Dodenherdenking in
Soest en
Soesterberg
HET RAADSLID-
MAATSCHAP
KOTALLA
Stijlvolle plechtigheid aan de vooravond
van de dodenherdenking
donderdag 9 mei 1971
52e jaargang 110. 37
Abonnement per kwartaal ƒ4,75. Buiten Soest per kwartaal ƒ9,Verschijnt iedere donderdag
Uilgavedrukkerij Smit li.v. - Soest dnreau voor redactie en administratie: Van Weedestraat 29, Soest Tel. 14152 - Postgiro 129159
SOESTER
COURANT
Het gemeenteraadslid zijn wordt nog
altijd beschouwd als een soort politie
ke liefhebberij. De leden krijgen een
presentiegeld voor het aanwezig zijn
bij de raads- en kommissievergade
ringen, maar dat is nu ook niet om er
veel zijde van te spinnen en de belas
tingdienst rekent het gewoon bij het
inkomen. Deze liefhebberij kost het
raadslid bovendien heel wat meer tijd
dan alleen het bezoeken van de raads-
en kommissievergaderingen. Hij of zij
moet er op andere vrije avonden tal
loze stukken voor doorlezen, pools
hoogte gaan nemen, eventueel advie
zen van deskundigen inwinnen, frak-
tievergaderingen bezoeke, zich tot hem
wendende partijleden te woord staan,
zich op de hoogte houden van wat er
in de gemeente gebeurt op allerlei ge
bied, enzovoort. Hel raadslidmaat
schap is een bijzonder tijdrovende be
zigheid geworden als men de taak se
rieus opvat. Het moet verricht worden
naast het werk dat men voor zijn
broodje doet en daarvoor moet men
dan maar telkens weer de energie
kunnen opbrengen.
Geen wonder dus dat het in vele
plaatsen voor de politieke partij-afde
lingen al niet meer meevalt om er
voldoende kapabele personen voor te
vinden. Zag men vroeger in de ge
meenteraden nog weieens een arts,
een advokaat, een direkteur van een
bedrijf, en dergelijke in de samenle
ving bekende figuren, ze komen steeds
minder voor, omdat ze er geen tijd
hebben. Met het voller worden van
ons land. de intense verkeersproble
men en de hoge eisen die tegenwoor
dig aan de samenleving gesteld wor
den, hebben de gemeentelijke bemoei
enissen en problemen een zodanige
omvang genomen, dat het raadslid
maatschap nauwelijks meer als een
vrijetijdsbesteding beschouwd worden.
Een gemeente - en zeker de middel
grote en de grote gemeente - is tesen-
woordig te beschouwen als een groot
bedrijf en dient ook als zodanig geleid
te worden. Het zou misschien het bes
te gaan als we dat alleen maar lieten
doen door deskundigen, maar omdat
het een gemeenschapsbelang is, blijft
het altijd een politieke zaak, die door
politiek ingestelde mensen en impul
sen geleid wordt!
En niet door de deskundigen. Dat ver
zwaart de taak van een raadslid, ook
die van de wethouder, want ze willen
er toch het beste van zien te maken,
hetgeen van een leek - wat ze in we
zen zijn - extra inspanning vergt.
Begrijpelijk dus dat er stemmen om
het raadslidmaatschap beter te hono
reren. Dat is uiteraard een wat moei-
ijke zaak, want het werk in de ver
schillende gemeenten loopt nogal uit
een en daarmee ook het aantal raads-
en kommissievergaderingen. Men zal
daarom af moeten stappen van het
principe van toekenning van presentie
geld en over moeten gaan tot vaste ho
norering, waarvan de hoogte wordt
aangepast aan o.a. het aantal inwoners
van de gemeente. Of dit laatste alleen
bepalend kan zijn is de vraag. Ook
oppervlakte en de streek waarin de
gemeente gelegen is kunnen faktoren
zijn die sterke invloed hebben op het
werk dat door het gemeentebestuur
moet worden verricht en waarmee het
aantal raads- en kommissievergade
ringen samenhangt.
Er wordt thans een regeling ontwor
pen, maar het blijft de vraag of die
straks tot aller tevredenheid zal wer
ken. Ook zo'n nieuwe regeling voor de
honorering van het raadswerk zal er
trouwens nauwelijks toe kunnen bij
dragen dat de animo voor het raads
lidmaatschap groter wordt bij diege
nen die kwa opleiding en beroep daar
voor het beste geschikt zouden zijn.
Het blijft een kwestie van het be
schikbaar willen en kunnen stellen
van de nodige tijd daarvoor naast het
dagelijks beroep dat men uitoefent.
Al speelt bij een en ander de politieke
interesse uiteraard een grote rol, we
mogen het raadswerk toch zien als
een offer dat de betreffende brengt
terwille van de gemeenschap. Een of
fer dat meeslal niet als zodanig on
derkend wordt, mede omdat men niet
beseft wat het raadslidmaatschap wel
allemaal aan tijd en moeite kost. In
de meeste gemeenten is er tijdens een
zittingsperiode van vier jaar een op
merkelijk verloop in de bezetting van
de raadszetels. Menig raadslid wordt
teleurgested in het werk dat hij kan
doen en de invloed die dit heeft op
de gang van zaken. Daarnaast zijn er
die het niet kunnen volhouden om-
Op diverse plaatsen in de gemeente werden zaterdag j.1. de gevallenen her
dacht, die sinds 10 mei 1940, waar ook ter wereld, in het belang van het
Koninkrijk zyn gevallen. Om 11 uur vond de herdenking plaats b\j het lucht
macht-monument. Vele burgerlijke en militairee autoriteiten waren daarbü
aanwezig.
's Middags om half drie werd de herdenkingsplechtigheid gehouden bij het
eenvoudige monument op de fusilladeplaats. Er bestond aanmerkelijk meer
belangstelling voor dan de laatste jaren het geval was. De vrije zaterdag zal
daar niet vreemd aan geweest zijn.
In de stoet van ruim vijftig mensen
liepen ondermeer mee de heer C. Lugt-
hart uit Voorst, de enige overlevende
uit. de groep die in 1.942 ter dood ver
oordeeld werd en hier de dood vond;
oud-burgemeester mr. S. P Baron Ben-
tinck; de commandant van de vlieg
basis kolonel A. T. M. Oonincx; de heer
H. G. Scholtmeijer, de korpschef van
de politie; adjudant L. Meijer, de post-
commandant van Soesterberg; de heer
D. Hoekstra, raadslid; de heer B. J.
van Os, voorlichtingsambtenaar en
schrijver van het zojuist verschenen
boekje „De drie en dertig van Soes
terberg", kapitein F. van Luijk, voor
lichtingsofficier van de basis en enkele
nabestaanden van de slachtoffers.
De heer G. Pasman hield het doden-'
appèl en las de namen van de 33 ge
vallenen. De daarna in achtgenomen
stilte behoort t»t. de meest indrukwek
kende momenten van de dodenherden
king. De heer A. Reinsma uit Soester
berg blies vervolgens de „Last-Post".
Als eerste van de stoet defilerender.
legde de burgemeester, mevrouw J. M.
Corver-van Haaften, bloemen bij het
het monument in Braamhage wer
den de doden herdacht uit de Tweede
Wereldoorlog. Dc burgemeester na de
bloemlegging. Op de achtergrond het
mannenkoor „Apollo".
houten kruis. Velen volgden haar voor
beeld en allen stonden enige momenten
stil bij het gedenkteken. Zoals altijd
zorgde de luchtmacht voor de erewacht.
In het politiebureau werd later op de
dag de in het concentratiekamp Neuen-
gamme omgekomen inspecteur van de
Soester politie A. F, Schreuder her
dacht. Een krans werd gelegd bij de
Het eerste boekje „De 33 van Soesterberg"
aan burgemeester overhandigd
O
Aan de vooravond van de nationale dodenherdenking vond in het gemeente
huis de overhandiging plaats van een eerste exemplaar van het boekje „de
33 van Soesterberg". Voor deze officiële plechtigheid die plaats vond in de
trouwzaal, bestond zeer grote belangstelling. Aanwezig waren ondermeer de
heer C. Luglhart, de enige overlevende van de groep verzetsstrijders, die in
Soesterberg gefusilleerd werd, de oud-burgemeesters Des Tombe en Bentinck,
de oud-wethouders Van Zadelhoff en Van den Arend, familieleden van de
gevallenen, waaronder de heer W. J. Siedenburg; de samensteller van het
boek, de heer B. J. van Os; mevrouw Ooms, de echtgenote van de onlangs
overleden schrijver en oud-gemeenteraadslid. J. W. Ooms; deputaties uit het
verzet, van de Koninklijke Luchtmacht, het voltallige college wethouders, de
heer G. Pasman en vele anderen.
Zij werden namens het gemeentebe-1G, Scholtmeijer, hoofdinspecteur van
stuur welkom geheten door de heer H.'politie.
Oe overhandiging van het boekje „De
drie en dertig van Soesterberg"; links
de burgemeester, rechts de heer Aize
de Visser.
„Het is dikwijls moeilijk", aldus de
heer Scholtmeijer, „om in de maat
schappij van heden de toen levende ge
dachten over de toekomst, wanneer de
bevrijding van ons land een feit zou
worden, te toetsen aan de wijze waar
op ons grote bezit, de vrijheid, in de
praktijk is gebracht. De vraag die
daarbij soms naar voren komt is, of de
generatie van het heden zich wel be
wust is hoe deze toch jonge geschiede
nis zich aan de generatie van toen vol
trok en maakte dat wij, die deze thans
nog in onze reisbagage op onze levens
weg meedragen, de vaste wil in ons
verankerden te helpen voorkomen dat
dit zich ooit zal herhalen".
De heer Scholtmeijer, die na de oorlog
:1e opgraving van de slachtoffers mee
maakte, memoreerde de datum 19 no
vember 1942: „Bladerende in het dag
rapport van het toenmalige politie
korps, zie ik dat deze dag zich ogen
schijnlijk in onze gemeente zonder bij
zonderheden voltrok.
Wij moeten ons daai"bij wel rea
liseren dat het toenmalige vlieg
veld, alsmede de bossen er omheen en
ook de weg Soest-Soesterberg, een ge
bied was dat was afgesloten van de
buitenwereld".
Desondanks verspreidde het gerucht
zich enkele weken na de voltrekking
van de doodvonnissen, welke tragedie
zich daar had voltrokken. Enkele we
ken na de oorlog gaf burgemeester Des
Torhbe; („het huis van onze gemeente
-was in die (oorlogs)tijd een centrum
van actief en passief verzet"), opdracht
een onderzoek in te stellen naar de
juistheid van het gerucht. Na veel
voorbereidend werk, gericht op het ver
zamelen van gegevens en een onder
zoek in het terrein resulteerde dat eind
juni 1945 in de opgraving onder lei
ding van de majoor W J. Siedenburg
van de Dienst Opsporing en Berging
Massagraven.
„Het gaf ons een beeld.", aldus de heer
Scholtmeijer van de grote waarden
welke een volk kan bezitten, wanneer
het zich ervan bewust- is dat het gaat
om het zijn of niet zijn. Sterk verschil
lend in leeftijd, beroep, godsdienst, po
litieke instelling en maatschappelijk
welzijn hadden deze „33 van Soester
berg" gemeen te behoren tot de bewo
ners van dit land, daarbij als een ge
heel getuigende van de vaste wil zich
te zullen inzetten voor de bevrijding
daarvan, wétende dat dit ten koste van
hun leven zou kunnen zijn".
De heer Scholtmeijer wees vervolgens
op de jaarlijkse herdenking op 4 mei;
„Ik weet mij de tolk van velen, wan
neer ik hier vandaag onze dank be
tuig aan de commandanten van de
vliegbasis Soesterberg, de BABOV, de
L.B.K., het voormalig Soesterbergs Ge
mengd Koor en onze hoornblazer de
heer A. Reinsma, voor de piëteitvolle
wijze waarop niét alleen dit geheel
wordt verzorgd maar ook voor de me
dewerking, welke daarbij steeds werd
en wordt ondervonden".
Tijdens de ambtsperiode van burge
meester mr. S. P. Baron Bentinck werd
het initiatief genomen het gebeuren
vast te leggen. Daarvoor bracht de heer
Scholtmeijer dank; dank ook aan allen
die ertoe hadden bijgedragen dat zovele
jaren later de gegevens ter beschik
king konden worden gesteld, waardoor
het mogelijk werd aan het gemeente
bestuur voorstellen te doen om te ko
men tot bundeling daarvan in een
boekwerk. Speciale dank bracht hij aan
de heer Lugthart voor zijn bijdragen:
„U, zelf behorende, met uw vader, tot
deze groep en waarvan u als enige, op
een wel wonderbaarlijke wijze ontsnap
te aan het lot dat hen allen trof".
De voorlichtingsambtenaar, de heer B.
J. van Os, had daarna de verzamelde
gegevens voorbewerkt en tot een over
zichtelijk geheel samengebracht; advies
werd daarna ingewonnen van de auteur
J. W. Ooms, die in de jaren van bezet
ting in Soest verbleef, en hij vulde de
tekst waar nodig aan.
„Met gevoelens van dankbare herinne
ring wii ik hier memoreren de persoon
van de heer Ooms, die hiermede een
van zijn laatste letterkundige bijdragen
leverde, voordat hij op 16 maart 1974
overleed".
De heer Scholtmeijer gaf daarna het
woord aan de heer Aize de Visser, di
recteur van de uitgeverij Bosch en
Keuning, die de verzorging en de druk
van het boekje op zich nam.
Waarom?
De heer Aize de Visser overhandigde
daarna een eerste exemplaar aan de
burgemeester mevrouw mr J. M. Cor
ver-van Haaften. Hij had het boekje
aan zijn 15-jarige dochter laten lezen en
zei in verwarring gebracht te zijn door
haar vraag „waarom het boekje werd
gedrukt". Waarom, nu er nog steeds
zoveel onrecht in de wereld gebeurde.
Het antwoord vond,hij niet zo voor de
hand liggend, maar hij kwam tot de
slotsom dat mensen bij elkaar behoor
den, dat hun lot onlosmakelijk met
elkaar verbonden was.
„Het weten maakt ons mensen; als wij
op 4 mei een paar minuten stil zijn is
dat niet omdat wij met stomheid zijn
geslagen. We denken aan het verleden
dat nooit meer terugkomt, maar dat
ook nooit heeft afgedaan".
De heer Aize de Visser hoopte dat het
boekje éénders gezien zou worden dan
als een relativatie van het verleden.
„Laat 4 mei geen herbegrafenis zijn".
De burgemeester nam het exemplaar in
dank aan. Dank bracht zij aan de heer
Scholtmeijer voor zijn inleidende woor
den. Zij noemde het boekje de zoveel
ste getuigenis van de waanzin van de
oorlog. Getuigenissen, die nooit ant
woord geven op de vraag hoe een mens
op bepaalde momenten kan komen tot
zulke afschuwelijke daden als in een
oorlog bedreven. Zij hoopte dat dit
boekje weer een heel klein beetje het
bewustzijn bijdracht dat ieder het recht
op leven heeft.
Namens de nabestaanden sprak de heer
Siedenburg tot slot een dankwoord,
dank ook aan allen, die zich jaarlijks
belasten met de herdenking op de fu
silladeplaats.
Opgraving
Daarmee was de stijlvolle plechtigheid
ten einde.
De opgraving indertijd kon geschieden
dankzij de tip van een Duitse krijgsge
vangene, die vóór zijn afvoering via
IJmuiden, door de heer Scholtmeijer
was opgespoord.
De man, een Nederlands sprekende
Rijksduitser, was op de vliegbasis ge
tuige geweest van de fusillering. Hij
kon aangeven waar een graf gedolven
was Dat graf bleken de Duitsers met
ingegraven boomstronken onherkenbaar
te hebben willen maken. Indentificatie
van de slachtoffers bleek mogelijk en
allen werden in de plaatsen van her
komst ter aarde besteld.
Kotalla krijgt geen AOW.
U dacht van wel, maar 't is: O nee!
De goeie man, helaas, hij heeft
De voorwaarde niet nageleefd.
Hij heeft niet - en dat is verplicht
Een dienstbetrekking hier verricht.
Men onderzocht dit lang en breed.
En het dossier is nu gereed.
De Bank van de Verzekering,
Bracht ook de Raad in het geding,
Van het Beroep; die heeft beslist
Dat Kotalla als nadeel mist:
Het „Ingezetene-zijn-recht".
Ook nu hij zit is 't niet gezegd
Dat ,,'t Ingezeten-zijn" hier geldt.
Ein daarom werd er vastgesteld
Dat Kotalla het maar moet doen.
Zonder het recht op een pensioen.
plaquette in de hal en er werd enige
minuten stilte in acht genomen.
Braamhage
Ook bij het monument in Braamhage
was meer belangstelling dan andere ja
ren. Precies om acht uur werden de
twee minuten- stilte gehouden, waarna
de heer Reinsma „The Last Post" blies.
Het mannenkoor Apollo zong daarna
een koraal en twee coupletten van het
Wilhelmus.
Met een kranslegging werd de plech
tigheid besloten; door de burgemeester!
namens de gemeente, door de hee'r A.
Reehorst namens het voormalig verzet
en door de heren M. van Veeren en
W. G. Hilhorst namens het Oranje
Comité.
De vele belangstellenden defileerden
langs het monument waarbij nog di
verse bloemstukken werden gelegd.
Dodenherdenking op de fusilladeplaats
te Soesterberg. De burgemeester legt
bloemen bij het houten kruis.
Hij kan nog „Hoger-op", geen nood,
In recht en wet is Neerland groot.
Het kost wel geld en héél veel tijd,
En zijn we zoveel heffing kwijt
Aam premie, voor dit mal gedoe?
Waar zijn we hier nu toch aan toe?
Heeft iemand eenmaal levenslang,
Dam is er immers in ?t gevang
Toch gratis kost en onderdak.
Dus is 't gemis geen ongemak
Van AOW plus vastgesteld
Verhoging met vakantiegeld.
dat het teveel van hun vrije tijd vergt,
of dat hun gezondheid er onder lijdt
en er zijn er die naar een andere ge
meente moeten verhuizen omdat hun
dagelijks werk dat vergt. De partijen
dienen daarom tegenwoordig over een
flinke kandidatenlijst te beschikken
om de opengevallen plaatsen te kun
nen blijven bezetten. Het is allemaal
niet zo eenvoudig als het misschien
wel lijkt.