Stellen van prioriteiten nu nog meer nodig dan voorheen i Soester Courant van donderdag 13 december 1973 Algemene beschouwingen van fractievoorzitters in de gemeenteraad Maandagavond werd een begin gemaakt met de behandeling van de gemeente begroting voor het jaar 1974. Dat bestond uit het houden van de algemene beschouwingen. De fractie-voorzitters namen daar gezamenlijk ruim V/t uur de tyd voor; het college van burgemeester en wethouders antwoordde hen in eerste instantie en deed dat in ruim een uur. De op schrift gestelde algemene beschuwingen werden voorgelezen en dat kwam de duidelijkheid ten goede, omdat daardoor tenminste geen halve vol zinnen aan de toehoorders werden voorgeschoteld, waardoor zy de rest moes ten raden. Tegen dat voorlezen bestond bij enkele raadslieden bezwaar, niet omdat zij de overtuiging hadden dat de fractievoorzitters uitmuntende sprekers waren, maar omdat enkele jaren geleden ooit eens was afgesproken dat men voor de vuist weg zou praten. En op gemaakte afspraken kon men niet terug komen. Voor de goed bezette publieke tribune, waarop nogal wat plaatselijke politieke voormannen hadden plaatsgenomen, werd het een duidelijke avond. Ook een rustige avond, want veel schokkends kwam niet aan de orde. By enkele fractie-voorzitters speelde de a.s. gemeenteraadsverkiezingen al een rol; de VVD constateerde van zich zelf een positieve inbreng in de afgelopen vier jaar en men hoopte op voortzetting van de goede samenwerking in een afspiege lingscollege; de Prot. Christelijke partijen en de KVP, al enige jaren samen- optredend, gebruikten nu de afkorting C.D.A., het nieuwe vaandel waaronder men de verkiezing ingaat en Binding Rechts kondigde met „hoogst waarschijn lijk voor de laatste maal" het vertrek aan. D'66 en de PAK-fractie spraken er niet over. In alle beschouwingen kwam de zorg over de financiën naar voren, alsook de woningbouw met de Molenstraat, de inspraak, het onderwijs en het milieu. Op de heer P. Storimans van de KVP na, was de raad compleet. Achtereen volgens spraken de heer M. van Ee van de VVD, de heer G. Oldenboom namens de Prot. Christ. en de KVP; de heer P. Grift namens het PAK; de heer H. Jonker namens D'66 en de heer M. de Groot namens B.R. VVD De heer Van Ee zei zich te zullen beperken tot twee punten, t.w. een oordeel over de financiële visie en aanpak en mogelijkheden voor de gemeente zoals b. en w. het zich voorstelt èn het naar voren brengen van eventuele wensen als een moge lijke bijdrage voor het toekomsig be leid. Van Ee (VVD) Na het college en de ambtenaren ge complimenteerd te hebben voor het sluitend maken van de begroting, zei de heer Van Ee dat bij een kritische beschouwing van de cijfers er toch nog wat vragen waren. „Bezien wij de uitgaven in de tota liteit, dan konstateren wij een stij ging van 11,3°/#, hetgeen vergeleken met de voorgaande jaren naar onze mening binnen de perken is geble ven. Stellen wij de inflatie op onge veer 8 °/o, dan resteert een stijging van ruim 3 °/o", aldus de heer Van Ee. Hij constateerde verder dat de financiële mogelijkheden kleiner ge worden waren en dat dat financiële bezinning inhield, zeker gezien de economische positie van het land. Hij constateerde ook dat de begro ting in zijn totaliteit op losse schroe ven was komen te staan en het stel len van prioriteiten meer dan ooit nodig was. „Uit uw aanbiedingsbrief blijkt hoe u de dekking van het aanvankelijk tekort heeft gevonden en wel door het voor de helft op voeren van rentelasten van de uit te voeren kapitaalswerken. Dit kunt u althans dit jaar maar één keer doen; door belastingverhogingen en wel niet minder dan een viertal èn door verhoging van de leges. Ook hiermee gaan wij akkoord, omdat wij van mening zijn dat de diensten tenmin ste kostendekkend moeten zijn". Na gezegd te hebben dat belasting belaten geen pretje is en gewezen te hebben op de provinciale milieube lasting, vroeg de heer Van Ee of het gemeentelijk reinigingsrecht van 24 gulden niet officieel ingetrokken moest worden. Dat zou bijdragen aan de duidelijkheid, meende hij. Waar dering had de heer Van Ee voor de paginagrote advertentie van de pro vincie over die milieubelasting. Sprekend over de uitgaven van de gemeente zei de VVD fraktie-voor- zitter dat dat waren de salariskosten voor het ambtelijk apparaat en de kosten voor het op peil houden van de voorzieningen voor de inwoners door diensten en bedrijven. „Hoe zuiniger en hoe efficiënter we werken, hoe meer we overhouden voor rente en aflossing voor kapi taalsuitgaven ter vervanging cn ter verbetering van wat we al hebben èn voor diepte-Investeringen in za ken die we er graag by willen heb ben als sportvoorzieningen en cultu rele zaken", aldus de heer Van Ee. Hij noemde de ontwikkelingen ver volgens onplezierig: vooral de tekor ten in de uitgaven voor politie en onderwijs namen de laatste jaren on rustbarend toe. Hij wilde er niet op beknibbelen, integendeel, maar het geld moest er komen. Hij stelde de vraag of het college verbetering in die situatie (het tekort) kon brengen De heer Van Ee vreog zich daarna af of, met het oog op de salaris- en loonkosten (15 miljoen van de bijna 27 miljoen), er teveel ambtenaren waren, of dat die te duur waren, of dat er dingen gedaan werden die niet absoluut noodzakelijk waren. Aan sluitend daarop vroeg hij of er reeds iets gedaan was, zoals vorig jaar toegezegd, aan de taakomschrijving, het taakonderzoek, voor iedere ambte naar. „Het zal uit dit functie-analy se-onderzoek blijken, dat het nood zakelijk zal worden een aantal dien sten en bedrijven organisatorisch nader onder de loep te nemen. Bo vendien zullen ook wij niet kunnen ontkomen aan het invoeren van een budgetteringssysteem voor de bedrij ven, omdat het essentiële van deze organisatievorm is, dat een bepaalde persoon verantwoordelijk gesteld wordt voor de taak die hij toebe deeld krijgt en accepteert. Hij zal van de financiële resultaten ook ge regeld verslag dienen uit te brengen, kostenbewaking dus", aldus de heer Van Ee. Concreet vroeg hij voor de dienst van gemeentewerken de orga nisatievorm in de volgende afdelin gen: onderhoud, nieuwbouw, ontwerp en andere stafdiensten, administratie, en hij wilde weten, wanneer men het met hemeens was, wanneer dat systeem werd ingevoerd. Met betrekking tot het bestuurlijke deel stelde hij vervolgens vast dat de fractie bij de eerste algeméne be schouwingen om een aantal uitgangs punten voor een zinvol beleid had gevraagd; een structuurplan (wordt binnenkort gepresenteerd) financieel meerjarenplan (de proeve van een investeringsnota 1971/'85 zal het ko mend jaar aangepast moeten wor den). Na tenslotte gezegd te hebben dat het „plan Van Ee", voor de alternatieve Weg-over-de-Eng nu de grootste prioriteit verdiende, konstateerde hij in het algemeen de positieve inbreng van de VVD-fraktie in de afgelopen jaren en hij besloot met de opmer king, dat, nu er allerwege bezuinigd moet worden en er een beroep ge daan wordt op de burgerzin, de ge meente hier het voorbeeld zal moe ten geven. G. Oldeboom (Prot. Chr.) Confessionelen De heer G. Oldenboom was de woordvoerder van de drie confessio nele partijen, de AR, de CHU en de KVP. Hij begon met te zeggen dat de algemene beschouwingen niet be perkt moesten blijven tot de finan ciële aspekten, maar zich ook moes ten uitstrekken over het gemeente lijk beleid. Vervolgens vond de heer Oldenboom dat „de verkrijgkant van de gelde lijke middelen voor de gemeente een betrekkelijk star gegeven" was, de eigen belastingen beperkt en de over heid altijd te karig. De kostenstijgin gen noemde hij onrustbarend en men diende zich in tijden van grote loon kostenstijgingen steeds af te vragen of bepaalde werkzaamheden nog wel een overschot van nut boven kosten opleveren; of niet bepaalde admini stratieve werkzaamheden anders moesten worden georganiseerd en geheel achterwege zouden moeten blijven. Toelichting wilde hij hebben over de personeelsstijging bij het gasbedrijf (2 man) en de sociale dienst (3 man). Sprekend over de stijgende uitgaven in de sektoren volksgezondheid, met name kuituur, rekreatie en maat schappelijk werk, de laatste met resp. 22 en 25 die tot gevolg had den inperking op het gebied van wegenonderhoud en andere openbare voorzienignen èn aanzienlijke belas tingverhogingen, zei de heer Olden boom. „Wy hebben de indruk dat we zyn doorgeschoten. Is het niet zo dat be zuinigingen in de sektor openbare werken in principe een tijdclyk ka rakter hebben, dat zelfs hierna een inhaalvraag ontstaat. Gaat t.a.v. ka pitaalswerken het opschuiven niet ten koste van het verzorgingspeil van onze gemeente op langere termijn"? In dit verband merkte hij op dat ten aanzien van de belastingverhogingen de kans bestond dat „in onverant woorde mate voorzieningen in de re kreatie sfeer worden getroffen, die slechts door enkelen worden benut, door de gehele bevolking worden ge dragen". Aansluitend vroeg hij zich af, of de geheven bijdrage voor de genoten voorzieningen op het gebied van kui tuur geheel, tot kontributieverlaging aanleiding gaf. Jammer vond de heer Oldenboom het dat de huidige auto matiseringsgraad van de gemeente nog niet de mogelijkheid bood om met moderne planningstechnieken te werken. Verder moest men niet al te terughoudend zijn met grondaanko pen, dit juist in verband met het maken van toekomstplannen. Er moest geen pas op de plaats gemaakt worden bij de woningbouw en zeker niet wat betreft de sociale woning bouw. „Stellingen, dat er in Neder land huizen leeg staan en dat er daarom in Soest niet meer gebouwd moet worden, raken kant nog wal en horen thuis in de kategorie volksmis leiding c.q. domheid. Wie zou onze Soestérs willen veroordelen te ver huizen naar Tietjerkstradeel, om vervolgens te. forenzen naar Soest om hier te werken?", aldus de heer Oldenboom. Aandacht vestigde hij daarna op de mogelijkheden voor particuliere bouw om vervolgens bij de „Molenstraat" terecht te komen. „De gezamenlijke frakties zouden graag zien. dat het zuidelijke deel van de Molenstraat een sepn-permajient karakter v.jan bebouwing krijgt, dat. een opïossin; gevonden wordt in die zin. dat de bestaande bebouwing nog enige" de cennia kan blijven staan. Voor het noorderlijke deel zijn misschien kor tere termijn oplossingen mogelijk. De vraag in hoeverre het verstandig is hiertoe de bestaande bestemmings plannen te wijzigen, of het beter is om een overgangsrecht te hanteren, zouden wij u graag voorleggen", al dus de heer Oldenboom, Over het verkeer merkte hij op dat de auto niet meer uit de samenle ving was weg te denken, een bron van veel genoegen was voor velen en dat het openbaar vervoer in de meeste gevallen een slecht surrogaat bleef. Belangrijk was in dit verband wat hy zei over de Engweg: „Een goed plan, om de verkeerssituatie in Soest het hoofd te bieden, was de centrale ontsluitingsweg". Een grote verbete ring op korte termijn zou te berei ken zijn door de aanleg van de Cen- trumweg en de toevoer naar 't Soes- terveen via de Wilhelminalaan tot aan de Vrijheidsweg te realiseren. Het controversiële punt van het aantrek ken van doorgaand verkeer zou dan niet ter sprake hoeven te komen en een ontlasting van het oude wegen plan was mogelijk „desnoods enkel- baans en voorlopig zonder veel kunstwerken", aldus de heer Olden boom. De gezamenlijke frakties willen ook aandacht voor het centrum en zij hebben de indruk dat zodra er een aanzet is. de rest vanzelf wel zal komen. Hij vroeg of er bij benade ring te zeggen was, wanneer de eer ste spade de grond inging. Wat de algemene bestuurlijke aspecten be trof meende de heer Oldenboom dat de regionale samenwerking moei zaam op gang kwam en hij dacht dat er wat meer zelfstandigheid aan regio gegeven moest worden. Die re gio zou niet als nieuwe bestuurslaag moeten gaan fungeren, maar zij zou de bevoegdheden van de provincie moeten overnemen, dit ook al om dat „de provincie" bij niemand als zodanig leefde. „Niemand zou er wakker van liggen als de provincie Utrecht opgedeeld zou ivorden". meende de heer Oldenboom. Hij gaf er nogeens blijk van het niet eens te zijn dat de provincie zonodig de zui veringsinstallatie moest overnemen en dat geen gehoor gegeven werd aan verzoeken om de samenwerking te laten overlopen via schappen. Byzondere waardering had de heer Oldenboom voor de voorlichtings ambtenaar. wiens werk ruimschoots vruchten afwierp. Ook de inspraak via voorlichingsbycenkomsten beoor deelde hy positief. Geheel anders dacht hy. en dat was geen fractie standpunt, over de openbare com missievergaderingen; „persoonlijk vind ik dat een onjuist gekozen communicatie techniek". Hij merkte daarby op dat het politiek gezien misschien niet zo verstandig was om dat te zeggen en met prof. Van der Gaag was hjj het eens. dat door het instituut van de openbaarheid de macht van het ambtelijk apparaat groter werd. en de invloed van het raadslid minder. Wat het milieu betrof was de fraktie van mening dat de mentaliteitsbeïn - vloeding met kracht moest worden aangepakt, en ook mentalietitsveran dering bij de overheid en politie moest worden bevorderd. Onderzocht moest worden in hoeverre één van de politiefunktionarissen in dit op- zcht gespecialiseerd kon worden. Meer aandacht verdiende het euvel van „open knalpotten van brom mers". Blij was hij overigens wel met het funktionerend politieapparaat, alhoewel de toenemende tekorten d: fractue's zorgen baarden. Dat geen enkele gemeente uit kon komen met de rijksbijdrage noemde de heer Ol denboom onjuist en als voorbeelden noemde hij Baarn en Ede waar men overschotten had. De exacte oorzaak van het tekort moest opgespoord worden. Dit klemt des te meer, gezien de ex treem lage kapitaalslasten van het politieapparaat in Soest. We zijn bang, dat bij een eventueel nieuw bureau de tekorten helemaal de pan uit zullen ryzen. Eventuele nieuw bouwplannen zullen we dan ook zeer kritisch tegen deze achtergrond be zien", aldus de heer Oldenboom. Bij het onderwijs vroeg hij de aan dacht voor de school voor voortgezet onderwijs en stelde hij voor om de kinderen van gastarbeiders op één school te koncentreren „zodat daar voor een afzonderlijke leerkracht aangetrokken kan worden". Verder informeerde hij hoe het stond met het vormingsonderwijs voor de 15- en 16-jarigen; met de huisves ting van de Da Costaschool en de St. Jozefschool en hij stelde de vraag wat men op korte termijn daarvoor gepland had. Voor wat betreft kuituur en rekrea tie merkte de heer Oldenboom op dat het tekort van het zwembad de fracties met grote zorg vervulde. De tekorten werden veroorzaakt door de stijgende personeelslasten en men zou daarom de bezoekers eraan moe ten wennen dat het toezicht minder werd en dat dat meer bij de eigen verantwoording thuis hoorde. Ook constateerde hij dat de exploi tatiekosten van het St. Jozefgebouw nog steeds niet formeel geregeld was en hij vroeg of de „wereldwinkel tot de kulturele sektor" behoorde. Zor gen had hij ook over de hoge kosten van de bibliotheek; „we hebben de indruk dat met name de huisves tingskosten onevenredig hoog zijn Indien het gebouw inderdaad te duur is, bestaan er twee mogelijkheden betere exploiatie. eventueel gedeelte afzonderlijk exploiteren èn gedeelte ten laste van de reserves brengen. Doen wij dit niet", aldus de heer Oldenboom, „dan zal er altijd bezui nigd moeten worden op de boeken aankoop en dit is het paard achter de wagen spannen", tfe heer Oldenboom besloot; „De omvang van onze fraktie houdt in dat wij een grotere verantwoordelijk heid hebben ten aanzien van het te voeren beleid. Dit uit zich soms in een door minderheidsgroeperingen niet altijd te waarderen opstelling. Wij bedoelen hiermee, dat kleinere fracties gemakkelijker zitten bij het behandelen van individuele gevallen, omdat zy, weten dat hun stem toch niet doorslaggevend is en zij dus snel tegemoet kunnen komen aan tegen algemeen belang indruisende indivi duele oplossingen. Deze verantwoor delijkheid geeft dan ook weieens, dacht ik, niet terecht de indruk dat de kritische begeleiding minder is. Insiders weten dat dit niet waar is". Namens de gezamenlijke fracties bracht hij dank aan burgemeester en wethouders voor de goede samen werking: „Wij hopen onder Gods ze gen, mevrouw de voorzitter, en uw voortreffelijke leiding het waarach tig belang der gemeente mogen die nen in 1974". PAK-fraktie. De heer P. Grift zei zich te willen beperken tot enkele hoofdlynen. Hy meende dat er met het oog op de energiecrisis het komend jaar regel matig bygestuurd moest worden en dat vele plannen zouden moeten worden aangepast. Met vreugde konstateerde hij dat in de aanbiedingsbrief en in andere of ficiële gemeentelijke publikaties „het taalgebruik de bureaukratenstijl be gint te ontgroeien". Hij hoopte dat op die weg zou worden voortgegaan. Ondanks het goed verzorgde en goed leesbare geheel ontbrak echter de be leidsvisie voor de komende periode. ,Er is teveel aan „sluiten" en te wei nig aan perspectief", aldus de heer Grift, die vond dat het goed was de nieuw te kiezen raad „een erfenis met mogelijkheden mee te geven' De komende structuurnota zou daar van een belangrijk uitgangspunt kunnen zijn. De heer Grift pleitte daarpa voor meer openbaarheid, het meer betrekken van de bevolking bij alle gemeentelijke zaken. Na gewezen te hebben op de geringe manoeuvreer mogelijkheid van de gemeente, „veel van onze voorzie ningen hebben een betrekkelijk eigen leven", op belangrijke zaken als on derwijs, sociale zaken en volksge zondheid vroeg de heer Grift „Hoe kunnen wij ons meer speelruimte in de beleidsbepaling verschaffen. Ons inziens door herwaarderen van onze dienstverlening". Hij dacht daarbij aan periodieke herwaarderen van onze dienstverlening". Hij dacht daar bij aan periodieke herwaardering om te voorkomen dat de dienstverlening verouderde en vertragend ging wer ken en er voor waken dat de top niet te groot werd. In dit verband wildt hij niet ambtenaren wegzenden, maar wel de dienstverlening verbeteren door het creëren van meer zelfsandig werkende functionarissen met contro le achteraf. „Wy vragen ons by sommige muta ties af, is een nieuwe kracht inder daad noodzakelijk?", aldus de heer Grift. Na gezegd te hebben dat de fractie voorstander was van verbe tering van de automatisering, zei hij; „hoewel op zichzelf aanpassing van de dienstenverleningstarieven niet verwerpelijk Is, is het denkbaar dat deze aanpassing de kostenstijging niet bijhoudt. Gevolg is dan of in krimping van werkzaamheden ofwel het niet aanpakken van noodzakelijke nieuwe taken". Ondanks vroeg de fraktie zich af of de aangekondigde belastingverhoging op dit moment wel juist was. In ie der geval betreurde zij het in hoge mate. „Stop met kijken naar moge lijkheden tot belastingverhoging tot dat blijkt dat die pertinent onver mijdelijk zijn", aldus de heer Grift. Hij meende dat er beter gezocht kon worden naar lagere uitgaven, ook als dat meer moeite kostte. Achtereenvolgens pleitte de heer Grift daarna voor meer openbare commissievergaderingen en, in ver band met het toenemen van het raadswerk, voor het aanstellen van fractie-assistenten in part-time dienst. Voorwat het openbaar vervoer be trof was de heer Grift blij met de verbeteringen en hij hoopte dat de tarieven in ieder geval niet verhoogd liever verlaagd zouden worden. Ver volgens zei hij dat de fraktie haar goedkeuring zou onthouden aan het voorstel voor de brandweercommu - nicatie een krediet van 85.000 gulden beschikbaar te stellen. Hij verweet de PTT, die de zendfrequentie ver anderde. gebrek aan visie. Bij onderwijs meende hij dat de scho lenbouw aangepast moest worden aan de laatste bevolkingsprognoses en voorwat het voortgezet onderwijs betrof betreurde de heer Grift het dat het niet mogelijk was tot een samenwerkingsschool te komen; „waar geen weg is gevonden, is de wil blijkbaar niet aanwezig". Hij vond dat bij de prognose voor een VWO-Havo school ook rekening ge houden moest worden met Mavo leerlingen, die dan mogelijk daar naartoe zouden gaan. De heer Grift besloot met de aandacht te vestigen op Stichting Samenwerkende Wo ningbouwverenigingen en hij ver zocht zolang deze stichting niet of ficieel draaide „de konsekwenties van haar werk te stoppen". Ook de heer Grift bracht college en ambtenaren dank voor de ontvangen hulp en steun. D '66 De heer H, Jonker begon zijn betoog met een verwijt aan het seniorconcent die hem door het op schriftstellen van zyn algemene beschouwing een extra zondag werk had bezorgd. Vervolgens zei over zes hoofdzaken te willen pra ten te weten, samenspraak met de be volking, buitenlandse werknemers, fi nancieel- en investeringsbeleid, open baar vervoer en verkeer, onderwys, en milieu. P. Grift (PAK) H. Jonker (D '66) Lof had de heer Jonker voor de voor lichting via het voorlichtingsblad en de hoorzittingen en uiteraard voor het be stendigen van de openbaarheid van de commissievergaderingen. Hij hoopte dat er naast de drie openbare commissies er meer zouden volgen. In dit verband bestreed hij de heer Oldenboom, die deze openbaarheid betreurde; „het is duidelijk en ook begrijpelijk dat som migen met een zeker weemoed terug denken aan de periode tot omstreeks 1966, toen alles zoveel gemakkelijker ging en de burgerij nog begreep, dat de bestuurders het allemaal beter wis ten. Die tijd komt niet meer terug en naar onze mening maar gelukkig ook", aldus de heer Jonker. Hij dacht verder dat men via wijk- en buurt raden de inspraak zou kunnen kanaliseren over zaken, die specifiek betrekking hebben op het woon- en leefmilieu van de eigen woonbuurt. Daarnaast zou een soort dorpsbouw kundig adviesorgaan gesticht kunnen worden, waar een soort permanent ge- sprekscentrum voor deskundigen zou kunnen gevormd worden. Voor hulp aan de buitenlandse werk nemers pleitte de heer Jonker voor ini tiatieven van het college, nu de vorig jaar „door de gemeente uitgestoken hand voor samenwerking niet was ge zien dan wel niet was aangenomen". Aan goede wil ontbrak het nergens en hij stelde voor de samenspraak te hou den met een afgevaardiging van de buitenlandse werknemers; de werk groep buitenlandse werknemers Soest; de Stichting buitenlandse werknemers Gooi- en Eemland; een vertegenwoor diging van de vakbonden; de Soester Zakenkring en andere bedrijven; en vertegenwoordigers uit de gezondheids zorg, maatschappelijke dienstverlening, onderwijs en huisvesting. De heer Jon ker dacht ook aan permanent overleg plat vorm en wees daarbij op een ge sprek met een vertegenwoordiger van de werkgroep buitenlandse werknemers in het politiek café Proest. Wat de financiën betreft, meende ook de heer Jonker dat het investerings plan aan herziening toe was. „Is het wachten wellicht op de ontwikkelings- schets en wordt het investeringsplan parallel daarmede aangepast?", zo vroeg h(j en aansluitend daarop „Zou den we dat hele bestemmingsplan Soestereng-weg over de Eng" maar niet intrekken. Niemand in Soest ge looft er langzamerhand meer in. Het kan anders nog jaren op de stapels in Den Haag blyven liggen en tot allerlei onzekerheden leiden". De heer Jonker was hel verder niet eens met de oplos sing van het „plan Van Ee". Ten aanzien van het openbaar vervoer en het verkeer was hij het niet eens met de heer Oldenboom, die het open baar vervoer surrogaat genoemd had. Hij zei daarover: „By het openbaar rail vervoer tekent zich, mits de minister ermee akkoord gaat, een belangrijke verbetering af in de relatie van de Soester stations met Hilversum en Amsterdam. Eind mei 1974 wordt nml. de overstaptijd te Baarn bekort van 14 a 15 minuten tot 3 a 4 minuten. Dit hangt samen met een reconstrucie van de stopdienst op de Gooilyn i.v.m. de opening in augustus 1974 van de nieu we haltes NOS (tegenover het NOS- complex) en Diemen (op loopafstand van het Ajaxstadion). O.a. voor de vele NOS-medewerkers die in Soest wonen wordt de trein daardoor een aantrek kelijk alternatief, hetgeen weer tot ver lichting van de druk op het Soester wegennet in de spitsuren zal leiden' aldus de heer Jonker. Voorwat het onderwijs betreft meende de heer Jonker dat er sprake was van een taxatiefout, indertijd gemaakt, toen er duidelijk verklaard was dat een prot. rhrist. school voor voortgezet onderwijs geen kans van slagen zou hebben. Ook was de fractie niet onder de indruk over de médedeling van het college dat intergratie bij het onderwijs „een taak van deskundigen" was, zo min als men het eens was met de opmerking dat de gemeente met partiële leerplicht geen bemoeiennissen heeft. De heer Jonker vroeg naar de uitslag van een gehou den enquete onder deze leerplichtigen. Nadrukkelijk verklaarde de heer Jon ker zich tegen de plannen de bespuiting vari wegverhardingen te hervatten. Ook sprak hij zijn ongerustheid uit over de vervuiling van de Eem met landbouw vergiften, die via de sloten langs de A.P. Hilhorstweg daarop geloosd wor den. Hij vroeg streng optreden. Met 't oog daarop wilde hij ook de subsidies van 9500 gulden voor de deellening aan de landelijke aktie verbetering milieu gedrag gehandhaafd zien. (Het college stelde voor de post te schrappen). De heer Jonker besloot met zijn vreug de uit te spreken dat er bereidheid be staat ook in de oude wijken speelplaat sen aan te leggen. Binding Rechts De laatste in de ry sprekers was de heer M. de Groot. Ook hij betreurde het „op schrift stellen" besluit, waarna hy dank bracht aan allen die zich had den ingespannen om de begroting ge reed te maken. Een speciaal woord van waardering had de heer De Groot voor de voor lichtingsambtenaar. „die er in geslaagd is in „Op 't Hoogt" een eenvoudige en duidelijke uiteenzetting te geven over zin en bedoeling van gemeentebegro ting". Het grootste probleem noemde de heer De Groot de nog steeds bestaande wo ningnood „eenvoudig omdat voor zo heel velen de nieuwbouw te duur is". Het zoeken naar middelen voor het op lossen van dit probleem diende naar zijn mening in de eerste plaats de aan dacht te hebben. De verkoop van de gemeentelijke premiewoningen zou mo gelijk soulaas bieden, waarna de heer De Groot op het Molenstraat-probleem kwam. Ook hij was het ermee eens dat de wo ningen voor het overgrote deel behou den moesten worden, maar voegde daaraan toe, dat het in de zestiger ja ren genomen besluit tot sloop niet on logisch geweest was. Het regende in die jaren klachten bij de diverse In stanties. met betreking tot de slechte toestand van de woningen en de in druk werd toen gewekt dat het onver antwoord was „aan deze woningen nog geld te besteden". Hel gevolg was dat het ministerie in 1967 gelden weigerde en dat er niets anders overbleef de huizen maar weg te bestemmen. mevrouw Walter vroeger, voor gepleit. De heer De Groot vestigde daarna de aandacht op het onderhoud en de dui delijk teruglopende onderhoudstoestand van het gemeentelijk bosbezit. „Reeds geruime tijd heeft ons bosbezit een stiefmoederlijke verzorging. Ik acht het nu de hoogste tijd dat de gemeente als echte moeder de zorg voor dit kind weer zelf ter hand neemt. Vooral nu door de energieschaarste de bevolking minder mobiel is geworden en voor re creatie meer op ons eigen bosgebied is aangewezen", aldus de heer De Groot. Hij stelde voor een boscommissie te benoemen. Met verbazing had hij ver der kennis genomen van het standpunt van het college met betrekking tot de gasvoorziening van superonrendabele gebieden. Hij veronderstelde dat het antwoord voor de oliecrisis was opge steld. maar wees er nu op dat zowel de ministerpresident als de minister van economische zaken beiden over schakeling op aardgas aanbevalen. Hij hoopte dat het standpunt inmiddels gewijzigd zou zijn „zodat een aantal in woners dat er buitenaf woont kan de len in de voorrechten welke anderen reeds lang genieten en waarmee tevens een algemeen belang wordt gediend". De Groot (Binding Rechts) Ook de heer De Groot vroeg wat er gedaan was aan het optimaal functio neren van het gemeentelijk apparaat waarna hij overging tot de feitelijke beschouwing van de inkomsten en uit gaven. Met het oog op de economische crisis dacht hij dat het van bijzonder weinig werkelijkheidszin zou getuigen als de ontwerpbegroting ongewijzigd werd vastgesteld; „eerstens valt het zeer te betwijfelen of inderdaad zal kunnen worden beschikt over de ge raamde inkomsten en ten tweede zul len de uitkeringen van rijk aan ge meente daar ook niet de gevolgen van ondervinden". Ook de snelle stijging van door de ge meente noodzakelijk te maken onkosten telden zwaar en hij vroeg of de in de begroting geraamde bijzonder snelle stijging in de zgn. welzijnssector wel verantwoord was. Hij meende van niet en vond dat er een aantal stappen te rug gedaan moesten worden. „In de wedloop naar meer welvaart, ik wil het eerlyk bekennen, liep ik wel eens achteraan, liet af en toe een waarschuwend woord horen en trachtte ook wel eens wat af te remmen, overi gens met bijzonder weinig succes, be houdens wat meewarig geglimlach, af en toe. Maar wanneer het zoëven ge noemde gezelschap op de afgelegde weg plotseling terug moet, zijn de achter- aankomers opeens koplopers geworden. Van nu af aan zal progressiviteit wor den bepaald door de mate waarin men bereid is ook in de zgn. welzijnssector te bezuinigen", aldus de heer De Groot. Hy stelde voor de verhoging voor cul tuur en recreatie met meer dan 25 terug te draaien; de voorgestelde be lastingverhogingen terug te nemen en deze pas te gebruiken als de ryksuit- keringen het komende jaar zouden worden ingekrompen. De heer De Groot besloot zijn algeme ne beschouwing, met te zeggen, dat alhoewel ons land moeilijke tijden te gemoet gaat er donkerder tijden ge weest waren. Hij sprak de hoop uit „dat wij ook in 't komend jaar. dan vooral juist als de moeilijkheden toe nemen, onze kracht, onze hulp en wijsheid mogen venvachten van God, die droeg ons voorgeslacht door nacht en stormgetij". Dat de klachten daarna verstomden, er gezegd werd dat het allemaal wel mee viel, kwam volgens de heer Dc Groot door de te dure nieuwbouw, die het onaantrekkelijk maakte en voor an deren onmogelijk, te gaan verhuizen. Nu de roep om behoud van de wonin gen sterker geworden was. bleek het ministerie wel bereid toestemming te geven tot renovatie. Hij dacht dat het tyd was de bakens te verzetten en vroeg wat het college daarvoor gedaan had. Met vreugde constateerde hij verder dat de bakens voorwat de nieuwbouw betrof ook verzet waren en dat er nu meer sprake was van bouw van een- B. cn W. Na een korte pauze beantwoordde het college in eerste instantie de sprekers. De burgemeester nam de lof voor de ambtenaren in dank aan, „zonder een goed team van medewerkers, die hard werken, zouden wy niets kunnen doen". Zij ging vervolgens op enkele zaken in, zoals de inspraak, het optimaal func tioneren van het gemeentelijk apparaat en de samenwerking in de regio. Zij dacht dat men met de gehanteerde wijze van inspraak en samenspraak op de goede weg was. Gebleken was ook dat er meer belangstelling bij de be volking bestond voor meer concrete plannen, dan voor abstracte zaken. Met het instellen van nieuwe wijkraden wilde zij voorzichtig zijn. Voor wat be treft hulp aan de raadsleden wilde zij wachten op landelijke voorstellen. Mochten die lang uitblijven, dan zou de gemeente zelf iets kunnen ondernemen. Aan het optimaal functioneren van het gemeentelijk apparaat werd gewerkt. Eén van de ambtenaren volgde een speciale cursus hiervoor, terwijl het personeel formulieren kreeg waarop zij zelf hun taakomschrijving moesten in vullen. Dat alles gebeurde in goede verstandhouding en zeer binnenkort zou de raad een kredietaanvraag krij gen voor de begeleiding op dit punt van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Aan kostenbewaking voor wat betreft het personeel werd reeds gedaan. gezinswoningen. Daar had hij steeds Voor het vervolg zie men pagina 5, evenals de raadsleden Van Poppelen enj kolom 1, onderaan

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1973 | | pagina 3