ziqeuneRS te soest Geloofwaardige en ongeloofwaardige verhalen lI Oude benamiimgen voor zigeuners De Heidens in li et Sticht van Utrecht De criminaliteit onder de zigeuners neemt toe Heidenjachten Als «Ie klokken luidden Het gerecht van Soest neemt maat regelen tegen landlopers en bedelvolk De levenswijze van de zigeuners Herinneringen Gruwelen bedreven tegen de zigeuners Onze tijd p ng Nomaden van Europa Het waren slechts kleine beirichten in de plaatselijke pers, o.a. in de Soester Courant van 30 augustus 1973, die onze aandacht trokken: ZIGEUNERS DE GEMEENTE UITGELEID Een groep zigeuners, bestaande udt vijf vrouwen en een man, werd door de politie naar de gemeente grens met De Bilt gebracht. Daar werden zij overgedragen en door gestuurd naar Utrecht. Zij werden vroegtijdig, voordat zij aan een „tocht" door de gemeente konden beginnen, gesignaleerd in de buurt van het ziekenhuis Zon negloren. Utrecht was naar zij verklaarden hun standplaats. Een ander bericht vermeldde, dat een groep zigeunervrouwen werd gearres teerd en naar het politiebureau over gebracht, omdat zij zich verdacht op hielden. De politie vermoedt dat de dames een strooptocht ondernamen. Over de zigeuners wordt niet alleen in de plaatselijke krant geschreven, maar ook in de grote dagbladen. Daar in wordt met kapitale letters van hen gewag gemaakt. Zo lezen wij in de Telegraaf van 24 september 1973, on der een groot opgemaakte kop: „Zigeu ners verdienden grof aan caravanroof" en daaronder: .Drugshandel en ken tekenfraude hun stiel". Een paar dagen later, weer een bericht over zigeuners In de Telegraaf van 27 september 1973: ZEVEN MILLE WEG NA SLAAPKAMERBEZOEK Twee zigeunervrouwen hebben gis teren een 60-jarige alleenwonende bewoonster van het Haarlemmer plein beroofd van ƒ7500,-, dat in in een kast In haar slaapkamer was opgeborgen. De vrouwen hadden bij de woning aangebeld en drongen binnen. Zij leidden omslachtig de aandacht van het slachtoffer af en wisten in in de consternatie zelfs in de slaap kamer binnen te komen. Bij het lezen van dergelijke berichten vraagt men zich onwillekeurig af, of wij leven in de. 20ste eeuw, of dat wij nog verblijven in de tijd van toen de zigeuners, de nomaden van Europa, in ons land werden achtervolgd, klop jachten op hen werden gehouden en zij bedreigd werden met straffen, als ge seling en brandmerken, alleen al om het blote feit, dat zij zich hier ophiel den. Zij werden bij herhaalde recidive zelfs wel ter dood veroordeeld, des te eerder al® kon worden aangetoond, dat zij zich schuldig hadden gemaakt aan roof of diefstal, al niet door geweld of bedreiging met geweld. Zoals men wellicht weet, nemen de zigeuners in het volksgeloof, ook nu nog, een bijzondere plaats in. Tot op de dag van vandaag weet men te Soest en overal elders in ons land, ver halen over hen te vertellen, die ten dele op fantasie, ten dele op waarheid berusten. Zo vertelt men nog altijd, dat zigeu ners alles stelen wat los of vast zit. Zij lieten niets liggen behalve molen stenen en gloeiend heet ijzer. Vooral hadden zij het voorzien op de kippen van de boeren en ook het wasgoed aan de lijn of op het bleekveld had hun voortdurende belangstelling. Niets was veilig voor hun grijpgrage handen energer nog, zij namen soms kleine kinderen mee, die zij in hun woon wagens verborgen. Wanneer dit niet tijdig werd ontdekt, dan trokken zij naar een ander land en werden deze gestolen kinderen als hun eigen kinderen opgevoed. De jon gens kregen, als zij groter werden, een opleiding al® koorddanser, kunsten maker of berenleider, beroepen die de zigeuners meestal uitoefenden. Ook leerden zij het vak van ketellapper, (teillappers werden zij in Eemland ge noemd). Natuurlijk werd hun bijge bracht de mensen te bedriegen en te bestelen. De meisjes kregen onderricht i'n zingen, waarzeggen en het voorspel len van de toekomst uit de lijnen van de hand. Ze leerden bedelen en stelen. Nog altijd zijn er herinneringen aan zigeuners ofschoon wij hierbij moeten opmerken, dat veel vagebonden, land- lopei® en meer van dit volk, dat langs de weg liep. doorging voor zigeuners Nu nog gaan er verhalen rond onder het volk, waarin de zigeuners worden afgeschilderd als schelmen, dagdieven en waarzeggers. Ook maakten zij naam als kinderdieven. Een dergelijk verhaal van een hoogbe jaarde vrouw, wonende te Huis ter Heide (gemeente Zeist), aan de Dolder- seweg, laten wij hier curiositeitshalve volgen. Haar relaas werd opgetekend op 16 april 1963: Zigeuners liepen er hier altijd wel rond. Zij vroegen aan kleine kin deren of ze mee wilden rijden in hun woonwagens. Zo namen ze die argeloze schapen van kinderen mee; op die manier werden de arme kinderen door hen gestolen Zo van de weg af en geen mens zag de kinderen terug. Mitrg broer tje Theris wilden ze ook eens mee nemen. Ik hoorde het van andere mensen en toen liep ik hard naar huis om het gauw aan vader en moeder te vertellen. Toen ming vader het hoorde, gingen hij een knecht van on® - want wullie hadden een bakkerij - zo uut de bakkerij de zigeunerwagens ach terna Allebei hadden ze een groot mes in de hand. Of de zigeuners *}ang wieren veur vader en onze •necht, weet ik niet, maar ming feroertje Theris kwam terug, dat fceet ik wel. Op zigeuners hadden ze het vroeger, toen ik zo klein was niet voorzien, 't Waren kin derdieven, waarzei tgers en godde loze wijven en kerelb. Een ander verhaal van dezelfde strek king werd genoteerd op 21 juni 1963: Hier op de Heisteeg." woonde vtouw Staal. Zij kwam uit Bussum, maar :ij woonde al jaren, op Hoogland, >p de Brandt, toen» ik nog maar :oTi jongen was. Ze had altijd ver- Jriet. Altijd was 2'ie treurig. Ze vertelde ons kindere; n en m'n moe der, dat zigeuners hhar dochtertje van twee jaar hadden gestolen, 't Deerntje speelde op Straat en toen kwam daar een tr oep zigeuners langs met hun kei rmiswagen. 't Kind was opeens v veg en nooit hebben ze het teruggezien. Vrouw Staal deel overal n avraag, maar kreeg nooit bericht, ite vertelde er bij. dat het erger was» als dat heur kind was dood gegaian. Ja, voor zigeuners waren ze vr oeger i'n mijn tijd, maar wat bang. Een soortgelijk verhaal word ons ver teld door Jan van Loenón, wonende op de boerderij „De Zmidwind" te Leusdien. Het werd opgetektend in 1963: Zigeguners zijn schelmen en dag dieven. Ze stalen de 1 roeren vroe ger alles af. De kippenuit het hok en het wasgoed van d lijn of het bleekveld. Op kleine ki.oderen had den ze het vaak voorzit m. Die wie ren dan opgeleid om kunsten te maken en zulks mee:r. Neen, 't waren ondeugende mem >en, die niet rechtschapen door de itfereld gin gen. Ofschoon de verhalen aut/toéntiek zijn, zijn zij veelal ontsproten aam. de volks fantasie, d'ie de zigeuners tot misdadi gers van de ergste soort ntraakten. En nog weten dagbladen verbluffende si tuaties te beschrijven ovei* zigeuners en hun praktijken, zonder 'Jat de ver halen aan de waarheid zijn getoetst. Minder geloofwaardig zijn (te verhalen over de hun toegeschreven gave, men sen en dieren te kunnen geifcpzen, door ze te belezen. Ook waren zij bedreven irn het afstrijken van de pijr$, wanneer iemand zich had bezeerd. Vórder kon den zij dromen uitleggen e:o de toe komst voorspellen uit dè lijn en van de hand. Zij waren beslist niet onkund'fe op me disch gebied en genoten een reputatie, vooral zieke en kreupele pa (arden te kunnen genezen. Hun kennis berustte gewoonlijk op ervaring (empirie) en intuïtie. Van énige studie vras geen sprake. Vooral boeren hebben in het verleden hiervan geprofiteerd, al ging 1 het «cu reren" dikwijls samen met allerlei hokus pokus, toverspreuken en my stieke gebaren, waarvoor de lichtge lovige boer moest betalen. li de 15e. 16e en 17e eeuw noemde men de zigeuners in ons land: heidens of Heidenen, soms ook wel Egjiptena- ren, hoewel de benaming zigeuner toen ook wel bekend was. In Engeland werd dit zwervend volk Gyps.ies ge noemd, een benaming, die zij datar nog steeds dragen. In Spanje en P-ortugal heetten zij Gitanos, in Frankrijk Bo hémiens. Toen zij voor het eerst in Europa ver schenen, en ook later, vertelden zij zelf, dat zij uit Egypte oftewel Klein- Egypte afkomstig waren. Klein lEgypte is een tot nu toe volkomen onfctekend land. Vermoedelijk zijn de zigctuners van Indische oorsprong; zekurheid hierover bestaat allerminst. Sindai hun verschijning in Europa stonden de zi geuners in de belangstelling en hctbben dit meermalen, op voor hen pijnlijke wijze moeten ondervinden. In h<rt al lerjongste verleden werden zij, evenals de Joden, bij duizenden omgebracht door de nazi's in de vernietigingslram- pen. Zij behoorden ook tot de gediscri mineerde groepen, die in feite riooit met rust zijn gelaten en steeds op nieuw weer werden opgejaagd en ver volgd. De zigeuners werden voor het eerst an ons land gesignaleerd te Deventer An 1420, waar zij welwillend werden ont vangen. Kort daarna verschenen zij in de stad Utrecht en kregen ook daatc een gunstig onthaal bij de overheid va*i deze stad. Zij deden zich voor als pel grims, die vanwege de Paus waren be volen een boetetocht te doen naar cte Christelijke landen van West-Europa. Aanvankelijk werden zij inderdaad als pelgrims beschouwd, doch weldra wer den hun praktijken bekend en pro-^ beerde men vam hen af te komen. Zelfs' ontvingen zij geld, opdat zij zouden vertrekken en telkens opnieuw werd hun duidelijk gemaakt, dat zij zich hier niet mochten ophouden of vesti gen. Hen werd telkenmale opnieuw aangezegd het Sticht terstond te ver laten, op straffe van geseling of brand merken, wanneer zij opnieuw werden aangetroffen. In de provincie werden plakkaten af gekondigd tegen „rabauwen, lediggan- gers en bedelaars, waaronder de zo genaamde heidens of zigeuners. Het voornaamste artikel in dit plakkaat was wel, dat de zigeuners binnen vier dagen na de afkondiging, uit de pro vincie Utrecht moesten zijn verdwenen „op verbeurte van lijf en goed". Wel dra vielen er vonnissen waarin de zi geuners „strengelick gegeeselt te wor den totdatter 't bloet navolcht, oick zijn nuese ter beyden zijden opgesüpt ende zijn haer en baert affgesnedcm te wor den". Na het voltrekken van het von nis werden zij uit de provincie ge bannen. Van een zigeunerplaag is nog aller minst sprake; slechts af en toe doken hier en daar troepjes zigeuners op, le vende van bedelarij, waarzeggerij, kwakzalverij en kleine kruimeldief stallen. Indien men ze te pakken kreeg, werden zij conform de plakkaten ge straft met geseling, brandmerking, het .opalippen" van de neus, waarna zij werden verbannen uit de provincie Utrecht. Doorgaans kreeg men het brandmerk (het wapen van de stad) tussen de schouders op de rug ge brand) geparteykent op den rugge). Men had weinig consideratie met de overtreders, de lijfstraffen werden zon der pardon toegepast, zowel op man nen als op vrouwen. Dikwijls moesten hun kinderen toezien, hoe de ouders werden gegeseld. de „opgesetenen ten plattelande". Van deze groep wist men slechts twee vrou wen te arresteren. De anderen waren1 ontkomen. De vrouwen bekenden, dat zjj leefden van bedelen en „vagebonderen". Wat erger was in de ogen van de rechters, dat één van de vrouwen „met eenen Willem, sjjnde ruyter (d.i. een soldaat), die mede onder deselve troup bevondt, onkuyssclyck verkeert ende omgegaen heeft". De vrouwen bekenden kisten en kasten te hebben opengebroken, zelfs vensters te hebben ingeslagen om de woningen binnen te dringen en Vonniste men in andere gewesten de zigeuners die zich op 't platteland ophiel den en daar werden aangehouden, zeer streng en kregen degenen die betrapt werden en zich schuldig hadden ge- imaakt aan zwaardere vergrijpen, ge voelige straffen te incasseren, in de provincie Utrecht waren de vonnissen wat milder. Het Sticht was dan ook overbevolkt met allerhande gespuis, waaronder de zigeuners, die bij de bevolking in een kwaad daglicht stonden. Het bendewe zen tierde dan ook welig in het Sticht van Utrecht, maar hoe ijverig de schou ten de klokken luidden of lieten luiden, de boeren bleven liever thuis dan zich bloot te stellen aan levensgevaarlijke schiet- en vechtpartijen. Wel was men verplicht als ingezetene van het dorp Zigeunergezelschap: Pseudo van de Venne (volgens Hofstede de Groot) Museum Pommersfelden (Dld) In de 17e eeuw werden regelmatig in de provincie Utrecht rondzwervende zigeuners aangehouden en berecht. Wat de criminaliteit van de zigeuners iin het Sticht in deze periode betreft, zij was met van ernstige aard en beperkte zich tot: landloperij, kleine diefstallen ai® het wegnemen van kippen, voedsel, veldvruchten en kledingstukken. Ver der huishoudelijke artikelen en sier raden, als die binnen hun bereik wa ren. Hierbij zij opgemerkt dat de lijf straffen werden toegepast, wanneer zij werden aangetroffen binnen de pro- vimeiei Utrecht, ook al hadden zij geen strafbaar feit begaan. Voor bedelen, diefstal etc. werden zij dan nog eens extra gestraft. De zigeuners vermeden zoveel moge lijk de steden in Utrecht al waren er brutalen onder, die zonder blikken of blozen Amersfoort binnen stapten om b.v. zalf bjj een dokter te kopen. Een vrouw, die dit presteerde en onder dit voorwendsel de stad binnen kwam werd met haar kind gearresteerd en zwaar gestraft, zodat anderen de lust wel zal zyn vergaan om haar voor beeld te volgen. Al kwamen de heidenen dan niet vaak in dé steden, op het platteland ont braken zij geenszins. Zigeuners, zowel mannen als vrouwen werden vrij re gelmatig op het platteland aangehou den en gestraft, cLw.z. op het schavot tentoongesteld, gegeseld en gebrand merkt en „ten eewygen diage" uit de provincie Utrecht verbannen. Verban- niing werd gevangengenomen heidenen vrijwel altijd opgelegd, hetzij als hoofd- hétzij al® neven- of bijkomstige straf. Vanouds zag men in de verban ning het eenvoudigste en goedkoopste middel om zich van deze zwervers te ontdoen. Dit bracht met zich mee, dat de onderscheiden gewesten der Repu bliek elkander de onwelkome heidens „toeschoven". Toch werden in de loop der tijden de zigeuners driester en vaak was er sprake van een gezamenlijk optreden van de heidens met of in hun gezel schap verkerende vagebonden en land lopers, die zich schuldig maakten aan ernstiger vergrijpen, als diefstal ge paard met geweld en braak. Werden zij gegrepen, dan werden zij „gescha- votteert", d.i. ten pronk gesteld op het schavot voor het publiek en ten aan- schouwe van het volk gegeseld, ge- brandmerkt en daarna werden zij ver bannen. Zelfs vrouwen werden hiertoe soms veroordeeld, als zij zich aan een strafbaar feit schuldig hadden gemaakt Naast het ondergaan van deze lijf straffen werden zij soms veroordeeld tpt tuchthuisstraf, doch dit was lang nfet altijd het geval. Meestal kreeg men slechts enkele zi geuners van zo'n rondzwervende troep te pakken, daar de meesten zich bij onraad saiel wisten te verspreiden. In- 1682 was sprake van een grote troep „Meydenen", die zich ophielden in en om de nabjjheid van de stad Amers- ffxart en die veel last bezorgden aan „steelende daeruyt wat haer acn- stonde". Eén van hen kreeg twee jaar tucht huisstraf, uiteraard na te pronkstelling, geseling en verbanning; een andere werd echter niet voor verbetering vat baar geacht, want zij werd dadelijk verbannen, na haar schavottering: ge seling, met een strop om de hals en brandmerking. In de 18e eeuw werd van de rond trekkende zigeuners veel lest onder vonden, wat blijkt uit een reeks van vonnissen. Al zijn er onder de heide nen vele landlopers, vagebonden en bedelaars, die niet tot de zigeunerstam behoren. Zij worden wat de straf be treft over één kam geschoren. Door de frequente „heidenjachten" in andere gewesten, met name in de pro vincie Gelderland, zochten vele zigeu ners een heenkomen op Utrechts ter ritoir, waar zij iets milder werden be handeld en er nog niet zo'n verbitterde stemming heerste tegenover hen als in Gelderland, waar zij als ongedierte werden opgejaagd en vervolgd. Hun ongebonden levenswijze en aan stootgevend gedrag en de door hen ge pleegde gewelddaden, afpersingen en diefstallen op het platteland, waren de oorzaak, dat ook in het gewest Utrecht strengere maatregelen werden uitge vaardigd. De Maarschalken en vooral de Schou ten van de verschillende gerechten op het platteland waren niet in staat de zigeuners te keren, die in grote troe pen de omgeving afstroopten en on veilig maakten. Met hun handjevol dienaars stonden zij vrijwel machteloos tegenover de grote aantallen heidens, landlopers en bedelaars, al trachtte de overheid, de ijver van hun dienaren te stimuleren, door het uitloven van pre mies voor het van-gen van dit losban dige volk. Begrijpelijk dat de veel geplaagde boe renbevolking zelf het heft in handen nam en een landwacht in het leven riep, die de boeren moest beschermen voor de activiteiten van de zigeuners en het overige bedelvolk. Tegelijker tijd met het m het leven roepen van deze landwachten, kondigde het ge recht in verschillende plaatsen in de provincie Utrecht maatregelen aan om het bedelvolk te weren en landloperij tegen te gaan. De jaren 1699 en 1700 schijnen voor Utrecht echte „heidenjaren" te zijn ge weest. Er wordt melding gemaakt van grote troepen zigeuners die in de pro vincie rondzwerven. Dit is wel ver klaarbaar, daar elk verbanningsvonnis van het Utrechtse Hof tevens de ver banning uit Holland en West-Friesland inhield. Naar het aangrenzende Gel derland konden zij evenmin uitwijken, gezien de intensieve „heidenjachten", die daar telkens werden gehouden. De in het gewest Utrecht verzeild geraakte zigeuners zaten als het ware als ratten in de vaL te verschijnen, wanneer de klokken in de kerktoren werden geluid, ten teken dat de jacht op de zigeuners was ge opend, doch velen bleven thuis, bang voor wraakneming van de overgeble ven benden. Toch was het verblijf van de heidens in de provincie Utrecht over het alge meen van kortere duur als in de an dere gewesten. Hun aantal verminder de zichbaar. De Maarschalk van het Kwartier van Eemland constateert tij dens een inspectietocht op 30 mei en 2; augustus 1758 door zijn ambtsgebied, dat hij, behoudens enkele veediefstal len, weinig misdrijven der heidenen ontdekte. In zijn rapporten aan het Hof van Utrecht merkt hij tenslotte op: „Oock heb ick wel nauwkeurigh geinformeert noopende de zogenaemde heydens, maar (men) zijde mij eenpa- zijn geweest, met vreemdelingen, zwer vers -en landlopers; „Kwaad volk die zich met smokkelarye en den bedelsak behelpen". Alhoewel zigeuners niet uit drukkelijk worden genoemd wijst de term „zreemdelingen" die het eerst wordt vermeld wel in deze richting. In het jaar 1710 richtte het Gerecht van Soest, d.w.z. „de Schout en buer- meesters en die geregte van Zoest", zich in een schrijven tot de Staten 's Lands van Utrecht, met het verzoek een keur (d.i. plaatselijke verordening) te .willen bekrachtigen, die een einde moet maken aan de overlast, die men dagelijks ondervindt van zwerversvolk. In die tijd meende men, dat een lijf straf hen er van zou weerhouden Soest met een bezoek te vereren. Op een verblijf was men allerminst gesteld. Het kwam ook voor dat vreemdelingen, die voor korte of lange tijd in Soest verblijf hielden, hun pasgeboren of nog zeer jonge kinderen hier achterlieten, zonder enige verzorging. Menslievende Soestenaren ontfermden zich over deze stumpers. Het gemeentelijk armbestuur righ, dat zij die in lange tijdt niet had den gezien". En dat was in overeen stemming met de werkelijkheid. Soest schijnt bij de aanvang van de 18e eeuw als het ware overstroomd te of de diaconiën van de onderscheiden kerken moest financieel in de verzor ging bijdragen Het onderhavige schrijven vermeldt: dat zij, „de geregte van Zoest", met hun „eigen wesen" (dj. ouderloze kin deren) meer dan genoeg te doen heeft. De lasten hiervan werden zóveel, dat aan de ingezetenen dringend werd ver zocht kinderen „van soodanighe men- schen niet te logeeren ofte herbergen maer deselve te doen vertrekken". Hieruit blijkt voldoende dat de over heid in Soest allerminst gesteld was op deze vreemdelingen, die dan ook stel selmatig werden geweerd, ofschoon hen door verschillende inwoners van Soest onderdak werd verleend. Het verzoek om genoemde keur te be krachtigen werd niet ontvankelijk ver klaard en het Geregt van Soest moest naar andere middelen uitzien om het kwade volk te weren. Deze weigering van de Staten 's Lands van Utrecht zal zeer zeker een gevolg zijn geweest van het feit, dat reeds meerdere ma len plakkaten waren uitgevaardigd met het doel landlopers en vreemdelingen te weren. De plaatselijke overheid was in de meeste gevallen wel genegen deze vreemdelingen gled te verstrekken, in de hoop dat zij zo gauw mogelijk het dorp zouden verlaten. Een maatregel die ook in andere dorpen werd toege past. In 1677 wordt aan passanten geld ver strekt ten bedrage van 6 stuivers. Wa ren er in genoemd jaar slechts drie, in 1678 wordt melding gemaakt van meer dere passanten. Op 2 januari wordt aan een doortrekkend persoon 4 stuivers gegeven. Op de 24ste van dezelfde maand kwamen niet minder dan der tien personen voor een gift in aanmer king. Den 2 Januarij aen Passant ge ge ven 0 - 4 - 0 Den 24e dito aen drie Passanten gegeven ƒ0 - 7 - 0 noch acht buyten Passanten ge ven ƒ0 -19 - 0 noch aen een passant gegeven ƒ0 - 2 - 0 In de wintermaanden, oktober, novem ber en december van hetzelfde jaar, gaat men hiermee door en worden tel kens gelden verantwoord, die aan pas santen zijn gegeven. Opvallend is, dat hierbij niet wordt vermeld of deze per sonen arm zijn, een term die in andere papieren veel wordt gebruikt. Gewoonlijk bleven de zigeuners, wan neer zij in troepen opereerden, niet lang in een dorp of streek. Zij waren bang hun vryheid te verliezen. AI ga ven de boeren hun soms wat, om hen zo gauw mogelijk kwijt te raken, zij probeerden nog liever te stelen. Brood bakken deden ztf zeer zelden. Oud en jong, vrouwen niet uitgezonderd, rook ten een pjjp en kauwden tabak. Met gebrekkige werktuigen vervaardigden zij ringen, spijkers, nagels, hoefijzers, messen enz., lapten ketels en potten, besloegen paarden en goten tinnen voorwerpen. Ook maakten zij wel vals geld. (De grootste valse munters in Engeland waren destijds de Heidenen). Sommigen onder hen gingen als muzi kanten met b.v., een viool en een kla rinet, rond. Anderen handelden in oude paarden en ezels, iets waarin zij zeer bedreven warén. Ménige boer werd een paard aangepraat, dat, zoals .waak..later1 bleek, gebreken vertoonde en veelal voor het boerenwerk onbruikbaar was. Waarzeggerij, handkijkerij, dromen uit leggen entoverkunsten waren hen niet vreemd. Er kwam echter veel op rekening van de zigeuners, dat niet door hen bedre ven was, maar door anderen, die gelijk gekleed' gingen. Het liefst kleden de Heidens zich in die kleren, waarin koorddansers en kunstenmakers plegen rond te lopen. Er was iets potsierlijks in hun kleding. Zij geleken op clowns, figuren uit de commedia del arte, kun stenmakers. Terwijl de Joden - een volk, dat even eens dikwijls aan vervolging bloot stond - zich streng aan de uit het land hunner vaderen meegebrachte gods dienst hielden, was er bij de zigeuner geen spoor van godsdienstig geloof. Het gemis van godsdienst bij de Heidenen werd door het volk aangeduid: De kerk van de zigeuners was van spek gebouwd en is door de honden opgege ten. Hieruit blijkt de impulsieve anti pathie tegen allen - vooral vreemdelin gen die enige afwijking vertonen van het normale gedragspatroon. De laatste georganiseerde heidenjacht in ons land werd gehouden in 1728. Met deze laatste heidenjacht kwam een einde aan de stelselmachtige vervol ging van de zigeuners. Het laatst hiel den de Heidenen zich in ons land op in het jaar 1761. Niet dat zij zich niet meer vertoonden, doch van het optre den van grote troepen, was geen spra ke meer. Oorzaak hiervan was de voortdurende achtervolgingen van de zigeuners in de ons omringende landen. Zij kregen de gelegenheid niet meer om ons land binnen te komen. De herinneringen aan de Heidens of Heidenen zijn echter nog niet verdwe nen. Een paar gezegden houden de ge dachtenis aan hen nog levendig: een heidens kabaal; hij maakt een leven als een heiden, zinspelend op het be drijf van de zigeuner als ketellapper; hij is zo zwart als een heiden, doelende op hun bruine gelaatstrekken en zwar te handen. Zigeuners konden volgens het volksge loof in die dagen meer dan anderen, b.v.: boze geesten verdrijven; zich on der water ophouden; een vuur aanleg gen tegen de wand van een houten schaapskooi, zonder dat er brand ont stond. Wij komen diep onder de indruk wan neer wij denken aan de jodenvervol gingen, de terreur en andere gruwelen in de 2e Wereldoorlog (1940-1945) be dreven, waarbij ook de zigeuners wer den betrokken. Wij herinneren aan de onnoemelijk velen, waaronder duizende zigeuners, die door mensenhanden de dood ingingen. Menselijke wreedheden gepleegd op onschuldige slachtoffers. Merkwaardig is het, dat bij alle ver volgingen waarvan de geschiedenis melding maakt, één van de ergste ver geten schijnt te zijn n.1., de achtervol gingen - complete drijfjachten - op de Heidens of zigeuners. Zij zijn nagenoeg in het vergeetboek geraakt. Toch zijn! vele, vele zigeuners voor hun leven verminkt, opzettelijk vermoord, na te zijn gegeseld tot bloedens toe, geslagen en gebrandmerkt, alleen omdat zij in de ogen van hun christelijke mede mens Heidens waren. Dagenlang werden razzia's gehouden op een vooraf vastgestelde dag, veelal ge lijktijdig in alle gewesten van ons land, voor zover mogelijk. Wanneer de kerk klokken luidden werd de bevolking (vooral yi het gewest Gelderland opge roepen met de rakkers van de schout, bijgestaan door soldaten, mensenjacht te houden op zigeuners en andere va gebonden. Als wilde beesten werden zij niet zelden zonder meer neergeschoten. Immers van te voren was door de autoriteiten, die de mensenjacht orga niseerden onderling afgesproken, dat vluchtelingen of zij die zich te weer stelden, zonder meer straffeloos moch ten worden neergeschoten. Het leven van een heiden telde immers niet. Bossen werden uitgekamd, huizen, lo gementen, schaapskooien, schuren en hooibergen van onder tot boven door zocht, naar ongewenst gespuis. Op zigeuners had men het voorname lijk voorzien. Werden zij eenmaal ge vangen, dan wachtte hen de kat-met- de-negen-staarten i.c. de geselroede. Onmenselijke straffen werden uitge deeld, die ook door vrouwen en soms kinderen moesten worden ondergaan. Uit de nooit aflatende, verbeten ver volgingen en meer dan barbaarse straf fen blijkt toch wel, dat in de goede oude tijd, waar vele romantici met weemoed naar terugverlangen, wel het één en ander mankeerde. Hierbij zij terstond opgemerkt, dat vele platte landsbewoners, ook in het gewest Eem land, er niet rouwig om geweest zul len zijn, dat aan het verblijf van de zigeuners in hun dorp of streek een halt werd toegeroepen. Het verstrooiïngsgebied van de zigeu ners beslaat praktisch geheel Europa. Daarnaast bevinden zich ook nog zi geuners in Klein Azië, Noord-Afrika, Egypte, de Soedan, Ethiopië, Zuid-Afri- ka en Noord- en Zuid-Amerika. Hun aantal wordt geschat op vijf miljoen. Vanwege hun zwervend bestaan is het onmogelijk het juiste aantal vast te stellen. Na eeuwenlange onderdrukking hebben zij in enkele landen in Europa veel vrijheid gekregen, o.a. in Spanje. Ter wijl de rest van Europa deze nomaden nog dikwijls als paria's beschouwd, hebben zij in Sganje _ee» ^tghuis ge vonden en waar* zij ongemoeid worden ^elatqn. In Engelan^i ,lej£en een ge ïsoleerd bestaan. De Gypsies* zoals zij nog altijd worden genoemd, hebben geen behoefte aan contact met hun soortgenoten op het continent van Europa. In Duitsland zijn zij tijdens het nazi-regiem tot en met vervolgd en bijkans volkomen gedecimeerd. In Frankrijk worden zij geduld. Toch be staat hier nog altijd het oude wantrou wen van de plattelandsbevolking en de meeste stedelingen blijven hen zien als paria's, uitgestotenen. Wanneer zij op het platteland verschijnen, worden door de bevolking veelal deuren en schuren gesloten en worden de kinderen thuis gehouden, bang als men is dat zij door de zigeuners zullen worden meegeno men. In Zweden heeft men getracht scholen te stichten ten behoeve van rondtrekkende zigeuners, maar een succes werd dit niet. Toch verwacht men op de duur wel enig resultaat, daar de zigeuners alleen 's zomers rondtrekken en door de lange duur van de winter in Zweden gedwongen wor den een vaste standplaats in te ne men. In ons land en in België is men aller minst op zigeuners gesteld, omdat deze natuurvolken, nu eenmaal anders wil len leven dan anderen. Niettegenstaan de dat op 10 december 1973 het 25 jaar geleden is, dat de eerste internationale definitie van de rechten van de mens - De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens - door de Ver enigde Naties werd afgekondigd (10 december 1948), worden de zigeuners hier geweerd en hoe minder men er ziet, hoe liever men het heeft en veel al wordt hun de toegang tot ons land dan ook ontzegd. Zonder het enigszins beiaden woord „discriminatie" te ge bruiken, kan men toch wel stellen, dat Nederland in het algemeen gekant is tegen de komst van groepen zigeuners. Immers hun aanwezigheid vormt een bedreiging voor de openbare orde en geeft aanleiding tot een stroom van klachten, van de zijde van de bevol king. In ons land is het „zigeunervraagstuk" momenteel erg actueel. Er wordt in de Tweede Kamer gepleit voor een jaarlijkse toelating van een aantal zi geuners. Toch valt het niet te ontken nen, dat men zich nog te dikwijls op het standpunt stelt, dat deze nomaden moeten worden geweerd, omdat zij schijnbaar geen middelen van bestaan hebben. Daarom ziet men er in de regel vanaf hun asyl te verlenen. Het kernprobleem is immers, dat de aanwezigheid van zigeuners in elke staat oproept, is gelegen in de princi piële onverenigbaarheid van hun no madische levenswijze en rechtsopvat tingen met die van de sedentaire be volking. Hoe gering in aantal ook, de zigeuners in Nederland blijven de aandacht vra gen. Van een ontwikkeling van hun rechtspositie is dan ook nauwelijks sprake, eerder kan men van „verval" spreken, in de meest negatieve zin van het woord. Het zigeunervraagstuk wacht nog steeds op een oplossing. In de woonwagenkampen, of andere plaat sen waar de zigeuners verblijven, zul len nog lang hun nostalgisch liederen blijven klinken, liederen, die verhaten van verlangen en weemoed der zigeu ners. als zij denken aan het verre Azië, eenmaal hun bakermat enaan het oude Europa, waar zij zwervend door trokken. ENGELBERT HEUPERS

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1974 | | pagina 13