Jubileum sociale wetten Aberfan Noorderweg 23 AANTAL STUDENTEN NAM ENORM TOE LEVEN IN CHINA Vakantie is er niet bij Verprate kans op veiligheid OOK IN DE POLITIEK HUMOR ALS WAPEN HULP GEVRAAGD VOOR DE HULP KERSTBOMEN ZORG VOOR ZIEKEN IN NEDERLAND Partij voor Gezagshandhaving In onze collectie BRILMONTUREN Fa. O. F. VÖIGT Koopt Kersverse H. VAN DE FL1ER Terrein verlicht. Toneeluitvoering: voor Groninger Vereniging In China wonen nu reeds 750 miljoen Chinezen. Dit onvoorstelbare getal vermeer dert met 15 miljoen per jaar. Dat Is ruim 40.000 per dag, dat is 1700 per uur, dat ls één Chinees per 5 seconden. In het begin der tachtiger jaren zullen er een miljard Chinezen in Mao's rijk zijn. En wat men in de rest van de wereld wéét is, dat dit Chinese volk niet een doelloos door elkaar wriemelende massa zal zyn. Wat men thans ziet op dc films van moderne machines en fabrieken, van gedisciplineerde betogingen en strak marcherende soldaten, doet wel iets anders verwachten. De Chinese maatschappij kenmerkt zich door een krachtige dynamiek. Zowel op wetenschappelijk als economisch gebied vertoont het land een gunstige ontwik keling. Eerbied voor de handwerkman verplicht In de hiërarchische opbouw van het ge zag heeft de top van de keizerlijke macht in China eeuwenlang gesteund op een bovenlaag van intellectuelen of „literati". Zij genoten het prestige uitleggers te zijn van de oude heilige boeken en beschik ten bovendien over de praktische kennis om bestuursfuncties te kunnen uitoefe nen. Toen China in de tweede helft van de vorige eeuw in de invloedssfeer van het Europese kolonialisme kwam, begon het monopolie dat de mandarijnenstand der literati zoveel eeuwen had kunnen hand haven. tc wankelen. In 1920 liet de Mandsjoe-dynastie het onderwijs in wes terse geest hervormen. Het hoogste wat een jonge intellectueel voortaan in zijn opleiding kon bereiken, was een studie tijd in het buitenland. Van de hoogste De Kassen hebben weinig haast om po litieke zaken te doen met het westen - op een uitzondering na: ze willen graag een verdrag tegen dè verspreiding van de kernwapens. George Brown kwam uit Londen aan gevlogen en werd met veel egards ont vangen, voerde lange gesprekken, maar bereikte niets. Dat hij zijn Sowjet-col- lega Gromyko - en deze de Britse mi nister van buitenlandse zaken - beter leerde kennen is natuurlijk niet on nuttig, maar Brown had wellicht toch op wat tastbaarders gehoopt. Maar nu hebben de Russen natuurlijk heel veel anders aan hun hoofd. Er wordt nog steeds geijverd voor een ro de wereldconferentie om de Chinezen te veroordelen. Kadar toonde zich daar ook al voor op het Hongaarse partij congres. Maar met name de Roemenen en de in deze zeer belangrijke Italianen maken dat de zozeer voorgestane eens gezindheid op dit punt ontbreekt. Tot verdriet der Russen, die juist nu het tijdstip gunstig achten voor zo'n rood forum, omdat het in China zelf nu aar dig rommelt. Een gerommel dat het Kremlin graag versterkt, getuige het artikel in de Prawda waarin „nuchtere Chinezen" worden opgeroepen eindelijk eens in ac tie te komen tegen de partijlijn van Mao - een oproep tot rebellie die de Russische leiders tot dusver nooit had den toegestaan. Deze zorg om China overheerst op het ogenblik alles in Moskou, ook een even tueel beïnvloeden van Noord-Vietnam opdat het daar althans tot een staakt het vuren komt. Alleen een verdrag te gen de verspreiding van kernwapens achten de Russen nog wel belangrijk. Maar de kansen daarop worden hoe langer hoe minder. Het verdrag zou beperkt blijven tot Rusland, Engeland en de V.S. Een paar jaar terug was dit eigenlijk al genoeg, maar intussen zijn Frankrijk en China ook kernmachten geworden. En het is wel zeker dat deze twee zich niet bij zo'n verdrag aan zullen sluiten. Bovendien komen uit India nu allerlei geluiden, die de kansen op zo'n verdrag nog verder verkleinen. De Indiërs - vroeger grote voorstanders - hebben ervaren dat hun onvriendelijke buur China intussen is begonnen met zijn kernmacht en ze eisen nu waterdichte garanties dat India er nooit de dupe van zal worden als het afziet van eigen A- en H-bommen. Garanties die eigen lijk moeilijk te geven zijn, want daar voor zou een ontzaglijk controle-aDpa- raat moeten worden opgebouwd, dat dan bovendien ook de macht en de mo gelijkheid moet hebben op Chinees en Frans gebied te inspecteren. Voor de Russen is een verdrag tegen verspreiding van kernwapens zeer be langrijk omdat op die manier te ver hoeden zou zijn dat West-Duitsland op de een of andere manier iets te zeggen zou kunnen krijgen over een kern macht, van de N.A.V.O., een Europese met Frankrijk samen, of een eigen. Maar ook in Duitsland gaan stemmen op die vragen waarom de bondsrepu bliek zich zou verplichten geen kern wapens onder zijn zeggenschap te krij gen, waardoor het zichzelf zou veroor delen altijd een tweede-rangs mogend heid te bijven. En het bovendien de Russen een genoegen zou doen, zonder dat die tegenprestatie behoeven te leve ren. Het grote schrikbeeld voor de grote kernmachten is dat op een gegeven mo ment zoveel1 kernwapens over de we reld verspreid liggen dat de een of an dere regering voor de verleiding be zwijkt ze dan ook maar te gebruiken. Hoe meer H-bommen er zijn, hoe gro ter de kans dat er een geworpen wordt. En hoe groter dan kans dat er een te ruggestuurd wordt enzovoort, enzovoort. Juist de twee grote arsenaalhouders, V.S. en U.S.S.R., weten te goed hoeveel In puin kan gaan als het tot een onge remd gebruik van kernwapens kan ko men. En het is een schrikbeeld dat hen de adem beneemt. Een jaar of wat geleden was wellicht een verdrag geweest dat het aantal kernmachten inderdaad had beperkt tot de drie eersten, plus eventueel het bui ten de V.N. staande China. De jaren van praten zonder resultaat hebben de kansen op een dergelijk verdrag echter voortdurend verkleind. Toen zou het voldoende bijval gevonden hebben, nu welhaast zeker niet meer omdat het Duitse voorbeeld, maar vooral dat van India hun uitwerking niet missen op de andere, ook de zogenaamd neutrale, landen van de wereld. Een kans om een wat veiliger wereld tot stand te bren gen is al pratende, en niets doende, verloren gegaan. ambtenaren had in 1935 reeds 76 °/o een buitenlandse opleiding genoten. Op het ogenblik zijn in rood-China nog ongeveer 4500 geleerden werkzaam, die hun opleiding in Europa, Amerika of Japan hebben ontvangen. Deze, tot de vroegere „gentry" behorende figuren worden door vreemdelingen direct her kend door hun soepel optreden, en hun perfect Engels of Frans. Een van China's grootste geleerden, de atoomfysicus prof. Chin San Chiang, promoveerde bijvoor beeld aan de Sorbonne. Het aantal studenten in Mao's rijk neemt enorm toe. In 1948 waren er pl.m. 110.000 studenten, in 1962 reeds 820.000. Nu is de miljoen al lang overschreden. Verre weg het merendeel studeert in de na tuurwetenschappen en de hierop stoelen de medische, landbouwkundige en inge nieurswetenschappen. Stage verplicht Als vanouds koesterden de oosterse, dus ook de Chinese intellectuelen een onmis kenbare minachting voor het eenvoudige handwerk. Maar dat leren zij onder Mao's straffe regiem wel af. In China doet men alles om de arbeiders en boeren het besef bij te brengen, dat de wetenschap niet alleen een bevoor rechte minderheid ten goede komt, maar iets dat vóór» hen werkt. Studenten en intellectuelen zijn ver plicht om stages te doen bij de com munes en op het platteland. Een groot deel der studenten brengt 10 °/o van zijn studietijd bij de boeren door. Men tracht op deze manier het traditionele levens patroon van de plattelandsbevolking te doorbreken met als gevolg een betere geboortebeperking, snelle groei van het middelbaar onderwijs en wetenschappe lijke aanpak in het landbouwbedrijf. Verdelgd Tot de grootste wetenschappelijke pres taties behoort het beteugelen van de sprinkhanenplaag. In vele tropische en sub-tropische gebieden kent men dit euvel al sinds de heugenis der eeuwen. Waar de treksprinkhanen neerstrijken, wordt de landbouw ontwricht en ont staat hongersnood. Tot 1951 stond men in China volslagen ls er zeker een naar uw keus Burgem. Grothestraat 30 Erkend ziekenfondsleverancier machteloos tegenover deze venijnige graseters. Maar een team van veldon- derzoekers, ingenieurs en fysiologen stel de een onderzoek in en er werd een uit gebreide vernietigingscampagne met voornamelijk chemische middelen inge zet. En wat in Afrika niet gelukte, lukte hier wel. De treksprinkhanenplaag be hoort in China tot het verleden. Een in drukwekkende prestatie! Geen vakantie Werkloosheid bestaat er in China vrijwel niet meer. Chinese communebestuurders klagen zelfs over gebrek aan arbeids krachten. Dét is de reden waarom bij voorbeeld de herbeplanting van braak liggende hellingen en heuvels wordt vertraagd. Ondanks deze krappe arbeids markt komt de Chinese arbeider nog veel tekort ten opzichte van zijn Euro pese collega. De arbeiders hebben geen recht op va kantie. Eén vrije dag per week is vol doende. Alleen zij die ver van hun gezin wonen, overwerkt zijn of bijzondere prestaties hebben geleverd mogen een weekje genieten ineen rusthuis. En wat de hoofdarbeiders betreft: zij moeten een maand per jaar in een volkscom mune werken om de band met het ge wone volk niet te verliezen. Een soort werkvakantie dus, met de nadruk op werk. De doorsnee Chinese burger ziet er be hoorlijk gevoed uit en gaat redelijk, zij het uiterst eenvoudig gekleed. Wat voor al opviel is de grote uniformiteit in kle ding. Dit is vooral het geval in het noor den van het land, waar vrijwel iedereen in blauw katoen is gekleed. Het totale stadsbeeld in Peking, Sjang hai en andere grote steden onderscheidt zich gunstig van de toestand in andere Aziatische steden als Calcutta en Ka- rachi. Hier geen bedelaars in lompen, geen armoedige, schooierige straatven ters, ook geen mensen, die volkomen uit gehongerd op het trottoir zitten. Eten thuis Over de volkscommunes doen in het Westen tal van fantastische verhalen de ronde, die evenwel niet met de werke lijkheid corresponderen. Zo kan men in Europa herhaaldelijk de bewering horen, dat de Chinese arbeiders(sters) en boe ren niet meer thuis eten, maar verplicht zijn in de kantine van de commune te eten. Voorts zouden de mannen en vrou wen in aparte slaapzalen zijn onderge bracht. Noch het een noch het ander is waar. De Chinezen, zowel in de steden als op het platteland, leven gewoon in hun eigen huis. Daar kookt moeder de vrouw ook hun potje. De kantines wor den alleen gebruikt voor de vrijgezellen en voor hen, die ver van huis werken. De communes zijn niet anders dan zui ver organisatorische eenheden om de ar beidskrachten daar in te zetten, waar zij het meest nodig zijn. Hoewel het le venspeil aanzienlijk hoger ligt dan 15 20 jaar geleden, is het vergeleken met dat van Europa nog altijd zeer laag. Toch is China op de goede weg. Door de toenemende mechanisatie wordt de landbouwproduktie steeds meer opge voerd. De industrie heeft grote moeilijkheden ondervonden door het onttrekken van Russische hulp. Allerlei grootse plannen bleven in de lucht hangen. Nu streeft men naar een industriële ontwikkeling, die bescheidener van opzet is en meer het accent op de kwaliteit dan de kwan titeit legt. Onmiskenbaar is, dat China economisch gezien sterke vorderingen maakt al is het einde van de „Lange Mars" nog niet in zicht. Toen prof. Schermerhorn zich terugtrok uit 's lands dienst na veel te hebben bygedragen tot de souvereiniteitsoverdracht van Indonesië, werd de vraag gesteld voor welke betrekking de oud-premier in aanmerking kwam. Een kolonel gromde toen onder zyn knevel: „Als ze hem maar geen directeur van Artis maken want dan hebben volgende week de gorilla's en orang-oetans zelfbeschikkingsrecht." Dit is één van de vele politieke grapjes, die u kunt vinden in het boek „Politieke humor". Het is een Nederlandse bewerking van „Der politische YVitz", een verza meling politieke moppen, bijeengebracht door Milo Dor en Rcinhard Federmann en ingeleid door cabaretier Jaap van der Merwe. Humor is altijd een van de geheime wapens geweest van de politiek, de actuele en de historische. Wim Kan moge er zyn brood mee verdienen, ook grote politici als Churchill, Adenauer etc. hebben de humor als wapen niet geschuwd. Maar wat kunnen wy beter doen dan enkele politieke situaties uit uw herinnering op te halen, die in grappen hun weerspiegeling vonden? UITING VAN VERWEER Spel corrigeert de bittere ernst, waar mee het politieke spel veelal wordt be dreven. Het brengt het menselijke naar voren uit een verwarrende hoeveelheid aan abstract voorgestelde gegevens. Een anecdote kan historische voorvallen of actuele toestanden begrijpelijker maken dan een witboek vol droge verhande lingen. Politieke humor, zo menen de samen stellers van deze selectie, is een uiting van verweer. Vandaar dat deze humor- onder een dictatuur vaak het beste ge dijt. Waar een volk wordt overheerst, ontstaat de politieke grap als een vorm van lijdelijk verzet. In de dertiger jaren brengt een gelovi ge een bezoek aan een rabbi en vraagt: „Heilige Rabbi, kunt u mij zeggen wan neer Hitier zal sterven?" De rabbi denkt na en zegt: de juiste datum kan ik u Toen in het Engelse mijndorpje Aberfan vrywel een gehele generatie werd weg gevaagd, toen een slakkenberg neerstortte op de school vol kinderen, ging er een schok van afgrijzen, maar ook van medeleven door geheel Engeland. Op grote schaal werd hulp geboden. En nu zit men in Aberfan met andere problemen, die zijn veroorzaakt door de hulpverlening De ramp in Aberfan, hoe ontzettend ook, heeft één merkwaardig cachet: materieel is er niet zo veel verloren gegaan. Het overgrote aantal slachtoffers bestond uit jonge kinderen. Dat is een verschrik kelijk verlies voor de nabestaanden, maar financieel heeft het geen verdere gevolgen. Niemand blijft hulpeloos of onverzorgd achter. De school is een puinhoop, enkele huizen zijn zwaar of licht beschadigd, maar het vergt geen geweldige kapitalen om dat weer in orde te brengen. Inmiddels echter is er 900.000 pond, dat is negen miljoen gulden, bij elkaar ge bracht. Dat geld is natuurlijk bij een bank gedeponeerd en brengt zo'n dui zend gulden per dag rente op, dat er nog bijkomt. En nog steeds staat de toevloed van giften niet stil! En nog steeds wor den er door bekende artiesten liefdadig heidsvoorstellingen gegeven, zijn diverse comité's in het land op eigen houtje be zig met geld inzamelen. Het probleem van Aberfan is thans: wat doen we met dat geld? Hoge heren en burgers Het zondagsblad „The Observer" geeft treffende staaltjes van de gulheid van het publiek: schoolmeisjes, die boeken en speelgoed verkochten, schoolkinderen, die aardappelen gingen rooien „voor Aber fan" om dan nog maar te zwijgen van de vele aanbiedingen van gratis vakan ties voor de getroffen gezinnen en der gelijke. Wij hebben in Nederland iets dergelijks gezien bij „Open het Dorp". Daar zat men wel óm, maar niet mét het geld verlegen. In Aberfan begint dat laatste het geval te worden! En dat is het enige niet. Als men niet oppast, komt er ru2ie. Rusie tussen de inwoners van Aberfan en de heren, die het „Comité voor Hulp verlening" vormen. Men kan wel zo'n beetje nagaan, wie er in zo'n comité zitting hebben: de burge meester als voorzitter, een paar functio narissen van het Graafschap, een kamer lid, enkele vooraanstaande personen uit de grotere mijnstad Merthyr Fydfil, de bisschop en nog zo'n paar magistraten en vooraanstaande lieden. Er zit alleen niet één inwoner van Aber fan in. Behalve dan de burgemeester en die is er niet „een van ons", vinden de lieden van Aberfan. Die speelt ook veel te veel de baas. De ipensen willen zélf wat te zeggen hebben. Het geld is voor ons gegeven, zeggen ze en het is maar heel normaal, dat wij er een zeg in hebben, wat er mee gaat gebeuren. Waarheen met dat geld? Maar ja, wét moet er mee gebeuren? Hoe zal men dat geld besteden, waar iedere dag zo'n duizend gulden alleen aan rente bijkomt? Wat moet men daar mee doen in een dorpje als Aberfan, met zo'n zes, zevenhonderd mensen? Men hoort suggesties, zoals het bouwen van een model-mijndorp, een voorbeeld voor heel Wales, maar ook van beschei dener ondernemingen, zoals de bouw van een zwembad, studiebeurzen voor de overblijvende kinderen en wat dies meer zij. De mensen van Aberfan denken nooit in zulke grote bedragen en nu er miljoenen te verdelen zijn, schiet de fantasie te kort. Er zijn ook kleinere narigheden. Er wer den rubber overschoenen gratis uitge deeld en het werd bijna een vechtpartij om er een paar te pakken te krijgen, maar de plaatselijke schoenwinkelier klaagde, dat hij op die manier geen cent verdiende Dan waren er in het kleine Aberfan nog twee comité's ook: een van .ouders van kindere^" en een van. .inwoners", maar tenslotte zag men in, dat dit teveel van het goede was en de twee comité's zijn nu tot één samengesmolten. Acht of geen De hoge heren, die tezamen het grote comité vormden, vernamen van de klacht van Aberfan, dat de mensen daar er niets in te zeggen hadden. Goed, zeiden ze, dan zullen we één plaats ter beschikking stellen van een vertegenwoordiger der inwoners. Maar de lieden van Aberfan namen daarmee geen genoegen. Ze willen minstens acht zetels in het Comité bezetten! Omdat ze in dit opzicht het been stijf houden en principieel weigeren de ene hun ter beschikking staande plaats in te nemen, zit er dus uit Aberfan geen mens in het grote Comité, juist nu de belang rijkste beslissingen moeten worden ge nomen. Het geld voor Aberfan vloeit nog steeds. De moeilijkheden in Aberfan zijn nog steeds niet ten einde. De grootscheepse hulpverlening van zo vele „vrienden van Aberfan" in Enge land en daarbuiten, dreigt meer moei lijkheden op te leveren dan heel de ramp! niet zeggen, maar dit weet ik wel: het zal een feestdag zijn". (Hij heeft gelijk gekregen, wij vierden V.E.-dag: victo- ry in Europe). Nog een Witz uit de Hitlertijd, die werd verteld op het internationaal chi rurgen-congres 1936 te Genève. Een Amerikaanse arts vertelt dat het hem is gelukt een groot deel van de darm te verwijderen en door plasticbuizen te vervangen. Na deze ingreep werkt de spijsvertering weer normaal en de pa tiënt merkt niets van de verandering. Een Duitse chirurg zei toen: „Dat is al lemaal nog niets. Bij ons heeft men bij een groot deel van het volk de her sens weggenomen en geen meens merkt er iets van." Tegengif In benarde omstandigheden bevestigt de humor zijn functie als geestelijk ventiel, als tegengif tegen de totale wanhoop. Dat blijkt uit deze brief van een Ber- lijnse familie aan kennissen in het bui tenland: „Ons gaat het goed. Hitier leidt ons maar een betere toekomst. Onze Fritz, die het tegendeel beweerde, wordt morgen begraven." Achter het ijzeren gordijn gedijt de politieke mop ook uitstekend. Wat denkt u bijvoorbeeld van deze uit Joe- go-Slavië? Wat is het verschil tussen een optimist en een pessimist? De opti mist leert Russisch, de pessimist leert Chinees. Dan een mopje, die werd geboren in Rusland zelf: op een receptie in Moskou laat een van de gasten zich de uitroep „God zij dank!" ontvallen. De gastheer wijst hem terecht: „Men zegt niet: God zij dank, maar Stalin zij dank". „En wat dan als Stalin sterft?" „Dan kun je zeggen: God zij dank!". Zeer actueel: Een Franse attaché eet met zijn Russische gesprekspartner in een Moskous restaurant. Opeens roept hij de kelner en zegt verontwaardigd: „Hoort u eens, u hebt mij drie kalfs oesters gebracht: twee waren mals, maar de derde is niet eens te snijden!" „Dat wil ik wel geloven", zegt de kel ner. „Dat is de microfoon." Wat zegt men in Tsjecho-Slowakije over democratie? Wat is het verschil tussen een democratie en een volksde mocratie? Antwoord: Het zelfde als tussen een buis en een dwangbuis. Understatement Bij humor behoren vrijheid, persoonlijk heid, verdraagzaamheid en onbekrom penheid. Tirannen bezitten geen hu mor, hun verbeten volgelingen evenmin. Humor wortelt in een geesteshouding, die de menselijke onvolkomenheid en de vergankelijkheid trotseert. Wellicht zijn die politici het geliefdst, die deze zin voor betrekkelijkheid demonstreren. Befaamd om zijn ironie was Winston Churchill. Hij zei eens over Columbus: „Hij is uitgevaren, zonder te weten waarheen. Hij is teruggekomen, zonder te weten waar hij geweest was. En tot op de huidige dag moeten wij voor zijn reis betalen." Een van zijn voorgangers, Lord Salis bury zei eens: „In Engeland bestaan maar twee posten waarvan de bezet ting belangrijk is: die van de eerste minister en van de minister van bui tenlandse zaken. Alle andere functies kunnen door de eerste de beste Engels man die maar enigszins toerekenings vatbaar is, worden vervuld." Tenslotte deze uit de Engelstalige we reld. Een journalist zoekt een senator op voor een interview. De senator weert af: „Ik heb niets te zeggen." „Dat weet ik, antwoordt de journalist, „Laten we dus beginnen." Der Alte Konrad Adenauer was een eigenzinnig politicus, maar het wapen der humor hanteerde hij meesterlijk. Zijn onderge schikt en zeiden overigens: „God ver moedt het, de kanselier weet het, ons gaat het niets aan." Een delegatie van kerkelijke gezags dragers bezoekt Adenauer om bepaalde wensen voor te leggen. De bondskan selier blijft bij zijn standpunt. „Daar kunnen wij beslist geen ja op zeggen!" verklaart de woordvoerder van de de legatie. Adenauer: „De kerk heeft ja noch nee te zeggen maar uitsluitend amen." Na een vergadering komt een man op Adenauer af en verwijt hem: „Gisteren hebt u toch precies het tegendeel ge zegd van wat u vandaag beweerde." „Best mogelijk," antwoordt Adenauer, „Ik begrijp alleen niet wat u daar zo vreemd aan vindt. Ik ben sinds gisteren weer wijzer geworden." Dan eentje uit Oost-Duitsland. Iemand vraagt wat het verschil is tussen kapi talisme en socialisme. Antwoord: Het kapitalisme maakt sociale fouten, het socialisme maakt kapitale fouten." bij Beetzlaan 143 - Soest. Reservering mogelijk. Verkoop van 9.00-21.30 uur. Dat veel Nederlanders zijn aangesloten bij een ziekenfonds, dat de vaak astro nomische bedragen voor medische hulp en begeleiding op tafel legt, is vandaag de dag een volkomen vanzelfsprekende zaak geworden. Dat de overheid nauw lettend toeziet op het werk van de zie kenfondsen en tegelijk het grootste deel van de werknemers verplicht om zich bij zo'n fonds aan te sluiten wordt ook als heel normaal aanvaard. Toch kent Ne derland deze regelingen nog niet zo lang. Terwijl de huisartsen en de ziekenfond sen stevig ruzie maakten over de ho noraria, die de artsen in 1967 willen ontvangen, had ieder, die met de me dische verzorging te maken heeft, in november toch even gelegenheid om stil te staan bij een mijlpaal in de Neder landse sociale geschiedenis: het 25-jarig jubileum van de overheidszorg voor de ziekenfondsen. In november 1941 trad in Nederland het eerste „Ziekenfondsen- besluit" in werking. Voor het eerst in de geschiedenis werd ieder met een loon beneden een bepaalde grens (toen nog drieduizend gulden, nu bijna twaalfduizend gulden per jaar) door de wet verplicht zich bij een ziekenfonds te verzekeren. Een maatregel, die ver strekkende gevolgen heeft gehad voor de volksgezondheid in Nederland. Het besluit kwam onder bijzondere na re omstandigheden tot stand. Het waren de Duitse bezetters, die de knoop door hakten en (naar het voorbeeld in Duits land zelf) in Nederland een begin van een ziekenfondswetgeving doordrukten. Nu nog zorgt dit „besmet verleden" voor een zekere afkeer, hoewel aan de andere kant in feite niemand meer bui ten zo'n wetgeving in Nederland zou willen. De diverse Nederlandse kabinetten had den al tientallen geprobeerd de finan ciële kanten van de medische verzor ging wettelijk te regelen. De befaamde ministe Kuyper, die de fundamenten heeft gelegd voor het huis van sociale zekerheden, waarin ieder zich nu veilig geborgen kan voelen, begon in 1904. Maar hij struikelde, evenals de be windslieden, die na hem zouden komen, op de praktische onmogelijkheid over eenstemming tot stand te brengen tus sen ziekenfondsen, artsen, werkgevers, werknemers en andere groepen, die bij zo'n regeling zijn betrokken. Zelfs mi niste Talma, die er wel in slaagde een ziektewet tot stand te brengen, welke arbeiders bij ziekte het recht op een uitkering gaf, moest zijn pogingen af breken. Ziekenfondsen bestonden overigens al sinds het begin van de vorige eeuw. Zij opereerden echter op vrijwillige ba sis en de uitkeringen, die zij gaven voor de diverse medische voorzienin gen, verschilden onderling zeer sterk. In 1941, bij de komst van het zieken- fondsenbesluit, waren 4,2 miljoen Ne derlanders (bijna de helft van de be volking) aangesloten bij de ruim twee honderd bestaande ziekenfondsen. De ziekenfondswetgeving heeft de ge zondheidszorg in Nederland enorm ver beterd. Armoede behoefde, dankzij de ze voorzieningen geen beletsel meer te zijn voor medische hulp. Overigens ver schilde in het begin de vorm, waarin die hulp werd gegeven, sterk van wat wij nu gewend zijn. Een vervelende si tuatie was, dat weliswaar de overheid uniforme regels had opgesteld voor de verzorging van verplicht verzekerden, maar dat de verstrekkingen aan de vrijwillig verzekerden (de mensen, die niet door de wet werden gedwongen zich aan te sluiten) afhankelijk bleven van de besturen van de ziekenfondsen - en dus van de financiële draagkracht van die fondsen. Het kwam dan ook veelvuldig voor, dat 'n vrijwillig verze kerde, die een hogere premie betaalde, recht had op minder bijstand dan een verplicht verzekerde. In 1947 werd dit aanmerkelijk verbe terd doordat de staat besloot de vrij willige verzekering te subsidiëren, waarbij de eis werd gesteld, dat bei de groepen praktisch dezelfde rechten kregen. Die rechten zijn in de loop der jaren ook belangrijk uitgebreid. In 1941 wer den de ziekenfondsen verplicht uitke ringen te doen voor geneeskundige hulp door huisarts en specialist, verloskun dige hulp door de vroedvrouw, zieken- huisverpleging tot 42 dagen en sana- toriumverpleging tot maximaal een jaar (vergoeding anderhalve gulden per dag), genees- en verbandmidelen en een uit kering bij overlijden van vijftig gulden. Om enkele zaken te noemen, die hierbij zijn gekomen: kosten ziekenvervoer en vergoeding van reiskosten wegens ziek te. kosten kraamzorg (in plaats van een ontoereikend kraamgeld), hoortoestellen en brillen (gedeeltelijk), ziekenhuisver- pleging voor de tijd van een jaar. Het sociale huis, waarbinne: de Ne derlander zich veilig geborgen kan voe len, zal nog drastisch worden uitgebreid als de voortvarende minister van socia le zaken en volksgezondheid, dr. Veld kamp, zijn zin krijgt. Hij heeft plan nen gemaakt voor drie nieuwe sociale volksverzekeringen en wetten, die, als aanvulling op de ziekenfondswet, de positie van iemand, die ziek of arbeids ongeschikt wordt, sterk zullen verbe teren. Allereerst heeft hij een plan ge- maakt voor een beperkte verplichte volksverzekering, die de normale ge neeskundige risico's, die nu door de ziekenfondsverzekeringen worden ge dekt. gaat overnemen. De voorzieningen zullen zelfs iets ruimer worden: zo wordt in het kader van deze verzeke ring ook onder geneeskundige verzor ging verstaan alles wat nodig is tot be houd, herstel of bevordering van de arbeidsgeschiktheid of tot verbetering van de levensomstandigheden. In Duitsland kent men het systeem, dat iemand op kosten van een ziekenfonds een kuur in een badplaats kan volgen. Deze nieuwe verzekering kan dit - als de arts het nodig vindt - ook in Ne derland mogelijk maken. De tweede belangrijke nieuwe wet is de algemene wet zware geneeskundi ge risico's, die 1 juli 1967 in werking moet treden. Ingevolge deze wet zal vrijwel iedereen volledige vergoeding kunnen krijgen voor de kosten van een langdurige verpleging (die voor een particulier onbetaalbaar zijn). Deze kos ten zullen door het Nederlandse volk naar draagkracht worden gedragen. Er is echter in de Tweede Kamer onenig heid over de vraag of deze verzekering moet worden gefinancierd volgens een nieuwe premieheffing of (voor een deel) door een bijdrage uit 's rijks schatkist. Minister Veldkamp voelt het meest voor premieheffing. De derde nieuwe wet is de regeling „arbeidsongeschiktheidsverzekering", een ongelooflijk lang woord, dat echter pre cies zegt waar het om gaat. De wet garandeert een uitkering aan ieder, die door lichamelijke of geestelijke kwa len niet meer kan werken. Op dit ter rein bestaan voor enkele bevolkings groepen al regelingen. De minister wil nu echter de garantie geven, dat ieder een zo'n uitkering kan krijgen. Het eerste jaar (van ziekte of blijvende on geschiktheid) heeft ieder recht op een uitkering ingevolge de ziekte wet. Ook deze wet wordt verbeterd. Tot nu toe is een loongrens gehanteerd. Minister Veldkamp wil iedereen, die In loon dienst is, ongeacht de hoogte van het loon, onder de ziektewet laten vallen. De kosten van al deze voorzieningen zijn ongelooflijk hoog. De ziekenfond sen hebben een noodkreet geslaakt, dat al hun financiële reserves zijn uitge put. De nieuwe wetten zullen de pre mies, die ieder moet betalen, nog ver hogen. Het is een apart probleem, waarover in een tweede artikel meer. (Wordt vervolgd) De Groninger Vereniging Martini gaf zaterdagavond in het St. Josephgebouw de jaarlijkse feestavond, waarbij in te genstelling tot andere jaren, de toneel groep „Gruno" uit Hilversum, optrad met het toneelspel „Het vreemde testa ment", van mevrouw C. Hoekstra-Kloos terhuis. De avond werd geopend met het zingen van het Groninger Volkslied, waarna de voorzitter, de heer Th. Hulshof de aan wezigen welkom heette, in 't bijzonder de afgevaardigden van de zustervereni gingen uit Amersfoort en Hilversum. Een neef, die 15 jaar lang had gewerkt op de boerderij bij twee zuinige ooms en niets meer dan kleding en de kost had verdiend, wilde op 30-jarige leeftijd gaan trouwen. Hij vroeg zijn ooms om een geldelijke bijdrage voor het stich ten van een eigen boerderij. De één voelde er wel wat voor, maar de ander niet. Toen de neef op een keer zijn meisje aan zijn ooms voorstelde, meen de de ene oom (de beste) in het meisje „iets" te herkennen. Hij was vroeger getrouwd geweest en nadat zijn vrouw van hem was wegge gaan, had hij niets meer van zijn doch ter vernomen. De waarheid kwam ten slotte aan het licht, het was zijn eigen dochter. Toen stond de jongelui niets meer in de weg. Er volgde een trouwpartij en de jonggehuwden trokken in een eigen boerderij, van het geld van de rijke ooms. Het stuk werd voortreffelijk ge speeld. Na de tombola volgde een ge zellig bal. De parij voor Gezagshandhaving, die haar ontstaan in politiekringen in Soest kreeg, kan voor de eerstkomende ver kiezing van leden van de Tweede Ka mer der Staten-Generaal niet meer ge registreerd worden, zodat zij niet aan deze verkiezing zal kunnen deelnemen. Hoewel er geen behoefte bestaat aan nog meer kleine partijen, zou het wel interessant geweest zijn, als deze partij een kans had gekregen. Dat bleek ook wel uit de duizenden adhesiebetuigin gen, die men uit het gehele land ont ving. Niet alleen betuigingen van medeleven, maar ook de financiële steun was er. Zelfs was er een bedrijf, die 20.000,— beschikbaar stelde en een ander be drijf. die alle propaganda voor haar re- kennig wilde nemen. Wel hebben enige reeds geregistreerde groepen contact met de nieuew partij gezocht, teneinde te onderzoeken of de mogelijkheid aanwezig was om met een gemeenschappelijke lijst uit te komen, maar na rijp beraad heeft men daarvan afgezien. 9

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1966 | | pagina 6