ziqeuneRS
te soest
Geloofwaardige en
ongeloofwaardige
verhalen
lI
Oude benamiimgen
voor zigeuners
De Heidens in li et
Sticht van Utrecht
De criminaliteit
onder de zigeuners
neemt toe
Heidenjachten
Als «Ie klokken
luidden
Het gerecht van
Soest neemt maat
regelen tegen
landlopers en
bedelvolk
De levenswijze
van de zigeuners
Herinneringen
Gruwelen bedreven
tegen de zigeuners
Onze tijd
p
ng
Nomaden van Europa
Het waren slechts kleine beirichten in
de plaatselijke pers, o.a. in de Soester
Courant van 30 augustus 1973, die onze
aandacht trokken:
ZIGEUNERS DE GEMEENTE
UITGELEID
Een groep zigeuners, bestaande udt
vijf vrouwen en een man, werd
door de politie naar de gemeente
grens met De Bilt gebracht. Daar
werden zij overgedragen en door
gestuurd naar Utrecht.
Zij werden vroegtijdig, voordat zij
aan een „tocht" door de gemeente
konden beginnen, gesignaleerd in
de buurt van het ziekenhuis Zon
negloren. Utrecht was naar zij
verklaarden hun standplaats.
Een ander bericht vermeldde, dat een
groep zigeunervrouwen werd gearres
teerd en naar het politiebureau over
gebracht, omdat zij zich verdacht op
hielden. De politie vermoedt dat de
dames een strooptocht ondernamen.
Over de zigeuners wordt niet alleen
in de plaatselijke krant geschreven,
maar ook in de grote dagbladen. Daar
in wordt met kapitale letters van hen
gewag gemaakt. Zo lezen wij in de
Telegraaf van 24 september 1973, on
der een groot opgemaakte kop: „Zigeu
ners verdienden grof aan caravanroof"
en daaronder: .Drugshandel en ken
tekenfraude hun stiel". Een paar dagen
later, weer een bericht over zigeuners
In de Telegraaf van 27 september 1973:
ZEVEN MILLE WEG NA
SLAAPKAMERBEZOEK
Twee zigeunervrouwen hebben gis
teren een 60-jarige alleenwonende
bewoonster van het Haarlemmer
plein beroofd van ƒ7500,-, dat in
in een kast In haar slaapkamer
was opgeborgen.
De vrouwen hadden bij de woning
aangebeld en drongen binnen. Zij
leidden omslachtig de aandacht
van het slachtoffer af en wisten in
in de consternatie zelfs in de slaap
kamer binnen te komen.
Bij het lezen van dergelijke berichten
vraagt men zich onwillekeurig af, of
wij leven in de. 20ste eeuw, of dat wij
nog verblijven in de tijd van toen de
zigeuners, de nomaden van Europa, in
ons land werden achtervolgd, klop
jachten op hen werden gehouden en zij
bedreigd werden met straffen, als ge
seling en brandmerken, alleen al om
het blote feit, dat zij zich hier ophiel
den. Zij werden bij herhaalde recidive
zelfs wel ter dood veroordeeld, des te
eerder al® kon worden aangetoond, dat
zij zich schuldig hadden gemaakt aan
roof of diefstal, al niet door geweld of
bedreiging met geweld.
Zoals men wellicht weet, nemen de
zigeuners in het volksgeloof, ook nu
nog, een bijzondere plaats in. Tot op
de dag van vandaag weet men te Soest
en overal elders in ons land, ver
halen over hen te vertellen, die ten
dele op fantasie, ten dele op waarheid
berusten.
Zo vertelt men nog altijd, dat zigeu
ners alles stelen wat los of vast zit. Zij
lieten niets liggen behalve molen
stenen en gloeiend heet ijzer. Vooral
hadden zij het voorzien op de kippen
van de boeren en ook het wasgoed
aan de lijn of op het bleekveld had
hun voortdurende belangstelling. Niets
was veilig voor hun grijpgrage handen
energer nog, zij namen soms kleine
kinderen mee, die zij in hun woon
wagens verborgen.
Wanneer dit niet tijdig werd ontdekt,
dan trokken zij naar een ander land
en werden deze gestolen kinderen als
hun eigen kinderen opgevoed. De jon
gens kregen, als zij groter werden, een
opleiding al® koorddanser, kunsten
maker of berenleider, beroepen die de
zigeuners meestal uitoefenden. Ook
leerden zij het vak van ketellapper,
(teillappers werden zij in Eemland ge
noemd). Natuurlijk werd hun bijge
bracht de mensen te bedriegen en te
bestelen. De meisjes kregen onderricht
i'n zingen, waarzeggen en het voorspel
len van de toekomst uit de lijnen van
de hand. Ze leerden bedelen en stelen.
Nog altijd zijn er herinneringen aan
zigeuners ofschoon wij hierbij moeten
opmerken, dat veel vagebonden, land-
lopei® en meer van dit volk, dat langs
de weg liep. doorging voor zigeuners
Nu nog gaan er verhalen rond onder
het volk, waarin de zigeuners worden
afgeschilderd als schelmen, dagdieven
en waarzeggers. Ook maakten zij naam
als kinderdieven.
Een dergelijk verhaal van een hoogbe
jaarde vrouw, wonende te Huis ter
Heide (gemeente Zeist), aan de Dolder-
seweg, laten wij hier curiositeitshalve
volgen. Haar relaas werd opgetekend
op 16 april 1963:
Zigeuners liepen er hier altijd wel
rond. Zij vroegen aan kleine kin
deren of ze mee wilden rijden in
hun woonwagens. Zo namen ze die
argeloze schapen van kinderen
mee; op die manier werden de
arme kinderen door hen gestolen
Zo van de weg af en geen mens
zag de kinderen terug. Mitrg broer
tje Theris wilden ze ook eens mee
nemen. Ik hoorde het van andere
mensen en toen liep ik hard naar
huis om het gauw aan vader en
moeder te vertellen. Toen ming
vader het hoorde, gingen hij
een knecht van on® - want wullie
hadden een bakkerij - zo uut de
bakkerij de zigeunerwagens ach
terna Allebei hadden ze een groot
mes in de hand. Of de zigeuners
*}ang wieren veur vader en onze
•necht, weet ik niet, maar ming
feroertje Theris kwam terug, dat
fceet ik wel. Op zigeuners hadden
ze het vroeger, toen ik zo klein
was niet voorzien, 't Waren kin
derdieven, waarzei tgers en godde
loze wijven en kerelb.
Een ander verhaal van dezelfde strek
king werd genoteerd op 21 juni 1963:
Hier op de Heisteeg." woonde vtouw
Staal. Zij kwam uit Bussum, maar
:ij woonde al jaren, op Hoogland,
>p de Brandt, toen» ik nog maar
:oTi jongen was. Ze had altijd ver-
Jriet. Altijd was 2'ie treurig. Ze
vertelde ons kindere; n en m'n moe
der, dat zigeuners hhar dochtertje
van twee jaar hadden gestolen, 't
Deerntje speelde op Straat en toen
kwam daar een tr oep zigeuners
langs met hun kei rmiswagen. 't
Kind was opeens v veg en nooit
hebben ze het teruggezien. Vrouw
Staal deel overal n avraag, maar
kreeg nooit bericht, ite vertelde er
bij. dat het erger was» als dat heur
kind was dood gegaian. Ja, voor
zigeuners waren ze vr oeger i'n mijn
tijd, maar wat bang.
Een soortgelijk verhaal word ons ver
teld door Jan van Loenón, wonende
op de boerderij „De Zmidwind" te
Leusdien. Het werd opgetektend in 1963:
Zigeguners zijn schelmen en dag
dieven. Ze stalen de 1 roeren vroe
ger alles af. De kippenuit het hok
en het wasgoed van d lijn of het
bleekveld. Op kleine ki.oderen had
den ze het vaak voorzit m. Die wie
ren dan opgeleid om kunsten te
maken en zulks mee:r. Neen, 't
waren ondeugende mem >en, die niet
rechtschapen door de itfereld gin
gen.
Ofschoon de verhalen aut/toéntiek zijn,
zijn zij veelal ontsproten aam. de volks
fantasie, d'ie de zigeuners tot misdadi
gers van de ergste soort ntraakten. En
nog weten dagbladen verbluffende si
tuaties te beschrijven ovei* zigeuners
en hun praktijken, zonder 'Jat de ver
halen aan de waarheid zijn getoetst.
Minder geloofwaardig zijn (te verhalen
over de hun toegeschreven gave, men
sen en dieren te kunnen geifcpzen, door
ze te belezen. Ook waren zij bedreven
irn het afstrijken van de pijr$, wanneer
iemand zich had bezeerd. Vórder kon
den zij dromen uitleggen e:o de toe
komst voorspellen uit dè lijn en van de
hand.
Zij waren beslist niet onkund'fe op me
disch gebied en genoten een reputatie,
vooral zieke en kreupele pa (arden te
kunnen genezen. Hun kennis berustte
gewoonlijk op ervaring (empirie) en
intuïtie. Van énige studie vras geen
sprake.
Vooral boeren hebben in het verleden
hiervan geprofiteerd, al ging 1 het «cu
reren" dikwijls samen met allerlei
hokus pokus, toverspreuken en my
stieke gebaren, waarvoor de lichtge
lovige boer moest betalen. li
de 15e. 16e en 17e eeuw noemde
men de zigeuners in ons land: heidens
of Heidenen, soms ook wel Egjiptena-
ren, hoewel de benaming zigeuner toen
ook wel bekend was. In Engeland
werd dit zwervend volk Gyps.ies ge
noemd, een benaming, die zij datar nog
steeds dragen. In Spanje en P-ortugal
heetten zij Gitanos, in Frankrijk Bo
hémiens.
Toen zij voor het eerst in Europa ver
schenen, en ook later, vertelden zij zelf,
dat zij uit Egypte oftewel Klein-
Egypte afkomstig waren. Klein lEgypte
is een tot nu toe volkomen onfctekend
land. Vermoedelijk zijn de zigctuners
van Indische oorsprong; zekurheid
hierover bestaat allerminst. Sindai hun
verschijning in Europa stonden de zi
geuners in de belangstelling en hctbben
dit meermalen, op voor hen pijnlijke
wijze moeten ondervinden. In h<rt al
lerjongste verleden werden zij, evenals
de Joden, bij duizenden omgebracht
door de nazi's in de vernietigingslram-
pen. Zij behoorden ook tot de gediscri
mineerde groepen, die in feite riooit
met rust zijn gelaten en steeds op
nieuw weer werden opgejaagd en ver
volgd.
De zigeuners werden voor het eerst an
ons land gesignaleerd te Deventer An
1420, waar zij welwillend werden ont
vangen. Kort daarna verschenen zij in
de stad Utrecht en kregen ook daatc
een gunstig onthaal bij de overheid va*i
deze stad. Zij deden zich voor als pel
grims, die vanwege de Paus waren be
volen een boetetocht te doen naar cte
Christelijke landen van West-Europa.
Aanvankelijk werden zij inderdaad als
pelgrims beschouwd, doch weldra wer
den hun praktijken bekend en pro-^
beerde men vam hen af te komen. Zelfs'
ontvingen zij geld, opdat zij zouden
vertrekken en telkens opnieuw werd
hun duidelijk gemaakt, dat zij zich
hier niet mochten ophouden of vesti
gen. Hen werd telkenmale opnieuw
aangezegd het Sticht terstond te ver
laten, op straffe van geseling of brand
merken, wanneer zij opnieuw werden
aangetroffen.
In de provincie werden plakkaten af
gekondigd tegen „rabauwen, lediggan-
gers en bedelaars, waaronder de zo
genaamde heidens of zigeuners. Het
voornaamste artikel in dit plakkaat
was wel, dat de zigeuners binnen vier
dagen na de afkondiging, uit de pro
vincie Utrecht moesten zijn verdwenen
„op verbeurte van lijf en goed". Wel
dra vielen er vonnissen waarin de zi
geuners „strengelick gegeeselt te wor
den totdatter 't bloet navolcht, oick zijn
nuese ter beyden zijden opgesüpt ende
zijn haer en baert affgesnedcm te wor
den". Na het voltrekken van het von
nis werden zij uit de provincie ge
bannen.
Van een zigeunerplaag is nog aller
minst sprake; slechts af en toe doken
hier en daar troepjes zigeuners op, le
vende van bedelarij, waarzeggerij,
kwakzalverij en kleine kruimeldief
stallen. Indien men ze te pakken kreeg,
werden zij conform de plakkaten ge
straft met geseling, brandmerking, het
.opalippen" van de neus, waarna zij
werden verbannen uit de provincie
Utrecht. Doorgaans kreeg men het
brandmerk (het wapen van de stad)
tussen de schouders op de rug ge
brand) geparteykent op den rugge).
Men had weinig consideratie met de
overtreders, de lijfstraffen werden zon
der pardon toegepast, zowel op man
nen als op vrouwen. Dikwijls moesten
hun kinderen toezien, hoe de ouders
werden gegeseld.
de „opgesetenen ten plattelande". Van
deze groep wist men slechts twee vrou
wen te arresteren. De anderen waren1
ontkomen.
De vrouwen bekenden, dat zjj leefden
van bedelen en „vagebonderen". Wat
erger was in de ogen van de rechters,
dat één van de vrouwen „met eenen
Willem, sjjnde ruyter (d.i. een soldaat),
die mede onder deselve troup bevondt,
onkuyssclyck verkeert ende omgegaen
heeft". De vrouwen bekenden kisten
en kasten te hebben opengebroken,
zelfs vensters te hebben ingeslagen om
de woningen binnen te dringen en
Vonniste men in andere gewesten de
zigeuners die zich op 't platteland ophiel
den en daar werden aangehouden, zeer
streng en kregen degenen die betrapt
werden en zich schuldig hadden ge-
imaakt aan zwaardere vergrijpen, ge
voelige straffen te incasseren, in de
provincie Utrecht waren de vonnissen
wat milder.
Het Sticht was dan ook overbevolkt
met allerhande gespuis, waaronder de
zigeuners, die bij de bevolking in een
kwaad daglicht stonden. Het bendewe
zen tierde dan ook welig in het Sticht
van Utrecht, maar hoe ijverig de schou
ten de klokken luidden of lieten luiden,
de boeren bleven liever thuis dan zich
bloot te stellen aan levensgevaarlijke
schiet- en vechtpartijen. Wel was men
verplicht als ingezetene van het dorp
Zigeunergezelschap: Pseudo van de Venne (volgens Hofstede de Groot)
Museum Pommersfelden (Dld)
In de 17e eeuw werden regelmatig in
de provincie Utrecht rondzwervende
zigeuners aangehouden en berecht. Wat
de criminaliteit van de zigeuners iin
het Sticht in deze periode betreft, zij
was met van ernstige aard en beperkte
zich tot: landloperij, kleine diefstallen
ai® het wegnemen van kippen, voedsel,
veldvruchten en kledingstukken. Ver
der huishoudelijke artikelen en sier
raden, als die binnen hun bereik wa
ren. Hierbij zij opgemerkt dat de lijf
straffen werden toegepast, wanneer zij
werden aangetroffen binnen de pro-
vimeiei Utrecht, ook al hadden zij geen
strafbaar feit begaan. Voor bedelen,
diefstal etc. werden zij dan nog eens
extra gestraft.
De zigeuners vermeden zoveel moge
lijk de steden in Utrecht al waren er
brutalen onder, die zonder blikken of
blozen Amersfoort binnen stapten om
b.v. zalf bjj een dokter te kopen. Een
vrouw, die dit presteerde en onder dit
voorwendsel de stad binnen kwam
werd met haar kind gearresteerd en
zwaar gestraft, zodat anderen de lust
wel zal zyn vergaan om haar voor
beeld te volgen.
Al kwamen de heidenen dan niet vaak
in dé steden, op het platteland ont
braken zij geenszins. Zigeuners, zowel
mannen als vrouwen werden vrij re
gelmatig op het platteland aangehou
den en gestraft, cLw.z. op het schavot
tentoongesteld, gegeseld en gebrand
merkt en „ten eewygen diage" uit de
provincie Utrecht verbannen. Verban-
niing werd gevangengenomen heidenen
vrijwel altijd opgelegd, hetzij als
hoofd- hétzij al® neven- of bijkomstige
straf. Vanouds zag men in de verban
ning het eenvoudigste en goedkoopste
middel om zich van deze zwervers te
ontdoen. Dit bracht met zich mee, dat
de onderscheiden gewesten der Repu
bliek elkander de onwelkome heidens
„toeschoven".
Toch werden in de loop der tijden de
zigeuners driester en vaak was er
sprake van een gezamenlijk optreden
van de heidens met of in hun gezel
schap verkerende vagebonden en land
lopers, die zich schuldig maakten aan
ernstiger vergrijpen, als diefstal ge
paard met geweld en braak. Werden
zij gegrepen, dan werden zij „gescha-
votteert", d.i. ten pronk gesteld op het
schavot voor het publiek en ten aan-
schouwe van het volk gegeseld, ge-
brandmerkt en daarna werden zij ver
bannen. Zelfs vrouwen werden hiertoe
soms veroordeeld, als zij zich aan een
strafbaar feit schuldig hadden gemaakt
Naast het ondergaan van deze lijf
straffen werden zij soms veroordeeld
tpt tuchthuisstraf, doch dit was lang
nfet altijd het geval.
Meestal kreeg men slechts enkele zi
geuners van zo'n rondzwervende troep
te pakken, daar de meesten zich bij
onraad saiel wisten te verspreiden.
In- 1682 was sprake van een grote troep
„Meydenen", die zich ophielden in en
om de nabjjheid van de stad Amers-
ffxart en die veel last bezorgden aan
„steelende daeruyt wat haer acn-
stonde".
Eén van hen kreeg twee jaar tucht
huisstraf, uiteraard na te pronkstelling,
geseling en verbanning; een andere
werd echter niet voor verbetering vat
baar geacht, want zij werd dadelijk
verbannen, na haar schavottering: ge
seling, met een strop om de hals en
brandmerking.
In de 18e eeuw werd van de rond
trekkende zigeuners veel lest onder
vonden, wat blijkt uit een reeks van
vonnissen. Al zijn er onder de heide
nen vele landlopers, vagebonden en
bedelaars, die niet tot de zigeunerstam
behoren. Zij worden wat de straf be
treft over één kam geschoren.
Door de frequente „heidenjachten" in
andere gewesten, met name in de pro
vincie Gelderland, zochten vele zigeu
ners een heenkomen op Utrechts ter
ritoir, waar zij iets milder werden be
handeld en er nog niet zo'n verbitterde
stemming heerste tegenover hen als in
Gelderland, waar zij als ongedierte
werden opgejaagd en vervolgd.
Hun ongebonden levenswijze en aan
stootgevend gedrag en de door hen ge
pleegde gewelddaden, afpersingen en
diefstallen op het platteland, waren de
oorzaak, dat ook in het gewest Utrecht
strengere maatregelen werden uitge
vaardigd.
De Maarschalken en vooral de Schou
ten van de verschillende gerechten op
het platteland waren niet in staat de
zigeuners te keren, die in grote troe
pen de omgeving afstroopten en on
veilig maakten. Met hun handjevol
dienaars stonden zij vrijwel machteloos
tegenover de grote aantallen heidens,
landlopers en bedelaars, al trachtte de
overheid, de ijver van hun dienaren te
stimuleren, door het uitloven van pre
mies voor het van-gen van dit losban
dige volk.
Begrijpelijk dat de veel geplaagde boe
renbevolking zelf het heft in handen
nam en een landwacht in het leven
riep, die de boeren moest beschermen
voor de activiteiten van de zigeuners
en het overige bedelvolk. Tegelijker
tijd met het m het leven roepen van
deze landwachten, kondigde het ge
recht in verschillende plaatsen in de
provincie Utrecht maatregelen aan om
het bedelvolk te weren en landloperij
tegen te gaan.
De jaren 1699 en 1700 schijnen voor
Utrecht echte „heidenjaren" te zijn ge
weest. Er wordt melding gemaakt van
grote troepen zigeuners die in de pro
vincie rondzwerven. Dit is wel ver
klaarbaar, daar elk verbanningsvonnis
van het Utrechtse Hof tevens de ver
banning uit Holland en West-Friesland
inhield. Naar het aangrenzende Gel
derland konden zij evenmin uitwijken,
gezien de intensieve „heidenjachten",
die daar telkens werden gehouden. De
in het gewest Utrecht verzeild geraakte
zigeuners zaten als het ware als ratten
in de vaL
te verschijnen, wanneer de klokken in
de kerktoren werden geluid, ten teken
dat de jacht op de zigeuners was ge
opend, doch velen bleven thuis, bang
voor wraakneming van de overgeble
ven benden.
Toch was het verblijf van de heidens
in de provincie Utrecht over het alge
meen van kortere duur als in de an
dere gewesten. Hun aantal verminder
de zichbaar. De Maarschalk van het
Kwartier van Eemland constateert tij
dens een inspectietocht op 30 mei en 2;
augustus 1758 door zijn ambtsgebied,
dat hij, behoudens enkele veediefstal
len, weinig misdrijven der heidenen
ontdekte. In zijn rapporten aan het
Hof van Utrecht merkt hij tenslotte
op: „Oock heb ick wel nauwkeurigh
geinformeert noopende de zogenaemde
heydens, maar (men) zijde mij eenpa-
zijn geweest, met vreemdelingen, zwer
vers -en landlopers; „Kwaad volk die
zich met smokkelarye en den bedelsak
behelpen". Alhoewel zigeuners niet uit
drukkelijk worden genoemd wijst de
term „zreemdelingen" die het eerst
wordt vermeld wel in deze richting.
In het jaar 1710 richtte het Gerecht
van Soest, d.w.z. „de Schout en buer-
meesters en die geregte van Zoest",
zich in een schrijven tot de Staten
's Lands van Utrecht, met het verzoek
een keur (d.i. plaatselijke verordening)
te .willen bekrachtigen, die een einde
moet maken aan de overlast, die men
dagelijks ondervindt van zwerversvolk.
In die tijd meende men, dat een lijf
straf hen er van zou weerhouden Soest
met een bezoek te vereren. Op een
verblijf was men allerminst gesteld.
Het kwam ook voor dat vreemdelingen,
die voor korte of lange tijd in Soest
verblijf hielden, hun pasgeboren of nog
zeer jonge kinderen hier achterlieten,
zonder enige verzorging. Menslievende
Soestenaren ontfermden zich over deze
stumpers. Het gemeentelijk armbestuur
righ, dat zij die in lange tijdt niet had
den gezien". En dat was in overeen
stemming met de werkelijkheid.
Soest schijnt bij de aanvang van de
18e eeuw als het ware overstroomd te
of de diaconiën van de onderscheiden
kerken moest financieel in de verzor
ging bijdragen
Het onderhavige schrijven vermeldt:
dat zij, „de geregte van Zoest", met
hun „eigen wesen" (dj. ouderloze kin
deren) meer dan genoeg te doen heeft.
De lasten hiervan werden zóveel, dat
aan de ingezetenen dringend werd ver
zocht kinderen „van soodanighe men-
schen niet te logeeren ofte herbergen
maer deselve te doen vertrekken".
Hieruit blijkt voldoende dat de over
heid in Soest allerminst gesteld was op
deze vreemdelingen, die dan ook stel
selmatig werden geweerd, ofschoon hen
door verschillende inwoners van Soest
onderdak werd verleend.
Het verzoek om genoemde keur te be
krachtigen werd niet ontvankelijk ver
klaard en het Geregt van Soest moest
naar andere middelen uitzien om het
kwade volk te weren. Deze weigering
van de Staten 's Lands van Utrecht
zal zeer zeker een gevolg zijn geweest
van het feit, dat reeds meerdere ma
len plakkaten waren uitgevaardigd met
het doel landlopers en vreemdelingen
te weren. De plaatselijke overheid was
in de meeste gevallen wel genegen deze
vreemdelingen gled te verstrekken, in
de hoop dat zij zo gauw mogelijk het
dorp zouden verlaten. Een maatregel
die ook in andere dorpen werd toege
past.
In 1677 wordt aan passanten geld ver
strekt ten bedrage van 6 stuivers. Wa
ren er in genoemd jaar slechts drie, in
1678 wordt melding gemaakt van meer
dere passanten. Op 2 januari wordt aan
een doortrekkend persoon 4 stuivers
gegeven. Op de 24ste van dezelfde
maand kwamen niet minder dan der
tien personen voor een gift in aanmer
king.
Den 2 Januarij aen Passant ge ge
ven 0 - 4 - 0
Den 24e dito aen drie Passanten
gegeven ƒ0 - 7 - 0
noch acht buyten Passanten ge
ven ƒ0 -19 - 0
noch aen een passant gegeven
ƒ0 - 2 - 0
In de wintermaanden, oktober, novem
ber en december van hetzelfde jaar,
gaat men hiermee door en worden tel
kens gelden verantwoord, die aan pas
santen zijn gegeven. Opvallend is, dat
hierbij niet wordt vermeld of deze per
sonen arm zijn, een term die in andere
papieren veel wordt gebruikt.
Gewoonlijk bleven de zigeuners, wan
neer zij in troepen opereerden, niet
lang in een dorp of streek. Zij waren
bang hun vryheid te verliezen. AI ga
ven de boeren hun soms wat, om hen
zo gauw mogelijk kwijt te raken, zij
probeerden nog liever te stelen. Brood
bakken deden ztf zeer zelden. Oud en
jong, vrouwen niet uitgezonderd, rook
ten een pjjp en kauwden tabak. Met
gebrekkige werktuigen vervaardigden
zij ringen, spijkers, nagels, hoefijzers,
messen enz., lapten ketels en potten,
besloegen paarden en goten tinnen
voorwerpen. Ook maakten zij wel vals
geld. (De grootste valse munters in
Engeland waren destijds de Heidenen).
Sommigen onder hen gingen als muzi
kanten met b.v., een viool en een kla
rinet, rond. Anderen handelden in oude
paarden en ezels, iets waarin zij zeer
bedreven warén. Ménige boer werd een
paard aangepraat, dat, zoals .waak..later1
bleek, gebreken vertoonde en veelal
voor het boerenwerk onbruikbaar was.
Waarzeggerij, handkijkerij, dromen uit
leggen entoverkunsten waren hen
niet vreemd.
Er kwam echter veel op rekening van
de zigeuners, dat niet door hen bedre
ven was, maar door anderen, die gelijk
gekleed' gingen. Het liefst kleden de
Heidens zich in die kleren, waarin
koorddansers en kunstenmakers plegen
rond te lopen. Er was iets potsierlijks
in hun kleding. Zij geleken op clowns,
figuren uit de commedia del arte, kun
stenmakers.
Terwijl de Joden - een volk, dat even
eens dikwijls aan vervolging bloot
stond - zich streng aan de uit het land
hunner vaderen meegebrachte gods
dienst hielden, was er bij de zigeuner
geen spoor van godsdienstig geloof. Het
gemis van godsdienst bij de Heidenen
werd door het volk aangeduid: De
kerk van de zigeuners was van spek
gebouwd en is door de honden opgege
ten. Hieruit blijkt de impulsieve anti
pathie tegen allen - vooral vreemdelin
gen die enige afwijking vertonen van
het normale gedragspatroon.
De laatste georganiseerde heidenjacht
in ons land werd gehouden in 1728.
Met deze laatste heidenjacht kwam een
einde aan de stelselmachtige vervol
ging van de zigeuners. Het laatst hiel
den de Heidenen zich in ons land op
in het jaar 1761. Niet dat zij zich niet
meer vertoonden, doch van het optre
den van grote troepen, was geen spra
ke meer. Oorzaak hiervan was de
voortdurende achtervolgingen van de
zigeuners in de ons omringende landen.
Zij kregen de gelegenheid niet meer
om ons land binnen te komen.
De herinneringen aan de Heidens of
Heidenen zijn echter nog niet verdwe
nen. Een paar gezegden houden de ge
dachtenis aan hen nog levendig: een
heidens kabaal; hij maakt een leven
als een heiden, zinspelend op het be
drijf van de zigeuner als ketellapper;
hij is zo zwart als een heiden, doelende
op hun bruine gelaatstrekken en zwar
te handen.
Zigeuners konden volgens het volksge
loof in die dagen meer dan anderen,
b.v.: boze geesten verdrijven; zich on
der water ophouden; een vuur aanleg
gen tegen de wand van een houten
schaapskooi, zonder dat er brand ont
stond.
Wij komen diep onder de indruk wan
neer wij denken aan de jodenvervol
gingen, de terreur en andere gruwelen
in de 2e Wereldoorlog (1940-1945) be
dreven, waarbij ook de zigeuners wer
den betrokken. Wij herinneren aan de
onnoemelijk velen, waaronder duizende
zigeuners, die door mensenhanden de
dood ingingen. Menselijke wreedheden
gepleegd op onschuldige slachtoffers.
Merkwaardig is het, dat bij alle ver
volgingen waarvan de geschiedenis
melding maakt, één van de ergste ver
geten schijnt te zijn n.1., de achtervol
gingen - complete drijfjachten - op de
Heidens of zigeuners. Zij zijn nagenoeg
in het vergeetboek geraakt. Toch zijn!
vele, vele zigeuners voor hun leven
verminkt, opzettelijk vermoord, na te
zijn gegeseld tot bloedens toe, geslagen
en gebrandmerkt, alleen omdat zij in
de ogen van hun christelijke mede
mens Heidens waren.
Dagenlang werden razzia's gehouden op
een vooraf vastgestelde dag, veelal ge
lijktijdig in alle gewesten van ons land,
voor zover mogelijk. Wanneer de kerk
klokken luidden werd de bevolking
(vooral yi het gewest Gelderland opge
roepen met de rakkers van de schout,
bijgestaan door soldaten, mensenjacht
te houden op zigeuners en andere va
gebonden. Als wilde beesten werden zij
niet zelden zonder meer neergeschoten.
Immers van te voren was door de
autoriteiten, die de mensenjacht orga
niseerden onderling afgesproken, dat
vluchtelingen of zij die zich te weer
stelden, zonder meer straffeloos moch
ten worden neergeschoten. Het leven
van een heiden telde immers niet.
Bossen werden uitgekamd, huizen, lo
gementen, schaapskooien, schuren en
hooibergen van onder tot boven door
zocht, naar ongewenst gespuis.
Op zigeuners had men het voorname
lijk voorzien. Werden zij eenmaal ge
vangen, dan wachtte hen de kat-met-
de-negen-staarten i.c. de geselroede.
Onmenselijke straffen werden uitge
deeld, die ook door vrouwen en soms
kinderen moesten worden ondergaan.
Uit de nooit aflatende, verbeten ver
volgingen en meer dan barbaarse straf
fen blijkt toch wel, dat in de goede
oude tijd, waar vele romantici met
weemoed naar terugverlangen, wel het
één en ander mankeerde. Hierbij zij
terstond opgemerkt, dat vele platte
landsbewoners, ook in het gewest Eem
land, er niet rouwig om geweest zul
len zijn, dat aan het verblijf van de
zigeuners in hun dorp of streek een
halt werd toegeroepen.
Het verstrooiïngsgebied van de zigeu
ners beslaat praktisch geheel Europa.
Daarnaast bevinden zich ook nog zi
geuners in Klein Azië, Noord-Afrika,
Egypte, de Soedan, Ethiopië, Zuid-Afri-
ka en Noord- en Zuid-Amerika. Hun
aantal wordt geschat op vijf miljoen.
Vanwege hun zwervend bestaan is het
onmogelijk het juiste aantal vast te
stellen.
Na eeuwenlange onderdrukking hebben
zij in enkele landen in Europa veel
vrijheid gekregen, o.a. in Spanje. Ter
wijl de rest van Europa deze nomaden
nog dikwijls als paria's beschouwd,
hebben zij in Sganje _ee» ^tghuis ge
vonden en waar* zij ongemoeid worden
^elatqn. In Engelan^i ,lej£en een ge
ïsoleerd bestaan. De Gypsies* zoals zij
nog altijd worden genoemd, hebben
geen behoefte aan contact met hun
soortgenoten op het continent van
Europa. In Duitsland zijn zij tijdens
het nazi-regiem tot en met vervolgd en
bijkans volkomen gedecimeerd. In
Frankrijk worden zij geduld. Toch be
staat hier nog altijd het oude wantrou
wen van de plattelandsbevolking en de
meeste stedelingen blijven hen zien als
paria's, uitgestotenen. Wanneer zij op
het platteland verschijnen, worden door
de bevolking veelal deuren en schuren
gesloten en worden de kinderen thuis
gehouden, bang als men is dat zij door
de zigeuners zullen worden meegeno
men. In Zweden heeft men getracht
scholen te stichten ten behoeve van
rondtrekkende zigeuners, maar een
succes werd dit niet. Toch verwacht
men op de duur wel enig resultaat,
daar de zigeuners alleen 's zomers
rondtrekken en door de lange duur van
de winter in Zweden gedwongen wor
den een vaste standplaats in te ne
men.
In ons land en in België is men aller
minst op zigeuners gesteld, omdat deze
natuurvolken, nu eenmaal anders wil
len leven dan anderen. Niettegenstaan
de dat op 10 december 1973 het 25 jaar
geleden is, dat de eerste internationale
definitie van de rechten van de mens
- De Universele Verklaring van de
Rechten van de Mens - door de Ver
enigde Naties werd afgekondigd (10
december 1948), worden de zigeuners
hier geweerd en hoe minder men er
ziet, hoe liever men het heeft en veel
al wordt hun de toegang tot ons land
dan ook ontzegd. Zonder het enigszins
beiaden woord „discriminatie" te ge
bruiken, kan men toch wel stellen, dat
Nederland in het algemeen gekant is
tegen de komst van groepen zigeuners.
Immers hun aanwezigheid vormt een
bedreiging voor de openbare orde en
geeft aanleiding tot een stroom van
klachten, van de zijde van de bevol
king.
In ons land is het „zigeunervraagstuk"
momenteel erg actueel. Er wordt in
de Tweede Kamer gepleit voor een
jaarlijkse toelating van een aantal zi
geuners. Toch valt het niet te ontken
nen, dat men zich nog te dikwijls op
het standpunt stelt, dat deze nomaden
moeten worden geweerd, omdat zij
schijnbaar geen middelen van bestaan
hebben. Daarom ziet men er in de regel
vanaf hun asyl te verlenen.
Het kernprobleem is immers, dat de
aanwezigheid van zigeuners in elke
staat oproept, is gelegen in de princi
piële onverenigbaarheid van hun no
madische levenswijze en rechtsopvat
tingen met die van de sedentaire be
volking.
Hoe gering in aantal ook, de zigeuners
in Nederland blijven de aandacht vra
gen. Van een ontwikkeling van hun
rechtspositie is dan ook nauwelijks
sprake, eerder kan men van „verval"
spreken, in de meest negatieve zin van
het woord. Het zigeunervraagstuk
wacht nog steeds op een oplossing. In
de woonwagenkampen, of andere plaat
sen waar de zigeuners verblijven, zul
len nog lang hun nostalgisch liederen
blijven klinken, liederen, die verhaten
van verlangen en weemoed der zigeu
ners. als zij denken aan het verre Azië,
eenmaal hun bakermat enaan het
oude Europa, waar zij zwervend door
trokken.
ENGELBERT HEUPERS