol wantrouwen sloeg men dan ook de eerste verrichtingen gade. maar allengs werd het wantrouwen ver drongen door een laaiend enthousias me. De laatste twijfel werd wegge nomen toen de „Brandaris" met een flinke storm zonder enige moeite de branding doorvoer, naar buiten. De redders Vele namen liggen ons op de lippen, zonder dralen noemen wij dan Dorus Rijkers, Toxopeus, Both, Botte en vele anderen. Dorus Rijkers neemt onder de ders een plaats apart in. In kreeg Dorus Rijkers het bevel een reddingboot. Dat zijn benoeming gerechtvaardigd was bleek al spoe- Toen de boot. getrokken door een sleepboot, in de buurt van het ge strande schip kwam, sloegen de gol ven al over het dek. De bemanning was in de masten geklommen en probeerde achter de zeilen enige be schutting te vinden tegen de felle oostenwind. Het over boord geslagen want bemoeilijkte de reddingspogin gen, voch lukte het Rijkers om bij de eerste poging 11 man van boord te halen. Nog twee pogingen overdag gedaan mislukten, en het zou tot de volgende dag duren voor een poging weer succes zou hebben, zeven schip breukelingen konden zich via toege worpen lijnen in veiligheid stellen. Weer maakte de storm verdere po gingen onmogelijk, de nog op de bark zittende bemanningsleden zou den nog zo'n verschrikkelijke nacht door moeten maken. De volgende dag, bij de vierde po ging, werden zij, door de kou be vangen. aan wal gebracht. Alleen de stuurman, in het rapport dat Rijkers aan de Maatschappij stuurde schreef hij „Ik zie zijn gezicht nog voor me", verdronk vlak voor het gezicht van zijn redders. Dorus Rijkers, in 1847 geboren, stierf in 1928 op 81-jarige leeftijd. Veertig reddingen verrichtte hij, daarbij 486 mensen behouden aan land bren gend. De K.N.Z.H.R.M. thans De moderne techniek, radio, radar, de betere kustbêveiliging en de ver beterde konstruktie van de schepen, hebben de kans op rampen als die met de bark „Renown" aanmerke lijk kleiner gemaakt. Niet volledig onmogelijk gemaakt, dat bewijst wel de toch wel weer ieder jaar voorko mende stranding van een schip op onze beruchte kusten. De taak van een reddingboot lijkt 'n onmogelijke, wanneer een zeekasteel zo torenhoog boven hem uitsteekt, maar wanneer de enorme zeeslepers zo'n gestrand schip bij vloed weer in „ruim" water proberen te trekken, is die notedop in de directe nabijheid „stand by" zo dat heet voor eventua liteiten. Nu de tegenwoordige tijd velen in staat stelt zijn recreatie ook op het water te bedrijven, blijken de daar zo bij uitstek voor geschikt zijnde gebieden als Loosdrecht, Braasemer- meer, Bieschbos, Friese meren enz., alweer veel te klein. Men zoekt an dere mogelijkheden, en kiest het „ruime sop" in ons geval het IJssel- meer en de Waddenzee Dit komt goed tot uiting in het jaar verslag van de K.N.Z.H.RM. Als voorbeeld namen wij voor u de zo mermaanden juni, juli en augustus van 1964. De boten der KN.Z.H R.M. voeren in die maanden uit voor een omgeslagen kano, een tiental in moeilijkheden verkerende motorjach ten en drie in gevaar verkerende zeiljachten. Nu na ruim 140 jaar Reddingmaat schappij is zij nog steeds „baas in eigen huis", en kent geen enkele staatsbemoeienis. Dat dit in de te genwoordige tijd geen eenvoudige zaak is valt te begrijpen, de zorg voor het kostbare materiaal is geen sinecure, men moet ten volle kunnen vertrouwen op het materiaal, het mag niet voorkomen dat een uitge- vaarde boot terug zou moeten keren wegens een defect. Het in zo'n enor me hoge graad van onderhoud hou den van het materiaal kost geld, veel geld, en dat is nu juist iets dat de Maatschappij ontbreekt. Deze finan ciële onmacht gaat funest worden voor de al 140 jaar door vrijwillige giften in stand gehouden Redding maatschappij. Vandaar dat men, nu echter niet voor de stichting, maar voor de instandhouding, een beroep op het Nederlandse volk doet. Een beroep dat kijkend in het verleden niet tevergeefs mag zijn. Nederland is het aan zijn naam verplicht. Men zoekt nu „Redders aan de wal" Wanneer men minimaal ƒ5.stort op girorekening 26363 ten name van K.N Z.H.R.M., Amsterdam, wordt men ingeschreven als contribuant, en ontvangt tweemaal per jaar het or gaan de „Reddingboot", dat u volle dig op de hoogte houdt van het wel en wee langs de Nederlandse kust. Reserse motorstrandreddingboot Joan Hodson, station ,,De Cocksdorp". Foto's C. van der Meulen. over

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1966 | | pagina 9