sirox fiOrruL UIT HET NOTITIEBOEKJE VAN PETER VAN MART KERSTKAARTEN kopen bij Den EEN VOLKSKUNDIG PORTRET KOPEREN LEIDING voor gas en water NIJHOF - BAARN Fancy Fair ten bate van Angola vaiide I fraaier haar door Biosthetische haarverzorging' Pet«r van Mart - a|)n moeder heette Mart van Jaak. vandaar die m.tri.rei..ie bijnaam boer op „Crootelo", gelegen aan de OlUkeweg te Soest, officieel gehétel* Peter van den Brecmer, soms geschreven met één e, dan weer eens met twee ert Een bijkans legendarische figuur uit het oude Soest. Boer, raadslid, wethouder loco-burgemeester en niet te vergeten de laatste bode van het Sint Aar-ten Schut Soirvt.l?eteSobudeCkdeorrpGildC - Een korte biografie van deze rasechte Soesder - om dit belaste woord maar eens te gebruiken - gaat hieraan vooraf. Meer een volkskundig portret. Peter van den Breemer werd op 14 november 1861 te Soest geboren. Hij overleed op zijn boerderij op l novem ber 1944 en werd begraven op het R.K. kerkhof aan de Steenhoffstraat. Hij was ruim veertig jaar onafgebroken lid van de gemeenteraad van Soest. Werd benoemd als wethouder en tijdens het uitbreken van de le Wereldoorlog (1914-1918) loco-burgemeester van Soest, b-'j ontstentenis van een burgemeester. In de meest bange en verwarde dagen van die tijd was hij de eerste burger van Soest. Behoudens een enkel uitstapje naar na burige grote plaatsen, heeft hij zijn ge boortegrond nooit verlaten. Hij was al tijd inwoner van Soest en is dit tot zijn dood toe gebleven. Toch was hij in alle dorpen en dorpjes van Gooi- en Eemland bekend als Peter van Mart, uil Soest. Wie kende hem niet? Ieder straatjoch in Soest, iedere zwerver langs 's Heren we gen in die tijd, wist te vertellen, wie hij was en waar hij woonde. Zwervers, za- £envijlers, kiekkastenvolk en andere landlopers kregen van hem gratis nacht- logies in zijn hooiberg. Als dat volk bij hem kwam vragen en klagen, dat zij die dag zo lang hadden gelopen, van verre kwamen en geen dak boven hun hoofd hadden en of zij voor één nacht in het hooi mochten slapen, dan zei Peter: „A's je valt, dan leg je d'r". Dan keerde hij de man de rug toe en ging weg. De man, soms een „vrommes", wist dan wel ge- r.oeg en zocht voor de nacht een slaap plaats op in het warme hooi. De boer had het immers niet geweigerd. De zwervers - in het Soester dialect - de schoekers - noemden hem nooit anders dan: de wethouder. Tijdens zijn leven werd een weg naar hem genoemd. De Zwarteweg werd om gedoopt in „Peter van den Breemerweg". Niet veel gewone boeren zullen hun ge boorteplaats hebben gediend, zoals hij het heeft gedaan. Als dank voor zijn ve le werk werd toen deze naamsverande ring aangegaan. Zelf merkte hij op toen hem dit heuglijke nieuws werd meege deeld: „En *t kostte niks, dus daor waore ze het gauw overeens de heren ge meentebestuur). Waar heeft hij niet voor geijverd: Voor een slachthuis, het gasbedrijf, de water voorziening, wegenaanleg, elektriciteits voorzieningen en al wat niet meer. Hij was toen één van de zeer weinigen, die de blik op de toekomst had gericht en begreep, dat het oude Soest met zijn tijd mee moest, niet kon en mocht achter blijven. Een ontwikkeling als op het ogenblik heeft hij zeker niet kunnen voorzien, maar hij voelde wel terdege aan, dat er veranderingen moesten ko men. Zij waren niet tegen te houden. Of hij gelukkig zou zijn geweest met de huidige ontwikkeling? Daarop is geen zinnig antwoord te geven. Peter van den Breemer was ook de man, die zich met hart en ziel inzette voor de beoefening van de ijssport in Soest, lie ver gezegd de ijspret. Geheel belange loos stelde hij ieder jaar op nieuw een stuk weiland ter beschikking, dat wan- reer het onder water was gezet en na bevriezing bij gunstig weer als ijsbaan werd gebruikt. IJs en weder dienende zweefde iedere Soestenaar, jong en oud, over de ijsbaan aan de Eemweg. En vaak zag je Peter in charmant gezel schap zijn baantjes trekken. Zelfs op ho ge leeftijd bond hij de schaatsen nog on der, zozeer had hij zijn hart verpand aan deze volkssport. Toen in de oorlogs jaren 1940/1945 het schaatsen onmogelijk werd gemaakt, verdween de ijsbaan. Mede oorzaak hiervan was het overlij den van Van den Breemer in 1944. Na de oorlog was men te Soest van me ning, dat er een nieuwe ijsbaan moest komen. Die ijsbaan is er gekomen en wel op dezelfde plaats waar zij altijd v/as geweest. Ter nagedachtenis aan Pe ter van den Breemer, die jaren lang zijn l^nd ter beschikking had gesteld voor dit doel, werd de ijsbaan naar hem ge noemd: Peter's baan. Mede hierdoor was Peter tijdens zijn leven een populaire figuur en bij velen, zo niet allen, een zeer gezien man. De anekdotes die over hem zijn veteld zijn legio. Zat men ergens mee, waren er problemen, moest er wat bijzonders ge beuren of gedaan worden, steeds wist Kiwa keur. 12 mm, 12,65 per m. 15 mm3,40 per m. (Inclusief B.T.W.) Jacob van Lenneplaan 15 Telefoon 02154-3462 Zaterdag en zondag a.s. organiseren een groep leerlingen van de IVO Van der Huchtschool, in samenwerking met le den van de Hervormde en Gereformeer de jeugdbeweging, een spectaculaire Fancy Fair in het Middelwijkgebouw aan de Pieter de Hooghlaan, hoek Talmalaan t.b.v. de actie „Laat Angola niet ster ven". Er zal van alles te beleven zijn, o.a. is er een geheimzinnige waarzegster, een «pannend rad-van-avontuur, grabbelton, «en electrisch steekspel en nog veel meer. Zaterdagavond om half acht zal er na een korte lezing door Cees Hoogesteger, lid van het Medisch Comité Angola, een film worden vertoond over de nood van de bevrijdingsbeweging in Angola waar na er eventueel gelegenheid is tot dis cussie. Dezelfde avond zullen er fraaie prijzen worden geveild. De Faicy Fair zal zaterdagmorgen om 11 uur' geopend worden door niemand min der dan Paulus van Oebele men de olijke boer te vinden, die met zijn droge humor en scherp verstand de juiste toon en dikwijls ook de goede weg wist te vinden. Hij was onmiddellijk be leid daadwerkelijk mee te helpen of zich zelf persoonlijk in te zetten. Geen moeite was hem dan te veel as hij dacht dat het goed was en de gemeenschap er wei bij vaarde. Het moest er komen; Soest mocht niet achterblijven, het moest met zijn tijd mee. Waren er korfbalwedstrijden. Direct stelde hij een groot deel van zijn wei land beschikbaar om daar een groot korfbaltoernooi te houden. De deel op zijn boerderij was één grote kleedkamer voor dames, het vrouwvolk, zoals hij ze noemde. Hij was de eerste die een duik nam in het Soester Natuurbad, dat met veel ceremonieel door de Commissaris der Koningin was geopend. Onder grote hilariteit van het talrijke publiek en met een volkomen negeren van de nieuwe kleedhokjes ontdeed hij zich van zijn zondagse boerencostuum - waaronder tot ieders verbazing een badpak - en.... plonsde met een ferme sprong als eerste in het diepe basin. Daverend applaus!!! Onder de aanwezigen waren er die deze spontaniteit minder konden waarderen en van mening waren dat het aanzien van Soest weer was gedaald in de ogen van naburige gemeenten. „Zie je wel. Soest blijft een boerendorp", werd er smalend gezegd. De dorpspolitiek in die dagen was zeer kwetsbaar en Soest als vooruitstrevende gemeente had zijn stand op te houden en daar komt mij op die dag zo'n boerd en nog wel een raadslid en die heeft maling aan alle voorschriften incluis het protocol. Inderdaad Peter had er maling aan, maar hij had hiervoor een minder parlementaire uitdrukking, die hier niet op zijn plaats is en achterwege moet blijven. Op zijn terrein werd vuurwerk afgesto ken, koninginnefeest gevierd, paarden rennen en concoursen gehouden. Zelfs werd op zijn weiland een grote veeten toonstelling gehouden. En steeds stond hij vrijwillig en geheel belangeloos, hij wou er geen cent van hebben, zijn wei landen af omdat hij dacht dat het goed was en zo hoorde. Zijn levensfilosophie formuleerde hij al dus: „Goed met de mensen kunnen op schieten. Niet alles willen weten. Dur ven zeggen als je iets niet weet. Leven en laten leven. Andere mensen zijn ook mensen". Hij leende liever zijn kerkboek uit dan zijn geld, dat wil zeggen, dat hij niet hield van mensen, die lichtvaardig geld Ter leen vroegen, die schulden maakten en er met geld op los leefden. Was er echter werkelijk nood, dan zou hij niet achter blijven om wat te geven. Hij had een vriendelijk woord voor iedereen. Als rechtgeaarde boer was hij niet ge steld op zwerversvolk, dat hij toch wel een plaatsje in zijn hooiberg gunde. Hij had echter geen omgang met dit .volk, dat in de jaren twintig en dertig nog in vrij groot aantal lustig langs de Soester wegen en stegen zwierf en zwierde. Ondanks zijn progressiviteit - een woord dat hij beslist niet kende - bleef hij vasthouden aan normen en waarden, die in de boerenstand als de enige juis te werden aangemerkt. Hij bleef ouder wets gekleed gaan, bleef de streektaal - het Soster dialect - gebruiken, al kon hij wel anders. Dit kenmerkt zijn vast houden aan de boerse bestaanswijze, waarin hij als kind was opgebracht en mee op- en vergroeid was. Juist in zijn tijd werden deze waarden als verouderd beschouwd en waren zij gedoemd om te erdwijnen. Zijn bestaan was vervuld van arbeid, al hield hij op zijn tijd van feesten en ge zelligheid. Van feesten was hij bepaald niet afkerig, die waren even nodig als eten en drinken. Mijlpalen in het men selijke leven. Maar op gepaste wijze, ze mochten nooit ontaarden in lallen en drinken, daar hiéld hij niet van. Strookte ook niet met rijn boerenaard en opvattingen. Hij was een graag geziene gast en een welkome bezoeker op veilingen, houtverkopingen on „erfhuusdagen". Hierin onderscheidde hij zich van vele andere boeren in Soest, vooral van de Calvinistische, die hier veelal afwijzend tegenover stonden en r.iets moesten hebben van werelds ge" druis en vermaken. De boer van „Groo- telo" had hier altijd wel tijd voor over of maakte tijd om er aan te kunnen deelnemen. Zijn geliefd stamcafé was De Gouden Ploeg" aan de Middelwijk straat. Destijds een gelegenheid waar veel boeren kwamen om 's avonds een borreltje te drinken en gezellig een uur tje te kaarten. Als de ijsbaan aan de Eemweg berijd baar was, dan bond Peter, na het mel ken en afvoeren van het vee, nog een uurtje de schaatsen onder, om nog me nig baantje te halen. Na het sluiten van de baan trok hij naar café „De Gouden Ploeg", 't Gebeurde wel dat er juist een feestje gaande was waarbij het sluitings uur op twee uur was gesteld. Hiervan maakte Peter een dankbaar gebruik en bleef zitten tot de klok twee uur sloeg en men verzocht werd te gaan. Diep in de nacht ging hij moederziel alleen naar huis, een rode zakdoek te ren de koude om de nek gebonden, over rijn schouders bungelden zijn ouderwet se doorlopers. Niet onbekwaam, geen sprake van, maar 't was erg gezellig geweest bij Jansje (Mej. Kamerbeek);> Bar, zo gezellig a's 't was bie Jansje 's Morgens om half zes zat hij alweer order de koeien, om ze te melken. Een paar uur slaap waren voor hem vol- ivlnmer wij zijn houding, zijn voorko nen Zijn postuur willen weergeven, dan S Peter van Mart, een llink mansper soon, niet groot maar stevig en breed geschouderd. Een open expressief ge richt met een guitige oogopslag, forse neus: de ogen een weinig toegeknepen, a'thans op latere leeftijd, borstelige wenkbrauwen accentueren het gelaat Zijn mond staat met direct tot praten en lachen, doch heeft een vriendelijke trek met Iets vastberadends in zijn oogopslag, waar hij zijn medemensen mee observeerde. Geen luidruchtig type, weinig of in het geheel met beweeglijk van aard. Kon altijd luisteren naar an- deren zonder zelf te domineren. Als boer was hij zijn eigen baas en be hoefden anderen niet naar de ogen zien. orders of bevelen van anderen op te volgen. Toch geen dictatoriaal of au- Peter van den Breemer, ere-burger van Soest. tocratisch type, die zijn ondergeschikten of minderen regeert en zich laat gelden of voorstaan als onafhankelijke boer, die doet wat hij wil. Niets van dit alles. Pe ter was een bedaard, welwillend en rus tig mens, gepaard gaande met een grote dosis aan mensenkennis. Toch was ook hij een kind van zijn tijd, geboren in de vorige eeuw, opgegroeid in omstandigheden en een milieu, die nu nauwelijks aanvaardbaar zouden zijn. Voor hem evenzovele vertrouwde din gen. Hij was in het bezit van een notitie boekje, een gewoon opschrijfboekje, waarin hij af en toe zijn aantekeningen maakte. Hetzelfde boekje waaruit wij nu de stof putten voor dit verhaal. Voor een boer was zo'n boekje iets ongewoons, iets nieuws, waar velen zich niet mee ophielden, maar juist hij wel. Het boekje is bewaard gebleven en werd ons wel willend ter inzage verstrekt. Het bevat natuurlijk geen geheimen of pikante mededelingen, daarvoor was hij een te nuchter mens. De notities, waarvan de oudste dateren van 1890 werpen een merkwaardig licht op maatschappelijke toestanden, die om streeks de laatste eeuwwisseling nog in het oude Soest bestonden. Toestanden, die elders in ons land ook voortkwa men. Soest maakte hierop beslist geen uitzondering. Pas na het einde van de le Wereldoorlog {1914-1918) kwam hier aan een einde en veranderde er veel in het oude dorp. Zonder Peter van Mart een bekwaam stylist te willen noemen - hij kon beter met „de schup" overweg, dan met de pen - zijn zijn noteringen duidelijk te lezen, al ligt hij wel eens overhoop met de spelling van moeilijke woorden en met het plaatselijk dialekt, waarvan hij zich bediende en dat toentertijd nog overal in Soest in de huisgezinnen werd gesproken. Óp school werd de Soester kindertjes braaf geleerd, dat zij toch vooral - voor later onmisbaar - beschaafd Nederlands moesten leren spreken. Het Soesters was onbeschaafd, boers, plat en lelijk. Thuis hinderde het niet, maar op school leerde men anders praten. Dit werd hen van nu af aan elke dag ingeprent. Ve len waren van mening in die tijd, dat de dialecten - liever streektalen - onbe schaafd waren en op z'n minst zo gauw mogelijk moesten worden uitgeroeid. Men wist niet beter. Nu is men er wel van overtuigd dat het Algemeen Beschaafd Nederlands zijn oorsprong vindt in de streektalen, al zijn er nu nog wel, zowel bij de hogere milieu's, die een dialect spreker hoogst onbeschaafd vinden, ie mand die niet met zijn tijd is meege gaan. langzamerhand komt hierin echter wel een verbetering en weet men beter. Peter van den Breemer bleef zijn leven lang een Soesder, die er niet over dacht zijn dialect voor een meer gecultiveerde mal te verruilen. Mede daardoor en het naar boerse trant en zede gekleed gaan, bleef hij in de ogen van velen toch maar....een boer. Die hem beter kenden of leerden kennen, wisten wel beter. In 1890 vinden wij zijn eerste aanteke ningen. Hij gaat naar de Veenhuis, een herberg aan het einde van de Veenhui- zerstraat, nabij de Praamgracht, de hui dige Koninginnelaan. Zeer waarschijnlijk werd er een verkoping gehouden. Peter noteert tenminste: Van Woldenberg Kastelijn in de veen- huis ingezet voor 4200 uitgehoogt 740 te zamen 4940 Dan levert hij een aantal weken gras: veermans paarden gras geleverd 5 stuks voor 3 gulden per week begost den 5 juni 1897. zaterdag 12 weken geleverd zijnde 180 gulden voldaan Hij verhuurt land op Den Eng: 1898 Nieuwjaar verhuurd aan Willem Dorrenstijn 50 roej op de neng voor 5 V2 cent de roej De zelf gekarnde boerenboter verkoopt hij. De opbrengst wordt elk half jaar verantwoord in het notitieboekje: geleverde boter 1901 oor 60 cent het pond De boter kostte zestig cent per pond. Len jaar later was de prijs gestegen en ontvangt hij 67 Vs ct. voor een pond bo ter. Een voor die dagen al aanzienelijke prijsstijging. Tijdens of kort na een verkoping no teert hij de inzet het bod) dat wordt gedaan; wie het perceel inzette en voor hoeveel. Verkooping van de Blaak (benaming van een stuk weiland) van C v t Klooster No 1 groot 1183 roej voor 2520 C. Hilhorst of Broodje uit 260 2780 2780 No 2 groot 1078 roej voor 2000 2000 No 3 kleiner 1316 roej voor 4100 4100 door H. Lochtestijn 3000 u 11880 No 9 P. Kuijers kampje 4000 inzet 140 uitgeh door parridon No 10 groentengat 4140 3150 ingezet Timmer 3200 inzet 30 uitgeh No 10 Jansje v Klooster 3230 De boeren meiden en -knechten wor den telkens voor een jaar ingehuurd. Dit gebeurde op Soester kermis, de le maandag na 15 oktober. Soester kermis viel soms gelijk met Amersfoortse ker mis. Een dubbel feest. Iets ongekends voor die tijd. Distributiemaatregelen in 1914-1918 deed de Soester kermis ver dwijnen. Zij verdween geruisloos om niet meer terug te keren. Zij had haar tijd gehad. Overigens was de kermis van weinig betekenis. Er stond een draai molen, een hoofd van Jut voor de sterke mannen, die hier hun teveel aan levens energie konden afreageren en de ker- misgangers konden bij Hannes de Bree koekhakken op het koekblok. Met z'n tweeën moest men een koek in het ver eiste aantal keren (drie maal) in stukken hakken raison van een dubbeltje. Wie het eerst hiermee klaar was, had een koek gewonnen. Verder werd er meer gehost dan gedanst in de café's. En na afloop van het schone feest nog meer gevrijd. Dit was het hele kermisver maak. Toch een feest waarnaar ieder jaar opnieuw werd toegeleefd en waarop men zich verheugde. Het was een wel kome afleiding in de dagelijkse sleur. Wanneer een meid of boerenknecht in dienst trad bij een boer kreeg zij of hij, de zogenaamde „goospenning" gods penning) van de boer, het zij drie of vijf gulden. De goospenning was eigenlijk de tastbare bevestiging van de wilsver klaring van de wederzijdse partijen. Wanneer de belofte om in dienst te tre den, zonder opgave van reden, te niet werd gedaan, moest de goospenning worden terug gegeven. In maart van het jaar 1896 komt bij Pe ter van den Breemer, Mie Hilhorst als boerenmeid in dienst. Mie de Schutter, dochter van Jan de Schutter, alias Hil horst, een zeer fors gebouwde en struise vrouw is als wij de aantekeningen moe ten geloven een wuft en ijdel vrouws persoon. Zij koopt van het geld, dat de boer haar voorschiet, kammen, zakdoe ken....en eau de cologne. Zij gaat naar Utrecht en geeft het geld maar roeke loos uit. Als zij naar Utrecht ging, deed zij dit in opdracht van haar boer om de ooter naar de particuliere klanten te brengen. Daar zat niets verdachts in. Een jaar lang worden haar voorschotten genoteerd: Mie Hilhorst overgetranst 20 Maart 30 94 Vt cent Jurk maken 200 cent soep 60 cent kam zak papier post 40 cent 1 p want wanten) 50 cent de Juny 12 pond den 6 Juli 27 pond den 17 Augustus 24 pond den 19 Sptember 32 pond c'en 30 October 24 pond den 20 November 56 pond 175 pond 60 105,00 Kouwse zakdoek kalonge schulk en rok naar Utrecht klompen klompen Utrecht en garen Kouwsen 140 cent 15 300 cent 100 60 60 90 62 Vt Kouwsen aan brijjen 20 Mie de Schutter schafte zich nog een een rozenkrans en een kerkboek aan. Haar boer Peter van Mart noteert: krans en boek 100. Eenmaal staat in het boekje vermeld hoe lang een meid heeft gediend bij Pe ter: weggegaan den 8 Februari 1897, no vember gekomen 1895, 14 week geweest in het 2 jaar. Met het laatste wordt be doeld, dat zij slechts veertien dagen beeft gediend in haar tweede jaar. Er komt een nieuwe meid op Grootelo. Mijn Reijerse is haar opvolgster. Mijn Rijertzt gehuurd voor 71 gulden en 3 goospen 55 22 V* 75 60 80 60 247 200 10 100 10 100 1100 20 180 125 66 90 90 betalen kermis 1900 Zij neemt spoedig haar ontslag, want daaronder staat: trouwen in de Plaats Evertje van Fulpen voor 67 en 3 goospen Naderhand staat hier dwars door heen geschreven „weggegaan". Dan komt in haar plaats Mei of Mie Hilhorst. Het is niet duidelijk of deze ren zuster is van de eerder genoemde Mie de Schutter, doch zeer waarschijn lijk. O.i. geeft de notitie die gemaakt werd door Peter het wel aan, al is het niet al te duidelijk. Mei Hilhorst zchuster (sic!) ge huurd voor ƒ70 en betaallen kermis 1899 opgebeurd rok 375 centen klompen Klaasje Koek voor het jak voorkloppen Kouwsen soep rok en garen voor Muts veterband Broek zeep Kouwsen en garen voor de stad aan breijen zeiself gerijd klop katoen zelf blauw klompen zelf gerijd broek zij 10 cent, 10 cent en 15 cent over 30 94Vï Mei Hilhorst hield van haar jaarloon nog 30.94Vï over. Zelf gerijd klop, katoen zelf blauw, zijn stoffen om kleden en jurken van te ma ken. Een Klaasje Koek is een speculaas pop, die op Klaosjesaovoond Sint Ni- colaasavond) cadeau werd gedaan. In 1901 komt Hanna Walet, beter bekend als „Zwarte Hanna" bij Peter van Mart ;n dienst. Het hele jaar door krijgt zij voorschot van haar boer om allerlei din gen te kunnen kopen. Dit was nu een- naai een gevestigde gewoonte, waar men zich aan hield. Hanna Walet gehuurd voor 35 gulden 3 goospen verrekenen Kermis 1901 gehad goospen 300 centen gehad goospen 300 centen garen 20 zwarten rok 210 garen voor 70 klompen 43 jak maken voering 75 garen 10 2 Ma (art) klompen 45 stad 480 lind 10 postzegel 5 jurk maken 115 kouwzen 37 rok en lint 285 klompen en lint 131 gerijd stop garen 10 paraplu 110 Hanna Walet bevalt het goed bij Peter van Mart en verhuurt zich het volgende jaar opnieuw. De goospenning blijft nu achterwege. De afspraak om nog een jaar te blijven blijkt reeds gemaakt te zijn. De boerenknechten hielden het langer uit bij Peter van den Breemer, dan de dienstmeiden. Hieronder was meer ver loop dan bij de mannen. De meeste meiden gingen trouwen en zegden dan hun dienstbetrekking op. De mannen bleven langer. Regelmatig treffen wij dezelfde namen aan: Dirk van de Heu vel, J. Lots, Jan van As en Jan Tammer, die meerdere jaren achtereen bij Peter in dienst zijn. Voor J. Lots wordt geno teerd: J. Lots verschot over Decem 2 span wanten aanbreijen 90 wanten 35 muts 110 betaald 235 Jan Februari en Maart wanten 35 cent broek vermaken 45 cent aanbreijen kouwsen 55 cent J. Lots gehad klompen 45 cent- klompen 45 cent klompen 50 melkhuis 90 klompen 50 Pet 80 schede 20 mes 35 kouwsenbreijen 45 Lots is nogal „sleets" en heeft vaak een paar nieuwe klompen nodig. Toch schijnt vijf paar klompen per jaar in die tijd wel normaal te zijn geweest, wanneer men bedenkt dat de knechten en meiden haast altijd op klompen liepen. Verder kon je klomp ook barsten. Men gebruik- ie dan wel een „klompenbanje", een stukje ijzerdraad over de klomp ge spannen, maar voor hoe lang? Een „melkhuis" is een kiel, van achte ren open, dat men omslaat en nadat men de armen door de mouwen heeft gesto ken op de rug vastmaakt. Het beschermde enigszins tijdens het melken tegen mest en stalvuil en tegen het slaan van de staart van de koeien, waaraan dikwijls vuil kleefde. Het jaarloon van een knecht lag aan merkelijk hoger dan van een boeren meid. Omstreeks 1900 bedraagt dit 110.—r plus kost en inwoning. Van zelfsprekend hadden de dienstmeiden ook vrij kost en inwoning. De knecht sJiep meestal boven de koeien op de hilt in een afgetimmerd kamertje. Hij was 's morgens direct bij de hand. Knechten zowel als meiden zaten gewoon bij de boer en zijn gezin aan tafel tijdens de maaltijd. De bouwmeester eerste knecht) sneed 's morgens het spek en het brood. Afstand tussen de boer en zijn dienstpersoneel, zoals elders wel voorkwam in ons land, b.v. in Gronin gen bestond hier niet of nauwelijks. Er werd wel eens door een ontevreden mens gemeesmuild op de boer en zijn vrouw, dat ze „bar zuunig waore", maar zij aten wat de pot schafte. Een ieder kreeg hetzelfde eten voorgeschoteld. Overdreven lijkt, dat wanneer de boer zijn lepel of vork neerlegde, alle andere aanzittenden dit ook moesten doen. Het was het signaal met eten op te houden. Ook hoorde men wel eens, maar dit was meer als een grap bedoeld: „Op Soest wonen maar twee goede boeren. Nao de étïne zeuk ik en d' aander kan 'k niet "inde", met andere woorden, er zijn geen goede boeren in Soest. Van den Breemer gaat met zijn tijd mee. Hij staat niet afkerig, zoals zovele ande re boeren in die tijd, tegen het gebruik van kunstmest. Ten slotte zouden kunst mest en andere chemische produktcn een grote ommekeer brengen op land en veeteeltgebied. Hij bestelt vijf wa- gon koolzure kalk, die hij wellicht nodig heeft voor zijn kalkarme hooi- of wei landen, misschien wel voor zijn bouw land op Den Eng, hoewel het laatste minder aannemelijk is. De akkers op Den Eng werden bemest met stalmest vermengd met heideplaggen, die bij kar- BOEKHANOei J G J. WESSELS So*swrtx»9sesuui 53 t* 2419 SOEST revrachten van de heide werden gehaald. Het notitieboekje bevat een kort briefje, dat er om onnaspeurbare reden niet is uitgescheurd, zoals zovele andere blad- züden waarop notities zijn gemaakt door Peter van den Breemer. Het briefje luidt: Soest, 30 Augustus 1909 Met deze deel ik uw mede dat ik vijf wagons Koolzure Kalk Station Soe9t wil hebben en bestelt Doch als ze aan uw Adres kommen sta ik niet in voor de boeten wegens te laat lossen want het is ge beurd dat ze al een schoft stonden eer ik kon lossen wees zo goed mij te schrijven wan neer ze zoo wat aankomen bijv over 8 of 14 dagen Na Groeten P v d Breemer Als dialektspreker worstelt hij met de schrijftaal en gaat hij over tot de dage- ijkse omgangstaal, zoals uit vorenstaan de epistel blijkt. Peter van den Breemer was volkomen een kind van zijn tijd. Als goed en op recht katholiek geloofde hij aan de voor spraak van Maria en andere heiligen. Hij stelde vertrouwen in „ofstrieke" en „belezen" bij mens en dier, als zij pijn hadden of lichamelijk letsel hadden opgelopen. Zelfs zogenaamde „brand- briefjes" waren hem niet vreemd. Tus sen zijn nagelaten paperassen was zo'n briefje: een gewone kwitantie van de N.V. Prov. Utrechtse Elektriciteits Mij. Jammer genoeg wordt geen jaartal ver meld of is deze niet ingevuld. Vermoe delijk dateert de kwitantie uit het jaar 1920 of daar omtrent. Op de achterzijde staat geschreven: „Jezus en Petrus klommen over een berg Petrus brak zijn been Jezus ge- neesde dat been en dat ook In den naam des zoons en des va ders en des geestes brand ik belees- je in den naam des zoons Zweer zweer gelijk de doode onder de aarde zweert" Het was een veel voorkomende gewoon te en bij het volk bekend, dat wanneer een kind of een volwassen persoon, het zij man of vrouw, zich ernstig had ver brand, dat men de hulp inriep van zo'n brandbriefje. Had een kind of een ander zich verbrand aan de gloeiende kachel of had het kokend water of melk over handen en voeten gekregen, dan haalde men het brandbriefje uit het kabinet, vaar het lag opgeborgen, op een plaats aan een ieder van het gezin bekend, tot de meiden en knechten toe. Het slacht offer moest de bezweringsformule die op het papiertje stond terstond en eigen handig overschrijven op een stuk pa pier. Wat voor papier deed er niet toe. Een kind dat de schrijfkunst niet mach tig was, drukte men toch pen of potlood iu de hand. Het liefst in de verbrande hand en hielp het op die manier bij het overschrijven van de formule. De pijn zou onmiddelijk verdwijnen en binnen niet al te lange tijd geheel ophouden. Dit moest het effect zijn van het brand briefje. Vaak is bezweren w.o. ook af lezen en afstrijken een erfelijke kunst. Lang niet iedereen kan het. Het is ietf dat men van zijn vader of grootvader geërfd heeft. De bezweringsformulieren gingen van geslacht op geslacht over. Dit brandbriefje typeert Van den Bree mer als een mens uit de vorige, achter ons liggende eeuw. Hoewel hij mis schien in vele dingen, die naar bij- of v/angeloof zweemde, zou afwijzen, was hij niet vrij van mystiek, het raadsel achtige, het bovenaardse, dat hij als goed en gelovig Christen niet los kon zien van zijn geloof. Voor zijn tijd was hij een dynamisch mens, die terdege be sefte wat hij deed of moest laten op een tijdstip toen het levenspatroon op het platteand vrij algemeen een negatieve v.-as. Er was nauwelijks plaats voor ont wikkeling, organisatie, onderwijs en vele andere dingen, die tegenwoordig als vanzelfsprekend worden aanvaard. Peter van den Breemer was een intel ligente boer, arbeidszaam, gebonden aan zijn geboortegrond, aan zijn gezin en familie. Hij had een grote dosis lokale kennis; voor een doodgewoon boeren mens ntbrak het hem niet aan durf, doorzettingsvermogen en een tikkeltje oravour. In zijn dagen iets ongekends. Hij hoorde wel thuis in de oude maat schappij van voor negentienhonderd, maar was zeer zeker geen genoegzaam mens, zoals zovelen van zijn tijdgenoten. Ook beslist geen opstandige geest, zoals hem door minder progessieven wel eens werd verweten. Nog minder was hij een dienstknecht van de hoge heren, de au toriteiten, die het voor het zeggen had den. Hij was een karakteristieke verte genwoordiger van de oude Soester boe renbevolking, met zijn plattelandsbe schaving, zijn zeden en gewoonten. Het agrarische Soest is mede door hem geëvolueerd, en al zou hij vele verande ringen hebben toegejuicht, de huidige ontwikkeling van het oude Soest zou hem minder enthousiast hebben gemaakt. Daarvoor was hij teveel boer al was hij ook ere-burger van Soest. E. HEUPERS 0 soesterbergsestraat44 telefoon 2045

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1971 | | pagina 7