Jubileum sociale wetten
Aberfan
Noorderweg 23
AANTAL STUDENTEN NAM ENORM TOE
LEVEN IN CHINA
Vakantie is er niet bij
Verprate kans
op veiligheid
OOK IN DE POLITIEK
HUMOR ALS WAPEN
HULP GEVRAAGD VOOR DE HULP
KERSTBOMEN
ZORG VOOR ZIEKEN IN NEDERLAND
Partij voor
Gezagshandhaving
In onze collectie
BRILMONTUREN
Fa. O. F. VÖIGT
Koopt Kersverse
H. VAN DE FL1ER
Terrein verlicht.
Toneeluitvoering: voor
Groninger Vereniging
In China wonen nu reeds 750 miljoen Chinezen. Dit onvoorstelbare getal vermeer
dert met 15 miljoen per jaar. Dat Is ruim 40.000 per dag, dat is 1700 per uur, dat
ls één Chinees per 5 seconden.
In het begin der tachtiger jaren zullen er een miljard Chinezen in Mao's rijk zijn.
En wat men in de rest van de wereld wéét is, dat dit Chinese volk niet een
doelloos door elkaar wriemelende massa zal zyn. Wat men thans ziet op dc films
van moderne machines en fabrieken, van gedisciplineerde betogingen en strak
marcherende soldaten, doet wel iets anders verwachten.
De Chinese maatschappij kenmerkt zich door een krachtige dynamiek. Zowel op
wetenschappelijk als economisch gebied vertoont het land een gunstige ontwik
keling.
Eerbied voor de handwerkman
verplicht
In de hiërarchische opbouw van het ge
zag heeft de top van de keizerlijke macht
in China eeuwenlang gesteund op een
bovenlaag van intellectuelen of „literati".
Zij genoten het prestige uitleggers te zijn
van de oude heilige boeken en beschik
ten bovendien over de praktische kennis
om bestuursfuncties te kunnen uitoefe
nen.
Toen China in de tweede helft van de
vorige eeuw in de invloedssfeer van het
Europese kolonialisme kwam, begon het
monopolie dat de mandarijnenstand der
literati zoveel eeuwen had kunnen hand
haven. tc wankelen. In 1920 liet de
Mandsjoe-dynastie het onderwijs in wes
terse geest hervormen. Het hoogste wat
een jonge intellectueel voortaan in zijn
opleiding kon bereiken, was een studie
tijd in het buitenland. Van de hoogste
De Kassen hebben weinig haast om po
litieke zaken te doen met het westen -
op een uitzondering na: ze willen graag
een verdrag tegen dè verspreiding van
de kernwapens.
George Brown kwam uit Londen aan
gevlogen en werd met veel egards ont
vangen, voerde lange gesprekken, maar
bereikte niets. Dat hij zijn Sowjet-col-
lega Gromyko - en deze de Britse mi
nister van buitenlandse zaken - beter
leerde kennen is natuurlijk niet on
nuttig, maar Brown had wellicht toch
op wat tastbaarders gehoopt.
Maar nu hebben de Russen natuurlijk
heel veel anders aan hun hoofd. Er
wordt nog steeds geijverd voor een ro
de wereldconferentie om de Chinezen
te veroordelen. Kadar toonde zich daar
ook al voor op het Hongaarse partij
congres. Maar met name de Roemenen
en de in deze zeer belangrijke Italianen
maken dat de zozeer voorgestane eens
gezindheid op dit punt ontbreekt. Tot
verdriet der Russen, die juist nu het
tijdstip gunstig achten voor zo'n rood
forum, omdat het in China zelf nu aar
dig rommelt.
Een gerommel dat het Kremlin graag
versterkt, getuige het artikel in de
Prawda waarin „nuchtere Chinezen"
worden opgeroepen eindelijk eens in ac
tie te komen tegen de partijlijn van
Mao - een oproep tot rebellie die de
Russische leiders tot dusver nooit had
den toegestaan.
Deze zorg om China overheerst op het
ogenblik alles in Moskou, ook een even
tueel beïnvloeden van Noord-Vietnam
opdat het daar althans tot een staakt
het vuren komt. Alleen een verdrag te
gen de verspreiding van kernwapens
achten de Russen nog wel belangrijk.
Maar de kansen daarop worden hoe
langer hoe minder.
Het verdrag zou beperkt blijven tot
Rusland, Engeland en de V.S. Een paar
jaar terug was dit eigenlijk al genoeg,
maar intussen zijn Frankrijk en China
ook kernmachten geworden. En het is
wel zeker dat deze twee zich niet bij
zo'n verdrag aan zullen sluiten.
Bovendien komen uit India nu allerlei
geluiden, die de kansen op zo'n verdrag
nog verder verkleinen. De Indiërs -
vroeger grote voorstanders - hebben
ervaren dat hun onvriendelijke buur
China intussen is begonnen met zijn
kernmacht en ze eisen nu waterdichte
garanties dat India er nooit de dupe
van zal worden als het afziet van eigen
A- en H-bommen. Garanties die eigen
lijk moeilijk te geven zijn, want daar
voor zou een ontzaglijk controle-aDpa-
raat moeten worden opgebouwd, dat
dan bovendien ook de macht en de mo
gelijkheid moet hebben op Chinees en
Frans gebied te inspecteren.
Voor de Russen is een verdrag tegen
verspreiding van kernwapens zeer be
langrijk omdat op die manier te ver
hoeden zou zijn dat West-Duitsland op
de een of andere manier iets te zeggen
zou kunnen krijgen over een kern
macht, van de N.A.V.O., een Europese
met Frankrijk samen, of een eigen.
Maar ook in Duitsland gaan stemmen
op die vragen waarom de bondsrepu
bliek zich zou verplichten geen kern
wapens onder zijn zeggenschap te krij
gen, waardoor het zichzelf zou veroor
delen altijd een tweede-rangs mogend
heid te bijven. En het bovendien de
Russen een genoegen zou doen, zonder
dat die tegenprestatie behoeven te leve
ren.
Het grote schrikbeeld voor de grote
kernmachten is dat op een gegeven mo
ment zoveel1 kernwapens over de we
reld verspreid liggen dat de een of an
dere regering voor de verleiding be
zwijkt ze dan ook maar te gebruiken.
Hoe meer H-bommen er zijn, hoe gro
ter de kans dat er een geworpen wordt.
En hoe groter dan kans dat er een te
ruggestuurd wordt enzovoort, enzovoort.
Juist de twee grote arsenaalhouders,
V.S. en U.S.S.R., weten te goed hoeveel
In puin kan gaan als het tot een onge
remd gebruik van kernwapens kan ko
men. En het is een schrikbeeld dat hen
de adem beneemt.
Een jaar of wat geleden was wellicht
een verdrag geweest dat het aantal
kernmachten inderdaad had beperkt tot
de drie eersten, plus eventueel het bui
ten de V.N. staande China. De jaren
van praten zonder resultaat hebben de
kansen op een dergelijk verdrag echter
voortdurend verkleind. Toen zou het
voldoende bijval gevonden hebben, nu
welhaast zeker niet meer omdat het
Duitse voorbeeld, maar vooral dat van
India hun uitwerking niet missen op de
andere, ook de zogenaamd neutrale,
landen van de wereld. Een kans om een
wat veiliger wereld tot stand te bren
gen is al pratende, en niets doende,
verloren gegaan.
ambtenaren had in 1935 reeds 76 °/o een
buitenlandse opleiding genoten.
Op het ogenblik zijn in rood-China nog
ongeveer 4500 geleerden werkzaam, die
hun opleiding in Europa, Amerika of
Japan hebben ontvangen. Deze, tot de
vroegere „gentry" behorende figuren
worden door vreemdelingen direct her
kend door hun soepel optreden, en hun
perfect Engels of Frans. Een van China's
grootste geleerden, de atoomfysicus prof.
Chin San Chiang, promoveerde bijvoor
beeld aan de Sorbonne.
Het aantal studenten in Mao's rijk neemt
enorm toe. In 1948 waren er pl.m. 110.000
studenten, in 1962 reeds 820.000. Nu is
de miljoen al lang overschreden. Verre
weg het merendeel studeert in de na
tuurwetenschappen en de hierop stoelen
de medische, landbouwkundige en inge
nieurswetenschappen.
Stage verplicht
Als vanouds koesterden de oosterse, dus
ook de Chinese intellectuelen een onmis
kenbare minachting voor het eenvoudige
handwerk. Maar dat leren zij onder
Mao's straffe regiem wel af.
In China doet men alles om de arbeiders
en boeren het besef bij te brengen, dat
de wetenschap niet alleen een bevoor
rechte minderheid ten goede komt, maar
iets dat vóór» hen werkt.
Studenten en intellectuelen zijn ver
plicht om stages te doen bij de com
munes en op het platteland. Een groot
deel der studenten brengt 10 °/o van zijn
studietijd bij de boeren door. Men tracht
op deze manier het traditionele levens
patroon van de plattelandsbevolking te
doorbreken met als gevolg een betere
geboortebeperking, snelle groei van het
middelbaar onderwijs en wetenschappe
lijke aanpak in het landbouwbedrijf.
Verdelgd
Tot de grootste wetenschappelijke pres
taties behoort het beteugelen van de
sprinkhanenplaag. In vele tropische en
sub-tropische gebieden kent men dit
euvel al sinds de heugenis der eeuwen.
Waar de treksprinkhanen neerstrijken,
wordt de landbouw ontwricht en ont
staat hongersnood.
Tot 1951 stond men in China volslagen
ls er zeker een naar uw keus
Burgem. Grothestraat 30
Erkend ziekenfondsleverancier
machteloos tegenover deze venijnige
graseters. Maar een team van veldon-
derzoekers, ingenieurs en fysiologen stel
de een onderzoek in en er werd een uit
gebreide vernietigingscampagne met
voornamelijk chemische middelen inge
zet.
En wat in Afrika niet gelukte, lukte
hier wel. De treksprinkhanenplaag be
hoort in China tot het verleden. Een in
drukwekkende prestatie!
Geen vakantie
Werkloosheid bestaat er in China vrijwel
niet meer. Chinese communebestuurders
klagen zelfs over gebrek aan arbeids
krachten. Dét is de reden waarom bij
voorbeeld de herbeplanting van braak
liggende hellingen en heuvels wordt
vertraagd. Ondanks deze krappe arbeids
markt komt de Chinese arbeider nog
veel tekort ten opzichte van zijn Euro
pese collega.
De arbeiders hebben geen recht op va
kantie. Eén vrije dag per week is vol
doende. Alleen zij die ver van hun gezin
wonen, overwerkt zijn of bijzondere
prestaties hebben geleverd mogen een
weekje genieten ineen rusthuis. En
wat de hoofdarbeiders betreft: zij moeten
een maand per jaar in een volkscom
mune werken om de band met het ge
wone volk niet te verliezen. Een soort
werkvakantie dus, met de nadruk op
werk.
De doorsnee Chinese burger ziet er be
hoorlijk gevoed uit en gaat redelijk, zij
het uiterst eenvoudig gekleed. Wat voor
al opviel is de grote uniformiteit in kle
ding. Dit is vooral het geval in het noor
den van het land, waar vrijwel iedereen
in blauw katoen is gekleed.
Het totale stadsbeeld in Peking, Sjang
hai en andere grote steden onderscheidt
zich gunstig van de toestand in andere
Aziatische steden als Calcutta en Ka-
rachi. Hier geen bedelaars in lompen,
geen armoedige, schooierige straatven
ters, ook geen mensen, die volkomen uit
gehongerd op het trottoir zitten.
Eten thuis
Over de volkscommunes doen in het
Westen tal van fantastische verhalen de
ronde, die evenwel niet met de werke
lijkheid corresponderen. Zo kan men in
Europa herhaaldelijk de bewering horen,
dat de Chinese arbeiders(sters) en boe
ren niet meer thuis eten, maar verplicht
zijn in de kantine van de commune te
eten. Voorts zouden de mannen en vrou
wen in aparte slaapzalen zijn onderge
bracht. Noch het een noch het ander is
waar. De Chinezen, zowel in de steden
als op het platteland, leven gewoon in
hun eigen huis. Daar kookt moeder de
vrouw ook hun potje. De kantines wor
den alleen gebruikt voor de vrijgezellen
en voor hen, die ver van huis werken.
De communes zijn niet anders dan zui
ver organisatorische eenheden om de ar
beidskrachten daar in te zetten, waar zij
het meest nodig zijn. Hoewel het le
venspeil aanzienlijk hoger ligt dan 15
20 jaar geleden, is het vergeleken met
dat van Europa nog altijd zeer laag.
Toch is China op de goede weg. Door
de toenemende mechanisatie wordt de
landbouwproduktie steeds meer opge
voerd.
De industrie heeft grote moeilijkheden
ondervonden door het onttrekken van
Russische hulp. Allerlei grootse plannen
bleven in de lucht hangen. Nu streeft
men naar een industriële ontwikkeling,
die bescheidener van opzet is en meer
het accent op de kwaliteit dan de kwan
titeit legt. Onmiskenbaar is, dat China
economisch gezien sterke vorderingen
maakt al is het einde van de „Lange
Mars" nog niet in zicht.
Toen prof. Schermerhorn zich terugtrok uit 's lands dienst na veel te hebben
bygedragen tot de souvereiniteitsoverdracht van Indonesië, werd de vraag gesteld
voor welke betrekking de oud-premier in aanmerking kwam. Een kolonel gromde
toen onder zyn knevel: „Als ze hem maar geen directeur van Artis maken want
dan hebben volgende week de gorilla's en orang-oetans zelfbeschikkingsrecht."
Dit is één van de vele politieke grapjes, die u kunt vinden in het boek „Politieke
humor". Het is een Nederlandse bewerking van „Der politische YVitz", een verza
meling politieke moppen, bijeengebracht door Milo Dor en Rcinhard Federmann en
ingeleid door cabaretier Jaap van der Merwe.
Humor is altijd een van de geheime wapens geweest van de politiek, de actuele
en de historische. Wim Kan moge er zyn brood mee verdienen, ook grote politici
als Churchill, Adenauer etc. hebben de humor als wapen niet geschuwd. Maar wat
kunnen wy beter doen dan enkele politieke situaties uit uw herinnering op te
halen, die in grappen hun weerspiegeling vonden?
UITING VAN VERWEER
Spel corrigeert de bittere ernst, waar
mee het politieke spel veelal wordt be
dreven. Het brengt het menselijke naar
voren uit een verwarrende hoeveelheid
aan abstract voorgestelde gegevens. Een
anecdote kan historische voorvallen of
actuele toestanden begrijpelijker maken
dan een witboek vol droge verhande
lingen.
Politieke humor, zo menen de samen
stellers van deze selectie, is een uiting
van verweer. Vandaar dat deze humor-
onder een dictatuur vaak het beste ge
dijt. Waar een volk wordt overheerst,
ontstaat de politieke grap als een vorm
van lijdelijk verzet.
In de dertiger jaren brengt een gelovi
ge een bezoek aan een rabbi en vraagt:
„Heilige Rabbi, kunt u mij zeggen wan
neer Hitier zal sterven?" De rabbi denkt
na en zegt: de juiste datum kan ik u
Toen in het Engelse mijndorpje Aberfan vrywel een gehele generatie werd weg
gevaagd, toen een slakkenberg neerstortte op de school vol kinderen, ging er een
schok van afgrijzen, maar ook van medeleven door geheel Engeland.
Op grote schaal werd hulp geboden.
En nu zit men in Aberfan met andere problemen, die zijn veroorzaakt door
de hulpverlening
De ramp in Aberfan, hoe ontzettend ook,
heeft één merkwaardig cachet: materieel
is er niet zo veel verloren gegaan.
Het overgrote aantal slachtoffers bestond
uit jonge kinderen. Dat is een verschrik
kelijk verlies voor de nabestaanden,
maar financieel heeft het geen verdere
gevolgen. Niemand blijft hulpeloos of
onverzorgd achter.
De school is een puinhoop, enkele huizen
zijn zwaar of licht beschadigd, maar het
vergt geen geweldige kapitalen om dat
weer in orde te brengen.
Inmiddels echter is er 900.000 pond, dat
is negen miljoen gulden, bij elkaar ge
bracht. Dat geld is natuurlijk bij een
bank gedeponeerd en brengt zo'n dui
zend gulden per dag rente op, dat er nog
bijkomt. En nog steeds staat de toevloed
van giften niet stil! En nog steeds wor
den er door bekende artiesten liefdadig
heidsvoorstellingen gegeven, zijn diverse
comité's in het land op eigen houtje be
zig met geld inzamelen.
Het probleem van Aberfan is thans: wat
doen we met dat geld?
Hoge heren en burgers
Het zondagsblad „The Observer" geeft
treffende staaltjes van de gulheid van
het publiek: schoolmeisjes, die boeken en
speelgoed verkochten, schoolkinderen, die
aardappelen gingen rooien „voor Aber
fan" om dan nog maar te zwijgen van
de vele aanbiedingen van gratis vakan
ties voor de getroffen gezinnen en der
gelijke. Wij hebben in Nederland iets
dergelijks gezien bij „Open het Dorp".
Daar zat men wel óm, maar niet mét
het geld verlegen. In Aberfan begint dat
laatste het geval te worden!
En dat is het enige niet.
Als men niet oppast, komt er ru2ie.
Rusie tussen de inwoners van Aberfan
en de heren, die het „Comité voor Hulp
verlening" vormen.
Men kan wel zo'n beetje nagaan, wie er
in zo'n comité zitting hebben: de burge
meester als voorzitter, een paar functio
narissen van het Graafschap, een kamer
lid, enkele vooraanstaande personen uit
de grotere mijnstad Merthyr Fydfil, de
bisschop en nog zo'n paar magistraten en
vooraanstaande lieden.
Er zit alleen niet één inwoner van Aber
fan in. Behalve dan de burgemeester en
die is er niet „een van ons", vinden de
lieden van Aberfan. Die speelt ook veel
te veel de baas. De ipensen willen zélf
wat te zeggen hebben. Het geld is voor
ons gegeven, zeggen ze en het is maar
heel normaal, dat wij er een zeg in
hebben, wat er mee gaat gebeuren.
Waarheen met dat geld?
Maar ja, wét moet er mee gebeuren?
Hoe zal men dat geld besteden, waar
iedere dag zo'n duizend gulden alleen
aan rente bijkomt? Wat moet men daar
mee doen in een dorpje als Aberfan, met
zo'n zes, zevenhonderd mensen?
Men hoort suggesties, zoals het bouwen
van een model-mijndorp, een voorbeeld
voor heel Wales, maar ook van beschei
dener ondernemingen, zoals de bouw van
een zwembad, studiebeurzen voor de
overblijvende kinderen en wat dies meer
zij.
De mensen van Aberfan denken nooit in
zulke grote bedragen en nu er miljoenen
te verdelen zijn, schiet de fantasie te
kort.
Er zijn ook kleinere narigheden. Er wer
den rubber overschoenen gratis uitge
deeld en het werd bijna een vechtpartij
om er een paar te pakken te krijgen,
maar de plaatselijke schoenwinkelier
klaagde, dat hij op die manier geen cent
verdiende
Dan waren er in het kleine Aberfan nog
twee comité's ook: een van .ouders van
kindere^" en een van. .inwoners", maar
tenslotte zag men in, dat dit teveel van
het goede was en de twee comité's zijn
nu tot één samengesmolten.
Acht of geen
De hoge heren, die tezamen het grote
comité vormden, vernamen van de klacht
van Aberfan, dat de mensen daar er
niets in te zeggen hadden.
Goed, zeiden ze, dan zullen we één
plaats ter beschikking stellen van een
vertegenwoordiger der inwoners. Maar
de lieden van Aberfan namen daarmee
geen genoegen. Ze willen minstens acht
zetels in het Comité bezetten!
Omdat ze in dit opzicht het been stijf
houden en principieel weigeren de ene
hun ter beschikking staande plaats in te
nemen, zit er dus uit Aberfan geen mens
in het grote Comité, juist nu de belang
rijkste beslissingen moeten worden ge
nomen.
Het geld voor Aberfan vloeit nog steeds.
De moeilijkheden in Aberfan zijn nog
steeds niet ten einde.
De grootscheepse hulpverlening van zo
vele „vrienden van Aberfan" in Enge
land en daarbuiten, dreigt meer moei
lijkheden op te leveren dan heel de
ramp!
niet zeggen, maar dit weet ik wel: het
zal een feestdag zijn". (Hij heeft gelijk
gekregen, wij vierden V.E.-dag: victo-
ry in Europe).
Nog een Witz uit de Hitlertijd, die
werd verteld op het internationaal chi
rurgen-congres 1936 te Genève. Een
Amerikaanse arts vertelt dat het hem
is gelukt een groot deel van de darm
te verwijderen en door plasticbuizen te
vervangen. Na deze ingreep werkt de
spijsvertering weer normaal en de pa
tiënt merkt niets van de verandering.
Een Duitse chirurg zei toen: „Dat is al
lemaal nog niets. Bij ons heeft men
bij een groot deel van het volk de her
sens weggenomen en geen meens merkt
er iets van."
Tegengif
In benarde omstandigheden bevestigt de
humor zijn functie als geestelijk ventiel,
als tegengif tegen de totale wanhoop.
Dat blijkt uit deze brief van een Ber-
lijnse familie aan kennissen in het bui
tenland: „Ons gaat het goed. Hitier leidt
ons maar een betere toekomst. Onze
Fritz, die het tegendeel beweerde, wordt
morgen begraven."
Achter het ijzeren gordijn gedijt de
politieke mop ook uitstekend. Wat
denkt u bijvoorbeeld van deze uit Joe-
go-Slavië? Wat is het verschil tussen
een optimist en een pessimist? De opti
mist leert Russisch, de pessimist leert
Chinees.
Dan een mopje, die werd geboren in
Rusland zelf: op een receptie in Moskou
laat een van de gasten zich de uitroep
„God zij dank!" ontvallen. De gastheer
wijst hem terecht: „Men zegt niet: God
zij dank, maar Stalin zij dank". „En
wat dan als Stalin sterft?" „Dan kun je
zeggen: God zij dank!".
Zeer actueel: Een Franse attaché eet
met zijn Russische gesprekspartner in
een Moskous restaurant. Opeens roept
hij de kelner en zegt verontwaardigd:
„Hoort u eens, u hebt mij drie kalfs
oesters gebracht: twee waren mals,
maar de derde is niet eens te snijden!"
„Dat wil ik wel geloven", zegt de kel
ner. „Dat is de microfoon."
Wat zegt men in Tsjecho-Slowakije
over democratie? Wat is het verschil
tussen een democratie en een volksde
mocratie? Antwoord: Het zelfde als
tussen een buis en een dwangbuis.
Understatement
Bij humor behoren vrijheid, persoonlijk
heid, verdraagzaamheid en onbekrom
penheid. Tirannen bezitten geen hu
mor, hun verbeten volgelingen evenmin.
Humor wortelt in een geesteshouding,
die de menselijke onvolkomenheid en
de vergankelijkheid trotseert. Wellicht
zijn die politici het geliefdst, die deze
zin voor betrekkelijkheid demonstreren.
Befaamd om zijn ironie was Winston
Churchill. Hij zei eens over Columbus:
„Hij is uitgevaren, zonder te weten
waarheen. Hij is teruggekomen, zonder
te weten waar hij geweest was. En tot
op de huidige dag moeten wij voor
zijn reis betalen."
Een van zijn voorgangers, Lord Salis
bury zei eens: „In Engeland bestaan
maar twee posten waarvan de bezet
ting belangrijk is: die van de eerste
minister en van de minister van bui
tenlandse zaken. Alle andere functies
kunnen door de eerste de beste Engels
man die maar enigszins toerekenings
vatbaar is, worden vervuld."
Tenslotte deze uit de Engelstalige we
reld. Een journalist zoekt een senator
op voor een interview. De senator weert
af: „Ik heb niets te zeggen." „Dat weet
ik, antwoordt de journalist, „Laten we
dus beginnen."
Der Alte
Konrad Adenauer was een eigenzinnig
politicus, maar het wapen der humor
hanteerde hij meesterlijk. Zijn onderge
schikt en zeiden overigens: „God ver
moedt het, de kanselier weet het, ons
gaat het niets aan."
Een delegatie van kerkelijke gezags
dragers bezoekt Adenauer om bepaalde
wensen voor te leggen. De bondskan
selier blijft bij zijn standpunt. „Daar
kunnen wij beslist geen ja op zeggen!"
verklaart de woordvoerder van de de
legatie. Adenauer: „De kerk heeft ja
noch nee te zeggen maar uitsluitend
amen."
Na een vergadering komt een man op
Adenauer af en verwijt hem: „Gisteren
hebt u toch precies het tegendeel ge
zegd van wat u vandaag beweerde."
„Best mogelijk," antwoordt Adenauer,
„Ik begrijp alleen niet wat u daar zo
vreemd aan vindt. Ik ben sinds gisteren
weer wijzer geworden."
Dan eentje uit Oost-Duitsland. Iemand
vraagt wat het verschil is tussen kapi
talisme en socialisme. Antwoord: Het
kapitalisme maakt sociale fouten, het
socialisme maakt kapitale fouten."
bij
Beetzlaan 143 - Soest.
Reservering mogelijk.
Verkoop van 9.00-21.30 uur.
Dat veel Nederlanders zijn aangesloten
bij een ziekenfonds, dat de vaak astro
nomische bedragen voor medische hulp
en begeleiding op tafel legt, is vandaag
de dag een volkomen vanzelfsprekende
zaak geworden. Dat de overheid nauw
lettend toeziet op het werk van de zie
kenfondsen en tegelijk het grootste deel
van de werknemers verplicht om zich bij
zo'n fonds aan te sluiten wordt ook als
heel normaal aanvaard. Toch kent Ne
derland deze regelingen nog niet zo
lang.
Terwijl de huisartsen en de ziekenfond
sen stevig ruzie maakten over de ho
noraria, die de artsen in 1967 willen
ontvangen, had ieder, die met de me
dische verzorging te maken heeft, in
november toch even gelegenheid om stil
te staan bij een mijlpaal in de Neder
landse sociale geschiedenis: het 25-jarig
jubileum van de overheidszorg voor de
ziekenfondsen. In november 1941 trad
in Nederland het eerste „Ziekenfondsen-
besluit" in werking. Voor het eerst in
de geschiedenis werd ieder met een
loon beneden een bepaalde grens (toen
nog drieduizend gulden, nu bijna
twaalfduizend gulden per jaar) door de
wet verplicht zich bij een ziekenfonds
te verzekeren. Een maatregel, die ver
strekkende gevolgen heeft gehad voor
de volksgezondheid in Nederland.
Het besluit kwam onder bijzondere na
re omstandigheden tot stand. Het waren
de Duitse bezetters, die de knoop door
hakten en (naar het voorbeeld in Duits
land zelf) in Nederland een begin van
een ziekenfondswetgeving doordrukten.
Nu nog zorgt dit „besmet verleden"
voor een zekere afkeer, hoewel aan de
andere kant in feite niemand meer bui
ten zo'n wetgeving in Nederland zou
willen.
De diverse Nederlandse kabinetten had
den al tientallen geprobeerd de finan
ciële kanten van de medische verzor
ging wettelijk te regelen. De befaamde
ministe Kuyper, die de fundamenten
heeft gelegd voor het huis van sociale
zekerheden, waarin ieder zich nu veilig
geborgen kan voelen, begon in 1904.
Maar hij struikelde, evenals de be
windslieden, die na hem zouden komen,
op de praktische onmogelijkheid over
eenstemming tot stand te brengen tus
sen ziekenfondsen, artsen, werkgevers,
werknemers en andere groepen, die bij
zo'n regeling zijn betrokken. Zelfs mi
niste Talma, die er wel in slaagde een
ziektewet tot stand te brengen, welke
arbeiders bij ziekte het recht op een
uitkering gaf, moest zijn pogingen af
breken.
Ziekenfondsen bestonden overigens al
sinds het begin van de vorige eeuw.
Zij opereerden echter op vrijwillige ba
sis en de uitkeringen, die zij gaven
voor de diverse medische voorzienin
gen, verschilden onderling zeer sterk.
In 1941, bij de komst van het zieken-
fondsenbesluit, waren 4,2 miljoen Ne
derlanders (bijna de helft van de be
volking) aangesloten bij de ruim twee
honderd bestaande ziekenfondsen.
De ziekenfondswetgeving heeft de ge
zondheidszorg in Nederland enorm ver
beterd. Armoede behoefde, dankzij de
ze voorzieningen geen beletsel meer te
zijn voor medische hulp. Overigens ver
schilde in het begin de vorm, waarin
die hulp werd gegeven, sterk van wat
wij nu gewend zijn. Een vervelende si
tuatie was, dat weliswaar de overheid
uniforme regels had opgesteld voor de
verzorging van verplicht verzekerden,
maar dat de verstrekkingen aan de
vrijwillig verzekerden (de mensen, die
niet door de wet werden gedwongen
zich aan te sluiten) afhankelijk bleven
van de besturen van de ziekenfondsen -
en dus van de financiële draagkracht
van die fondsen. Het kwam dan ook
veelvuldig voor, dat 'n vrijwillig verze
kerde, die een hogere premie betaalde,
recht had op minder bijstand dan een
verplicht verzekerde.
In 1947 werd dit aanmerkelijk verbe
terd doordat de staat besloot de vrij
willige verzekering te subsidiëren,
waarbij de eis werd gesteld, dat bei
de groepen praktisch dezelfde rechten
kregen.
Die rechten zijn in de loop der jaren
ook belangrijk uitgebreid. In 1941 wer
den de ziekenfondsen verplicht uitke
ringen te doen voor geneeskundige hulp
door huisarts en specialist, verloskun
dige hulp door de vroedvrouw, zieken-
huisverpleging tot 42 dagen en sana-
toriumverpleging tot maximaal een jaar
(vergoeding anderhalve gulden per dag),
genees- en verbandmidelen en een uit
kering bij overlijden van vijftig gulden.
Om enkele zaken te noemen, die hierbij
zijn gekomen: kosten ziekenvervoer en
vergoeding van reiskosten wegens ziek
te. kosten kraamzorg (in plaats van een
ontoereikend kraamgeld), hoortoestellen
en brillen (gedeeltelijk), ziekenhuisver-
pleging voor de tijd van een jaar.
Het sociale huis, waarbinne: de Ne
derlander zich veilig geborgen kan voe
len, zal nog drastisch worden uitgebreid
als de voortvarende minister van socia
le zaken en volksgezondheid, dr. Veld
kamp, zijn zin krijgt. Hij heeft plan
nen gemaakt voor drie nieuwe sociale
volksverzekeringen en wetten, die, als
aanvulling op de ziekenfondswet, de
positie van iemand, die ziek of arbeids
ongeschikt wordt, sterk zullen verbe
teren. Allereerst heeft hij een plan ge-
maakt voor een beperkte verplichte
volksverzekering, die de normale ge
neeskundige risico's, die nu door de
ziekenfondsverzekeringen worden ge
dekt. gaat overnemen. De voorzieningen
zullen zelfs iets ruimer worden: zo
wordt in het kader van deze verzeke
ring ook onder geneeskundige verzor
ging verstaan alles wat nodig is tot be
houd, herstel of bevordering van de
arbeidsgeschiktheid of tot verbetering
van de levensomstandigheden. In
Duitsland kent men het systeem, dat
iemand op kosten van een ziekenfonds
een kuur in een badplaats kan volgen.
Deze nieuwe verzekering kan dit - als
de arts het nodig vindt - ook in Ne
derland mogelijk maken.
De tweede belangrijke nieuwe wet is
de algemene wet zware geneeskundi
ge risico's, die 1 juli 1967 in werking
moet treden. Ingevolge deze wet zal
vrijwel iedereen volledige vergoeding
kunnen krijgen voor de kosten van
een langdurige verpleging (die voor een
particulier onbetaalbaar zijn). Deze kos
ten zullen door het Nederlandse volk
naar draagkracht worden gedragen. Er
is echter in de Tweede Kamer onenig
heid over de vraag of deze verzekering
moet worden gefinancierd volgens een
nieuwe premieheffing of (voor een deel)
door een bijdrage uit 's rijks schatkist.
Minister Veldkamp voelt het meest voor
premieheffing.
De derde nieuwe wet is de regeling
„arbeidsongeschiktheidsverzekering", een
ongelooflijk lang woord, dat echter pre
cies zegt waar het om gaat. De wet
garandeert een uitkering aan ieder, die
door lichamelijke of geestelijke kwa
len niet meer kan werken. Op dit ter
rein bestaan voor enkele bevolkings
groepen al regelingen. De minister wil
nu echter de garantie geven, dat ieder
een zo'n uitkering kan krijgen. Het
eerste jaar (van ziekte of blijvende on
geschiktheid) heeft ieder recht op een
uitkering ingevolge de ziekte wet. Ook
deze wet wordt verbeterd. Tot nu toe
is een loongrens gehanteerd. Minister
Veldkamp wil iedereen, die In loon
dienst is, ongeacht de hoogte van het
loon, onder de ziektewet laten vallen.
De kosten van al deze voorzieningen
zijn ongelooflijk hoog. De ziekenfond
sen hebben een noodkreet geslaakt, dat
al hun financiële reserves zijn uitge
put. De nieuwe wetten zullen de pre
mies, die ieder moet betalen, nog ver
hogen. Het is een apart probleem,
waarover in een tweede artikel meer.
(Wordt vervolgd)
De Groninger Vereniging Martini gaf
zaterdagavond in het St. Josephgebouw
de jaarlijkse feestavond, waarbij in te
genstelling tot andere jaren, de toneel
groep „Gruno" uit Hilversum, optrad
met het toneelspel „Het vreemde testa
ment", van mevrouw C. Hoekstra-Kloos
terhuis.
De avond werd geopend met het zingen
van het Groninger Volkslied, waarna de
voorzitter, de heer Th. Hulshof de aan
wezigen welkom heette, in 't bijzonder
de afgevaardigden van de zustervereni
gingen uit Amersfoort en Hilversum.
Een neef, die 15 jaar lang had gewerkt
op de boerderij bij twee zuinige ooms
en niets meer dan kleding en de kost
had verdiend, wilde op 30-jarige leeftijd
gaan trouwen. Hij vroeg zijn ooms om
een geldelijke bijdrage voor het stich
ten van een eigen boerderij. De één
voelde er wel wat voor, maar de ander
niet. Toen de neef op een keer zijn
meisje aan zijn ooms voorstelde, meen
de de ene oom (de beste) in het meisje
„iets" te herkennen.
Hij was vroeger getrouwd geweest en
nadat zijn vrouw van hem was wegge
gaan, had hij niets meer van zijn doch
ter vernomen. De waarheid kwam ten
slotte aan het licht, het was zijn eigen
dochter.
Toen stond de jongelui niets meer in de
weg. Er volgde een trouwpartij en de
jonggehuwden trokken in een eigen
boerderij, van het geld van de rijke
ooms. Het stuk werd voortreffelijk ge
speeld. Na de tombola volgde een ge
zellig bal.
De parij voor Gezagshandhaving, die
haar ontstaan in politiekringen in Soest
kreeg, kan voor de eerstkomende ver
kiezing van leden van de Tweede Ka
mer der Staten-Generaal niet meer ge
registreerd worden, zodat zij niet aan
deze verkiezing zal kunnen deelnemen.
Hoewel er geen behoefte bestaat aan
nog meer kleine partijen, zou het wel
interessant geweest zijn, als deze partij
een kans had gekregen. Dat bleek ook
wel uit de duizenden adhesiebetuigin
gen, die men uit het gehele land ont
ving.
Niet alleen betuigingen van medeleven,
maar ook de financiële steun was er.
Zelfs was er een bedrijf, die 20.000,—
beschikbaar stelde en een ander be
drijf. die alle propaganda voor haar re-
kennig wilde nemen.
Wel hebben enige reeds geregistreerde
groepen contact met de nieuew partij
gezocht, teneinde te onderzoeken of de
mogelijkheid aanwezig was om met een
gemeenschappelijke lijst uit te komen,
maar na rijp beraad heeft men daarvan
afgezien.
9