sirox fiOrruL
UIT HET NOTITIEBOEKJE VAN
PETER VAN MART
KERSTKAARTEN
kopen bij
Den
EEN VOLKSKUNDIG PORTRET
KOPEREN LEIDING
voor gas en water
NIJHOF - BAARN
Fancy Fair ten bate van
Angola
vaiide I
fraaier haar
door
Biosthetische
haarverzorging'
Pet«r van Mart - a|)n moeder heette Mart van Jaak. vandaar die m.tri.rei..ie
bijnaam boer op „Crootelo", gelegen aan de OlUkeweg te Soest, officieel gehétel*
Peter van den Brecmer, soms geschreven met één e, dan weer eens met twee ert
Een bijkans legendarische figuur uit het oude Soest. Boer, raadslid, wethouder
loco-burgemeester en niet te vergeten de laatste bode van het Sint Aar-ten Schut
Soirvt.l?eteSobudeCkdeorrpGildC -
Een korte biografie van deze rasechte
Soesder - om dit belaste woord maar
eens te gebruiken - gaat hieraan vooraf.
Meer een volkskundig portret.
Peter van den Breemer werd op 14
november 1861 te Soest geboren. Hij
overleed op zijn boerderij op l novem
ber 1944 en werd begraven op het R.K.
kerkhof aan de Steenhoffstraat.
Hij was ruim veertig jaar onafgebroken
lid van de gemeenteraad van Soest.
Werd benoemd als wethouder en tijdens
het uitbreken van de le Wereldoorlog
(1914-1918) loco-burgemeester van Soest,
b-'j ontstentenis van een burgemeester. In
de meest bange en verwarde dagen van
die tijd was hij de eerste burger van
Soest.
Behoudens een enkel uitstapje naar na
burige grote plaatsen, heeft hij zijn ge
boortegrond nooit verlaten. Hij was al
tijd inwoner van Soest en is dit tot
zijn dood toe gebleven. Toch was hij in
alle dorpen en dorpjes van Gooi- en
Eemland bekend als Peter van Mart,
uil Soest.
Wie kende hem niet? Ieder straatjoch in
Soest, iedere zwerver langs 's Heren we
gen in die tijd, wist te vertellen, wie hij
was en waar hij woonde. Zwervers, za-
£envijlers, kiekkastenvolk en andere
landlopers kregen van hem gratis nacht-
logies in zijn hooiberg. Als dat volk bij
hem kwam vragen en klagen, dat zij die
dag zo lang hadden gelopen, van verre
kwamen en geen dak boven hun hoofd
hadden en of zij voor één nacht in het
hooi mochten slapen, dan zei Peter: „A's
je valt, dan leg je d'r". Dan keerde hij
de man de rug toe en ging weg. De man,
soms een „vrommes", wist dan wel ge-
r.oeg en zocht voor de nacht een slaap
plaats op in het warme hooi. De boer
had het immers niet geweigerd. De
zwervers - in het Soester dialect - de
schoekers - noemden hem nooit anders
dan: de wethouder.
Tijdens zijn leven werd een weg naar
hem genoemd. De Zwarteweg werd om
gedoopt in „Peter van den Breemerweg".
Niet veel gewone boeren zullen hun ge
boorteplaats hebben gediend, zoals hij
het heeft gedaan. Als dank voor zijn ve
le werk werd toen deze naamsverande
ring aangegaan. Zelf merkte hij op toen
hem dit heuglijke nieuws werd meege
deeld: „En *t kostte niks, dus daor waore
ze het gauw overeens de heren ge
meentebestuur).
Waar heeft hij niet voor geijverd: Voor
een slachthuis, het gasbedrijf, de water
voorziening, wegenaanleg, elektriciteits
voorzieningen en al wat niet meer. Hij
was toen één van de zeer weinigen, die
de blik op de toekomst had gericht en
begreep, dat het oude Soest met zijn tijd
mee moest, niet kon en mocht achter
blijven. Een ontwikkeling als op het
ogenblik heeft hij zeker niet kunnen
voorzien, maar hij voelde wel terdege
aan, dat er veranderingen moesten ko
men. Zij waren niet tegen te houden. Of
hij gelukkig zou zijn geweest met de
huidige ontwikkeling? Daarop is geen
zinnig antwoord te geven.
Peter van den Breemer was ook de man,
die zich met hart en ziel inzette voor de
beoefening van de ijssport in Soest, lie
ver gezegd de ijspret. Geheel belange
loos stelde hij ieder jaar op nieuw een
stuk weiland ter beschikking, dat wan-
reer het onder water was gezet en na
bevriezing bij gunstig weer als ijsbaan
werd gebruikt. IJs en weder dienende
zweefde iedere Soestenaar, jong en oud,
over de ijsbaan aan de Eemweg. En
vaak zag je Peter in charmant gezel
schap zijn baantjes trekken. Zelfs op ho
ge leeftijd bond hij de schaatsen nog on
der, zozeer had hij zijn hart verpand
aan deze volkssport. Toen in de oorlogs
jaren 1940/1945 het schaatsen onmogelijk
werd gemaakt, verdween de ijsbaan.
Mede oorzaak hiervan was het overlij
den van Van den Breemer in 1944.
Na de oorlog was men te Soest van me
ning, dat er een nieuwe ijsbaan moest
komen. Die ijsbaan is er gekomen en
wel op dezelfde plaats waar zij altijd
v/as geweest. Ter nagedachtenis aan Pe
ter van den Breemer, die jaren lang zijn
l^nd ter beschikking had gesteld voor
dit doel, werd de ijsbaan naar hem ge
noemd: Peter's baan.
Mede hierdoor was Peter tijdens zijn
leven een populaire figuur en bij velen,
zo niet allen, een zeer gezien man. De
anekdotes die over hem zijn veteld zijn
legio. Zat men ergens mee, waren er
problemen, moest er wat bijzonders ge
beuren of gedaan worden, steeds wist
Kiwa keur.
12 mm, 12,65 per m.
15 mm3,40 per m.
(Inclusief B.T.W.)
Jacob van Lenneplaan 15
Telefoon 02154-3462
Zaterdag en zondag a.s. organiseren een
groep leerlingen van de IVO Van der
Huchtschool, in samenwerking met le
den van de Hervormde en Gereformeer
de jeugdbeweging, een spectaculaire
Fancy Fair in het Middelwijkgebouw aan
de Pieter de Hooghlaan, hoek Talmalaan
t.b.v. de actie „Laat Angola niet ster
ven".
Er zal van alles te beleven zijn, o.a. is
er een geheimzinnige waarzegster, een
«pannend rad-van-avontuur, grabbelton,
«en electrisch steekspel en nog veel
meer.
Zaterdagavond om half acht zal er na
een korte lezing door Cees Hoogesteger,
lid van het Medisch Comité Angola, een
film worden vertoond over de nood van
de bevrijdingsbeweging in Angola waar
na er eventueel gelegenheid is tot dis
cussie. Dezelfde avond zullen er fraaie
prijzen worden geveild.
De Faicy Fair zal zaterdagmorgen om 11
uur' geopend worden door niemand min
der dan Paulus van Oebele
men de olijke boer te vinden, die met
zijn droge humor en scherp verstand de
juiste toon en dikwijls ook de goede weg
wist te vinden. Hij was onmiddellijk be
leid daadwerkelijk mee te helpen of zich
zelf persoonlijk in te zetten. Geen moeite
was hem dan te veel as hij dacht dat
het goed was en de gemeenschap er wei
bij vaarde. Het moest er komen; Soest
mocht niet achterblijven, het moest met
zijn tijd mee.
Waren er korfbalwedstrijden. Direct
stelde hij een groot deel van zijn wei
land beschikbaar om daar een groot
korfbaltoernooi te houden. De deel op
zijn boerderij was één grote kleedkamer
voor dames, het vrouwvolk, zoals hij ze
noemde. Hij was de eerste die een duik
nam in het Soester Natuurbad, dat met
veel ceremonieel door de Commissaris
der Koningin was geopend. Onder grote
hilariteit van het talrijke publiek en met
een volkomen negeren van de nieuwe
kleedhokjes ontdeed hij zich van zijn
zondagse boerencostuum - waaronder
tot ieders verbazing een badpak - en....
plonsde met een ferme sprong als eerste
in het diepe basin. Daverend applaus!!!
Onder de aanwezigen waren er die deze
spontaniteit minder konden waarderen
en van mening waren dat het aanzien
van Soest weer was gedaald in de ogen
van naburige gemeenten.
„Zie je wel. Soest blijft een boerendorp",
werd er smalend gezegd.
De dorpspolitiek in die dagen was zeer
kwetsbaar en Soest als vooruitstrevende
gemeente had zijn stand op te houden
en daar komt mij op die dag zo'n boerd
en nog wel een raadslid en die heeft
maling aan alle voorschriften incluis het
protocol. Inderdaad Peter had er maling
aan, maar hij had hiervoor een minder
parlementaire uitdrukking, die hier niet
op zijn plaats is en achterwege moet
blijven.
Op zijn terrein werd vuurwerk afgesto
ken, koninginnefeest gevierd, paarden
rennen en concoursen gehouden. Zelfs
werd op zijn weiland een grote veeten
toonstelling gehouden. En steeds stond
hij vrijwillig en geheel belangeloos, hij
wou er geen cent van hebben, zijn wei
landen af omdat hij dacht dat het goed
was en zo hoorde.
Zijn levensfilosophie formuleerde hij al
dus: „Goed met de mensen kunnen op
schieten. Niet alles willen weten. Dur
ven zeggen als je iets niet weet. Leven
en laten leven. Andere mensen zijn ook
mensen".
Hij leende liever zijn kerkboek uit dan
zijn geld, dat wil zeggen, dat hij niet
hield van mensen, die lichtvaardig geld
Ter leen vroegen, die schulden maakten
en er met geld op los leefden. Was er
echter werkelijk nood, dan zou hij niet
achter blijven om wat te geven. Hij had
een vriendelijk woord voor iedereen.
Als rechtgeaarde boer was hij niet ge
steld op zwerversvolk, dat hij toch wel
een plaatsje in zijn hooiberg gunde. Hij
had echter geen omgang met dit .volk,
dat in de jaren twintig en dertig nog in
vrij groot aantal lustig langs de Soester
wegen en stegen zwierf en zwierde.
Ondanks zijn progressiviteit - een woord
dat hij beslist niet kende - bleef hij
vasthouden aan normen en waarden,
die in de boerenstand als de enige juis
te werden aangemerkt. Hij bleef ouder
wets gekleed gaan, bleef de streektaal
- het Soster dialect - gebruiken, al kon
hij wel anders. Dit kenmerkt zijn vast
houden aan de boerse bestaanswijze,
waarin hij als kind was opgebracht en
mee op- en vergroeid was. Juist in zijn
tijd werden deze waarden als verouderd
beschouwd en waren zij gedoemd om te
erdwijnen.
Zijn bestaan was vervuld van arbeid, al
hield hij op zijn tijd van feesten en ge
zelligheid. Van feesten was hij bepaald
niet afkerig, die waren even nodig als
eten en drinken. Mijlpalen in het men
selijke leven.
Maar op gepaste wijze, ze mochten nooit
ontaarden in lallen en drinken, daar
hiéld hij niet van. Strookte ook niet met
rijn boerenaard en opvattingen. Hij was
een graag geziene gast en een welkome
bezoeker op veilingen, houtverkopingen
on „erfhuusdagen". Hierin onderscheidde
hij zich van vele andere boeren in Soest,
vooral van de Calvinistische, die hier
veelal afwijzend tegenover stonden en
r.iets moesten hebben van werelds ge"
druis en vermaken. De boer van „Groo-
telo" had hier altijd wel tijd voor over
of maakte tijd om er aan te kunnen
deelnemen. Zijn geliefd stamcafé was
De Gouden Ploeg" aan de Middelwijk
straat. Destijds een gelegenheid waar
veel boeren kwamen om 's avonds een
borreltje te drinken en gezellig een uur
tje te kaarten.
Als de ijsbaan aan de Eemweg berijd
baar was, dan bond Peter, na het mel
ken en afvoeren van het vee, nog een
uurtje de schaatsen onder, om nog me
nig baantje te halen. Na het sluiten van
de baan trok hij naar café „De Gouden
Ploeg", 't Gebeurde wel dat er juist een
feestje gaande was waarbij het sluitings
uur op twee uur was gesteld. Hiervan
maakte Peter een dankbaar gebruik en
bleef zitten tot de klok twee uur sloeg
en men verzocht werd te gaan.
Diep in de nacht ging hij moederziel
alleen naar huis, een rode zakdoek te
ren de koude om de nek gebonden, over
rijn schouders bungelden zijn ouderwet
se doorlopers. Niet onbekwaam, geen
sprake van, maar 't was erg gezellig
geweest bij Jansje (Mej. Kamerbeek);>
Bar, zo gezellig a's 't was bie Jansje
's Morgens om half zes zat hij alweer
order de koeien, om ze te melken. Een
paar uur slaap waren voor hem vol-
ivlnmer wij zijn houding, zijn voorko
nen Zijn postuur willen weergeven, dan
S Peter van Mart, een llink mansper
soon, niet groot maar stevig en breed
geschouderd. Een open expressief ge
richt met een guitige oogopslag, forse
neus: de ogen een weinig toegeknepen,
a'thans op latere leeftijd, borstelige
wenkbrauwen accentueren het gelaat
Zijn mond staat met direct tot praten
en lachen, doch heeft een vriendelijke
trek met Iets vastberadends in zijn
oogopslag, waar hij zijn medemensen
mee observeerde. Geen luidruchtig type,
weinig of in het geheel met beweeglijk
van aard. Kon altijd luisteren naar an-
deren zonder zelf te domineren.
Als boer was hij zijn eigen baas en be
hoefden anderen niet naar de ogen
zien. orders of bevelen van anderen op
te volgen. Toch geen dictatoriaal of au-
Peter van den Breemer,
ere-burger van Soest.
tocratisch type, die zijn ondergeschikten
of minderen regeert en zich laat gelden
of voorstaan als onafhankelijke boer, die
doet wat hij wil. Niets van dit alles. Pe
ter was een bedaard, welwillend en rus
tig mens, gepaard gaande met een grote
dosis aan mensenkennis.
Toch was ook hij een kind van zijn tijd,
geboren in de vorige eeuw, opgegroeid
in omstandigheden en een milieu, die nu
nauwelijks aanvaardbaar zouden zijn.
Voor hem evenzovele vertrouwde din
gen.
Hij was in het bezit van een notitie
boekje, een gewoon opschrijfboekje,
waarin hij af en toe zijn aantekeningen
maakte. Hetzelfde boekje waaruit wij nu
de stof putten voor dit verhaal. Voor
een boer was zo'n boekje iets ongewoons,
iets nieuws, waar velen zich niet mee
ophielden, maar juist hij wel. Het boekje
is bewaard gebleven en werd ons wel
willend ter inzage verstrekt. Het bevat
natuurlijk geen geheimen of pikante
mededelingen, daarvoor was hij een te
nuchter mens.
De notities, waarvan de oudste dateren
van 1890 werpen een merkwaardig licht
op maatschappelijke toestanden, die om
streeks de laatste eeuwwisseling nog in
het oude Soest bestonden. Toestanden,
die elders in ons land ook voortkwa
men. Soest maakte hierop beslist geen
uitzondering. Pas na het einde van de
le Wereldoorlog {1914-1918) kwam hier
aan een einde en veranderde er veel in
het oude dorp.
Zonder Peter van Mart een bekwaam
stylist te willen noemen - hij kon beter
met „de schup" overweg, dan met de
pen - zijn zijn noteringen duidelijk te
lezen, al ligt hij wel eens overhoop met
de spelling van moeilijke woorden en
met het plaatselijk dialekt, waarvan hij
zich bediende en dat toentertijd nog
overal in Soest in de huisgezinnen werd
gesproken.
Óp school werd de Soester kindertjes
braaf geleerd, dat zij toch vooral - voor
later onmisbaar - beschaafd Nederlands
moesten leren spreken. Het Soesters
was onbeschaafd, boers, plat en lelijk.
Thuis hinderde het niet, maar op school
leerde men anders praten. Dit werd hen
van nu af aan elke dag ingeprent. Ve
len waren van mening in die tijd, dat de
dialecten - liever streektalen - onbe
schaafd waren en op z'n minst zo gauw
mogelijk moesten worden uitgeroeid. Men
wist niet beter. Nu is men er wel van
overtuigd dat het Algemeen Beschaafd
Nederlands zijn oorsprong vindt in de
streektalen, al zijn er nu nog wel, zowel
bij de hogere milieu's, die een dialect
spreker hoogst onbeschaafd vinden, ie
mand die niet met zijn tijd is meege
gaan.
langzamerhand komt hierin echter wel
een verbetering en weet men beter.
Peter van den Breemer bleef zijn leven
lang een Soesder, die er niet over dacht
zijn dialect voor een meer gecultiveerde
mal te verruilen. Mede daardoor en het
naar boerse trant en zede gekleed gaan,
bleef hij in de ogen van velen toch
maar....een boer. Die hem beter kenden
of leerden kennen, wisten wel beter.
In 1890 vinden wij zijn eerste aanteke
ningen. Hij gaat naar de Veenhuis, een
herberg aan het einde van de Veenhui-
zerstraat, nabij de Praamgracht, de hui
dige Koninginnelaan. Zeer waarschijnlijk
werd er een verkoping gehouden. Peter
noteert tenminste:
Van Woldenberg Kastelijn in de veen-
huis
ingezet voor 4200
uitgehoogt 740
te zamen 4940
Dan levert hij een aantal weken gras:
veermans paarden gras geleverd 5 stuks
voor
3 gulden per week
begost den 5 juni 1897. zaterdag
12 weken geleverd zijnde 180 gulden
voldaan
Hij verhuurt land op Den Eng:
1898 Nieuwjaar verhuurd aan Willem
Dorrenstijn
50 roej op de neng
voor 5 V2 cent de roej
De zelf gekarnde boerenboter verkoopt
hij. De opbrengst wordt elk half jaar
verantwoord in het notitieboekje:
geleverde boter 1901
oor 60 cent het pond
De boter kostte zestig cent per pond.
Len jaar later was de prijs gestegen en
ontvangt hij 67 Vs ct. voor een pond bo
ter. Een voor die dagen al aanzienelijke
prijsstijging.
Tijdens of kort na een verkoping no
teert hij de inzet het bod) dat wordt
gedaan; wie het perceel inzette en voor
hoeveel.
Verkooping van de Blaak (benaming van
een stuk weiland)
van C v t Klooster
No 1 groot 1183 roej voor 2520
C. Hilhorst of Broodje uit 260
2780 2780
No 2 groot 1078 roej voor 2000 2000
No 3 kleiner 1316 roej voor 4100 4100
door H. Lochtestijn 3000 u
11880
No 9 P. Kuijers kampje 4000 inzet
140 uitgeh
door parridon
No 10 groentengat
4140
3150 ingezet
Timmer
3200 inzet
30 uitgeh
No 10 Jansje v Klooster 3230
De boeren meiden en -knechten wor
den telkens voor een jaar ingehuurd.
Dit gebeurde op Soester kermis, de le
maandag na 15 oktober. Soester kermis
viel soms gelijk met Amersfoortse ker
mis. Een dubbel feest. Iets ongekends
voor die tijd. Distributiemaatregelen in
1914-1918 deed de Soester kermis ver
dwijnen. Zij verdween geruisloos om
niet meer terug te keren. Zij had haar
tijd gehad. Overigens was de kermis
van weinig betekenis. Er stond een draai
molen, een hoofd van Jut voor de sterke
mannen, die hier hun teveel aan levens
energie konden afreageren en de ker-
misgangers konden bij Hannes de Bree
koekhakken op het koekblok. Met z'n
tweeën moest men een koek in het ver
eiste aantal keren (drie maal) in stukken
hakken raison van een dubbeltje. Wie
het eerst hiermee klaar was, had een
koek gewonnen. Verder werd er meer
gehost dan gedanst in de café's. En na
afloop van het schone feest nog meer
gevrijd. Dit was het hele kermisver
maak. Toch een feest waarnaar ieder
jaar opnieuw werd toegeleefd en waarop
men zich verheugde. Het was een wel
kome afleiding in de dagelijkse sleur.
Wanneer een meid of boerenknecht in
dienst trad bij een boer kreeg zij of hij,
de zogenaamde „goospenning" gods
penning) van de boer, het zij drie of vijf
gulden. De goospenning was eigenlijk
de tastbare bevestiging van de wilsver
klaring van de wederzijdse partijen.
Wanneer de belofte om in dienst te tre
den, zonder opgave van reden, te niet
werd gedaan, moest de goospenning
worden terug gegeven.
In maart van het jaar 1896 komt bij Pe
ter van den Breemer, Mie Hilhorst als
boerenmeid in dienst. Mie de Schutter,
dochter van Jan de Schutter, alias Hil
horst, een zeer fors gebouwde en struise
vrouw is als wij de aantekeningen moe
ten geloven een wuft en ijdel vrouws
persoon. Zij koopt van het geld, dat de
boer haar voorschiet, kammen, zakdoe
ken....en eau de cologne. Zij gaat naar
Utrecht en geeft het geld maar roeke
loos uit. Als zij naar Utrecht ging, deed
zij dit in opdracht van haar boer om de
ooter naar de particuliere klanten te
brengen. Daar zat niets verdachts in.
Een jaar lang worden haar voorschotten
genoteerd:
Mie Hilhorst overgetranst
20 Maart 30 94 Vt cent
Jurk maken 200 cent
soep 60 cent
kam zak papier post 40 cent
1 p want wanten) 50 cent
de
Juny
12 pond
den
6 Juli
27 pond
den
17 Augustus
24 pond
den
19 Sptember
32 pond
c'en
30 October
24 pond
den
20 November
56 pond
175 pond
60
105,00
Kouwse zakdoek
kalonge
schulk en rok
naar Utrecht
klompen
klompen
Utrecht en garen
Kouwsen
140 cent
15
300 cent
100
60
60
90
62 Vt
Kouwsen aan brijjen 20
Mie de Schutter schafte zich nog een
een rozenkrans en een kerkboek aan.
Haar boer Peter van Mart noteert: krans
en boek 100.
Eenmaal staat in het boekje vermeld
hoe lang een meid heeft gediend bij Pe
ter: weggegaan den 8 Februari 1897, no
vember gekomen 1895, 14 week geweest
in het 2 jaar. Met het laatste wordt be
doeld, dat zij slechts veertien dagen
beeft gediend in haar tweede jaar. Er
komt een nieuwe meid op Grootelo.
Mijn Reijerse is haar opvolgster.
Mijn Rijertzt gehuurd voor 71 gulden en
3 goospen
55
22 V*
75
60
80
60
247
200
10
100
10
100
1100
20
180
125
66
90
90
betalen kermis 1900
Zij neemt spoedig haar ontslag, want
daaronder staat:
trouwen
in de Plaats Evertje van Fulpen voor 67
en 3 goospen
Naderhand staat hier dwars door heen
geschreven „weggegaan".
Dan komt in haar plaats Mei of Mie
Hilhorst. Het is niet duidelijk of deze
ren zuster is van de eerder genoemde
Mie de Schutter, doch zeer waarschijn
lijk. O.i. geeft de notitie die gemaakt
werd door Peter het wel aan, al is het
niet al te duidelijk.
Mei Hilhorst zchuster (sic!) ge
huurd voor
ƒ70 en betaallen kermis 1899
opgebeurd
rok 375 centen
klompen
Klaasje Koek
voor het jak
voorkloppen
Kouwsen
soep
rok en garen
voor Muts
veterband
Broek
zeep
Kouwsen en garen
voor de stad
aan breijen
zeiself gerijd klop
katoen zelf blauw
klompen
zelf gerijd
broek
zij 10 cent, 10 cent en 15 cent
over 30 94Vï
Mei Hilhorst hield van haar jaarloon
nog 30.94Vï over.
Zelf gerijd klop, katoen zelf blauw, zijn
stoffen om kleden en jurken van te ma
ken. Een Klaasje Koek is een speculaas
pop, die op Klaosjesaovoond Sint Ni-
colaasavond) cadeau werd gedaan.
In 1901 komt Hanna Walet, beter bekend
als „Zwarte Hanna" bij Peter van Mart
;n dienst. Het hele jaar door krijgt zij
voorschot van haar boer om allerlei din
gen te kunnen kopen. Dit was nu een-
naai een gevestigde gewoonte, waar
men zich aan hield.
Hanna Walet gehuurd voor
35 gulden 3 goospen
verrekenen Kermis 1901
gehad goospen 300 centen
gehad goospen 300 centen
garen 20
zwarten rok 210
garen voor 70
klompen 43
jak maken voering 75
garen 10
2 Ma (art) klompen 45
stad 480
lind 10
postzegel 5
jurk maken 115
kouwzen 37
rok en lint 285
klompen en lint 131 gerijd
stop garen 10
paraplu 110
Hanna Walet bevalt het goed bij Peter
van Mart en verhuurt zich het volgende
jaar opnieuw. De goospenning blijft nu
achterwege. De afspraak om nog een
jaar te blijven blijkt reeds gemaakt te
zijn.
De boerenknechten hielden het langer
uit bij Peter van den Breemer, dan de
dienstmeiden. Hieronder was meer ver
loop dan bij de mannen. De meeste
meiden gingen trouwen en zegden dan
hun dienstbetrekking op. De mannen
bleven langer. Regelmatig treffen wij
dezelfde namen aan: Dirk van de Heu
vel, J. Lots, Jan van As en Jan Tammer,
die meerdere jaren achtereen bij Peter
in dienst zijn. Voor J. Lots wordt geno
teerd:
J. Lots verschot over Decem
2 span wanten aanbreijen 90
wanten 35
muts 110
betaald 235
Jan Februari en Maart
wanten 35 cent
broek vermaken 45 cent
aanbreijen kouwsen 55 cent
J. Lots gehad
klompen 45 cent-
klompen 45 cent
klompen 50
melkhuis 90
klompen 50
Pet 80
schede 20
mes 35
kouwsenbreijen 45
Lots is nogal „sleets" en heeft vaak een
paar nieuwe klompen nodig. Toch schijnt
vijf paar klompen per jaar in die tijd
wel normaal te zijn geweest, wanneer
men bedenkt dat de knechten en meiden
haast altijd op klompen liepen. Verder
kon je klomp ook barsten. Men gebruik-
ie dan wel een „klompenbanje", een
stukje ijzerdraad over de klomp ge
spannen, maar voor hoe lang?
Een „melkhuis" is een kiel, van achte
ren open, dat men omslaat en nadat men
de armen door de mouwen heeft gesto
ken op de rug vastmaakt.
Het beschermde enigszins tijdens het
melken tegen mest en stalvuil en tegen
het slaan van de staart van de koeien,
waaraan dikwijls vuil kleefde.
Het jaarloon van een knecht lag aan
merkelijk hoger dan van een boeren
meid. Omstreeks 1900 bedraagt dit
110.—r plus kost en inwoning. Van
zelfsprekend hadden de dienstmeiden
ook vrij kost en inwoning. De knecht
sJiep meestal boven de koeien op de hilt
in een afgetimmerd kamertje. Hij was
's morgens direct bij de hand. Knechten
zowel als meiden zaten gewoon bij de
boer en zijn gezin aan tafel tijdens de
maaltijd. De bouwmeester eerste
knecht) sneed 's morgens het spek en
het brood. Afstand tussen de boer en
zijn dienstpersoneel, zoals elders wel
voorkwam in ons land, b.v. in Gronin
gen bestond hier niet of nauwelijks. Er
werd wel eens door een ontevreden
mens gemeesmuild op de boer en zijn
vrouw, dat ze „bar zuunig waore", maar
zij aten wat de pot schafte. Een ieder
kreeg hetzelfde eten voorgeschoteld.
Overdreven lijkt, dat wanneer de boer
zijn lepel of vork neerlegde, alle andere
aanzittenden dit ook moesten doen. Het
was het signaal met eten op te houden.
Ook hoorde men wel eens, maar dit was
meer als een grap bedoeld: „Op Soest
wonen maar twee goede boeren. Nao de
étïne zeuk ik en d' aander kan 'k niet
"inde", met andere woorden, er zijn
geen goede boeren in Soest.
Van den Breemer gaat met zijn tijd mee.
Hij staat niet afkerig, zoals zovele ande
re boeren in die tijd, tegen het gebruik
van kunstmest. Ten slotte zouden kunst
mest en andere chemische produktcn
een grote ommekeer brengen op land
en veeteeltgebied. Hij bestelt vijf wa-
gon koolzure kalk, die hij wellicht nodig
heeft voor zijn kalkarme hooi- of wei
landen, misschien wel voor zijn bouw
land op Den Eng, hoewel het laatste
minder aannemelijk is. De akkers op
Den Eng werden bemest met stalmest
vermengd met heideplaggen, die bij kar-
BOEKHANOei J
G J. WESSELS
So*swrtx»9sesuui 53 t* 2419 SOEST
revrachten van de heide werden gehaald.
Het notitieboekje bevat een kort briefje,
dat er om onnaspeurbare reden niet is
uitgescheurd, zoals zovele andere blad-
züden waarop notities zijn gemaakt
door Peter van den Breemer.
Het briefje luidt:
Soest, 30 Augustus 1909
Met deze deel ik uw mede dat ik vijf
wagons Koolzure Kalk Station Soe9t
wil hebben en bestelt
Doch als ze aan uw Adres kommen
sta ik niet in voor de boeten
wegens te laat lossen want het is ge
beurd dat ze al een schoft
stonden eer ik kon lossen
wees zo goed mij te schrijven wan
neer ze zoo wat aankomen bijv over
8 of 14 dagen
Na Groeten
P v d Breemer
Als dialektspreker worstelt hij met de
schrijftaal en gaat hij over tot de dage-
ijkse omgangstaal, zoals uit vorenstaan
de epistel blijkt.
Peter van den Breemer was volkomen
een kind van zijn tijd. Als goed en op
recht katholiek geloofde hij aan de voor
spraak van Maria en andere heiligen.
Hij stelde vertrouwen in „ofstrieke"
en „belezen" bij mens en dier, als zij
pijn hadden of lichamelijk letsel hadden
opgelopen. Zelfs zogenaamde „brand-
briefjes" waren hem niet vreemd. Tus
sen zijn nagelaten paperassen was zo'n
briefje: een gewone kwitantie van de
N.V. Prov. Utrechtse Elektriciteits Mij.
Jammer genoeg wordt geen jaartal ver
meld of is deze niet ingevuld. Vermoe
delijk dateert de kwitantie uit het jaar
1920 of daar omtrent. Op de achterzijde
staat geschreven:
„Jezus en Petrus klommen over een
berg Petrus brak zijn been Jezus ge-
neesde dat been en dat ook
In den naam des zoons en des va
ders en des geestes brand ik belees-
je in den naam des zoons
Zweer zweer gelijk de doode onder
de aarde zweert"
Het was een veel voorkomende gewoon
te en bij het volk bekend, dat wanneer
een kind of een volwassen persoon, het
zij man of vrouw, zich ernstig had ver
brand, dat men de hulp inriep van zo'n
brandbriefje. Had een kind of een ander
zich verbrand aan de gloeiende kachel
of had het kokend water of melk over
handen en voeten gekregen, dan haalde
men het brandbriefje uit het kabinet,
vaar het lag opgeborgen, op een plaats
aan een ieder van het gezin bekend, tot
de meiden en knechten toe. Het slacht
offer moest de bezweringsformule die op
het papiertje stond terstond en eigen
handig overschrijven op een stuk pa
pier. Wat voor papier deed er niet toe.
Een kind dat de schrijfkunst niet mach
tig was, drukte men toch pen of potlood
iu de hand. Het liefst in de verbrande
hand en hielp het op die manier bij het
overschrijven van de formule. De pijn
zou onmiddelijk verdwijnen en binnen
niet al te lange tijd geheel ophouden.
Dit moest het effect zijn van het brand
briefje. Vaak is bezweren w.o. ook af
lezen en afstrijken een erfelijke kunst.
Lang niet iedereen kan het. Het is ietf
dat men van zijn vader of grootvader
geërfd heeft. De bezweringsformulieren
gingen van geslacht op geslacht over.
Dit brandbriefje typeert Van den Bree
mer als een mens uit de vorige, achter
ons liggende eeuw. Hoewel hij mis
schien in vele dingen, die naar bij- of
v/angeloof zweemde, zou afwijzen, was
hij niet vrij van mystiek, het raadsel
achtige, het bovenaardse, dat hij als
goed en gelovig Christen niet los kon
zien van zijn geloof. Voor zijn tijd was
hij een dynamisch mens, die terdege be
sefte wat hij deed of moest laten op een
tijdstip toen het levenspatroon op het
platteand vrij algemeen een negatieve
v.-as. Er was nauwelijks plaats voor ont
wikkeling, organisatie, onderwijs en vele
andere dingen, die tegenwoordig als
vanzelfsprekend worden aanvaard.
Peter van den Breemer was een intel
ligente boer, arbeidszaam, gebonden aan
zijn geboortegrond, aan zijn gezin en
familie. Hij had een grote dosis lokale
kennis; voor een doodgewoon boeren
mens ntbrak het hem niet aan durf,
doorzettingsvermogen en een tikkeltje
oravour. In zijn dagen iets ongekends.
Hij hoorde wel thuis in de oude maat
schappij van voor negentienhonderd,
maar was zeer zeker geen genoegzaam
mens, zoals zovelen van zijn tijdgenoten.
Ook beslist geen opstandige geest, zoals
hem door minder progessieven wel eens
werd verweten. Nog minder was hij een
dienstknecht van de hoge heren, de au
toriteiten, die het voor het zeggen had
den. Hij was een karakteristieke verte
genwoordiger van de oude Soester boe
renbevolking, met zijn plattelandsbe
schaving, zijn zeden en gewoonten.
Het agrarische Soest is mede door hem
geëvolueerd, en al zou hij vele verande
ringen hebben toegejuicht, de huidige
ontwikkeling van het oude Soest zou
hem minder enthousiast hebben gemaakt.
Daarvoor was hij teveel boer al was hij
ook ere-burger van Soest.
E. HEUPERS
0
soesterbergsestraat44
telefoon 2045